Plan: | Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.15100-VS00 |
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Onderstaand wordt hier per milieuaspect op ingegaan.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien het historisch onderzoek concludeert dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Bedrijventerreinen
Omdat op de bedrijventerreinen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn hiervoor in dit stadium geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen functiewijzigingen mogelijk, de terreinen zijn nu ook al bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is daardoor niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor onderliggend bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van hinderveroorzakende functies (bedrijven) in de buurt van gevoelige bestemmingen (in onderliggend bestemmingsplan alleen woningen):
Om in het bestemmingsplan bedrijven en woningen op een juiste wijze naast elkaar te kunnen laten bestaan, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Hierbij wordt bedoeld het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies (zoals wonen) anderzijds. Voor deze ruimtelijke scheiding wordt gewerkt met de afstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Voor verschillende milieucategorieën zijn richtafstanden weergegeven. De milieucategorieën zijn ingedeeld in een range van 1 tot en met 6. Bedrijven met categorie 1 hebben een kleine hindercirkel. Categorie 6 bedrijven zijn in het algemeen zware industriële bedrijven met relatief grote hindercirkels. De hindercirkels worden bepaald voor de aspecten geur, geur, stof, geluid en gevaar. De hindercirkels zijn weergegeven in richtlijnen. Door het treffen van maatregelen kan het zijn dat de werkelijke hinderafstand kleiner is dan de afstanden uit de richtlijnen. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de richtlijnen en kan een afwijkende zonering worden aangebracht. Daarbij moet worden aangetekend dat de zonering die gebaseerd is op de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering bedoeld is voor nieuwe situaties, waarbij een bedrijventerrein wordt ontwikkeld naast woningen of omgekeerd. De richtafstanden zoals opgenomen in de genoemde VNG brochure zijn wel een goede leidraad voor de op te nemen milieuzonering voor een bestaand gebied.
In de geldende bestemmingsplannen zijn onder voorwaarden alle categorieën mogelijk, er is geen sprake van een zonering. Met deze actualisatie wordt de milieuzonering van het gebied nader beschouwd.
Omgevingstype
Om over een gebied een milieuzonering te kunnen leggen, moet eerst de gevoeligheid van een gebied worden bepaald. De gevoeligheid van een gebied wordt bepaald door het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Rustige woonwijk / rustig buitengebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. De richtafstanden bij dit omgevingstypen zijn opgenomen in tabel 5.1.
Gemengd gebied
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (zie tabel 5.1).
In tabel 5.1 zijn de richtafstanden voor beide omgevingstypen weergegeven.
Tabel 5.1 Richtafstanden conform VNG-publicatie
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Bedrijventerreinen
Om te kunnen bepalen met welk omgevingstype bij het plan rekening moet worden gehouden, is de omgeving van het plangebied bepalend, niet de bedrijventerreinen zelf. Het gebied rondom Nijverheid - 't Belt behoort grotendeels tot het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Alleen het omliggende gebied tussen de Rijksstraatweg en de Oude Rijksstraatweg wordt aangemerkt als 'gemengd gebied', vanwege de ter plekke aanwezige verschillende functies en de ligging tussen de drukke Rijksstraatweg en de Oude Rijksstraatweg. De bedrijventerreinen zelf kunnen als 'gemengd gebied' worden beschouwd. Voor de (bedrijfs)woningen binnen het gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verlaagd worden (zie tabel 5.1).
Opzet milieuzonering
Vanuit de aanwezige woningen binnen en buiten het plangebied zijn op basis van de richtafstanden indicatieve contouren weergegeven. Hieruit volgt een 'theoretische zonering'. Wanneer deze gehanteerd wordt, zijn er, vanuit de woningen redenerend nergens knelpunten. Een goed woon- en leefklimaat wordt hiermee gegarandeerd. Echter, in de werkelijke situatie is deze zonering niet mogelijk. In het verleden is een zonering toegepast waarbij geen rekening is gehouden met aanwezige woningen. De regelgeving hieromtrent is in de loop der jaren van kracht geworden en de feitelijke en vigerende situatie is hiermee op sommige locaties in strijd met de huidige regelgeving.
In onderstaande figuren is de opbouw van deze theoretische zonering naar de zonering welke op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen, toegelicht. In figuur 5.1 is de zonering vanuit de woningen buiten het plangebied van de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt weergegeven. Hierbij zijn voor het grootste deel de richtafstanden van de rustige woonwijk en rustig buitengebied gehanteerd. Het gebied ten noorden van de Oude Rijksstraatweg is aangemerkt als gemengd gebied.
Figuur 5.1 Theoretische zonering vanuit woningen rondom plangebied Nijverheid-'t Belt
Figuur 5.2 bevat de theoretische zonering vanuit de woningen binnen het plangebied. Zoals eerder toegelicht zijn hiervoor de richtafstanden van een gemengd gebied gehanteerd.
Figuur 5.2 Theoretische zonering vanuit woningen binnen plangebied Nijverheid-'t Belt
Door deze twee theoretische zoneringen te combineren wordt een duidelijk beeld gevormd van de zonering die mogelijk is binnen het plangebied. In figuur 5.3 is deze gecombineerde zonering weergegeven. Deze figuur geeft dus de milieuruimte weer die, vanuit de woningen gezien, beschikbaar is. Vervolgens is op basis van deze zonering de zonering opgesteld zoals die op de verbeelding is opgenomen. Dit is gedaan aan de hand van de volgende criteria:
Figuur 5.3 Gecombineerde theoretische zonering plangebied Nijverheid-'t Belt
Bovenstaande zonering en uitgangspunten vormen de basis voor de zonering zoals deze is opgenomen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan. De zonering welke op de verbeelding van het bestemmingsplan is opgenomen, is op een aantal plekken afwijkend. Enerzijds is dit gedaan om versnippering van de zonering te voorkomen. Anderzijds is rekening gehouden met de directe omgeving van het plangebied (woonwijken, buitengebied e.d.). Tenslotte is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande bedrijfsactiviteiten.
Daarnaast is een aantal percelen aanwezig waarin de milieuruimte die past bij het bedrijf hoger is dan de theoretische zonering laat zien. Uitgaande van die theoretische zonering passen deze bedrijven in principe niet op de huidige locatie.
Vergelijking vigerende zonering met nieuwe zonering
Onderstaand is in een tweetal figuren weergegeven wat de verschillen zijn tussen de vigerende zonering en de nieuwe zonering zoals die op de verbeelding is opgenomen. Te zien is dat op sommige plekken een afwijkende milieucategorie is toegestaan.
Figuur 5.4 Zonering vigerend bestemmingsplan
Figuur 5.5 Zonering zoals opgenomen in dit bestemmingsplan (inclusief maatbestemmingen)
Wanneer de beide bovenstaande figuren worden vergeleken, worden de volgende conclusies getrokken:
Tabel 5.2 Bedrijven met een afwijkende categorie
Bedrijf | Adres | Activiteit | Categorie bedrijvenlijst gemeente | Categorie zonering bestemmingsplan | |||
Inst.bedr. Kerkhof V.O.F. | Oude Rijksstraatweg 23 | Bouwbedrijf met werkplaats | 3.1 | 2 | |||
V.O.F. Profish | Oude Rijksstraatweg 24 | Visverwerkingsbedrijf | 4.2 | 2, 3.1 en 3.2 | |||
Barentz Ingredients B.V. | Oude Rijksstraatweg 36 | Bakkerijgrondstoffen | 4.1 | 2 en 3.1 | |||
Aannemersbedrijf Horstink B.V. | Johan Willem Frisostraat 15 | Bouwbedrijf en werkplaats | 3.1 | 2 | |||
Mölder Konstrukties B.V. | Nijverheidsstraat 36 | Constructiewerkplaats | 3.2 | 3.1 | |||
Konstruktiebedrijf Van Straaten | Nijverheidsstraat 29 | Constructiewerkplaats | 3.2 | 3.1 | |||
Slachterij Midden Nederland | Nijverheidsstraat 42 | Slachterij | 3.2 | 3.1 | |||
Jo Roelofs B.V. | Molendwarsstraat 60A | Vleesverwerkend bedrijf | 3.1 | 2 |
|||
Van Niel Installatietechniek | Prins Bernhardstraat 8 | Bouwbedrijf met werkplaats | 3.1 | 2 |
|||
John Wijnbergen BV | Oude Rijksstraatweg 33 | Groothandel machines en apparaten | 3.1 | 2 |
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden, namelijk:
Wegverkeerslawaai
In de wet is bepaald dat iedere weg een geluidzone heeft, met uitzondering van 30 km / uur wegen en woonerven. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Wanneer binnen een geluidzone van de weg nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden (zoals woningbouw), dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting te worden bepaald.
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zodat het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De woonbestemmingen binnen de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt zijn allen bestaande woningen. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het vastleggen van de huidige situatie. Omdat het bestemmingsplan geen wijziging van de wegen of ligging van woningen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.
Railverkeerslawaai
Ook voor spoorlijnen gelden geluidzones, waarbinnen bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De breedte van de geluidzones is per spoorlijn bepaald. Onderliggend bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van een spoorlijn. Aangezien er echter geen sprake is van het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is onderzoek in dit geval niet nodig.
Industrielawaai
Vanuit de Wet geluidhinder dient op een industrieterrein waarop zich grote lawaaimakers bevinden een geluidzone te worden toegepast. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In het besluit omgevingsrecht is vastgelegd welke categorieën bedrijven hieronder vallen. Middels een geluidzone wordt de geluidbelasting beperkt. Binnen onderliggend bestemmingsplan bevinden zich echter geen grote lawaaimakers, zodat geen geluidzone aanwezig is. Daarom is een akoestisch onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van geluid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het huidig bestemmingsplan.
De 'Wet luchtkwaliteit' (onderdeel van de Wet milieubeheer) stelt grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. De belangrijkste stoffen hierbij zijn fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Voor deze beide stoffen zijn grenswaarden gesteld van 40 µg/m3. Deze grenswaarden mogen niet worden overschreden.
Tevens is in deze wet het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het plan inpasbaar en is toetsing aan de grenswaarden niet meer noodzakelijk. Een project is NIBM indien de bijdrage niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde. Daarnaast zijn in de Regeling NIBM algemene richtlijnen opgenomen voor bepaalde categorieën (o.a. woningbouw en kantoorlocaties). Wanneer aan deze richtlijnen wordt voldaan, is de ontwikkeling NIBM.
Plansituatie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot meer emissies naar de buitenlucht dan in de reeds bestemde situatie, omdat het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit betekent dat het bestemmingsplan als NIBM kan worden beschouwd en toetsing niet noodzakelijk is.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het huidig bestemmingsplan.
Externe Veiligheid (EV) heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving voor externe veiligheid (Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Besluit externe veiligheid buisleidingen) hanteert twee normstellingen, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt, geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Risico's verbonden aan de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Voor toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn in het algemeen inrichtingen waar zich grote groepen bevinden (bv. grotere kantoren), danwel mensen een groot deel van de dag verblijven (bv. woningen) of waar mensen verblijven die minder zelfredzaam zijn (bv. ziekenhuizen). Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid liggende woningen, (kleinere) kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen en de overige recreatieterreinen. Kwetsbare objecten mogen niet binnen een PR 10-6 contour aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten mogen dat onder voorwaarden wel.
Plansituatie
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook vindt er in en nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water of door buizen. Wel worden er over de spoorlijn Apeldoorn – Deventer gevaarlijke stoffen vervoert. In de Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst van 28 mei 2010 (vastgesteld door de gemeenteraad in 2011) zijn de kaders voor externe veiligheid in milieuvergunningen en bestemmingsplannen vastgelegd. De spoorweg Apeldoorn-Deventer in de gemeente Voorst heeft een PR 10-6 contour op minder dan 10 meter van het spoor. Hierbij komen geen knelpunten voor. Er zijn geen overschrijdingen van de oriënterende waarde groepsrisico of mogelijke knelpunten in bestemmingsplannen rond de spoorwegen (zowel huidig als met de komst van het Basisnet spoor).
Er is daarmee dan ook geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico wat nader onderzocht moet worden.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het huidig bestemmingsplan.