direct naar inhoud van 5.2 Milieu-onderzoeken
Plan: Bedrijventerrein Engelenburg, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.16100-VS01

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Onderstaand wordt hier per milieuaspect op ingegaan.

5.2.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien het historisch onderzoek concludeert dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Bedrijventerrein

Omdat op het bestaande bedrijventerrein geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn hiervoor in dit stadium geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen van bebouwing dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning.

Conclusie

Dit bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend plan dat niet direct functiewijzigingen mogelijk maakt. Het bedrijventerrein is ook nu al bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Een verkennend bodemonderzoek naar de bodemkwaliteit is daarom in dit stadium niet noodzakelijk.

5.2.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van hinderveroorzakende functies (bedrijven) in de buurt van gevoelige bestemmingen (in onderliggend bestemmingsplan alleen woningen):

  • 1. ter plaatse van gevoelige bestemmingen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd
  • 2. de bedrijfsvoering/milieuruimte van de betreffende bedrijven niet wordt ingeperkt als gevolg van de beoogde ontwikkelingen

Om in het bestemmingsplan bedrijven en woningen op een juiste wijze naast elkaar te kunnen laten bestaan, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Hierbij wordt bedoeld het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies (zoals wonen) anderzijds. Voor deze ruimtelijke scheiding wordt gewerkt met de afstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Voor verschillende milieucategorieën zijn richtafstanden weergegeven. De milieucategorieën zijn ingedeeld in een range van 1 tot en met 6. Bedrijven met categorie 1 hebben een kleine hindercirkel. Categorie 6 bedrijven zijn in het algemeen zware industriële bedrijven met relatief grote hindercirkels. De hindercirkels worden bepaald voor de aspecten geur, geur, stof, geluid en gevaar. De hindercirkels zijn weergegeven in richtlijnen. Door het treffen van maatregelen kan het zijn dat de werkelijke hinderafstand kleiner is dan de afstanden uit de richtlijnen. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de richtlijnen en kan een afwijkende zonering worden aangebracht. Daarbij moet worden aangetekend dat de zonering die gebaseerd is op de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering bedoeld is voor nieuwe situaties, waarbij een bedrijventerrein wordt ontwikkeld naast woningen of omgekeerd. De richtafstanden zoals opgenomen in de genoemde VNG brochure zijn wel een goede leidraad voor de op te nemen milieuzonering voor een bestaand gebied.

In onderliggend plan hebben we grotendeels te maken met een bestaand bedrijventerrein waarover in het in verleden middels vigerende plannen ook al zonering gelegd is. Met deze actualisatie wordt de milieuzonering van het gebied opnieuw beschouwd.

Omgevingstype

Om over een gebied een milieuzonering te kunnen leggen, moet eerst de gevoeligheid van een gebied worden bepaald. De gevoeligheid van een gebied wordt bepaald door het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk / rustig buitengebied

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. De richtafstanden bij dit omgevingstype zijn opgenomen in tabel 5.1.

Gemengd gebied

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind.

In tabel 5.1 zijn de richtafstanden voor beide omgevingstypen weergegeven.

Tabel 5.1 Richtafstanden conform VNG-publicatie

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Bedrijventerrein

Om te kunnen bepalen met welk omgevingstype bij het plan rekening moet worden gehouden, is de omgeving van het plangebied bepalend, niet het bedrijventerrein zelf. Het gebied rondom Engelenburg behoort grotendeels tot het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. De woningen op het bedrijventerrein zelf en het gebied rond de Leigraaf kunnen als 'gemengd gebied' worden beschouwd. Voor de (bedrijfs)woningen gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verlaagd worden (zie tabel 5.1).

Opzet milieuzonering

Vanuit de aanwezige woningen binnen en buiten het plangebied zijn op basis van de richtafstanden uit tabel 5.1 indicatieve contouren weergegeven. Hieruit volgt een 'theoretische zonering'. Wanneer deze gehanteerd wordt, zijn er, vanuit de woningen redenerend, nergens knelpunten. Een goed woon- en leefklimaat wordt hiermee gegarandeerd. Echter, in de werkelijke situatie is deze zonering niet mogelijk. In het verleden is een zonering toegepast waarbij geen rekening is gehouden met aanwezige woningen. De regelgeving hieromtrent is in de loop der jaren van kracht geworden en de feitelijke en vigerende situatie is hiermee op sommige locaties in strijd met de huidige regelgeving.

In onderstaande figuren is de opbouw van deze theoretische zonering naar de zonering welke op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen, toegelicht.

In figuur 5.1 is de zonering vanuit de woningen buiten het plangebied van bedrijventerrein Engelenburg weergegeven. Hierbij zijn de richtafstanden van de rustige woonwijk en rustig buitengebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0009.jpg"

Figuur 5.1 Theoretische zonering vanuit woningen rondom plangebied Engelenburg

Figuur 5.2 bevat de theoretische zonering vanuit de woningen binnen het plangebied (langs de Leigraaf en verspreid over het bedrijventerrein). Zoals eerder toegelicht hebben we hiervoor de richtafstanden van een gemengd gebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0010.jpg"

Figuur 5.2 Theoretische zonering vanuit woningen binnen plangebied Engelenburg

Door deze twee theoretische zoneringen te combineren wordt een duidelijk beeld gevormd van de zonering die mogelijk is binnen het plangebied. In figuur 5.3 is deze gecombineerde zonering weergegeven. Deze figuur geeft dus de milieuruimte weer die, vanuit de woningen gezien, beschikbaar is. Vervolgens is op basis van deze zonering de zonering opgesteld zoals die op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Dit is gedaan aan de hand van de volgende criteria:

  • handhaving van de huidige bedrijven en hun bedrijfsvoering;
  • goed woon- en leefklimaat voor de woningen buiten en binnen het plangebied;
  • rekening houden met de in de vigerende plannen opgenomen milieuzonering;
  • zonering volgt zoveel mogelijk de grenzen van de huidige bedrijfskavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0011.jpg"Figuur 5.3 Gecombineerde theoretische zonering plangebied Engelenburg.

Bovenstaande zonering en uitgangspunten vormen de basis voor de zonering zoals deze is opgenomen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan. De daadwerkelijke zonering welke op de verbeelding van het bestemmingsplan is opgenomen, is niet altijd de maximaal mogelijke milieuruimte die bedrijven zouden kunnen innemen, omdat hier zoveel als mogelijk is aangesloten op de reeds vigerende planologische situatie. Daarnaast is een aantal percelen aanwezig waarin de milieuruimte die past bij het bedrijf hoger is dan de theoretische zonering laat zien. Uitgaande van die theoretische zonering passen deze bedrijven in principe niet op de huidige locatie.

Vergelijking vigerende zonering met nieuwe zonering

Onderstaand is een tweetal figuren weergegeven met daarop de verschillen tussen de vigerende zonering en de nieuwe zonering zoals die op de verbeelding is opgenomen. Te zien is dat op sommige plekken een afwijkende milieucategorie is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0012.jpg"

Figuur 5.4 Zonering vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0013.jpg"

Figuur 5.5 Zonering zoals opgenomen in dit bestemmingsplan (inclusief maatbestemmingen)

Wanneer de beide bovenstaande figuren worden vergeleken, worden de volgende conclusies getrokken:

  • Op hoofdlijnen is de vigerende zonering gehanteerd. In de nabijheid van woningen zijn lagere categorieën toegestaan, maximaal categorie 2. Bij solitaire bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is hiervan afgeweken. Dit geeft te grote beperkingen voor de bedrijven die aanwezig zijn op het bedrijventerrein danwel die zich hier in de toekomst willen vestigen.
  • Aan de westzijde van het bedrijventerrein is een grotere milieuruimte toegestaan op sommige plekken dan in de vigerende situatie. Deze locaties zijn op ruimere afstand van woningen gelegen. Vestiging van categorie 4 bedrijven wordt nadrukkelijk op deze locaties mogelijk gemaakt. In Twello zijn niet veel andere locaties waar een dergelijk bedrijf zich kan vestigen.
  • Het gebied ten oosten van de Leigraaf krijgt daarentegen een wat lagere categorie dan in de vigerende situatie is toegestaan (3.1 in plaatse van 4.1). Hierbij is in beperkte mate rekening gehouden met de aanwezige bedrijfswoning aan de Engelenburgstraat 8.
  • Op een aantal plaatsen zijn maatbestemmingen opgenomen omdat deze bedrijven niet passen binnen de zonering zoals aangeduid, dit zijn bedrijven van een hogere categorie. Deze bedrijven worden met deze maatbestemmingen toegestaan op de huidige locatie. Echter bij verhuizing en nieuw vestiging van een ander bedrijf wordt teruggevallen op de zonering zoals weergegeven in figuur 5.5. In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de gevestigde bedrijven die een maatbestemming hebben gekregen.

Tabel 5.2 Bedrijven met afwijkende categorieën

Bedrijf   Adres   Activiteit   Categorie op bedrijvenlijst gemeente   Categorie zonering bestemmings- plan  
Voith Turbo B.V.   Koppelstraat 3   groothandel in aandrijftechnieken   3.2   2  
Tankstation De Croon B.V.   Leigraaf 44   tankstation met LPG en autohandel met werkplaats   4.1   3.2  
Bewet V.O.F.   Engelenburgstraat 6   kunstofverwerking (zonder fenolharsen)   4.1   3.2  
Basis B.V.   Engelenburgstraat 29   kunstofverwerking (zonder fenolharsen)   4.1   3.2  
Wolff Vuurwerk B.V   Engelenburgstraat 31   opslag vuurwerk   5.3   4.1  
R. Nijland-Bakker   Weteringstraat 3   vervaardigen van kleding   3.1   2  

5.2.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • railverkeerslawaai;
  • industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

In de wet geluidhinder is bepaald dat iedere weg een geluidzone heeft, met uitzondering van 30 km / uur wegen en woonerven. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Wanneer binnen een geluidzone van de weg nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden (zoals woningbouw), dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting te worden bepaald.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zodat het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

De meeste woonbestemmingen binnen het bedrijventerrein Engelenburg zijn bestaande woningen. Echter, een aantal kavels is nog niet ontwikkeld. Dit betreffen de kavels aan de Leigraaf. In het vigerend bestemmingsplan zijn deze kavels ook al aanwezig. De geluidbelasting op deze kavels overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het verleden is hiervoor ontheffing verleend en zijn hogere grenswaarden vastgesteld. De meest zuidelijk gelegen, nog niet ontwikkelde kavel, is in het vigerend plan nog niet opgenomen. Vooralsnog is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone - wijzigingsgebied) opgenomen, waarmee in de toekomst de bestemming 'Wonen-2' op dit perceel mogelijk wordt gemaakt. Wanneer hiervoor een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht, dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gezien de ligging van het perceel ten opzichte van de Leigraaf, zal naar verwachting ook hier een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai

Ook voor spoorlijnen gelden geluidzones, waarbinnen bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De breedte van de geluidzones is per spoorlijn bepaald. Dit bestemmingsplan ligt echter buiten het invloedsgebied van een spoorlijn, daarom is een akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai niet noodzakelijk.

Industrielawaai

Vanuit de Wet geluidhinder dient op een industrieterrein waarop zich 'grote lawaaimakers' bevinden een geluidzone te worden toegepast. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In het besluit omgevingsrecht is vastgelegd welke categorieën bedrijven hieronder vallen. Middels een geluidzone wordt de geluidbelasting beperkt. Op het bedrijventerrein Engelenburg bevinden zich echter geen grote lawaaimakers, zodat geen geluidzone aanwezig is. Daarom is een akoestisch onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk.

5.2.5 Luchtkwaliteit

De 'Wet luchtkwaliteit' (onderdeel van de Wet milieubeheer) stelt grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. De belangrijkste stoffen hierbij zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Voor deze beide stoffen zijn grenswaarden gesteld van 40 µg/m3. Deze grenswaarden mogen niet worden overschreden.

Tevens is in deze wet het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het plan inpasbaar en is toetsing aan de grenswaarden niet meer noodzakelijk. Een project is NIBM indien de bijdrage niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde. Daarnaast zijn in de Regeling NIBM algemene richtlijnen opgenomen voor bepaalde categorieën (o.a. woningbouw en kantoorlocaties). Wanneer aan deze richtlijnen wordt voldaan, is de ontwikkeling NIBM.

Bedrijventerrein

Op het bestaande bedrijventerrein vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Dit betekent dat het bestemmingsplan als NIBM kan worden beschouwd en toetsing niet noodzakelijk is.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan Engelenburg.

5.2.6 Externe veiligheid

Externe Veiligheid (EV) heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving voor externe veiligheid (Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Besluit externe veiligheid buisleidingen) hanteert twee normstellingen, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt, geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Risico's verbonden aan de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Voor toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn in het algemeen inrichtingen waar zich grote groepen bevinden (bv. grotere kantoren), danwel mensen een groot deel van de dag verblijven (bv. woningen) of waar mensen verblijven die minder zelfredzaam zijn (bv. ziekenhuizen). Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid liggende woningen, (kleinere) kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen en de overige recreatieterreinen. Kwetsbare objecten mogen niet binnen een PR 10-6 contour aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten mogen dat onder voorwaarden wel.

Bedrijventerrein

Binnen het plangebied zijn twee inrichtingen aanwezig waar gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, namelijk bij LPG tankstation Jan de Croon (Leigraaf 44) en Wolff Vuurwerk bv (Engelenburgstraat 31). Figuur 5.6 geeft een uitsnede van de risicoatlas. Hieruit is op te maken dat de PR 10-6 contouren van het LPG station zich niet bevinden op kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van externe veiligheid.

Het bedrijf Wolff Vuurwerk bv werkt onder de werkingssfeer van het vuurwerkbesluit. Het bedrijf heeft bufferbewaarplaatsen alleen voor consumentenvuurwerk. Ook voor dit bedrijf is een 10-6 contour weergegeven. Deze bevindt zich op de terreingrens van het bedrijf. Dit betekent dat zich hier eveneens geen kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten binnen de contour bevinden.

De 10-6 contouren zijn weergegeven op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0014.jpg"

Figuur 5.6 Weergave van externe veiligheidsbronnen uit de risicokaart (bron: risicokaart)

Aan de westzijde van het bedrijventerrein loopt een hoge druk gasleiding. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (2011) kent een aardgastransportleiding een belemmeringenstrook van 5 meter aan beide zijden vanaf het hart van de leiding. Binnen deze strook gelden beperkingen. Deze strook moet ten alle tijde goed toegankelijk zijn voor personeel van de Gasunie en/of personeel dat in opdracht van Gasunie werkzaamheden aan de leiding verricht. In 2010 zijn voor deze leiding indirecte berekeningen naar het plaatsgebonden risico uitgevoerd (in het kader van bestemmingsplan Koppelstraat 25a). Hieruit blijkt dat de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leiding. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor realisatie van het plan. Voor wat betreft het groepsrisico kan gesteld worden dat het plangebied binnen de invloedssfeer van de leiding ligt. Het plan voorziet niet in toename van het aantal aanwezige personen binnen het plangebied en/of het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten, aangezien het plan alleen voorziet in opslagruimte. Het groepsrisico hoeft daarom niet nader te worden verantwoord.

Conclusie 

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan Engelenburg.