direct naar inhoud van Artikel 8 Bos - Voorlopig
Plan: De Geest 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0282.BpBeDeGeest2011-VSG1

Artikel 8 Bos - Voorlopig

8.1 Voorlopige bestemming
8.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos - Voorlopig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuurgebied met het oog op het behoud, herstel en ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel nog te realiseren ecologische, landschappelijke, hydrologische en recreatieve waarden;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

8.1.2 Bouwregels
a Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat hekwerken uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van ondersteunende bouwwerken voor natuurlijke erfafscheidingen. Muren zijn niet toegestaan.

8.1.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming:

  • a. als staanplaats voor kampeermiddelen;
  • b. als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen;
  • c. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik.
8.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag op de in 8.1. bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, egaliseren, afgraven, aanvullen of het ophogen van gronden;
  • c. het winnen van mos of bosstrooisel;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparaturen;
  • e. het dempen en/of graven / verleggen van sloten en overige waterpartijen;
  • f. het vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden tengevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, een en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is.
b Uitzonderingen

Het in 8.1.1. onder a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en /of werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. werken en/of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • c. werken en/of werkzaamheden binnen het kader van het normale beheer en onderhoud.
c Toelaatbaarheid

De in 8.1.1. onder a genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de noodzaak ervan wordt aangetoond;
  • b. door de werken en/of werkzaamheden en de daarvan voorzienbare gevolgen wordt geen onevenredige schade aan de ecologische, hydrologische, landschappelijke en/of recreatieve waarden van de gronden toegebracht;
  • c. de inzijging van hemelwater in de bodem wordt niet of nauwelijks verminderd.
8.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bos - Voorlopig' vóór het in 8.2 bedoelde tijdstip te wijzigen in de bestemming 'Bos', zodat de in 8.3 bedoelde definitieve bestemming niet in werking treedt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet verzekerd blijven;
  • b. de economische uitvoerbaarheid van de wijziging moet verzekerd zijn;
  • c. de regels van Artikel 3 (Bos) zijn na wijziging van overeenkomstige toepassing.
8.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in 8.1 geldt tot 19 december 2012.

8.3 Definitieve bestemming
8.3.1 Bestemmingsomschrijving
a Algemeen

De voor Bos - Voorlopig aangewezen gronden zijn na afloop van de geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming als bedoeld in 8.2 bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. gebruik als onbebouwde tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin', waarbij onbebouwd betekent dat hier geen gebouwen zijn toegestaan;
  • c. waterberging en -infiltratie;

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

b Aan huis verbonden beroep en bed and breakfast
  • a. Aan huis verbonden beroepen en bed and breakfast worden in overeenstemming geacht met de woonfunctie.
  • b. Van aan huis verbonden beroepen en bed and breakfast is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de ten behoeve van het aan huis verbonden beroep te gebruiken vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m2 per woning;
    • 2. de woning blijft voldoen aan de gemeentelijke bouwverordening;
    • 3. het gebruik ondersteunt de woonfunctie; dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit ontplooit;
    • 4. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het (woon-) karakter van de omgeving. Dit betekent dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden;
    • 5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om een beperkte verkoop in het klein die direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep.
  • c. Vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor zelfstandige bewoning en voor bed and breakfast.
8.3.2 Bouwregels
a Algemeen

Op de als 'Bos - Voorlopig' bestemde gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken in de vorm van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.

b Aantal woningen

Ten aanzien van het aantal woningen geldt het volgende:

  • a. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven.
c Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan in de bouwwijze overeenkomstig de aanduiding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)' gelden de met die aanduiding aangegeven dakhellingen als minimum en maximum.
d Aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en de vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen worden gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan.
e Kleine aangebouwde bouwwerken buiten bouwvlak en aanduiding 'bijgebouwen'

In aanvulling op het bepaalde in 8.3.2 onder c en d zijn buiten het 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen', kleine aan de woning aangebouwde bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen (portieken, erkers), balkons en dakoverstekken toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aangebouwde bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de oppervlakte buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' van aan- of uitbouwen en balkons mag maximaal 3 m2 bedragen; voorzover het de oppervlakte van balkons betreft, wordt deze buitenwerks gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon.
f Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 3 m mag bedragen, en de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen, waarbij ondersteunende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een haag als erfafscheiding zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • c. antennemasten en schotelantennes zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, waarbij ze zijn gelegen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is uitsluitend het oprichten van erfafscheidingen toegestaan; de bouwhoogte van deze erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat ondersteunende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een haag als erfafscheiding zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
g Retentievoorzieningen

Bij het oprichten van nieuwe gebouwen, dient gewaarborgd te zijn, dat op eigen terrein in de benodigde retentievoorziening wordt voorzien. Dit betekent dat gewaarborgd is, dat een retentievoorziening wordt aangebracht, waarbij minimaal 53 mm per m2 verharding geborgen kan worden.

8.3.3 Afwijken van de bouwregels
a Omgevingsvergunning dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.2 onder c teneinde een afwijkende dakhelling toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • b. voor zover het betreft woningen die deel uitmaken van een woningblok, mag de omgevingsvergunning enkel worden verleend indien ook ten behoeve van de overige woningen van het betreffende woningblok een zelfde bebouwing qua maatvoering en situering wordt gebouwd.
b Omgevinsgvergunning retentievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.2 onder g, mits wordt aangetoond, dat in het openbaar gebied voldoende ruimte is voor (een deel van) de retentievoorzieningen ten behoeve van de betreffende woningen en dat deze ook worden aangelegd.