direct naar inhoud van Regels
Plan: Velp, witte vlekken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVelp-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Velp, witte vlekken met identificatienummer NL.IMRO.0275.BPVelp-VA01 van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak:

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 Bed and Breakfast:

het bieden van kortstondig toerischtisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.11 beschermd dorpsgezicht:

een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988;

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bovenbouw:

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  • a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de plankaart aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  • b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.24 bijzondere maatschappelijke voorziening

voorzieningen al dan niet op non-profit basis op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en buurtfuncties zoals (para)medische voorzieningen, kinderopvang, bibliotheek een (deels) zorggerelateerd restaurant, zorggerelateerde kleinschalige detaihandel alsmede zorggerelateerde dienstverlenende activiteiten gericht op uiterlijke verzorging of een postagentschap;

1.25 daghoreca

een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;

1.26 deskundig archeoloog

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet 1988 gestelde kwalificaties en eisen, dan wel een gecertificeerde instantie of gecertificeerd bedrijf;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.28 detailhandel in weggebonden artikelen:

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bankfilialen, reisbureau's, stomerij; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.30 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festival;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieen horeca:

Categorie I:

  • a. Daghoreca, zoals omschreven in 1.25

Categorie II:

  • b. restaurant, cafetaria, snackbar, pizzeria, shoarma-zaak, automatiek: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daar)onder geschikt is;
  • c. bar, café, pub, grand-café, eetcafé, taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaakaccomodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

Categorie III:

  • d. zaalaccommodatie: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • e. bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, al of niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende, bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid vieden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de locatie volstrekt en waarbij de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd.
1.35 hovenier

het beroepshalve ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen en groenobjecten;

1.36 incidenteel evenement

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement voor de duur van maximaal 5 dagen, inclusief op- en afbouw;

1.37 jongerenontmoetingsplek:

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.38 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.39 kortstondig evenement

een evenement voor de duur van maximaal 1 dag, inclusief op- en afbouw;

1.40 kwekerij

bedrijf waar planten en bomen worden geteeld tot bruikbaar formaat, om vervolgens te kunnen verkopen;

1.41 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid en de waarneembaarheid van de in onderlinge samenhang en beinvloeging van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.42 maatschappelijke voorziening

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.44 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.45 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.46 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.48 peil:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.51 speelveld

een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;

1.52 straatmeubiliair

hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.53 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, meubels, woninginrichting en aanverwante zaken, en diervoeders en aanverwante zaken;

1.54 voorste bouwgrens:

elke naar de weg gekeerde bouwgrens;

1.55 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 woonwagen:

een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.57 zakelijke dienstverlening:

kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening;

1.58 zorgwoning

woning waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend. Het gaat om een concentratie van zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijn gehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan worden verleend.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwingspercentage

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;

2.7 overschrijden bouwvlak

bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelagen:

  • a. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten, mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden;
  • b. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergescikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • c. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan van categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 30 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is tevens detailhandel toegestaan in volumineuze goederen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats in gesloten gebouw met productieoppervlakte > 200 m2 ' uitsluitend een constructiewerkplaats in gesloten gebouw met productieoppervlakte > 200 m2 is toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. met een productieoppervlakte > 200 m2 ' uitsluitend smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen met een pruductieoppervlakte > 200 m2 zijn toegestaan;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' is tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan' met bijbehorende detailhandel in weggebonden artikelen tot een verkoopvloeroppervlakte van 30 m2 .
  • b. In aanvulling op het bepaalde in lid a geldt dat:
    • 1. detailhandel anders dan als bedoeld in lid a onder de leden 3 en 7, dan wel als ondergeschikte productiegebonden detailhandel, niet is toegestaan;
    • 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 3. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    • 4. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 5. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan;

  • c. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijf aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. voor zover aangegeven mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal. Indien geen aantal is aangegeven geldt geen maximum.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt in aanvulling op het bepaalde in lid 3.2.1 dat:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 700 m³ bedragen.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in 3.2.1 de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

3.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a om de vestiging van bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar hun aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met categorie 1 of 2, met dien verstande dat:

    • 1. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    • 3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 4. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een detailhandelsbedrijf met uitzondering van:
    • 1. detailhandel zoals genoemd in lid 3.1;
    • 2. niet voor particulieren toegankelijk detailhandelsbedrijf dat zich uitsluitend toelegt op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.
  • b. De niet bebouwde grond mag uitsluitend ten behoeve van het bedrijfsterrein, verkeers- en parkeervoorzieningen, hemelwaterinfiltratie en/of groenvoorzieningen worden gebruikt, met dien verstande dat het gebruik als opslagterrein voor de bebouwing aan de wegzijde niet is toegestaan.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Detailhandel´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waarbij geldt dat:
    • 1. er plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is tevens dienstverlening toegestaan;
  • b. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor Detailhandel aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal. Indien geen aantal is aangegeven geldt geen maximum.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt in aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.1 dat:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 700 m³ bedragen.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in 4.2.1 de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

4.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De niet bebouwde grond mag uitsluitend ten behoeve van de detailhandel en dienstverlening, verkeers- en parkeervoorzieningen en/of groenvoorzieningen worden gebruikt, met dien verstande dat het gebruik als opslagterrein voor de bebouwing aan de wegzijde niet is toegestaan.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend op de begane grond:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', voor dienstverlening en voor maatschappelijke voorzieningen in de categorieën A en B die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', voor horeca welke is opgenomen in de categorieen I en II die zijn genoemd in artikellid 1.34, detailhandel en daghoreca, dienstverlening;
  • b. op de begane grond en op de verdiepingen:
    • 1. woondoeleinden zoals bedoeld in artikel 10;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. ondergeschikte verblijfsruimten voor het personeel van de op de begane grond gevestigde bedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hellingbaan', uitsluitend voor hellingbaan van en naar het parkeerdek en voor installatieruimte;
  • d. ondergronds: parkeervoorzieningen;
  • e. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn op de begane grond geen gebouwen toegestaan.

5.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 om een maatschappelijke voorziening toe te staan die niet is genoemd in de Lijst van maatschappelijke voorzieningen en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een maatschappelijke voorziening die wel in de lijst is opgenomen.
  • b. Afwijkingen als bedoeld onder a kunnen alleen worden verleend voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend op de begane grond:
  • 1. detailhandel en daghoreca;
  • 2. dienstverlening;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
  • b. op de begane grond en op de verdiepingen:
    • 1. woondoeleinden zoals bedoeld in artikel 10;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', uitsluitend voor maatschappelijke voorzieningen en opslag ten behoeve van die voorzieningen. Woondoeleinden zijn niet toegestaan;
  • c. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal. Indien geen aantal is aangegeven geldt geen maximum.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken;
  • b. fiets- en wandelpaden, kruisende wegen, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen;
  • c. watergangen en waterpartijen;
  • d. bruggen, andere civieltechnische werken;
  • e. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn tevens kassen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zijn de gronden tegens bestemd voor de instandhouding van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijk waardevolle elementen zoals parken, plantsoenen en waterlopen en voor instructieterrein ten behoeve van het onderwijs zoals heem-, collectie- en demonstratietuinen.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' kunnen de gronden tevens gebruikt worden voor verblijfsruimten en langzaam verkeer.
7.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal. Indien geen aantal is aangegeven geldt geen maximum.
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn bergplaatsen en rijwielstallingen toegestaan voor zover de gronden zijn aangeduid als 'verkeer', tot een oppervlakte van maximaal 2500 m2 en een hoogte van maximaal 3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a. zijn in het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw' geen gebouwen toegestaan.

7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt in aanvulling op het bepaalde in lid 7.2.1 dat:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 700 m³ bedragen.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in 7.2.1 de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

7.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van een vakwerk toren mag niet meer bedragen dan 25 m voor zover de gronden zijn aangeduid met een maximale bouwhoogte van 25 m. Het maximaal bebouwingspercentage zoals aangegeven dient daarbij in acht te worden genomen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 sub a voor zover de gronden zijn aangeduid als 'natuur- en landschapswaarden' voor het bouwen van bijgebouwen zoals schuilhutten, onderkomens, bergplaatsen en rijwielstallingen met een maximum oppervlakte van 50 m2 per gebouw en een hoogte van maximaal 3 m, waarbij het maximale bebouwingspercentage van het aangeduide gebied voor zover gelegen in de bestemming Groen maximaal 0,10 bedraagt.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor zover de gronden zijn aangeduid als 'natuur- en landschapswaarden' is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
    • 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    • 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende bouwvergunning;
    • 3. het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    • 5. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen;
    • 8. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
    • 9. het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichen van opslag-, stort of bergplaatsen.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn;
    • 2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
    • 3. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 4. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen
    • 5. welke noodzakelijk zijn ter realisering van een bouwvergunning
    • 6. die voortvloeien uit een kapvergunning.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke- en natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën A en B die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van maatschappelijke voorzieningen. In tegenstelling tot het voorgaande zijn ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' uitsluitend onderwijsinstellingen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel' is tevens een dierenasiel, dierenpension en dierenartsenpraktijk toegestaan;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. voor zover aangegeven mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt in aanvulling op het bepaalde in lid 8.2.1 dat:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 700 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m., tenzij op de verbeelding een ander maximum staat aangegeven. In dat geval geldt dat maximum;
  • c. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal 2, tenzij op de verbeelding een ander maximum staat aangegeven. In dat geval geldt dat maximum.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in 8.2.1 de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

8.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3, 5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub a voor zover de gronden zijn aangeduid als 'onderwijs' en zijn gelegen buiten een bouwvlak, voor het bouwen van bijgebouwen zoals schuilhutten, onderkomens, bergplaatsen en rijwielstallingen met een maximum oppervlakte van 50 m2 per gebouw en een hoogte van maximaal 3 m. Het maximaal bebouwingspercentage van deze gronden bedraagt 0,10.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 om een maatschappelijke voorziening toe te staan die niet is genoemd in Bijlage 2 Lijst van maatschappelijke voorzieningen en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een maatschappelijke voorziening die wel in de lijst is opgenomen.
  • b. Afwijkingen als bedoeld onder a kunnen alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan en geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de externe veiligheid;
    • 6. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein met ontsluiting is toegestaan.
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen;
  • c. spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
  • f. groen- en parkeervoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en rioleringswerken;
  • g. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 9.1 bedoelde gronden zijn overige bouwwerken toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter met dien verstande dat:
    • 1. voor vrijstaande reclame uitingen de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
    • 2. voor erf- en perceelsafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt.
  • b. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 9.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn tevens toegestaan gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, tenzij door de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt die aangeduide maat als maximale bouwhoogte.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', mits:

  • a. blijkt dat in de bestemming 'Maatschappelijk' voor zover gelegen tussen de Larensteinselaan, Laarweg, Rijksweg A12 en spoorlijn onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de gewenste bebouwing;
  • b. voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de functionele en ruimtelijke structuur zoals aansluiting op structurele groenelementen en waterelementen;
  • d. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen: luchtkwaliteit, parkeerbehoefe, geluid, bodemkwaliteit, watertoets, archeologie, externe veiligheid, ecologie, economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen, of voor zover de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen voor het aantal woningen zoals aangegeven, in beide gevallen met de daarbij behorende langzaam verkeersvoorzieningen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen;
  • b. een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' tevens voor zorgwoningen;
  • d. ter plaatsing van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – kwekerij' tevens voor kwekerij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' tevens voor hovenier;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere maatschappelijke voorzieningen' tevens voor bijzondere maatschappelijke voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal. Indien geen aantal is aangegeven geldt geen maximum.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van de gronden welke zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' waar de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 7 m mag bedragen;
  • e. het bebouwingspercentage ter plaatse van de met 'bijgebouwen' aangeduide gronden mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte ter plaatse van de met 'bijgebouwen' aangeduide gronden mag per bouwperceel niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e. en f. mogen op gronden welke zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' én als 'hovenier' bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een maximum van 700 m2.

10.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van de gronden welke zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - poort' waar de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • c. overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.2 ten behoeve van een bijgebouw tot een hoogte van maximaal 6 meter mits het straatbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. lid 10.2.3 en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen op hoekpercelen en op percelen grenzend aan openbaar groen wordt verhoogd tot niet meer dan 2 m, mits deze zijn gesitueerd achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • c. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in extra parkeerruimte op het eigen perceel;
    • 5. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
  • b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder b om:

  • a. een beroep aan huis toe te staan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen die wel zijn opgenomen in artikel 1.10 beroep aan huis: 
  • b. bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen;
  • c. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Algemene regels
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    • 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    • 3. entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen, danwel in de vorm van een maximum bebouwingspercentage;
  • d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten:liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
12.2 Nutsvoorzieningen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².
12.3 Ondergronds bouwen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan voor ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, met dien verstande dat het ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan voor zover ter plekke tevens bovengronds bouwen is toegestaan, alsmede voor voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
  • b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  • c. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het peil, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.
  • d. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig en niet strijdig gebruik

  • a. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt in elk geval aangemerkt het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  • b. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    • 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
    • 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
  • d. de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 en toestaan dat een jongerenontmoetingsplek wordt gerealiseerd met de daarbij behorende bouwwerken tot een hoogte van 3 meter en waarbij gebouwen een oppervlakte mogen hebben van maximaal 25 m².

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Velp, witte vlekken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van ……………