Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Tiel Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0281.BP00009-va01 van de gemeente Tiel.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanbouw
Een vergroting van het hoofdgebouw door het realiseren van een nieuwe, afzonderlijke ruimte. Tussen de aanbouw en het hoofdgebouw bestaat een directe verbinding.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan-huis-verbonden beroep (beroep aan huis)
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.7 Aan-huis-verbonden bedrijf (bedrijf aan huis)
Het verlenen van diensten en/ of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.8 Ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf (categorie A uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging) waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en installeren van goederen plaatsvindt, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.9 Archeologisch onderzoek
Onderzoek dat wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor archeologisch veldonderzoek is tevens een opgravingsvergunning (ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988) vereist.
1.10 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.11 Bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, met inbegrip van aan huis gebonden beroep en bed & breakfast.
1.13 Bed & breakfast
Het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning.
1.14 Beperkt kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico cq. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.15 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
-
bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
-
het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.16 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 Bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.20 Bijgebouw
Een gebouw, vrijstaand bij of vastgebouwd aan het hoofdgebouw. Tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw bestaat geen directe verbinding en het bijgebouw is functioneel en architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.21 Bodemverstoring
Alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van archeologische waarden of verwachtingen in de bodem.
1.22 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.27 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 Consumentenvuurwerk
Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.30 Creativiteitscentrum
Een instelling waar cursussen gegeven worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.
1.31 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca.
1.33 Detailhandel Perifeer 1
Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen of vanwege de gevoerde formule een groot oppervlak nodig hebben.
Het betreft de volgende branches:
-
detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen;
-
detailhandel in keukens;
-
detailhandel in badkamers / sanitair;
-
bouwmarkten / detailhandel in doe het zelf artikelen en bouwmaterialen;
-
tuincentra / detailhandel in tuinartikelen;
-
detailhandel in tenten en kampeerbenodigdheden;
-
detailhandel in diervoeders en dierbenodigdheden met een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
-
detailhandel in bruin- en witgoed (electra) met een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
-
detailhandel in rijwielen en bromfietsen en/of bijbehorende accessoires) met een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
-
detailhandel in autoaccessoires met een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m2.
-
1.34 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, uitzendbureaus en bankkantoren met baliefunctie.
1.35 Eerste bouwlaag
De bouwlaag op de begane grond.
1.36 Evenementen
Periodieke en/ of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke.
1.37 Garageboxen
Gebouwen ten behoeve van de stalling van voertuigen en het gebruik als berging ten dienste van wonen, voorzover niet gelegen op dezelfde bouwpercelen als de woningen van de gebruikers.
1.38 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.40 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 Horeca(bedrijf)
Een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;
-
horeca categorie 1:
winkelondersteunende horeca, hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al of niet voor consumptie ter plaatse; nevenactiviteit: verstrekken van dranken;
voorbeelden zijn horecabedrijven zoals theehuizen, lunchrooms, ijssalons en broodjeszaken;
-
horeca categorie 2:
hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al of niet voor consumptie ter plaatse en al of niet in combinatie met horeca categorie 1 activiteiten; nevenactiviteit: verstrekken van dranken;
voorbeelden zijn horecabedrijven zoals restaurants, snackbars, cafetaria, grillrooms en afhaalhoreca;
-
horeca categorie 3:
hoofdzakelijk verstrekken van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek met het gelegenheid geven tot dansbeoefening, al dan niet in combinatie met horeca 2 activiteiten;
nevenactiviteit: verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
voorbeelden zijn horecabedrijven zoals cafés, bars, feestzalen, dancings, nachtclubs en discotheken;
-
horeca categorie 4:
het verstrekken van logies;
voorbeelden zijn horecabedrijven zoals hotels en pensions.
1.42 Jongeren ontmoetingsplaats
Een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind.
1.43 Kampeermiddel
Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.44 Kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens congres- en vergaderaccomodatie.
1.45 Kunstwerk
Een civieltechnisch bouwwerk, zoals sluizen, viaducten en dergelijke, met uitzondering van een beeldend kunstwerk, waaronder verstaan wordt een uiting van beeldende kunsten.
1.46 Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico cq. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.47 Lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting, schietsport en soortgelijke geluidproducerende sporten.
1.48 Maatschappelijke voorzieningen
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, verenigingsleven en militaire zaken, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.49 Natuurwetenschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.50 Normale onderhoudswerkzaamheden
Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken.
1.51 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling et cetera.
1.52 Omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.53 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.54 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55 Ondersteunende horeca
Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
1.56 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.57 Permanente bewoning
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.58 Productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.59 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.60 Recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.61 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62 Sportieve doeleinden
Buitensporten en binnensporten, met inbegrip van sporthallen en zwembaden;
1.63 Staat van bedrijfsactiviteiten
De als bijlage1 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen standaard milieucategorisering van bedrijvigheid.
1.64 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
De als bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen standaard milieucategorisering van bedrijvigheid in gebieden waar sprake is van functiemenging.
1.65 Standplaats
Een stuk grond bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.66 Supermarkt
Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotmiddelen met een minimum bruto vloeroppervlak van 300m2.
1.67 Uitbouw
Een vergroting van het hoofdgebouw door het vergroten van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw.
1.68 Uitvaartcentrum
Een voorziening waar een overledene naar toe wordt gebracht, verzorgd, opgebaard, kan worden bezocht, waar een condoleance en/of uitvaartplechtigheid kan worden gehouden en bijbehorende voorzieningen.
1.69 Vloeroppervlak
Totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
1.70 Voorgevelrooilijn
Bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.71 Vuurwerkbedrijven
Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/ of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.72 Wellness
Het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen, dit gebeurt middels behandelingen gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent), uitgesloten zijn seksuele dienstverlening en behandelingen met een medische kwalificatie.
1.73 Welzijnsinstellingen
Instellingen die meerdere werksoorten uitvoeren in de welzijnssector en daarnaast ook beheersmatige of ondersteunende functies vervullen, waaronder sociale werkplaatsen, centra voor dagbesteding.
1.74 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.75 Wooneenheid
Onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van het bestemmingsplan verstaan een woning.
1.76 Woonwagen
Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Hieronder wordt niet verstaan een camper of een caravan.
1.77 Woonzorginstelling
Een instelling ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie.
1.78 Zelfstandig kantoor
Een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
De afstand tot een bouwperceelgrens
De kortste afstand van een bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.
-
Het bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd.
-
De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
-
De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
-
De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
-
De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
-
De horizontale diepte van een gebouw
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
-
De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
-
Peil
-
Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
-
Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, met uitzondering van het bouwen binnen de bestemming Wonen - Woonwagens, worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
doeleinden van handel en bedrijf:
-
in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de hieronder opgenomen aanduidingen zijn eveneens de aangeduide bedrijven toegestaan;
-
een machinefabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek';
-
een garagebedrijf inclusief detailhandel in auto's en een spuitcabine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel en spuitcabine';
met inachtneming van het volgende:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
-
productiegebonden detailhandel;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
-
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
3.2.2 Bedrijfswoningen
In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 gelden voor bedrijfswoningen de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
-
voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende:
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
3.2.3 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 gelden voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishoudkundige situatie;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Opslag
Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat:
-
opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan;
-
de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
3.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een hoogspanningsverdeelstation;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
-
erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de verkoop van motorbrandstoffen, inclusief LPG;
-
een vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
met daaraan ondergeschikt:
-
nevenactiviteiten als service aan motorvoertuigen, zoals wasstraten, APK keuringsstations, bandenvulstations en dergelijke en ondergeschikte detailhandel;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
buiten het bouwvlak mogen overkappingen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping';
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
Artikel 7 Bedrijventerrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
doeleinden van handel en bedrijf:
-
in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;
-
in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
-
alsmede voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van:
-
een metaalwarenfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek';
-
een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - aannemersbedrijf';
-
een bedrijfsverzamelgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw';
-
een sloopbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – sloopbedrijf’;
-
een groothandel in verf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in verf’;
met inachtneming van het volgende:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
verenigingsleven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', met dien verstande dat de gezamenlijke bruto-vloeroppervlakte van de perifere detailhandel en het verenigingsleven op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 9.340 m²;
-
detailhandel perifeer 1 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1', met dien verstande dat de gezamenlijke bruto-vloeroppervlakte van de perifere detailhandel en het verenigingsleven op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 9.340 m²;
met daaraan ondergeschikt:
-
productiegebonden detailhandel;
-
ondersteunende horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1' ;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
7.2.2 Bedrijfswoningen
In afwijking van het bepaalde in 7.2.1 gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
-
voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende:
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.2.3 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
In afwijking van het bepaalde in 7.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishoudkundige situatie;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren;
-
een supermarkt.
7.4.2 Opslag
Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat:
-
opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan;
-
de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
-
horeca van categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
-
op de verdieping(en) wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven;
-
bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan;
-
er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 9 Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel perifeer 1;
met daaraan ondergeschikt:
-
ondersteunende horeca, uitsluitend uit horecacategorie 1;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
Artikel 10 Dienstverlening
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
-
op de verdieping(en) wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven;
-
bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan;
-
er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 11 Gemengd
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
-
horeca van categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
-
maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
-
dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
-
ambachtelijke bedrijven, ateliers en galeries, uitsluitend op de begane grond;
-
op de verdieping(en) wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/ of aan-huis-verbonden-bedrijven;
-
bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan;
-
er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 12 Gemengd - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
dienstverlening op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
horeca van categorie 1 en 2 op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
kantoren op de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
maatschappelijke voorzieningen op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
sportieve doeleinden op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
ambachtelijke bedrijven, ateliers en galeries op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3';
-
wonen, al dan niet in combinatie met zorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 1' en 'specifieke vorm van gemengd – 2' met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 1' wonen uitsluitend mag plaatsvinden vanaf de derde bouwlaag;
-
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
speelvoorzieningen';
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/ of aan-huis-verbonden-bedrijven;
-
bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' dienen de delen van het gebouw boven de maximaal toegestane goothoogte te passen binnen een denkbeeldig piramidevormig bebouwingsprofiel met een hellingshoek van de piramidevlakken van maximaal 45°, het gedeelte van het gebouw boven de maximaal toegestane goothoogte mag uit maximaal twee bouwlagen bestaan;
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de bepalingen van deze regels omtrent de volgende onderwerpen, indien na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het planologisch/stedenbouwkundig belang, het stellen van de hieronder geformuleerde nadere eisen ten aanzien van de bebouwing, redelijkerwijs gewenst of noodzakelijk is, mede ter voorkoming van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken:
-
de situering en omvang van gebouwen eventueel door het nader bepalen van bebouwingsgrenzen en hoogten, waarbij:
-
de situering van de voorgevels nader kan worden bepaald;
-
de diepte van gebouwen nader kan worden bepaald;
-
de afstanden nader kunnen worden bepaald van woningen en andere gebouwen tot:
-
de perceelgrenzen;
-
woningen en andere gebouwen onderling;
-
de hoogte van gebouwen nader kan worden bepaald;
-
de situering van niet-woonfuncties, waarbij geeist kan worden dat wordt aangesloten bij andere niet-woonfuncties;
-
de plaats en afmetingen van de andere bouwwerken ten behoeve van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Maximum oppervlakte
Binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 2' mag de maximum oppervlakte ten behoeve van dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sportieve doeleinden niet meer bedragen dan 500 m².
12.4.2 Aan huis verbonden beroep/bedrijf en bed & breakfast
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m2;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging';
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan;
-
er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 13 Gemengd - 5
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
doeleinden van handel en bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
kantoren;
-
dienstverlening;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ateliers, studio's en galeries;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
Artikel 14 Gemengd - Werklandschap
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Werklandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
doeleinden van handel en bedrijf:
-
in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
alsmede voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van:
-
een pindaverwerkend bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – pinda industrie'
-
een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – aannemersbedrijf’;
-
een fabricagebedrijf voor ovens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – ovenbedrijf’;
-
een zandstraal- en coatingbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – zandstralen en coaten'
-
een bedrijf in metaalrecycling ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – metaalrecycling’;
-
een bedrijf in gebouwenreiniging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – gebouwenreiniging’;
-
een installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – installatiebedrijf’;
met inachtneming van het volgende:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
detailhandel perifeer 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1';
-
detailhandel in auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto';
-
detailhandel in motoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - motoren';
-
praktijklokalen voor scholen inclusief ondergeschikte, ondersteunende onderwijsruimtes;
-
welzijnsinstellingen, niet zijnde ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingstehuizen;
-
(para-) medische en therapeutische praktijkruimtes;
-
uitvaartcentra;
-
religie;
-
verenigingsgebouwen;
-
sportzalen en sporthallen inclusief sportscholen, fitnesscentra, kunstijsbanen, klimhallen en squashcentra;
-
zwembaden;
-
sauna's en wellness inclusief massage- en schoonheidsbehandeling als ondergeschikte activiteit;
-
ateliers en studio's;
-
creativiteitscentra met een minimum bruto vloeroppervlak van 500 m2;
-
bowlingbanen;
-
overdekte speeltuinen;
-
overdekte kartbanen;
-
overige ontspannings- en vermaakcentra met een minimum bruto vloeroppervlak van 500 m2
met daaraan ondergeschikt:
-
productiegebonden detailhandel;
-
ondersteunende horeca;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
14.2.2 Bedrijfswoningen
In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
-
voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende:
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
14.2.3 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishoudkundige situatie;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren;
-
het gebruik van gebouwen voor zelfstandige dienstverlening anders dan (para-) medische en therapeutische praktijkruimtes;
-
zelfstandige horeca, incl. feestzalen, discotheken en congrescentra;
-
detailhandel anders dan volgens het bepaalde in 14.1 sub b,c en d;
-
scholen en zelfstandige onderwijsruimtes;
-
kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang;
-
ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingstehuizen;
-
bioscopen, theaters, pool- en biljartcentra;
-
seksinrichtingen.
14.4.2 Beperking kwetsbare functies
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - bevi' zijn in afwijking van het bepaalde onder 14.1 de volgende activiteiten niet toegestaan:
-
praktijklokalen voor scholen;
-
welzijnsinstellingen;
-
(para-) medische en therapeutische praktijkruimtes;
-
uitvaartcentra;
-
religie;
-
verenigingsgebouwen;
-
zwembaden;
-
sauna's en wellness;
-
overdekte speeltuinen;
-
overige ontspannings- en vermaakcentra.
14.4.3 Opslag
Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat:
-
opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan;
-
de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen;
-
de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.4.2 ten behoeve van vestiging of uitbreiding van een onder d, e, f, g, h en j van dit sublid genoemde activiteit die gezien de aard, grootte en aanwezigheidsduur van de aanwezige groepen personen niet aangemerkt moet worden als kwetsbaar object en waarvan burgemeester en wethouders de toename van het groepsrisico middels een expliciete afweging van de externe veiligheidsaspecten acceptabel achten.
Artikel 15 Groen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
evenementen;
-
speelvoorzieningen;
-
jongeren ontmoetingsplaatsen;
-
beeldende kunstwerken;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
paden en bruggen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de in 15.1 onder d, e, f en g genoemde functies en hiervoor gelden de volgende regels:
-
de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
Artikel 16 Horeca
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horeca van categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
-
op de verdieping(en) wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven;
-
bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan;
-
er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 17 Kantoor
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat fietsenstallingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de kantoren niet meer bedragen dan 10.000 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag per maatvoeringsvlak één bouwdeel met een maximale oppervlakte van 450 m2 een bouwhoogte hebben zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' en bedraagt de bouwhoogte voor de overige bebouwing maximaal 8 m;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen per maatvoeringsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
-
de bouwhoogte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 m2 bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 18 Maatschappelijk
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' uitsluitend verenigingsgebouwen zijn toegestaan;
-
een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
-
kamerbewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
18.2.2 Bijgebouwen
In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen ten behoeve van fietsenstallingen en bergingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 50 m2 bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 % van de oppervlakte van de achter het bouwvlak gelegen gronden binnen het bouwperceel bedraagt;
-
in afwijking van sub c. mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw op bouwpercelen groter dan 1.000 m², niet meer dan 70 m² bedragen, met inachtneming van de overige regels in sub c;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2 m boven de maximaal toegestane goothoogte bedragen.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 18.2.3 sub b. en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 19 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een woonzorginstelling;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat fietsenstallingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
de goothoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 m2 bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 19.2.2 sub b. en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 20 Sport
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportieve doeleinden, uitgezonderd lawaaisporten;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van jeugd/kinderopvang, waaronder buitenschoolse opvang;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
sauna's en wellness inclusief massage- en schoonheidsbehandeling als ondergeschikte activiteit;
met de daarbijbehorende:
-
voorzieningen zoals kleedruimten, kantine en bergruimte;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen alleen erkers bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels;
-
de horizontale diepte van een erker bedraagt niet meer dan 1,5 m;
-
de horizontale diepte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de horizontale diepte van de tuin, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
-
de erker wordt over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
-
de bouwhoogte van de erker is ten hoogste gelijk aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
21.2.2 Gebouwen bij gestapelde woningen
In afwijking van het bepaalde in 21.2.1 zijn gebouwen bij hoofdgebouwen ten behoeve van gestapelde woningen niet toegestaan.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde onder 21.2.1 sub c ten behoeve van het vergroten van de breedte van de erker tot maximaal 75% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde onder 21.2.3 sub a en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen 3 m achter de voorgevelrooilijn tot maximaal 2 m;
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
verblijfsvoorzieningen;
-
(fiets)parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
evenementen;
-
jongeren ontmoetingsplaatsen;
-
standplaatsen ten behoeve van markten en dergelijke;
-
terrassen ten behoeve van aangrenzende horecavoorzieningen;
-
uitstallingen ten behoeve van aangrenzende detailhandelsvoorzieningen;
-
beeldende kunstwerken;
-
tuinen;
-
wachtruimten ten behoeve van het openbaar vervoer;
met de daarbijbehorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer (zoals lichtmasten), mag niet meer dan 3 m bedragen;;
-
in afwijking van sub a. mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 6 m bedragen.
Artikel 23 Verkeer - Rail
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Rail' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen, zoals spoorbanen, perrons en wachtruimten;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen, straten en paden;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
-
de inhoud van een gebouw niet meer dan 50 m3 per gebouw bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend ten behoeve van het railverkeer 3 m;
-
bouwwerken ten behoeve van geluidwerende voorzieningen 4 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m;
met dien verstande dat voor de berekening van de bouwhoogte van bouwwerken zoals bedoeld onder a, in afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder het begrip 'peil' wordt verstaan: de bovenkant van de spoorstaaf, waarvan de afstand tot het betreffende bouwwerk het kleinst is.
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen, waterlopen en waterkeringen;
-
het verkeer te water;
-
recreatie te water;
-
een sluizencomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
-
een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
met daaraan ondergeschikt:
-
aanleggelegenheden;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
evenementen;
met de daarbijbehorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, sluizen, dammen en/of duikers.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a en b geldt voor het sluizencomplex ter plaatse van de aanduiding 'sluis' het volgende:
-
gebouwen ten behoeve van het sluizencomplex zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
-
de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van de sluis mag niet meer bedragen dan 50 m.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het sluizencomplex maximaal 60 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de ijsbaan maximaal 18 m mag bedragen.
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
-
een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
-
maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
-
een ambachtsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1';
-
sportvoorzieningen op de begane grond en kantoren op de begane grond en de 1e verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3';
-
dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
-
een tentenverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tentenverhuurbedrijf';
-
een aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven;
-
bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
-
een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
-
garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - garageboxen';
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en paden;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover een maximum aantal wooneenheden is opgenomen, mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
-
de afstand van een woning tot een zijdelingse perceelsgrens is bij hoofdgebouwen aan de niet aangebouwde zijde minimaal 3 m, tenzij:
-
de bestaande afstand minder is, of;
-
op het bouwperceel een zijdelingse grens van het bouwvlak is aangegeven.
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen', en in afwijking van het bepaalde in sub a en c, mogen garageboxen worden gebouwd, waarvan de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
25.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte, voorzover gebouwd buiten het bouwvlak, bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m2 bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50% van de oppervlakte van de achter het bouwvlak gelegen gronden binnen het bouwperceel bedraagt;
-
in afwijking van sub a mag de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw op bouwpercelen groter dan 1.000 m2, niet meer dan 70 m2 bedragen, met inachtneming van de overige regels in sub a;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen 3 m dan wel de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw, voor zover deze meer bedraagt dan 3 m;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 2 m boven de maximaal toegestane goothoogte bedragen.
25.2.3 Onderdoorgang
In afwijking van het bepaalde in 25.2.1 en 25.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', tot een hoogte van ten minste 3 m geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2.2 sub b. ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte tot maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte ondergeschikt blijft aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishoudkundige situatie;
-
de milieusituatie; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
-
een bijgebouw als zelfstandige woning en het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
-
een garagebox ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en daarbij behorende opslag.
25.4.2 Aan huis verbonden beroep/bedrijf en bed & breakfast
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m2;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 26 Wonen - Woonwagens
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
standplaatsen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en/of aan-huis-verbonden bedrijf;
-
bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en paden;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonwagens en woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
binnen een bouwvlak is niet meer dan één woonwagen of één woning toegestaan; met dien verstande dat voor zover een maximum aantal wooneenheden is opgenomen, het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
-
de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen, gerekend van meest uistekende deel tot meest uitstekende deel.
26.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
-
de oppervlakte van bijgebouwen mag per woonwagen/ woning niet meer dan 38 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van een bijgebouw als zijnde zelfstandige woning;
-
het gebruik voor horeca en/ of detailhandel;
-
het gebruik van niet-bebouwde grond als standplaats voor kampeermiddelen, aanhangwagens e.d.;
-
het gebruik als opslag, stort- of bergplaats;
-
het gebruik van de gronden voor parkeren.
26.3.2 Aan huis verbonden beroep/ bedrijf en bed & breakfast
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woonwagen/ woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m2;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woonwagen/ woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 27 Woongebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
verblijfsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
jongeren ontmoetingsplaatsen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
-
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en/ of -bedrijf;
-
bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning;
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met dien verstande dat voor parkeergarages geen maximum bebouwingspercentage geldt.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de locatie van de entree tot de gebouwen.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van een bijgebouw alszijnde zelfstandige woning;
-
het gebruik voor horeca en/ of detailhandel;
-
het gebruik van niet-bebouwde grond als standplaats voor kampeermiddelen, aanhangwagens e.d.
27.4.2 Aan huis verbonden beroep/ bedrijf en bed & breakfast
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²;
-
de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
-
de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden;
-
er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
Artikel 28 Leiding - Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een gastransportleiding;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
28.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, worden afgeweken van:
-
het bepaalde onder 28.2.1 en 28.2.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:
-
de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m;
-
de oppervlakte minder is dan 50 m²;
-
het bepaalde onder 28.2.3 zijnde en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m.
-
het bepaalde onder 28.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bepaalde onder 28.1, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m;
-
de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m².
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het in de grond brengen van voorwerpen;
-
het aanleggen, verharden of halfverharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, picknickplaatsen of terreinen;
-
het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen.
Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in dit lid, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
28.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het onder 28.4.1 bepaalde is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
-
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
Artikel 29 Leiding - Hoogspanning
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een hoogspanningsleiding;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
29.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, worden afgeweken van:
-
het bepaalde onder 29.2.1 en 29.2.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m;
-
de oppervlakte minder is dan 50 m²;
-
het bepaalde onder 29.2.3 zijnde en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m.
-
het bepaalde onder 29.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bepaalde onder 29.1, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwhoogte minder is dan 5 m;
-
de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m².
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het in de grond brengen van voorwerpen;
-
het aanleggen, verharden of halfverharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, picknickplaatsen of terreinen;
-
het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen.
Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in dit lid, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
29.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het onder 29.4.1 bepaalde is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
-
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
-
een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding';
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningsverbinding.
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan die ten dienste staan van de hoogspanningsverbinding.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Vaststelling archeologische waarde
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
31.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 31.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
31.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden
Het onder 31.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
-
de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 30 m²;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
-
het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,50 m;
-
het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,50 m;
-
het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,50 m;
-
het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,50 m;
-
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m.
31.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld onder 31.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 30 m².
31.4.3 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
31.4.4 Vaststelling archeologische waarde
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
31.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 32 Waarde - Archeologie 3
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Vaststelling archeologische waarde
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
32.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 32.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
32.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden
Het onder 32.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
-
de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 100 m²;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
-
het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,50 m;
-
het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,50 m;
-
het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,50 m;
-
het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,50 m;
-
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m.
32.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld onder 32.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 30 m².
32.4.3 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
32.4.4 Vaststelling archeologische waarde
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
32.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
32.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 33 Waarde - Archeologie 4
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Vaststelling archeologische waarde
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
33.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 33.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
33.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden
Het onder 33.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
-
de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld;
-
de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 500 m²;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
33.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
-
het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m;
-
het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m;
-
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
33.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld onder 33.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 500 m².
33.4.3 Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld onder 33.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
33.4.4 Vaststelling archeologische waarde
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
33.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 34 Waarde - Archeologie 5
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Vaststelling archeologische waarde
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
34.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 34.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
34.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden
Het onder 34.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
-
de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld;
-
de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 5000 m²;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
34.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
-
het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m;
-
het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m;
-
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
34.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld onder 34.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 5000 m².
34.4.3 Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld onder 34.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
34.4.4 Vaststelling archeologische waarde
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
34.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 35 Waarde - Archeologie 6
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Vaststelling archeologische waarde
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
35.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 35.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
35.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden
Het onder 35.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
-
de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld;
-
de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 10.000 m²;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
35.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 6', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
-
het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m;
-
het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m;
-
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
35.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het verbod als bedoeld onder 35.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 10.000 m².
35.4.3 Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld onder 35.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
35.4.4 Vaststelling archeologische waarde
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
35.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
35.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 36 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Algemeen
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de afvoer van water;
-
de bescherming van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden;
36.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
-
Binnen deze bestemming mogen de gronden uitsluitend worden bebouwd en gebruikt voor kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten en riviergebonden activiteiten. Het bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 36.4.1.
-
Onder kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten wordt verstaan:
-
omgevingsvergunningvrij bouwen als bedoeld in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht;
-
bouwen en/of gebruiken als bedoeld in artikel 4 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht;
-
een eenmalige uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte en/of de inhoud van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing, het voorgaande is echter niet van toepassing indien de uitbreiding van 10 % na 1 januari 1997 al heeft plaatsgevonden;
-
overig bouwen en/of gebruiken van, vanuit rivierkundig opzicht ondergeschikt belang;
-
bouwen en/of gebruiken ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming;
-
tijdelijk bouwen en/of gebruiken.
-
Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:
-
de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
-
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
-
de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
-
de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voorzover het bouwen en/of het gebruik gekoppeld is aan het vervoer over de river;
-
de aanleg of wijziging van scheepswerven;
-
de realisatie van natuur;
-
uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
-
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of
-
de winning van oppervlaktedelfstoffen;
-
In aanvulling op het bepaalde zijn niet-riviergebonden activiteiten niet toegestaan, tenzij voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:
-
het bouwen en/of het gebruik heeft een groot openbaar belang en het bouwen en/of het gebruik kan niet redelijkerwijs buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
-
het bouwen en/of het gebruik heeft een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwen en/of het gebruik kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
-
het bouwen en/of het gebruik betreft een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
-
het betreft een bouwen en/of een gebruik die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
-
Het bouwen is uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als opgenomen in 36.4.
36.2 Bouwregels
Op de primair tot 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden zijn geen gebouwen en geen andere bouwwerken toegestaan, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bestaande andere bouwwerken.
36.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit voor de veiligheid en/of de afvoer van water noodzakelijk is. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan de rivierbeheerder.
36.4 Afwijken van de bouwregels
36.4.1 Oprichten bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.1.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan ten behoeve van deze bestemming en de hoofdbestemming, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van het stroomvoerend rivierbed wordt voldaan aan de volgende algemene voorwaarden:
-
de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder;
-
er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
-
er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
-
er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
-
er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de aantasting van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden zo gering mogelijk is.
Voor de in 36.1.2. onder a, b en c. genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde:
-
de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen wordt duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
Voor de in 36.1.2. onder onder d. genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde:
-
de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen worden genomen, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen of deze dubbelbestemming te verwijderen indien dit uit oogpunt het waterbelang noodzakelijk is. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan de rivierbeheerder.
Artikel 37 Waterstaat - Waterkering
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de bescherming van de waterkering;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
-
kunstwerken en andere waterstaatswerken;
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
37.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
37.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, worden afgeweken van:
-
het bepaalde onder 37.2.1 en 37.2.2 en worden toegestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd;
-
het bepaalde onder 37.2.3 en worden toegestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 38 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 39 Algemene bouwregels
39.1 Bestaande bouwwerken
39.1.1 Bestaande afmeting bouwwerken
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
39.1.2 Bestaande afstanden bouwwerken
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
39.1.3 Bestaande bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
39.2 Dakhelling
Indien een gebouw met een kap is afgedekt mag de dakhelling niet meer dan 65º bedragen.
Artikel 40 Algemene gebruiksregels
40.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
40.2 Specifiek gebruiksverbod
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie tenzij dit gebruik middels deze regels is toegestaan.
40.3 Evenementen
40.3.1 Duur evenementen
De gronden en bouwwerken binnen het plangebied mogen worden gebruikt ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
40.3.2 Uitzondering duur evenementen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 40.3.1 zijn binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Water evenementen in het algemeen toegestaan. De beperkingen die zijn opgenomen in artikel 40.3.1 met betrekking tot de duur van evenementen geldt niet voor evenementen binnen deze bestemmingen.
Artikel 41 Algemene aanduidingsregels
41.1 geluidzone - industrie
41.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' zijn de gronden tevens bestemd voor het voorkomen van geluidhinder. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen in of op deze gronden geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder worden gebouwd.
41.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 41.1.1 teneinde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te bouwen, indien aanvullende geluidsbeperkende maatregelen zijn getroffen aan de bron en/ of in de overdracht en door middel van nader akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de maximale geluidsbelasting van 50 dB(A) niet wordt overschreden.
41.2 veiligheidszone - bevi
41.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-bevi 1' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen zijn in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
41.2.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41.2.1 teneinde beperkt kwetsbare objecten toe te staan, met dien verstande dat toename van het aantal personen ten gevolge van het toestaan van deze functies dient te worden verantwoord en bij gelijkblijvend of vermindering van het aantal personen de veiligheidssituatie niet mag verslechteren.
41.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'veiligheidszone-bevi 1' te verwijderen indien de risicovolle activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.
41.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Water’, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging;
41.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 2’ een aanduiding 'gestapeld' op te nemen ten behoeve van het bouwen van maximaal 3 extra woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden;
-
binnen het gebouw zijn maximaal 4 woningen toegestaan;
-
er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging;
-
de uiterlijke verschijningsvorm van de watertoren mag niet onevenredig worden aangetast.
41.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 3’ te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ten behoeve van het bouwen van maximaal 2 woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden;
-
de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
-
er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging;
-
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
41.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' een bouwvlak toe te voegen ten behoeve van het bouwen van maximaal 1 woning, met inachtneming van de volgende voorwaarden;
-
de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
-
er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging;
-
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
41.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 5’ te wijzigen in de bestemming ‘Groen’.
Artikel 42 Algemene afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 25% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt met een maximum van 4 m.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 Overgangsrecht bouwwerken
43.1.1 Overgangsbepaling
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
43.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 43.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 43.1.1 met maximaal 10%.
43.1.3 Uitzondering
Artikel 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik
43.2.1 Overgangsbepaling
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
43.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
43.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
43.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Artikel 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tiel Oost'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 oktober 2013.
De voorzitter De Griffier