direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Terwolde 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.12100-VS00

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': bescherming, behoud en ontwikkeling van aanwezige landschapswaarden;
  • c. recreatief medegebruik, met uitzondering van paardenbakken;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden en verhardingen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwen worden gebouwd, waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 5,5 m.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hertenpark' maximaal 2 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken per bouwperceel mag maximaal 20 m² bedragen;
    • 4. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
  • a. Omgevingsvergunningplicht
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 2. het aanleggen van dammen en/of duikers en/of stuwen;
    • 3. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden, voor zover de Boswet of krachtens die wet vastgestelde voorschriften niet van toepassing zijn: onder rooien en beschadigen wordt hier tevens verstaan het verrichten van handelingen welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    • 6. het tot stand brengen van ontploffingen in de bodem (seismologisch onderzoek);
    • 7. het verrichten van proefboringen.

  • b. Beoordelingscriteria
    Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
    Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde omgevingsvergunning.