Plan: | Velp 2016, Woongebieden-Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPVN2016-VA01 |
Leeswijzer
De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.
hoofdstuk | inhoud |
1 Inleiding | Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen |
2 Beschrijving van het plangebied | Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven |
3 Beleidskaders | Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld |
4 Beschrijving bestemmingsplan | Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt |
5 Haalbaarheid en afweging | Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving |
6 Juridische aspecten | Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod |
7 Economische uitvoerbaarheid | Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is |
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid | Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan |
In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.
Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.
Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.
Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.
Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in de geldende bestemmingsplannen werden geboden. Voor het overgrote deel van het plangebied gelden de bestemmingsplan Velp-Noord en Velp-Midden, welk plannen niet één op één kunnen worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan. Ook daardoor kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.
Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.
Werkwijze
Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaard- planmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings-
plannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.
Daarin is onder andere beschreven:
In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.
Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings-
plannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden
2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.
Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.
het plangebied
Om reden van overzichtelijkheid en eenduidigheid is het uitgangspunt om te komen tot één bestemmingsplan voor de woongebieden ten noorden van de spoorlijn. Daarom worden in dit bestemmingsplan ook herzieningen en bestemmingsplannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de gronden die vallen binnen het bestemmingsplan Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F (gewijzigd vastgesteld op 15 december 2015) gezien de recente besluitvorming. Bij de vaststelling van dit plan is voorts besloten om de locatie van De Biesdel thans gelegen in het geldende bestemmingsplan Velp, witte vlekken (locatie 20 Biesdelselaan/Dennenweg) buiten het plangebied te laten.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijke deel van het dorp Velp. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door Rozendaal en door de Veluwezoom. Aan de westzijde door een groen gebied bestaande uit een park, volkstuinen en enige woningen alsmede door de verhoogde gelegen A12. De zuidelijk begrenzing bestaat uit de spoorlijn Arnhem - Zutphen dan wel het centrum van Velp, het winkelgebied. Ten oosten van het plangebied ligt de Veluwezoom.
Het centrum van Velp maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Voor het winkelgebied wordt beleid opgesteld en vervolgens een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure gebracht.
Voor het zuidelijke woongebied van het dorp is eveneens een bestemmingsplan in procedure gebracht. Het bedrijventerrein De Beemd gelegen ten zuiden van de A348 behoort daar dus niet toe.
De ligging van het dorp is op de volgende afbeelding weergegeven.
De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Daarbinnen is aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. Ook is een aantal bestemmingsplannen van toepassing die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied.
Opgemerkt wordt dat bij de begrenzing van het woongebied ook gronden zijn betrokken die nu nog in het bestemmingsplan Landelijk Gebied liggen.
nr. | naam | vastgesteld | |||
VN1 | Velp-Noord | 27-02-2007 | |||
VN4 | Velp-Noord, 1e herziening, locatie Schonenbergsingel 16 | 08-07-2009 | |||
VN5 | Velp-Noord, 2e herziening, locatie Bosweg 4 + Dennenweg 1 | 26-05-2009 | |||
VN8 | Velp-Noord, 4e herziening, locatie Bosweg 17-19 | 24-11-2009 | |||
VN9 | Velp-Noord, 5e herziening, locatie Overbeeklaan 14 | 30-03-2010 | |||
VN6 | Velp-Noord, locatie Rozendaalselaan | 01-06-2010 | |||
VN10 | Velp-Noord, locatie hoek Daalhuizerweg-Ringallee | 23-11-2010 | |||
VN11 | Velp-Noord, locatie Rozendaalselaan 23b | 31-05-2011 | |||
VN12 | Velp-Noord, locatie Stalen Enk 39 | 31-05-2011 | |||
VN13 | Velp-Noord, locatie Dennenweg 1 en 3 + Bosweg 2 | 31-05-2011 | |||
VN14 | Velp-Noord, locatie Waldeck Pyrmontlaan 7 | 24-01-2012 | |||
VN16 | Velp-Noord, locatie Hertogstraat tussen nr 21 en 23 | 23-04-2013 | |||
VN17 | Velp-Noord, locatie Van Tienhovenlaaan 7 | 23-09-2014 | |||
VN18 | Velp-Noord, locatie Hogeweg 1 | 21-04-2015 | |||
VN19 | Velp-Noord, locatie Pinkenbergseweg 5F (blijft buiten dit plan) | 15-12-2015 | |||
VM1 | Velp-Midden | 16-12-2008 | |||
VM5 | Velp-Midden, locatie Arnhemsestraatweg 5-7 | 29-05-2012 | |||
VM6 | Velp-Midden, locatie Nordlaan hoek Noorder Parallelweg | 19-06-2012 | |||
VM4 | Velp-Midden, locatie kruising Arnhemsestraatweg- Daalhuizerweg-Nordlaan | 26-02-2013 | |||
VM8 | Velp-Midden, locatie Nordlaan 32 | 26-02-2013 | |||
VM2 | Velp-Midden, locatie Koningin Beatrixlaan (Velpsche Veste II) | 30-03-2014 | |||
VM10 | Velp-Midden, locatie Arnhemsestraatweg 101a | 22-09-2015 | |||
LG1 | Landelijk Gebied | 27-01-2009 | |||
LG3 | Landelijk Gebied, 1e herziening, aanpassingen plankaart + regels | 29-06-2010 | |||
LG19 | Landelijk Gebied, locatie Beekhuizenseweg | 29-06-2010 | |||
BPVelp | Velp, witte vlekken locatie (1) Rozendaalselaan 32 locatie (2) Hogeweg 1 (nadien gewijzigd vastgesteld 28-10-2014, en vervangen door VN18) locatie (4A) Koningin Anna Paulownahof locatie (20) Biesdelselaan/Dennenweg (blijft uitgezonderd de Dennenweg zelf, buiten dit plan) |
19-06-2013 | |||
n.v.t. | 1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord | 29-06-2010 | |||
n.v.t. | Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen | 15-04-2014 |
De eerste bewoning van Velp vond plaats in de omgeving van de parochiekerk Oude Jan, in het huidige Velp-Zuid. Een eenvoudige agrarische nederzetting ontstond vanaf de 11e eeuw op de grens van de hoger gelegen heidegebieden en de lager gelegen weilanden (broek).
Van een echte, dicht bebouwde kern was tot diep in de 19de eeuw amper sprake: de bebouwing, vooral bestaande uit boerderijen en arbeiderswoningen, stond verspreid rondom de kerk en langs wegen en paden in de verdere omgeving met verdichtingen aan de huidige Vianenstraat en het zuidelijke deel van de IJsselstraat. De pastorie stond westelijk van de kerk op een omgracht terrein. De nederzetting werd omgeven door diverse, strategisch gelegen landgoederen, zoals Biljoen, Overhagen, Overbeek, Larenstein, Rozenhage en Daalhuizen.
Vanaf het einde van de 18de eeuw kwam een gestage transformatie op gang waarbij het accent hoe langer hoe meer verschoof van de agrarische nederzetting naar een (suburbane) woonplaats die voor een belangrijk deel was gericht op de hogere inkomensgroepen.
Van groot belang voor de ontwikkeling van Velp is de verharding c.q. aanleg van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen in 1820. In 1865 werd de spoorlijn Arnhem-Zutphen aangelegd, parallel aan de straatweg. Dan ontstaat het huidige centrum van Velp en wordt het gebied tussen de Hoofdstraat, Kerkallee en Kerkstraat bebouwd.
Door de verbeterde bereikbaarheid van Velp vestigden zich veel mensen van buiten in het dorp, aangetrokken door de fraaie omgeving. In korte tijd ontstond aan weerszijden van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen een min of meer aaneengesloten rij aanzienlijke huizen, die met elkaar wedijverden in schoonheid en verscheidenheid. Daartussen bevond zich ook het landgoed Overbeek met zijn deels tot fraaie waterpartijen omgevormde onderdelen van de Rozendaalsebeek. Deze buurt - vroeger aangeduid als Nieuw-Velp - is ook thans nog het meest verdichte deel van de straatweg, namelijk tussen de Wilhelminastraat en de Vijverlaan.
Vanaf het begin van de 20e eeuw werd het noordelijk deel van Velp steeds meer een vestigingsplaats voor welgestelden. Landgoederen als Overbeek en Schoonenberg werden verkaveld ten behoeve van villa's.
Toen in 1865 de spoorlijn Velp aandeed, betekende dat de vrijwel definitieve breuk tussen het in betekenis toenemende nieuwe Velp aan de Hoofdstraat en het oude Velp bij de Oude Jan. Met name aan de Larensteinselaan en de Oranjestraat waren de littekens goed zichtbaar. Dat de tramverbinding met Arnhem ook nog door de Hoofdstraat liep, gaf tevens aan dat het oude Velp feitelijk niet meer meetelde.
Behalve de villabouw aan de Veluwezoom van Velp verrezen er villa's aan het spoor. Maar het waren niet uitsluitend villa's die aan het spoor verrezen. Hoe verder weg van het station (westwaarts), hoe meer vermenging met eenvoudige woningbouw er plaatsvond. Al met al ontstond er een lint dat zich duidelijk aftekende ten opzichte van de oude, al bestaande linten. De bebouwing richtte zich naar het spoor, maar ook naar de straat die tussen de bebouwing en het spoor liep. Het is overigens geen on- onderbroken lint want ter plekke van de Brugweg/Pastoor Koenestraat/Hendrikus Avelinghstraat liet men de bestaande structuur prevaleren.
Met name na de Tweede Wereldoorlog, toen de waterstand van de IJssel beheersbaar werd, is Velp in het zuiden verder uitgebreid.
Zeer ingrijpend was de aanleg van de autosnelweg (nu A348) in 1974 door de broekgronden ten zuiden van Velp. De snelweg werd op een dijklichaam aangelegd. Daardoor werd het karakteristieke vrije zicht vanaf de rand van de stuwwal op de IJssel en de uiterwaarden verstoord.
Overbeek was het eerste landgoed in Velp dat in een villapark werd omgezet. Daarna kwam Ma Retraite op het landgoed Schoonenberg. Beide parken zijn nog herkenbaar op de dorpsplattegrond. Daarnaast verschenen in de loop der tijd nog vele villa's op verschillende open delen in Velp-Noord.
Vanaf 1903 zijn in Velp-Noord enkele kleine complexen van sociale woningen gebouwd, in de omgeving van de Bergstraat.
In 1921 verrees aan de Torckstraat e.o. een complex van 72 middenstandswoningen. Dit complex van dubbele en driedubbele woningen is gebouwd in een aan de Amsterdamse school verwante stijl.
Eén van de verbredingen van de Hoofdstraat vond plaats in 1921 toen ruimte nodig was voor de aanleg van de rails voor de tram naar Arnhem.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van Velp kan cultuurhistorisch worden samengevat in drie fasen, de hieronder genoemde data zijn vanzelfsprekend geen harde omslagpunten:
agrarische nederzetting
De samenhang van de agrarische nederzetting is nog aanwezig maar niet altijd zichtbaar. Het zijn de beken, de oude wegen en verspreid daaraan gelegen bebouwing en de verkaveling die verwijst naar de agrarische oorsprong. Voor het plangebied zijn van de volgende structuren en elementen en gebieden van cultuurhistorisch waarde:
buitenplaatsen en villa's
De periode van buitenplaatsen en villa's heeft voor het plangebied geleid tot de volgende cultuurhistorische waardevolle elementen:
stedelijk wonen
In de periode van het stedelijk wonen ontstaan in het plangebied structuren en elementen en gebieden met een cultuurhistorische waarde:
Binnen het stedelijk wonen krijgt de Wederopbouwperiode (1940 - 1965) steeds meer aandacht. Belangrijke voorbeelden hiervan in het plangebied zijn:
Beschermde monumenten
Deze waardering voor aanwezige cultuurhistorische waarden komt tot uitdrukking in de aanwijzing van een rijksbeschermd dorpsgezicht en beschermde gebouwde monumenten.
- beschermd dorpsgezicht Villapark Overbeek
Van oorsprong behoorde dit gebied tot het grote landgoed Overbeek. In Velp was Overbeek in 1900 het eerste landgoed dat werd omgezet in een villapark. Met gebruikmaking van het bestaande padenstelsel, waterpartijen en oude bomen werd een ontwerp voor een villapark in Engelse landschapsstijl gemaakt. Rondom de bestaande waterpartij en enkele oude bomen van het landgoed werd een vijftal gebogen wegen aangelegd. De Overbeeklaan, de Boulevard, de Prins Hendrikstraat, Evertsenlaan en de Overbeeksingel, die als een beschermende schil om het landhuis Overbeek en de gracht lag.
Het villapark vormt een sterk samenhangend geheel. Karakteristiek zijn de stedenbouwkundige opzet, het groene karakter en het gevarieerde bebouwingsbeeld met vrijstaande en dubbele villa's van een vaak hoogwaardige architectuur. De villa's hebben in het algemeen twee bouwlagen met een forse kap. De grootste villa's op de ruimste kavels zijn vooral gesitueerd om en in de directe omgeving van de vijver. Jongere villa's (gebouwd vanaf 1910) zijn doorgaans veel dichter opeen gebouwd, waardoor soms zelfs de indruk ontstaat van een min of meer gesloten straatwand. Op enkele plekken is de oorspronkelijke villabebouwing vervangen, zoals aan de oostkant van de vijver. Het villapark is een goed herkenbaar gebleven voorbeeld van een villapark uit het begin van de twintigste eeuw.
Bij besluit van 28 december 2011 is het Villapark Overbeek door het rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
- beschermde bebouwing
Binnen het plangebied liggen zowel beschermde rijks- als gemeentelijke monumenten.
Het gaat om de volgende objecten.
straat | rijksmonument, huisnummers | gemeentelijk monument, huisnummers | |
Achtsprong | 2, 6 | ||
Alteveerselaan | 24 | ||
Arnhemsestraatweg | 37, 39, 342 | 10, 17, 18, 19, 20, 21, 33, 35, 354 | |
Beekhuizenseweg | 20 | 8, 10, 19, 44 | |
Bergweg | 3, 3a | ||
Biesdelselaan | 39 | ||
Boulevard | 11/11a | 1, 3, 4, 17, 19, 21, 23, 29 | |
De Ruijterlaan | 14, 16, 27 | ||
den Bruijl | 35 | ||
Dennenweg | 1, 3 | ||
Dr. Fabiusstraat | 12 | ||
Egmondstraat | 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 7a, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, | ||
Enkweg | 35, 37, 39 | ||
Evertsenlaan | 3, 5 | ||
Frederikstraat | 6, 8, 9, 10 | ||
Havelaarstraat | 6 | 2 | |
Hendrikus Avelinghstraat | 1, 3, 154 | ||
Hertogstraat | 2, 14, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 31 | ||
Hobbemalaan | 6 | ||
Hogeweg | 35, 39 | ||
Hoofdstraat | 14, 16, 18, 20, 22, 26,141/141a | ||
Jeruzalem | 23, 29, 29a | 2, 4, 8, 12, 14 | |
Nieuw-Schoonoord | 1 | ||
Noorder Parallelweg | 1 | ||
Ommershofselaan | 6, 8 | ||
Oranjestraat | 25, 70, 72 | ||
Overbeeklaan | t.o. 14a (poortje) | 5, 8, 10, 12, 14 | |
Overbeeksingel | 15, 17 | ||
Pastoor Koenestraat | 1, 3, 41 | ||
Poortstraat | 5 (met bijgebouwen), 6, 8 | ||
Prins Hendriklaan | 4, 6, 8, 10, 12, 14, 18 | ||
Ringallee | 37a, 77, 79, 81 | ||
Rozendaalselaan | 61 | 33, 35, 41, 45, 51, 53, 55, 57 | |
Rozenhagelaan | 4 | 18 | |
Schonenbergsingel | 3, 4 | ||
Stationsplein | 36 | ||
Stationsstraat | 3, 42 | 1 | |
Torckstraat | 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27 | ||
Tramstraat | 54, 56 | ||
Tromplaan | 20 | 2, 12 | |
Van Pallandtstraat | 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20 | ||
Vijverlaan | 7, 23 | 13, 15, 17 | |
Zoutmanlaan | 5 | ||
Zutphensestraatweg | 17, 26, 28, 36, 38, 40, 42, 44 | ||
beek | Rozendaalsebeek |
Andere cultuurhistorische waarden
Naast de beschermde waarden die hierboven zijn vermeld, kunnen gebieden worden onderscheiden die evenzeer vanwege hun samenhang van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft de Amsterdamse School-wijk aan de Thorckstraat en omgeving en de karakteristieke buurt Jeruzalem gelegen tussen de Rozendaalse beek en het beschermde dorpsgezicht.
Een andere cultuurhistorische waarde in het plangebied wordt gevormd door het relict van de buitenplaats Rozenhage. De percelen Arnhemsestraatweg 101 en Rozenhagelaan 4 zijn daarvan de restanten. Deze buitenplaats maakt onderdeel uit van een snoer van buitenplaatsen langs de Veluwezoom: Gelders Arcadië.
Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. In hoofdstuk 2.5 wordt hier verder op ingegaan.
De Rozendaalsebeek met de glooiingen in het terrein bepalen voor een groot gedeelte het karakter van Velp-Noord. Aan de Rozendaalsebeek ontwikkelde zich onder meer de oudere buurt Jeruzalem. De waterpartijen van villapark Overbeek worden gevoed door deze beek. De Beekhuizensebeek is als kleine stroom te ervaren en ligt ten oosten van de Beekhuizenseweg en den Bruyl. Op enkele percelen loopt de beek door voortuinen.
Parallel aan de beken zijn de voormalige schaapsdriften gelegen. Tegenwoordig zijn dit vaak statige lanen, zoals de Rozendaalselaan, Daalhuizerweg en de Biesdelselaan. De lanen weven door elkaar, tot diep in het beboste gebied van de Veluwezoom.
De kern Rozendaal is ruimtelijk vergroeid met Velp-Noord. Het vormt één van de bebouwingslobben ten noorden van de hoofdontsluiting: de Ringallee, Beukenweg en Beekhuizenseweg.
Het plangebied is voornamelijk een woongebied. Langs de straatweg (Arnhemse- straatweg, Hoofdstraat, Zutphensesestraatweg) en in het gebied ten zuiden daarvan richting spoorlijn bestaat een zekere mate van functiemenging. Kantoren, woonzorg- complexen maar ook serviceflats vallen in het straatbeeld op. Dit gebied is steniger dan het gebied gelegen ten noorden van de straatweg.
Uitlopers van het winkelgebied rond de Hoofdstraat, Emmastraat en Den Heuvel zijn te vinden langs de Rozendaalselaan en de Wilhelminastraat.
De ruimtelijke dragers van Velp worden gevormd door wegen en straten die een belangrijke verkeerskundige dan wel structuurbepalende functie kennen. Op de hieronder staande afbeelding is te zien dat 'rond' het dorp een wegenring ligt. Met verbindingen naar Arnhem, Zutphen en de A12 en A348. Daarnaast is de doorsnijding van de spoorlijn niet te ontkennen in de opzet van het dorp.
In Velp-Noord wordt de 'ring' om het dorp gevormd door de Nordlaan, Daalhuizerweg, Ringallee, Beukenweg en Beekhuizenseweg. Deze takt aan de westzijde aan op de Arnhemsetraatweg en aan de oostzijde op de Zutphensestraatweg. De Arnhemsestraatweg, Hoofdstraat en Zutphensestraatweg maken onderdeel uit van de doorgaande dorpenroute.
De Rozendaalselaan die aantakt op de Hoofdstraat scheidt dit deel van Velp-Noord in een westelijke en een oostelijke deel. Aan de zuidzijde van de Hoofdstraat vormt de President Kennedylaan de scheiding.
De overige structuurbepalende lijnen hebben een belangrijke cultuurhistorische oorsprong. Dit zijn de oude linten, de beken en de vijver in het villapark Overbeek maar ook de bomenlanen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal aspecten die een relatie hebben met de bodem. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.6.3 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.
Globale bodemopbouw
Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.
De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten het bebouwde gebied van Velp. Zo wordt geen onderscheid gemaakt tussen klei en zavel. Anderzijds wordt meer onderscheid gemaakt binnen de zandgronden.
Opgemerkt wordt dat ten noorden van Velp, in Rozendaal, de grond ook bestaat uit grof zand.
Asbestkansenkaart
Deze kaart met de resultaten van de asbestkansenkaart is niet toegevoegd. Omdat er in het plangebied geen gebieden zijn waar op voorhand onderzoek naar asbest in de bodem moet worden gedaan.
Achtergrondverontreiniging
In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.
De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:
Een aantal gebieden is niet gezoneerd. Hierop is de nota Bodembeheer niet van toepassing. In onderstaande kaart is de situatie in en rond het plangebied weergegeven.
Bron: Nota Bodembeheer gemeente Rheden
Het groene gedeelte van het plangebied voldoet aan de achtergrondwaarde. Het oranje geblokte deel van het plangebied voldoet wat betreft de bovengrond (bovenste meter) aan de maximale waarde wonen. De grond daaronder voldoet aan de achtergrondwaarde.
Activiteiten die de bodem bedreigen
In het gemeentelijke Bodeminformatiesysteem is vastgelegd waar vanwege handelingen in het verleden de bodem mogelijk verontreinigd is. De verdacht locaties zijn hieronder afgebeeld in twee kaarten: eerst de kaart met de locaties aan de westzijde en daarna een kaart met de oostzijde van het plangebied. De Rozendaalselaan is als grens aangehouden.
Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem
In groen zijn weergegeven de locaties waar op basis van globaal historisch onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd.
In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is. Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.
Verontreinigde locaties
Van de 301 locaties in heel Velp waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste afgerond. In het plangebied zijn 14 locaties gelegen waarop enig moment nog vervolg onderzoek nodig is. Deze locaties staan weergegeven op onderstaande kaart.
Overigens is steeds is de hele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.
Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem
Het betreft de volgende locaties.
locatie | adres | ernst | vervolg | ||
autobedrijf J.P. Wijlhuizen |
Wilhelminastraat 22 | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
bedrijf | Bosweg 1b | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
Pronet/Bondur | Noorder Parallelweg 9 | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
VOF Meijerink | Enkweg 2 | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
De Jong Auto's | Nordlaan 20 | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
bedrijf | Noorder Parallelweg 19-20 | potentieel ernstig | uitvoeren nader onderzoek | ||
Café Gildebroeders | Wilhelminastraat 3 | ernstig, niet urgent | uitvoeren nader onderzoek | ||
Zorgrecidence Regina bv | Arnhemsestraatweg 21 | ernstig, urgentie niet bepaald | opstellen saneringsplan | ||
J.P. Grafische Bedrijven bv | Stationsplein 22 | ernstig, niet urgent | starten sanering |
Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.
Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.
Voor het plangebied geldt dat ook hier schijngrondwaterspiegels aanwezig zijn.
Bodembeschermingsgebied
Grenzend aan de gemeentegrens ligt in Rozendaal een drinkwaterpompstation. Rondom het drinkwaterpompstation zijn beschermingszones ingesteld.
In november 2015 hebben gedeputeerde staten de nieuwe beschermingszones vastgesteld. In hoofdstuk 3.2 wordt hier verder aandacht aan besteed.
Geheel Velp ligt in het intrekgebied. Een klein deel van het plangebied valt in de boringsvrije zone. Een nog kleiner deel ligt zowel in de boringsvrije zone als in de WKO vrije zone.
In de WKO vrije zone is de aanleg van een Warmte-Koude opslag niet toegestaan. In de boringsvrije zone gelden regels met betrekking tot het maken van boorputten en het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 2 meter beneden maaiveld. Veel van dit soort activiteiten zijn verboden, maar in sommige situaties kunnen Gedeputeerde Staten van Gelderland ontheffing verlenen.
Deze zones zijn aangewezen om er voor te zorgen dat de daar aanwezige ondoordringbare grondlaag, die het daaronder liggende grondwater beschermt, niet doorboord wordt.
Warmte Koude Opslag (WKO) en geothermie
Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket redelijk geschikt is voor de installatie van WKO systemen.
Bij een afweging of wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden (archeologie) worden betrokken.
De gemeente is geen voorstander van geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).
Het toepassen van geothermie waarbij het fracken van de ondergrond noodzakelijk is, is ongewenst.
Momenteel is in het plangebied één WKO installatie in gebruik, en wel aan de Arnhemsestraatweg 5 in Velp.
Nieuwe WKO installaties moeten met de al bestaande installaties rekening houden.
Uit de beschrijving in hoofdstuk 2.2 blijkt dat in het plangebied de geschiedenis nog herkenbaar is. Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een hoge archeologische verwachting kent.
In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Wel zijn er locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in een geldend bestemmingsplan. Deze bestemming is ongewijzigd overgenomen in dit plan.
Uit de in 2014 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven binnen de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zouden kunnen zijn. Heel Velp viel binnen een verdacht gebied.
Gezien dit gegeven is een diepgaander onderzoek gedaan. Hieruit is in 2016 gebleken welke locaties verdacht zijn. In deze gronden kunnen niet-gesprongen explosieven worden aangetroffen.
De verdachte locaties binnen het plangebied zijn weergegeven op onderstaande kaart.
Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet-gesprongen explosieven vanzelfsprekend veel kleiner.
Binnen het plangebied ligt geen hogedruk-aardgasleiding of andere leidingen waarvoor in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen.
In de beleving van het plangebied overheerst in het gebied ten zuiden van de zogenaamde dorpenroute -de doorgaande route Arnhemsestraatweg, Hoofdstraat, Zutphensestraatweg- het stenige karakter. Ten noorden hiervan is de openbare ruimte evenmin ruim bemeten, maar zorgt het particuliere gebied voor een groene uitstraling.
Het plangebied kent drie doorgaande verkeersroutes die Velp verbindt met omliggend plaatsen. Dit betreft de wegen die de 'ring' vormen met het zuidelijk deel van Velp en de zogenaamde dorpenroute alsmede de Rozendaalselaan. De functie van de Rozendaalselaan zal van gebiedsontsluitingsweg worden gewijzigd in verblijfsgebied met een belangrijke taak in de afwikkeling van het lokale verkeer. Het deel van de dorpenroute door het centrum van Velp tussen de President Kennedylaan en de Ommershofselaan zal op termijn ook meer een verblijfskarakter worden toegekend.
De overige wegen zijn op een uitzondering na onderdeel van een 30 km zone.
Het parkeren vindt overwegend in de straten plaats. Het plangebied grenst aan het winkelgebied met twee verschillende vormen van parkeerregulering, betaald parkeren en de blauwe zone. De Wilhelminastraat is van belang voor de ontsluiting van het goed gebruikte parkeerterrein aan de Vlashofstraat.
Het plangebied wordt bediend door diverse buslijnen, die alle een verbinding vormen met het centrum van Arnhem. Eén van de buslijnen maakt onderdeel uit Arnhemse trollynetwerk. Het NS-station van Velp is gelegen op circa 150 meter ten zuidoosten van de Hoofdstraat.
Velp-Noord is gelegen op de droge hellingen van het Veluwemassief. Aan de noord- en westzijde wordt Velp-Noord omringd door bossen, onder meer van (voormalige) landgoederen (Dordtwijck/Daalhuizen). In het plangebied ligt nog een markant relict van Overbeek: een klassiek parkje met vijver. De vijver wordt gevoed door de Rozendaalsebeek die deels zichtbaar door het plangebied stroomt.
In het plangebied zijn relatief weinig grotere oppervlakten aan openbaar groen aanwezig. Ten noorden van de dorpenroute (Arnhemsestraatweg-Hoofdstraat- Zutphensestraatweg) vormen het Koning Willem-Alexanderplein, het Burgemeester Brandtplein en het groen rondom de vijver hierop een uitzondering.
Het groene karakter van dit gebied komt vooral tot uitdrukking in de (deels) omhoog lopende bomenlanen, die aangevuld door een parkachtige opzet, grote villatuinen, landgoedrelicten en bosranden die direct aansluiten op de dorpskom. De bomenlanen dateren soms van vóór de villabebouwing.
Ten zuiden van de dorpenroute leidt de beperkte aanwezigheid van een groene openbare ruimte tot een meer stenige omgeving.
De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel. In het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig. Het gaat om een twee beken en vijvers.
De Rozendaalsebeek is aangemerkt als SED-water: water met een specifieke ecologische doelstelling. De Beekhuizensebeek als HEN-water: water van het hoogste ecologische niveau.
Ook voor het bebouwde gebied van Velp-Noord geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van grondwateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem.
Het ingezamelde afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. In het Gemeentelijk Rioleringsplan is het rioolsysteem beschreven.
Doordat er weinig openbare (groen)gebieden zijn in Velp-Noord zijn, is er minder ruimte aanwezig voor speelvoorzieningen. In het plangebied zijn op 7 plaatsen speelvoorzieningen voor de jeugd aanwezig. Die voorzieningen zijn vaak speeltoestellen en zijn begrepen onder het begrip straatmeubilair. Deze zijn te vinden aan het Burgemeester Brandtplein, aan het Enkplein/Enkweg bij de school Daalhuizen, en aan de Nieuwstraat. Voor de oudere jeugd zijn aanwezig een trapveld aan het Burgemeester Brandtplein en een basketbalpaal aan het Enkplein/Enkweg. Aan de Dennenweg ligt een natuurspeelplaats.
Ten zuiden van de dorpenroute is voor deze doelgroep een klein trapveldje en een speelplaats (Oranjeplein) aanwezig.
Velp ligt op een korte overgangszone van het dichte bosgebied van de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. Zowel de Veluwe als de uiterwaarden van de IJssel zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden in verband met het voorkomen van internationaal belangrijke habitats en soorten.
Deze gebieden en het aan de oostzijde van Velp-Zuid gelegen landgoed Biljoen maken tevens onderdeel uit van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone.
Doordat het plangebied omgeven wordt door waardevol natuurgebied, of agrarisch gebied met landschappelijke- en natuurwaarde, is het aannemelijk dat beschermde soorten voor komen in het gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient onderzocht te worden welke significante gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving.
Door de aanwezigheid van veel (oude) bomen in en om het plangebied kan over het algemeen gesproken worden van relatief hoge natuurwaarde voor een bebouwd deel.
Soorten als huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis bouwen hun nesten of hebben verblijfplaatsen in gebouwen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden.
Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. In dat verband kan het plangebied getypeerd worden als een centrum dorps woonmilieu.
De woningvoorraad in Velp-Noord, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen. Hierbij moet worden aangetekend dat het centrum van Velp in het overzicht is meegenomen. Het centrum van Velp wijkt qua karakter af van de voor- en naoorlogse woonbebouwing.
Woningen | |
totaal aantal | 3.377 |
meergezinswoningen | 35% |
huurwoningen | 25% |
gemiddelde WOZ-waarde | € 329.000 |
Inwoners | |
totaal aantal | 7.130 |
0 - 24 jaar | 26% |
25 - 65 jaar | 44% |
65 jaar en ouder | 29% |
Huishoudens | |
gemiddelde grootte huishoudens | 2,1 |
eenpersoonshuishoudens | 45% |
huishoudens zonder kinderen | 30% |
huishoudens met kinderen | 25% |
Bron: CBS Statline, 2013
Gemeentebreed bestaat de woningvoorraad voor 55% uit koopwoningen. De leeftijdsopbouw wijkt enigszins af van het gemiddelde in de gemeente. Naar verhouding wonen er meer 65 plussers en meer eenpersoonshuishoudens in Velp-Noord.
Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.
Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudens ontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.
In het plangebied zijn in verhouding veel instellingen en particuliere tehuizen gevestigd. Dit varieert van intramuraal wonen met volledige verzorging en therapie tot gezamenlijk zelfstandig wonen met gebruikmaking van persoonsgebonden budgetten. Daarnaast kent het gebied een aantal serviceflats. Kamerverhuur komt in beperkte mate voor.
De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in verdere verruiming van de woningbouwcapaciteit.
Ten noorden van de spoorlijn zijn winkels en voorzieningen vooral geconcentreerd langs de Hoofdstraat, Emmastraat en Den Heuvel, dus buiten het plangebied. In het plangebied is vooral langs de Wilhelminastraat en de Rozendaalselaan enige bedrijvigheid gevestigd (meest winkels en horeca).
Daarnaast zijn verspreid over het plangebied nog bedrijven en kantoren aanwezig.
Ook aan huis worden bedrijven en beroepen uitgeoefend.
Over het algemeen kent het plangebied betrekkelijk weinig voorzieningen. De bewoners zijn vooral aangewezen op het nabij gelegen centrumgebied van Velp.
- onderwijs
Aan de Enkweg staat de openbare basisschool Daalhuizen en aan de Dillenburglaan de protestants-christelijke basisschool De Anhorst. Aan de Emmastraat bevindt zich de rooms-katholieke basisschool Sint Fredericus.
Op het binnenterrein tussen de Beukenweg, de Pinkenbergseweg en Alteveer is het Groenhorst College gelegen, een school voor praktijkonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs met diverse groenopleidingen. Voor deze school is recent een bestemmingsplan vastgesteld en valt om die reden buiten dit bestemmingsplan.
- religie en begraafplaats
Binnen het plangebied worden diverse locatie voor religieuze doeleinden aangewend.
Op het binnenterrein Nordlaan/Arnhemsestraatweg is de Vrije Evangelische Gemeente gevestigd. Het gebouw wordt naast de religieuze functie ook voor andere doeleinden gebruikt. Aan de Waldeck Pyrmontlaan 4 de Baptistengemeente en aan de Dr. Fabiusstraat 12 de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPD. Aan de Oranjestraat 74 de Vrije Evangelische Gemeente en op nummer 52 het Apostolisch Genootschap.
Aan de Bergweg ligt de Rooms Katholieke Begraafplaats aan de Bergweg.
- sport
Binnen het plangebied ligt geen sportcomplex. Ten noorden van het gebied liggen de sportparken De Pinkenberg en Beekhuizen.
- diverse
De huisartsen in Velp zijn gezamenlijk gevestigd aan de Rozendaalselaan. Verspreid in het plangebied worden andere (para)medische beroepen meestal aan huis uitgeoefend. Aan de Middellaan is een medische kliniek gevestigd.
Het Oranjeplein is geschikt voor het houden van kleinschalige activiteiten en evenementen. De jaarlijkse kermis wordt gehouden op De Vlashof, gelegen buiten het plangebied.
Aan de Parkstraat, op nummer 32, is het Geologisch Museum gevestigd.
Het plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen waarbij een actualisering heeft plaatsgevonden. Niet geëffectueerde bouwrechten uit voorliggende plannen zijn gerespecteerd.
Zoals al eerder gesteld, heeft een omzetting naar de huidige landelijke standaard plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de waarden in het plangebied.
In hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan wordt aan een en ander nadere aandacht besteed.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:
Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.
De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.
In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Dit aspect komt aan de orde in hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging.
Vanuit een cultuurhistorisch oogpunt is van belang dat van rijkswege een beschermd dorpsgezicht is aangewezen, het Villapark Overbeek. De wijze waarop hiermee is omgegaan wordt beschreven in hoofdstuk 5.4.7.
Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.
De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.
In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:
Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.
De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.
In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.
De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:
Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.
Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen nabij gebieden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.
Een actualisatie van de Omgevingsvisie heeft tot 30 september 2016 ter inzage gelegen. De daarin opgenomen voorgestelde wijzigingen hebben geen gevolgen voor onderhavig plan.
In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Deze verordening is bindend voor de gemeente. Aangetekend wordt dat een herziening van deze verordening in procedure is. De voorgenomen actualisatie lag tot en met 30 september 2016 ter inzage. De daarin voorgestelde wijzigingen hebben geen gevolgen voor onderhavig plan.
Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp uit de Omgevings-
verordening Gelderland van toepassing:
Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).
In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen. In juli 2016 heeft de subregio een extra behoefte aan woningen geconstateerd en gevraagd om een plancapaciteit van 9.098 woningen tot 2025.
Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke
ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.
Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt voorts dat direct ten westen van de bebouwing aan de Kluizenaarsweg, Pinkenbergseweg, Beekhuizenseweg, in de gemeente Rozendaal, een grondwaterbeschermingsgebied/drinkwaterpompstation is gelegen. Voor het plangebied betekent dit dat bepaalde activiteiten niet zijn toegelaten of alleen nadat gedeputeerde staten hieraan medewerken. Op grond van die verordening zijn namelijk aangewezen een intrekgebied, een WKO-vrije zone en een boringsvrije zone.
Voor een volledig overzicht van de activiteiten waaraan voorwaarden zijn verbonden wordt hier verwezen naar de provinciale verordening die beschikbaar is op de provinciale website www.gelderland.nl/drinkwater of op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld.
Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.
Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.
In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.
De Rozendaalsebeek die midden in het plangebied stroomt, is aangewezen als SED-water. Voor dergelijke wateren geldt dat weliswaar enige menselijke beïnvloeding aanwezig is maar dat zij wel een ecologische waarde hebben of die met een geringe inspanning kunnen krijgen. Voor de Beekhuizensebeek die aan de oostzijde van Velp loopt, en voor een deel is opgenomen in het plan, geldt dat de beek is aangewezen als HEN-water. Dit betekent dat de beek de meest natuurlijke situatie benadert en de ecologische waarde beschermenswaardig is en eventuele negatieve beïnvloeding terug gedrongen moet worden.
Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 is opgenomen in de Watervisie 2030 wordt vertaald in het nog vast te stellen Waterbeheerplan 2016-2021.
In het bestemmingsplan hebben de beken de bestemming Water. In deze bestemming zijn geen regels over werkzaamheden aan of nabij deze beken opgenomen.
Voor werkzaamheden aan of nabij deze beken is het waterschap Rijn en IJssel de instantie waar een melding moet worden gedaan of een vergunning moet worden aangevraagd.
Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.
Cultuurhistorie
De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:
"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."
De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:
Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.
De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden
2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.
Voorts wordt opgemerkt dat de gemeenteraad in 2004 bij de advisering aan de minister over het aanwijzen van het beschermde dorpsgezicht Villapark Overbeek heeft overwogen dat ook het buurschap Jeruzalem eveneens over cultuurhistorische waarden beschikt maar geen onderdeel uitmaakt van de planmatige omvorming van het landgoed Overbeek tot villapark. En voorts niet past binnen het kader van de landelijke selectie van dorpsgezichten die in de periode 1850-1940 zijn ontstaan. zodat het valt buiten de contouren zoals die door het rijk in het voornemen zijn aangegeven.
Milieuzonering
In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.
Bodemkwaliteit
De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.
De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.
Niet-gesprongen explosieven
In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.
Dit onderzoek is in februari 2016 verfijnd. De resultaten voor het plangebied zijn in beeld gebracht.
De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.
Geluidhinder
De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Verkeer
In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan (VCP) uit 2008 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.
Verblijfsgebieden zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone. Gebieds- ontsluitingswegen zijn de wegen binnen de bebouwde kom die hoofdzakelijk een doorstroom karakter hebben en waar een snelheidslimiet van 50 km geldt.
Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.
Groen
In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de boomlinten die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element -het raamwerk- in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen laanbomen worden geplant.
Het raamwerk wordt in het plangebied gevormd door de voormalige schaapsdriften en doorgaande route via Beekhuizensweg, Beukenlaan en Ringallee. Deze provinciale weg wordt aan beide zijden begeleid door bomen in grasstroken. Haaks op deze route liggen de oude landwegen, voor een deel voormalige schaapsdriften. Zij worden zoveel mogelijk begeleid door bomen in gazon aan beide zijden van de weg. Door de belangrijkste cultuurhistorische lanen als raamwerk te benoemen en hierin te streven naar bomen aan beide zijden van de weg, wordt de groene kwaliteit en de karakteristiek van een bomenrijk gebied behouden. Dit wordt versterkt door zoveel mogelijk inheemse boomsoorten toe te passen. Aangetekend wordt dat groeiruimte voor de bomen door de aanwezigheid van verharding soms beperkt is.
Voor de zuidzijde van het plangebied geldt dat bomen vooral in particuliere tuinen staan.
Spelen
In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).
Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.
Water
Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.
De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.
Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.
Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015.
Wonen
Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.
De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.
Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.
Toerisme
Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De daadwerkelijke uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.
Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom uit 2009 geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien. Inmiddels is op dit beleidsterrein door de gemeenteraad in september 2016 het Masterplan Toerisme vastgesteld.
Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit brandveiligheidsvergunning (voor een logiesfunctie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen.
Economische activiteiten
In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden
(vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners en het bedrijfsleven.
De visie geeft onder andere aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. De Rhedense bedrijventerreinen zijn voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is revitalisering noodzakelijk.
Voor de dorpen Velp, Rheden en Dieren is een nieuwe detailhandelsstructuurvisie Kiezen voor eigen kwaliteit opgesteld. Deze is door de gemeenteraad in zijn vergadering van januari 2017 vastgesteld. Hierin wordt voor Velp beschreven dat de versterking van het winkelaanbod plaats zou moeten vinden in het kernwinkelgebied en als dat aantoonbaar niet mogelijk of onwenselijk is, in het secundaire winkelgebied. Buiten deze gebieden is medewerking aan uitbreiding van winkels niet gewenst.
Studentenhuisvesting
In de nota Studentenhuisvesting, die op 14 maart 2016 door burgemeester en wethouders is vastgesteld, staat de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte van studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen in Arnhem centraal. Geconcludeerd wordt dat de vraag naar studentenhuisvesting zich vooral zal richten op Arnhem en in kwalitatieve zin vooral op kamers met voorzieningen. Voor de komende jaren wordt geen aanleiding gezien om binnen de gemeente Rheden mee te werken aan initiatieven die zich richten op reguliere studenten. Voor buitenlandse studenten van HVHL wil de gemeente Rheden ruimte bieden aan een initiatief dat zich richt op de realisatie van een kleinschalig complex met gemeubileerde kamers.
Kamerverhuur
Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. In de op 29 februari 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde Beleidsnota Kamerverhuur panden: vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd onder welke voorwaarden zij vergunning verlenen.
Grondgebonden woningen komen niet in aanmerking voor een vergunning als deze in het geheel voor kamerverhuur worden aangewend. Wordt kamerverhuur gecom- bineerd met een zelfstandig huishouden of in het geval dat geen sprake van een grondgebonden woning, dan wordt een onderscheid gemaakt tussen overwegend monofunctionele woonwijk en een functioneel gemengde wijk.
Dit onderscheid vloeit voort uit de constatering dat in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het bewonen van kamers een andere ruimtelijke uitstraling is verbonden dan de bewoning door een huishouden. Gezien de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de bewoners en een mogelijke toename van de parkeerdruk wordt gekozen voor een zeer restrictieve benadering voor nieuwe kamerverhuur in een rustige woonwijk. Kamerverhuur kan daar slechts worden toegestaan indien dit op zo'n ondergeschikte schaal is, dat de ruimtelijke uitstraling van de woonbuurt hierdoor niet wijzigt. Incidenteel bestaat ruimte voor enige kamerverhuur.
Ter invulling van het ondergeschikte, incidentele karakter is gekozen voor een norm van 1% van het aantal woningen in een rustige woonwijk. Om ongewenste klontering van deze 1% te voorkomen is het gewenst om een afstandsmaat te hanteren tussen de panden waar kamerverhuur plaatsvindt. Een onderlinge afstand van 50 m wordt daarbij acceptabel geacht.
In de nota wordt voorts geconstateerd dat in functioneel gemengde wijken de komst van kamerbewoners met hun eigen ruimtelijke uitstraling minder impact heeft. Dit blijkt ook uit het gegeven dat thans geen overlast wordt gemeld ten gevolge van kamer- bewoning die met name in deze wijken is geconstateerd. Kamerbewoning kan in deze wijken zelfs bijdragen aan de levendigheid en dynamiek die dergelijke gebieden eigen zijn. Dit leidt derhalve tot de conclusie dat thans geen behoefte bestaat aan beheermaatregelen in functioneel gemengde wijken. Zodat in die gemengde gebieden (nog steeds met uitzondering van het in zijn geheel gebruiken van grondgebonden woningen voor kamerverhuur) een ruimer beleid is geformuleerd. Gesteld is dat in het bestemmingsplan wordt aangewezen in welk gebied sprake is van een gemengde wijk.
In dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijk relevante onderscheid tussen een rustige woonwijk en een functioneel gemengde woonwijk vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt dit bij de beschrijving van de bestemming Wonen nader verklaard.
Evenementen
In de Beleidsnota Evementenbeleid Rheden 2017, vastgesteld in de raadsvergadering van januari 2017, wordt een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld.
Visie Wonen Welzijn Zorg
Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad de Visie Wonen Welzijn Zorg vastgesteld. De visie heeft als hoofdlijn 'een passende woning in een passende woonomgeving'. Dit betekent dat planologische flexibiliteit gewenst is om snel in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg. Geconstateerd wordt dat het aantal intramurale verzorgingsplaatsen in de gemeente ongeveer constant moet blijven. Wel is sprake van een tijdelijke mindere behoefte aan intramurale plaatsen. Extramuralisering (minder intramurale plaatsen) en vergrijzing (meer intramurale plaatsen nodig) houden elkaar min of meer in evenwicht.
Voor nieuwe initiatieven zijn criteria opgenomen op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan bestemmingswijzigingen. Innovatieve woonvormen in combinatie met zorg willen wij zo veel mogelijk faciliteren.
Verder wordt aandacht gevraagd voor de kwaliteit van het openbare gebied, met name waar het gaat om routes voor mensen met een beperking. Ook de relatie met voorzieningen en dorpshuizen is hierbij belangrijk.
De structuurvisie voor Velp is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerp- structuurvisie. De formele procedure zal starten na die van het bestemmingsplan.
Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan -op onderdelen- te herzien.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoeringsnota van het evenementenbeleid.
Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. De geldende bestemmingsplannen zijn hiervoor als startpunt gebruikt. Ook zijn enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.
Bouwmogelijkheden
In het plangebied liggen niet bebouwde bouwvlakken. Deze waren al bestemd in het geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen. Hier is juridisch-planologisch gezien geen sprake van nieuwe mogelijkheden.
Op 12 locaties kan nog een omgevingsvergunning worden verleend voor in het totaal 12 woningen. Het gaat om de volgende locaties:
- Dillenburglaan tussen 7 en 9;
- Noorder Parallelweg naast Ommershofselaan 16;
- Rembrandtlaan naast 3;
- Hogeweg tussen 6 en 8;
- Hogeweg tussen 10 en 12;
- Heemskerklaan naast 81;
- Beekhuizenseweg tussen 16 en 18;
- Biesdelslaan voor 12
- Beekhuizenseweg tussen 67 en 67b;
- Beekhuizenseweg tussen 73 en 75;
- Alteveerselaan tussen 28a en 30;
- Stalen Enk naast Biesdelselaan 60.
Op het nog onbebouwde verdiept gelegen terrein aan de Arnhemsestraatweg 103 is de bouwmogelijkheid gehandhaafd; het perceel heeft de bestemming Kantoor gekregen.
Op het binnenterrein aan de Biesdelslaan 41 ter plaatse van de bestemming Bedrijf is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, is het bouwen van woningen onder voorwaarden mogelijk. De voorwaarden zijn afgeleid van de voorwaarden uit het bestemmingsplan Velp-Noord.
De bestaande bouwvlakken zijn overgenomen tenzij dit niet meer actueel is, dan is het bouwvlak aangepast aan een verleende vergunning. In enkele gevallen is aan een voorheen als bijgebouw aangemerkte gebouw een bouwvlak toegekend.
Maatvoering
De regeling voor de maatvoering wijzigt generiek ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplannen. In plaats van alleen een bouwhoogte, zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld in andere bestemmingen dan de bestemming Wonen. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.
Gebruik
Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan nog actueel zijn. Het betreft vooral de functies die door middel van aanduidingen in een woonbestemming waren toegelaten. Panden zijn ook in zijn geheel als woning in gebruik. De panden waarin wonen en andere functies aan elkaar gelijk waren gesteld, worden in dit plan bestemd als Gemengd. Aan de hand van de actuele situatie is gekeken maar de toedeling van toegelaten ander gebruik binnen de bestemming Gemengd.
Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook vanuit andere beleidsvelden en regelgeving. Voor één locatie wordt onderzocht of een herziening van de geldende bestemming mogelijk is. In afwachting hiervan is in dit plan de bestemming nog niet verandert.
Stedenbouwkundige waarden
De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar zij als juridisch bindend zijn te beschouwen, recht- streeks een plaats op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving- in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.
- goot- en bouwhoogtes
Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.
In onderhavig plangebied zijn binnen de stedenbouwkundig waardevolle zones alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.
- onbebouwde gronden grenzend aan het openbare gebied
De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.
- overige zone - stedenbouwkundig waardevol
Aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling is de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft gronden langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken. In deze zone worden geen gebouwen en overkappingen toegestaan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarom worden ook restricties vastgelegd ten aanzien van het bouwen van erf- en perceelafscheidingen. Die mogen net zoals in de bestemming Tuin maar 1 meter hoog zijn. In het geval dat uit veiligheidsoverwegingen bij bedrijfsmatige en maatschappelijke functies een hoger hekwerk noodzakelijk is, kan hieraan worden meegewerkt. Ten aanzien van alle bouwwerken in deze zone kunnen nadere eisen worden gesteld.
Cultuurhistorische waarden
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelings- geschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden. Het bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan legt voorts het bestaande bebouwingspatroon vast in bouwvlakken en maatvoeringen.
- monumenten
Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten nader bezien. Hier wordt een conserverende regeling voor goothoogte en bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten. Monumenten zijn op de verbeelding ter herkennen door de aanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm).
- beschermd dorpsgezicht en andere cultuurhistorisch waardevolle gebieden
De regelgeving voor het beschermde dorpsgezicht Villapark Overbeek is overgenomen uit het bestemmingsplan Velp-Noord en heeft nader vorm gekregen op een wijze zoals volgt uit de uitgangspunten van deze actualisatieronde. Daarbij is ter bescherming van de cultuurhistorische waarden in het gebied de dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie toegekend. Binnen deze bestemming geldt niet alleen de regeling die toeziet op lage hekwerken in de voor- en zij tuinen en het voorkomen van gebouwen en overkappingen zoals in de stedenbouwkundig waardevolle zones, maar ook en regeling om het parkeren vóór de voorgevel te voorkomen. Los van de verharding wordt ook het parkeren voor de voorgevel zelf in dit gebied niet gewenst gevonden omdat dit afbreuk doet aan de representativiteit van het straatbeeld. Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken.
Aansluitend aan het beschermde dorpsgezicht ligt de buurt Jeruzalem. Deze waardevolle buurt met zijn monumenten gelegen nabij de van gemeentewege beschermde Rozendaalsebeek, is niet meegenomen bij de aanwijzing van het beschermde dorpsgezicht om dat het ouder is en geen deel uitmaakt van de realisatie van het villapark Overbeek. Aan dit gebied wordt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend.
De dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie is ook toegekend aan de Amsterdamse School-wijk rond de Thorckstraat. Deze wijk staat op gemeentelijke monumentenlijst. Op basis van de Beschrijving-in-Hoofdlijnen uit het geldende plan gold hier al dat niet vóór de voorgevel geparkeerd mocht worden.
In de betrokken straten is vanwege deze bestemming de aanduiding stedenbouw- kundig waardevol niet overgenomen uit het geldende plan.
- archeologie
Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbel- bestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.
Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden. Zoals in paragraaf 3.4.3 is vermeld, is nieuwe beleidsvorming ter zake van o.a. (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na vaststelling van dit beleid kunnen de resultaten hiervan worden gebruikt voor een herziening van onderhavig bestemmingsplan, waardoor een verdergaande invulling mogelijk is van de waarden die het beschermd dorpsgezicht, de waardevolle panden en de stedenbouwkundig waardevolle zones vertegenwoordigen.
Milieuzonering
Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.
Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.
Voorts geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de activiteiten.
Bestemming Bedrijf
De bestaande bedrijven zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf. Zo nodig met een specifieke aanduiding.
Voor zover bedrijven niet zijn opgenomen in deze bestemming zijn zij door middel van een aanduiding toegelaten in de bestemming Gemengd als het perceel ook in zijn geheel voor het wonen mag worden gebruikt. In een enkel geval zal een bedrijf zijn aangeduid binnen de bestemming Wonen, het bedrijf wordt dan uitgeoefend in een bijgebouw.
Bestemming Gemengd
Op diverse plekken is sprake van een combinatie met andere gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. In het overgrote deel van de gevallen gaat het om woningen die ook in zijn geheel voor andere functies mogen worden aangewend. De mate waarin andere functies werden toegelaten was per pand verschillend. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen.
Voor beide gevallen voorziet onderhavig bestemmingsplan in mengbestemmingen. Gekozen is voor een onderverdeling in verschillende bestemmingen Gemengd waarbij achtereenvolgens op gronden met de voormalige bestemming Voorzieningen (Gemengd - 1), met de bestemming Wonen (Gemengd - 2) en met de voormalige bestemming Werken (Gemengd - 3) ook gebruikt mogen worden voor nader genoemde functies.
- het plangebied
Het plangebied ligt om het centrale winkelgebied van Velp heen. Bij de toedeling van de bestemming Gemengd - 1 of Gemengd - 2 is gelet op het gebruik dat in aanvulling op het wonen plaatsvindt. Bij de uiteindelijke indeling is de ligging betrokken. De bestemming Gemengd - 1 wordt gebruikt als sprake is van de aanwezigheid van verschillende functies in een nagenoeg aaneengesloten gebied maar niet op zo'n schaal dat gesproken kan worden van een centrumgebied. In een dergelijke omgeving is een grotere verscheidenheid aan functies ruimtelijk aanvaardbaar. Het wonen is immers niet de overheersende functie. In voorkomende gevallen zijn de woonpanden grenzend aan het centrale winkelgebied voor Gemengd - 1, en de panden gelegen in een woonwijk voor Gemengd - 2 aangewezen. Daarbij is ook betrokken het feitelijke gebruik en is getoetst of dit (nog steeds) ruimtelijk aanvaardbaar is. Geconstateerd is dat op meerdere locaties de in de huidige bestemmingsplannen toegelaten functies feitelijk niet (meer) worden uitgeoefend.
- bestemming Gemengd - 1
De bestemming Gemengd - 1 is ruimer van opzet dan de bestemming Gemengd - 2. De bestemming Gemengd - 1 is geënt op de geldende bestemming Voorzieningen. Het perceel mag zowel worden gebruikt voor een woning als voor maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, lichte bedrijfsactiviteiten, lichte horeca-activiteiten en detailhandel (op de beganegrondlaag). Deze ruime mogelijkheden zijn aanvaardbaar in de straten grenzend aan het centrumgebied en langs de drukke spoorlijn waar van oudsher bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend.
Voor de bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruik gemaakt van lijsten met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijsten zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.
Daarnaast zijn bestaande functies die niet vallen onder de hierboven gegeven activiteiten specifiek aangeduid. Bij de totstandkoming van de planregeling is, zoals hiervoor al is aangehaald, het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan.
- bestemming Gemengd - 2
De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan de percelen die zowel mogen worden gebruik voor een woning als voor de één (of meer) andere, aangeduide nevengeschikte functies. Als bijvoorbeeld de aanduiding (k) is geplaatst, mag het pand en de gronden in zijn geheel of gedeeltelijk worden gebruikt ten behoeve van een woning of ten behoeve van kantoren. Opgemerkt wordt dat dit dus verschilt van de situatie waarin een pand geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt. Dan mag de bewoner van die woning aan huis een beroep of bedrijf uitoefenen. In dat geval zijn de voorwaarden opgenomen in bijlage 6 en in artikel 8.4 van toepassing zoals bijvoorbeeld een maximale oppervlaktemaat voor een kantoor aan huis.
Ook bij deze bestemming heeft een actualisatie plaatsgevonden waarbij is gelet op de ligging. Bestaande functies zijn positief bestemd. Voor bedrijfsmatige activiteiten is gebruik gemaakt van dezelfde lijsten als bij Gemengd - 1.
- algemene wijzigingsbevoegdheid
Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.
Die mogelijkheid is geopend voor de bestemmingen Gemengd - 2, Kantoor en Maatschappelijk - 1. De toe te laten activiteiten moeten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten. De toe te laten activiteit moet vallen onder een maatschappelijke activiteit (maar geen woonvorm betreffen die geregeld in de bestemming Maatschappelijk - 2), dienstverlenende activiteit of een activiteit op het gebied van cultuur en ontspanning. Het kan dus in ieder geval geen woonfunctie of een bedrijf betreffen. Een bedrijf heeft in een woonomgeving een andere uitstraling dan de wel toegelaten functies. Extra woningen worden met deze bevoegdheid niet toegelaten vanwege de plannen die al zijn opgenomen in de planningslijsten woningbouw.
Bestemming Wonen
De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.
De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande onder- geschikte andere functies toegelaten uit het geldende bestemmingsplan. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.
- aantal woningen
In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.
Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.
- kamerbewoning
Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning 2 kamers verhuren. In onderhavig plan kan niet worden gesproken van functioneel gemengde wijken. Het plan biedt daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in het plangebied hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 m moet bedragen. Daarbij geldt -zoals in hoofdstuk 3.4.1 als is beschreven- dat voor grondgebonden woningen geen exploitatievergunning wordt verleend.
Om enig inzicht te krijgen in de mogelijkheid om te voldoen aan de regel, er geldt immers een afstandsmaat voor nieuwe kamerverhuurpanden, is hieronder een overzicht opgenomen van de panden waarvoor een exploitatievergunning op basis van de APV is verleend (stand per begin mei 2016):
Vóór het beleid ten aanzien van kamerbewoning, kan meegewerkt zijn aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning. Dus zonder dat een relatie bestaat met een aanwezige woning. Deze panden zijn specifiek aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding kamerverhuur, daarbij is ook het vergunde aantal kamers als maximum aantal aangeduid.
Omdat in het verleden ook op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels bij de bestemming Wonen opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten.
Bestemming Buitenplaats
De bouw- en gebruiksmogelijkheden voor het perceel aan de Arnhemsestraatweg 101 met deze bestemming zijn overgenomen uit het recente bestemmingsplan voor deze locatie. De mogelijkheden voor het perceel Rozenhagelaan 4 zijn afgeleid van het geldende bestemmingsplan Velp-Midden en de constatering dat het pand een rijksmonument is.
Bestemming Cultuur en ontspanning
De bestemming Cultuur en ontspanning is gelegd daar waar het volgens de landelijke systematiek nodig is.
Bestemming Horeca
De bestemming Horeca betreft een gebouw dat als bed&breakfast wordt geëxploiteerd. Gezien de omvang is in termen van het bestemmingsplan geen sprake van een bed&breakfast aan huis. Om die reden is binnen de bestemming op het pand de aanduiding pension gelegd. De overige horeca-activiteiten in het plangebied zijn toegelaten door middel van een aanduiding binnen de bestemming Gemengd.
Bestemming Kantoor
De bestemming Kantoor betreft de panden die als kantoor mogen worden gebruikt. Daaronder valt ook het politiebureau en bijvoorbeeld de architectenbureaus.
Voor zover percelen in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming Werken hadden, is geconcludeerd dat voor deze locaties geen aanleiding bestaat om ze te bestemmen voor Bedrijf en uit een oogpunt van stedenbouw en milieuhygiëne dit ook niet wenselijk wordt gevonden.
Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd.
Bestemming Maatschappelijk - 1
De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Met een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken.
Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra.
Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.
Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd.
Bestemming Maatschappelijk - 2
Waar sprake is van begeleid wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. Op deze locaties zijn zorgwoningen toegelaten ten einde een uitwisselbaarheid van intramurale en extramurale zorg mogelijk te maken waardoor deze locaties behouden worden als zorglocatie.
Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.
Bestemming Tuin
De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. Opgemerkt wordt dat inherent aan het gebruik als tuin is dat daarin mag worden geparkeerd. De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en een overgang tussen dorp en de openheid van het landschap nodig wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.
Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.
Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.
Bestemmingen Groen en Water
Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groen- voorzieningen en water apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd.
Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.
Bestemming Wonen - garagebox
De bestaande garageboxen zijn zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning.
Bestemming Verkeer
Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd.
Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.
Bedrijfswoningen
De bestaande bedrijfswoningen zijn opgenomen in de betreffende bestemming. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan in het plan.
Kamerverhuurpanden
Deze aanduiding is nieuw en is toegekend aan bestaande panden die (legaal) volledig in gebruik zijn voor kamerverhuur. Zij wijken dus af van de regel in dit plan dat kamerverhuur alleen mogelijk is in combinatie met de aanwezigheid van een woning.
Vergaderaccommodatie
Deze aanduiding is nieuw en is toegekend zaalruimten die hiervoor beschikbaar zijn en niet zijn gelegen in de gebruikelijke bestemming voor vergaderaccommodaties; in onderhavig plan gaat het om zaalruimten bij kerken die beschikbaar zijn als vergaderlokaliteit. Alsmede voor een kleinschalige voorziening aan de Bergweg 24a.
Cultureel medegebruik
Eveneens nieuw is de aanduiding cultureel medegebruik. Hierdoor blijven deze activiteiten die in kerken worden uitgeoefend mogelijk. De aanduiding is ook gebruikt voor de kleinschalige voorziening aan de Bergweg 24a, zij het met de aantekening dat het gebruik incidenteel dient te zijn. Daarbij is de huidige situatie van ongeveer 2 voorstellingen per maand (zonder elektronische versterking) het ijkpunt.
Bijzondere maatschappelijke voorzieningen
Deze aanduiding is overgenomen uit de geldende plannen en rust op de verzorgingshuizen. In die huizen, die zijn bestemd voor Maatschappelijk - 2 zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Door deze aanduiding blijft het mogelijk om die activiteiten te ontplooien.
Horeca
Bestaande horeca-activiteiten zijn positief bestemd. Dit is geschied door deze ondernemingen aan te duiden binnen een gegeven bestemming. Daarbij zijn activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.
Evenementen
Ter plaatse van het Oranjeplein is, door middel van aanduidingen in de bestemmingen Groen en Verkeer voorzien in het voortzetten van het gebruik voor evenementen.
Boringsvrije zone
Het noordelijkste deel van het plangebied is gelegen nabij een drinkwatervoorziening. Uit provinciale regelgeving vloeit voort in Velp een gebied is aangewezen waarin de bodem niet dieper dan 2 meter onder maaiveld worden verstoord door boren en graven, tenzij gedeputeerde staten hieraan meewerken. Omdat het plan -onder voorwaarden- ondergronds bouwen toelaat tot 4 of 6 meter diep, is deze boringsvrije zone aangeduid in het plan.
Niet-gesprongen explosieven
Vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is in de regels een onderzoeksplicht opgenomen voor die gebieden waarvoor die verdenking bestaat. De gebieden zijn aangeduid op de verbeelding.
Plasbrandaandachtsgebied
Deze nieuwe zone is aangeduid vanwege de nieuwe Regeling Basisnet, en is bedoeld om bouwplannen te kunnen beoordelen die in deze zone langs de A12 ontwikkeld worden.
Parkeren
Tenslotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.
Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.
Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.
De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.
Woningbouw
Op basis van het geldende bestemmingsplannen kunnen op 12 locaties nog 12 woningen vergund worden. Ook de wijzigingsbevoegdheid om ter plaatse van een bedrijf woningen te bouwen is overgenomen uit het geldende plan.
In onderhavig bestemmingsplan worden daaraan geen mogelijkheden toegevoegd.
In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planningslijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2020 nog een behoefte bestaat aan 6.497 woningen (subregionaal).
Voor de gemeente Rheden geldt dat in de planningslijst woningbouw rekening is gehouden met de realisatie van 433 woningen (planningslijst 2015). In deze lijst is een post opgenomen voor 'diverse kleine plannen in alle kernen'. De onbenutte woningbouwkavels in het plangebied en de locatie waarop na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid beperkt woningbouw mogelijk is (het bouwvolume mag niet groter worden), komen ten laste van die 27 woningen. Geconcludeerd kan worden dat op subregionaal niveau ruimte bestaat om deze woningen te ontwikkelen.
In juli 2016 heeft de subregio een behoefte tot 2025 geconstateerd van 9.098 woningen en om extra plancapaciteit gevraagd. Bij honorering van dat aantal kan voor de gemeente worden gesteld dat de toevallende plancapaciteit geen ruimte biedt voor nieuwe initiatieven.
Naast deze kwantitatieve vraag, is ook de kwalitatieve vraag een aspect dat getoetst dient te worden. Op subregionaal niveau blijkt een behoefte te bestaan naar woningen in een centrum-dorps en het landelijk bereikbaar woonmilieu. Dit deel van het dorp Velp kan zoals hiervoor al is gemeld, gekenschetst worden als een centrum-dorps woonmilieu.
De woningen zijn voorzien in de dorpskern. Eengezinswoningen sluiten aan bij de lokale behoefte. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening Gelderland.
Bodembeschermingsgebied
Het buiten de gemeente gelegen drinkwaterpompstation is op onderstaande kaart in blauw aangegeven. Om dat station is met een rode lijn de boringsvrije zone aangegeven. Een gebied gelegen ten westen van de Van Tienhovenlaan en de Alteveerselaan ligt binnen deze boringsvrije zone. Het noordelijkste deel van de Van Tienhovenlaan en de Alteveerselaan ligt ook in de WKO-vrije zone (de horizontale arcering).
Nagenoeg het hele dorp Velp ligt binnen het intrekgebied (de schuine arcering op onderstaande afbeelding).
uit: Omgevingsverordening Gelderland
De in het plan gegeven bestemmingen voldoen aan hetgeen in de Omgevings- verordening Gelderland is gesteld voor het intrekgebied. De boringsvrije zone is aangeduid op de verbeelding. Omdat het bestemmingsplan het ondergronds bouwen toelaat, bevat dit plan voor deze zone in de regels op dit punt een beperking.
Niet alle beperkingen die voortvloeien uit de ligging binnen de van toepassing zijnde gebieden behoeven genomen te worden in de regels van het bestemmingsplan. De verordening is de toetsgrond voor activiteiten binnen het beschermde gebied.
Gelders Natuurnetwerk en Groene ontwikkelingsruimte
Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied voor een deel grenst aan het Gelders Natuurnetwerk (aangegeven met een donkergroene kleur) en voor een beperkt deel aan de Groene Ontwikkelingsruimte (lichtgroen). In paragraaf 5.4.6 Natuurwaarden wordt hier verder op ingegaan.
Nationaal landschap
In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap (groene arcering). Voor de gegeven bestemmingen heeft dit geen gevolgen.
uit: Omgevingsverordening Gelderland
In het vorenstaande is onderhavig bestemmingsplan getoetst aan de provinciale Omgevingsverordening zoals die van toepassing was op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Tot en met 30 september 2016 lag in ontwerp een wijziging van deze verordening ter inzage. Vooruitlopende op de herziening van deze verordening is onderhavig plan hier op beoordeeld. Gebleken is dat de inhoudelijke herzieningen geen gevolgen hebben voor onderhavig plangebied.
In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.
Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.
De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.
Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.
kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.
In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.
beoordeling
Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar voor een deel functiemenging plaatsvindt. Aan de Noorder Parallelweg, gelegen aan de spoorlijn, het gebied rondom de Oranjestraat en langs dorpenroute is sprake van een menging van functies. Daarvan is ook sprake aan westzijde van de Wilhelminastraat die in het plangebied is gelegen en die grenst aan het centrumgebied van Velp.
Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid het spoor, de dorpenroute Arnhemsestraaatweg/Hoofdstraat/Zutphensestraatweg, de Rozendaalselaan en de N785, de noordelijke ring om Velp.
Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd.
Andere delen van het dorp kunnen worden aangemerkt als rustige woonwijk.
In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Over die bestemmingen wordt opgemerkt dat zij activiteiten toelaten die vallen onder categorie 1 of onder categorie 1 en 2. In die gevallen zijn die activiteiten passend.
Valt een activiteit onder een hogere categorie dan standaard is toegelaten binnen een bestemming, dan is deze bestaande activiteit specifiek aangeduid. Het bestaande hinderniveau is uitgangspunt en ook bij nieuwvestiging qua milieuzonering aanvaardbaar.
De bestaande inrichtingen in het plangebied vallen onder de toegelaten bestemmingen of specifieke aanduidingen.
conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
kader
Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
beoordeling
Hieronder volgt een tabel met daarin alle locaties waar sprake is van een evidente functiewijziging én waarbij tevens de verdenking bestaat van ernstige bodemverontreiniging.
adres | geldende bestemming | nieuwe bestemming | |||
President Kennedylaan 14 | Werken | Maatschappelijk - 1 |
Daarnaast kent het voorliggende bestemmingsplan nog 12 bouwvlakken die zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan waar tot op heden nog geen vergunning is verleend. De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.
Ten aanzien van de locatie President Kennedylaan 14 waar een bodemonderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan nodig is om te kunnen beoordelen of de bestemming kan worden gelegd, is onderzoek verricht.
Uit het door Buro Antares opgestelde rapport Verkennend bodemonderzoek President Kennedylaan 14 te Velp, gedateerd 17 november 2016, waarmee wordt ingestemd, blijkt dat de bovengrond onder het pand matig is verontreinigd. De bovengrond van de buitenruimte bevat een kleine sterke verontreiniging waarvan onbekend of de verontreiniging doorloopt op het naastgelegen onbebouwde terrein. Hierbij wordt aangetekend dat ons bekend is dat het bebouwde terrein van President Kennedylaan 12 in 2010 is onderzocht en daar werd geen sterke verontreiniging aangetroffen. In het grondwater is geen verontreiniging aangetroffen.
Ondanks de constatering dat het gaat om een potentieel ernstig geval in de zin van de Wet bodembescherming kan worden geconcludeerd dat er naar verwachting geen sprake is van humane risico's. Nader onderzoek zal op een natuurlijk moment moeten plaatsvinden. Gezien het huidige gebruik als verenigingsgebouw, de aard van de verontreiniging en het feit dat de sterk verontreinigde buitenruimte klein en verhard is met klinkers, en het perceel uitsluitend gebruikt mag worden voor het verenigingsleven, en voorts het daadwerkelijke gebruik niet verandert, wijzigt het risico ten gevolge van de bodemverontreiniging ook niet. Aanvullend bodemonderzoek is dan ook niet in het kader van deze bestemmingswijziging nodig.
Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
conclusie
De aangetroffen verontreiniging is geen belemmering voor het leggen van de bestemming.
kader
Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.
beoordeling
Het plan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden.
conclusie
Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
kader
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.
De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.
De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.
Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.
De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.
In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.
beoordeling
Railverkeer
In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren aangegeven van de spoorlijn in Velp.
Wegverkeer
In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2024) aangegeven van het wegverkeer in Velp (Bron Icinity gemeente Rheden)
In het volgende schema wordt ter illustratie een overzicht gegeven van het aantal gebouwen in Velp-Noord (boven de spoorlijn) per classificatie.
Gebouwen | Classificatie |
1555 | 0 - 45 Lden |
256 | 45,0 – 50,0 Lden |
274 | 50,0 – 55,0 Lden |
255 | 55,0 - 60,0 Lden |
38 | 60,0 - 65 Lden |
In de bovenstaande gegevens is rekening gehouden met de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Hierbij worden de wegen met een wettelijk toegestane snelheid van 70 km/h en hoger gecorrigeerd met 2 dB en alle wegen met een wettelijk toegestane snelheid onder de 70 km/h gecorrigeerd met 5 dB.
Binnen de zones van de spoorlijn en van de betreffende wegen zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.
Daar waar op basis van een geldende bestemmingsplan een dove gevel is voorgeschreven, is dit in de planregels meegenomen.
conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
kader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.
Voor transportassen d.w.z. verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.
In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.
Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.
Voorts wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdrukregel- en meetstations.
beoordeling externe veiligheid
Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor de woongebieden in Velp-Noord. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
Risicoveroorzakende activiteiten
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risico- veroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Voor het wegverkeer is de A12 gelegen ten westen van het plangebied relevant. De spoorlijn ligt direct ten zuiden van het plangebied. De IJssel is niet relevant.
b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In en nabij het plangebied in de gemeente Rheden liggen geen hogedruk- aardgasleidingen. Wel ligt er een hogedrukaardgasleiding ten westen van de A12 in de gemeente Arnhem.
c. Bedrijven die vallen onder het Bevi
Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Uit de brief van de Omgevingsdienst Regio Arnhem van 19 januari 2016, die als Bijlage 7 Advies ODRA externe veiligheid bij deze toelichting is gevoegd, blijkt dat de spoorlijn geen veiligheidszone heeft en ook geen plasbrandaandachtgebied.
Ten noorden van de spoorlijn bedraagt het groepsrisico tussen de 0,1 en 0,2 maal de oriëntatiewaarde. Het plan is overwegend conserverend van aard. Er kan volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht omdat de toename van de het GR minder is dan 10%.
Op basis van de Regeling Basisnet heeft de A12 een veiligheidszone van 16 meter en een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Op basis van het bijlagenrapport van de Eindrapportage Basisnet weg blijkt dat het groepsrisico lager is 0,1 en 0,2 maal de oriëntatiewaarde. Binnen de 30 meter vanaf de A12 zijn geen nieuwe bestemmingen opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Het plasbrandaandachtsgebied is op de verbeelding opgenomen.
Met betrekking tot het groepsrisico geldt dat onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare objecten toelaat. Aan de orde is daarom gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, de hoogte van het groepsrisico een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde mogelijkheden rampenbestrijding en mogelijkheid zelfredzaamheid.
ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In opdracht van de Milieusamenwerking Regio Arnhem heeft Save een onderzoek uitgevoerd (onderzoek Externe veiligheid buisleidingen MRA van 6 februari 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat in de gemeente Rheden geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100% letaliteitcontour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt.
Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt.
De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.
ad c. Bedrijven die vallen onder het Bevi
Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
Verantwoording groepsrisico
Met betrekking tot de invloed op het groepsrisico geldt dat onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare objecten toelaat.
De gemeente heeft bij het invullen van zijn verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Voor alle risicobronnen volgt hieronder een verantwoording van het groepsrisico. Voor het onderhavige plangebied is er sprake van een beperkte verantwoordingsplicht omdat het groepsrisico:
- lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde;
- hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en de toename van het GR minder is dan
10%.
- aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied
Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Ter hoogte van de spoorlijn is het groepsrisico lager de 0,2 keer de oriëntatiewaarde.
Door de invulling van het plangebied wijzigt dit nagenoeg niet.
- mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar
ongeval
Door de invulling van het plangebied wijzigen de mogelijkheden voor bestrijding van een calamiteit niet.
- mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen
Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Dit plan bevat geen nieuwe woningbouwkavels.
conclusie externe veiligheid
Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
beoordeling gasdruk regel- en meetstations
In het plangebied zijn een aantal gasdruk regel- en meetstations gelegen. Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Liander is eigenaar van een aantal gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit van toepassing.
Voor alle gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied is bekeken of ze voldoen aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Alle huidige stations op één, zie hieronder, na voldoen.
Binnen een zone van 6 meter zijn bij de bestaande gasdrukmeet- en regelstations geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan het houden afstanden uit het Activiteitenbesluit gerespecteerd.
Op de verbeelding worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstations kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.
Het gasdrukmeet- en regelstation aan de Ommerhofselaan voldoet niet de afstand uit het Activiteitenbesluit. Naast het Activiteitenbesluit hanteert de NEN1059 ook veiligheidsafstanden met betrekking tot de opstellingswijze van een gasstation. Voor dit station is een afweging gemaakt. Voor dit specifieke geval is de minimale veiligheidsafstanden zoals genoemd in de NEN 1059 (versie 2010) van toepassing. Het kaststation voldoet aan de gestelde veiligheidseisen met betrekking de minimale afstanden tot te openen ramen of andere openingen in gebouwen.
conclusie
Het plan houdt in voldoende mate rekening met deze stations.
kader
De bescherming van gebieden is vastgelegd in de Wet natuurbescherming en in de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten is ook geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.
Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschaps- elementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.
Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.
Soortenbescherming
Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.
Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:
De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.
beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden zijn met een groene arcering aangeduid op onderstaande afbeelding.
Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk een effect zouden kunnen hebben op de kernkwaliteiten van het GNN of GO. In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.
Soortenbescherming
In het plangebied wordt slechts 1 beperkte ontwikkeling toegelaten. Het vergroten van een bouwvlak voor een bestaande woning aan den Bruijl 8. Om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is, is ingevolge de Flora- en faunawet (thans Wet natuurbescherming) een onderzoek in de vorm van een quick scan verricht.
Uit het onderzoek van Ekoza genaamd Quickscan flora en fauna, Den Bruijl 8, Velp gedateerd 25 februari 2016 blijkt dat gebiedsbescherming niet relevant is voor deze locatie. Er zijn geen voortplantings- of vast rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten aangetroffen.
Met dit onderzoek, dat voldoende inzicht geeft in te beschermen natuurwaarden, wordt ingestemd. Het is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.
conclusie
Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
kader
Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoed wet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.
Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:
Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
beoordeling
De mate waarin een verwachting op het aantreffen van archeologische relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).
Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een bouwhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd. De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte leidend is. De loop van de beek en de vijver alsmede de groenstructuur is vastgelegd in afzonderlijke bestemmingen.
De cultuurhistorische waardevolle gebieden zijn in het bestemmingsplan op de verbeelding aangeduid en beschermd door specifieke regels. De instandhouding van het open stedenbouwkundig karakter en van het representatieve straatbeeld en het behoud van cultuurhistorische waarden staan hierbij voorop. Het parkeren van auto's voor de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg is hierbinnen in nieuwe situaties niet toegelaten.
Een gemeentebrede visie wordt opgesteld. Daarin zal ook de bescherming van aanwezige waarden en de in de gemeente aangewezen beschermde dorpsgezichten aan de orde komen.
Voor het relict van de buitenplaats Rozenhage aan de Arnhemsestraatweg is de geldende regelgeving in dit plan overgenomen. De rehabilitatie en instandhouding van cultuurhistorische waarden is geborgd door het opnemen van voorwaardelijk verplichtingen en een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Een resterend deel van Rozenhage gelegen aan de Rozenhagelaan is eveneens bestemd tot Buitenplaats.
conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.
kader
Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.
beoordeling
Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband moet zo veel mogelijk worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.
Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig, in de vorm van beken en een vijver.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.
waterhuishoudkundig aspect | relevant | omschrijving | |||
1 | veiligheid | nee | In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. Het Barro is niet aan de orde. | ||
2 | wateroverlast | ja | In het plangebied bevinden zich weliswaar geen natte en laag gelegen gebieden, maar zeer hoge beekafvoeren kunnen tot wateroverlast leiden. Het plan voorziet niet in de toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater. |
||
3 | riolering | ja | Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren). zie verder de toelichting. |
||
4 | watervoorziening | nee | Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Watervoorziening voor andere functies in en nabij het plangebied speelt geen rol. | ||
5 | volksgezondheid | nee | Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Rekening moet worden gehouden met het minimaliseren van milieuhygiënische risico's. | ||
6 | bodemdaling | nee | In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant. | ||
7 | grondwateroverlast | ja | In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. | ||
8 | oppervlaktewater- kwaliteit | ja | Goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater is uitgangspunt. De Rozendaalsebeek stroomt door het plangebied en is aangewezen als SED-water. Aan de oostzijde stroomt de Beekhuizensebeek die is aangewezen als HEN-water. | ||
9 | grondwaterkwaliteit | ja | Het plangebied bevat geen drinkwater- voorzieningsgebied. Velp ligt wel in het intrekgebied. Aan de noordzijde ligt een boringsvrije zone. Een deel van dat gebied is ook aangewezen als WKO-vrije zone. | ||
10 | verdroging | nee | Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied en verdroging speelt daarom geen rol. | ||
11 | natte natuur | ja | Het plangebied betreft hoofdzakelijk bestaand bebouwd gebied. | ||
12 | inrichting en beheer | nee | In het plangebied bevinden zich wateren (beken) die in beheer zijn bij het waterschap. Rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente. |
De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.
Ad 3 Riolering
In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via de riolering. Voor de afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluit- verordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater moeten worden beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen. In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool.
Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het gemengde riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015. Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dienen van elkaar gescheiden aangeboden te worden op de erfgrens.
In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders, rioleringen en IBA´s (Individuele Behandeling Afvalwater). Ter voorkoming van bodem- en/of grond- waterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Aangezien het onderhavige plan betreft het actualiseren van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal alleen in het voorkomende geval uit onderzoek moeten blijken welke maatregelen mogelijk zijn.
Ad 9 Grondwaterkwaliteit
Binnen het in het plangebied aanwezige intrekgebied rond de drinkwaterwinningen worden geen functies toegestaan die de kwaliteit van het drinkwater negatief kunnen beïnvloeden. In het plan zijn geen vervuilende functies opgenomen.
conclusie
Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
kader
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
beoordeling
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
kader
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
beoordeling
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
conclusie
Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van de bestemmingsplannen Velp-Noord en Velp-Midden en van diverse herzieningen van deze plannen.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.
De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 6.3.2.
Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens, als die er zijn de dubbelbestemmingen.
Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Denk aan de dubbelbestemmingen zoals ten aanzien van archeologie en cultuurhistorische waarden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.
De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.
In dit verband wordt gewezen op de algemene aanduidingsregels die de mogelijk- heden geboden in de bestemmingsregels kunnen beperken.
In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.
De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.
Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelgewijs nader toegelicht.
Begrippen
Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.
Ten aanzien van het begrip bijgebouw (artikel 1.18) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.
Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.
Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. In het plangebied is hiervan gebruik gemaakt bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het incidenteel branden van koffie. In onderhavig plan is de aanwezigheid van deze bedrijfsactiviteit meegenomen.
Buitenplaats
Met deze bestemming wordt beoogd het relict van de voormalige buitenplaats te behouden en zo mogelijk te herstellen.
Cultuur en Ontspanning
Deze bestemming is gegeven aan de bestaande muziekkoepel in het villapark Overbeek.
Een bestaande sauna aan de Stationsstraat is specifiek aangeduid binnen de bestemming Gemengd-2.
Gemengd - 1
Deze bestemming voorziet naast het wonen in diverse gebruiksmogelijkheden. De planregeling is ruim van opzet zodat er flexibiliteit is ten aanzien van de invulling.
Allereerst voorziet zij in een aantal functies welke zijn weergegeven in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten. De lijst voorziet in diverse functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning. Activiteiten welke niet op de lijst zijn vermeld maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde activiteiten, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Daarbij moet het wel gaan om functies op de gebieden maatschappelijk, dienst- verlening en cultuur en ontspanning; de afwijkingsbevoegdheid voorziet nadrukkelijk niet in een ander type functies. Voor de omkadering van deze functies wordt verwezen naar de definities in artikel 1 Begrippen.
Verder zijn bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied mits zij vallen onder categorie 1. Gelet op de beoogde uitstraling van de verspreid gelegen locaties die als Gemengd - 1 zijn bestemd (een lichte dynamiek, weinig overlast, makkelijk inwisselbare activiteiten), is een hogere categorie hier niet gewenst.
Ook lichte horeca is toegestaan, wederom gekoppeld aan een lijst, Bijlage 4 Lijst horeca-activiteiten (categorie 1a). Ook hier is de keuze gemaakt op basis van de beoogde uitstraling van het gebied.
Voor woningen binnen deze bestemming geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de beganegrond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.
Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14 beroep aan huis). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 6 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
Op een aantal plekken is sprake van functies welke niet vallen onder bovenstaande algemene regeling. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld en dus ook alleen op de aangegeven locatie toegestaan. Dit laat onverlet de algemeen toegestane functies.
Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met bijgebouwen zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18 bijgebouw.
Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/hoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouw- kundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.
Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.
Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden terug- gebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.
Gemengd - 2
Deze bestemming laat in de basis het wonen toe met in combinatie daarmee een nevengeschikt gebruik voor een andere functie. De andere functie is nader aangeduid en omschreven, het gaat om de aanduidingen zoals (k), (b) en (sh-1). Voor rangschikking onder categorie Gemengd - 1 is niet gekozen vanwege de bestemming in het vorige bestemmingsplan, de huidige activiteit die wordt uitgeoefend en de ligging in een woongebied.
Voor een aangeduid bedrijf geldt, dat ook hier een koppeling is gemaakt met Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied. Ter plekke worden activiteiten uit de categorieën 1 van aangegeven lijst acceptabel geacht. Ook hier kan met een afwijking ruimte worden geboden aan een bedrijf van gelijke invloed.
Voor een horeca-activiteit geldt dat de activiteiten die uit een oogpunt van milieu- zonering zijn ingedeeld in -de hogere- categorie 2a (en hoger) niet kunnen worden uitgeoefend op een locatie waar horeca ondernemingen zijn toegelaten die behoren tot categorie 1a en 1b.
Voor uitleg van de regeling van de aantallen woningen, maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1. Verder geldt ook hier een regeling voor aan huis verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten aan huis.
Groen
Deze bestemming betreft (openbaar) structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele doorsnijdende paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten.
Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan dat een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 meter breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van trottoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van de afwijkings- bevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wijzen voor verkeers- doeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een en cultuurhistorische en steden- bouwkundige afweging vereist.
Opgemerkt wordt dat binnen deze bestemming de aanduiding evenementenplein voorkomt. Zodat deze locatie bij het Oranjeplein voor dit doel gebruikt kan blijven worden.
Horeca
Een bed&breakfast is vanwege zijn omvang binnen deze bestemming toegelaten door de aanduiding pension. Gezien zijn ligging worden andere horeca-activiteiten binnen deze bestemming niet toegelaten.
Kantoor
Zelfstandige kantoorvestigingen zijn ondergebracht in de bestemming Kantoor. Met zelfstandig wordt bedoeld dat zij niet horen bij en geen ondersteunende functie hebben bij een ter plekke gevestigd bedrijf. Als ter plaatse thans andere functies worden uitgeoefend is dat binnen de bestemming aangeduid.
Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering/ goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.
Maatschappelijk - 1
De maatschappelijke voorzieningen die geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - 1. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in Bijlage 5 Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal in het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening.
Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.52 maatschappelijke voorzieningen).
Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.
Maatschappelijk - 2
Deze bestemming betreft instellingen die niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instellingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.13 en 1.44. Op basis van de begripsbepalingen zijn de diverse woonvormen in Velp beoordeeld. Daar waar een instelling aanwezig is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 gegeven.
De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan) en bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie).
Van belang is dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.
Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming tevens zorgwoningen zoals gedefinieerd in artikel 1.82 worden toegelaten. Dit om een uitwisseling tussen intramurale en extramurale verzorging mogelijk te maken en ingespeeld kan worden op de behoefte. Door de koppeling blijven voorts locaties aanwezig om de op termijn weer groeiende behoefte -tot het huidige niveau- aan intramurale voorzieningen op te vangen. Het verzekert voorts dat voor de doelgroep geschikte woningen aanwezig zijn in de nabijheid van een zorgaanbieder waardoor verschillende vormen van zorg ook in de toekomst goed kunnen worden gefaciliteerd. En maakt het mogelijk om gericht aanpassingen uit te voeren in het openbare gebied voor de bewoners van deze zorglocaties.
Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.
Tuin
Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of wel aan de openbare weg, geldt dat de een hoogte van 2 m is toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn. Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone- stedenbouwkundig waardevol en binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt.
Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders een beleid hebben vastgesteld over de wijze waarop zij omgaan met hun wettelijke bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen buiten de bepalingen van het bestemmingsplan om. Deze bevoegdheid op grond van het Besluit omgevingsrecht is bedoeld voor zogenaamde 'kruimelgevallen'. In hun beleid hebben burgemeester en wethouders voorzien in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen mee te werken aan hekwerken en toegangspoorten die qua maatvoering afwijken van het bestemmingsplan.
Verkeer
De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe geprojecteerd. Voor het Oranjeplein is met een aanduiding aangegeven dat binnen deze bestemming ook het gebruik als evenementenplein is toegelaten.
Wonen
Deze bestemming betreft de bestaande en nog te bouwen woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen).
Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning -maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal 2 kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed en breakfast dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (artikel 1.78). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.
Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.
Verder is nog sprake van een bedrijf en van kantoren, die niet vallen onder de aan huis gebonden beroepen/-bedrijvenregeling (zie hierna). Vandaar dat deze specifiek zijn genoemd.
Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.
Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis -opgenomen als Bijlage 6 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan- is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in Bijlage 7 Parkeernormen bij dit plan voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.
Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18.
Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in het aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.
Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Daar waar sprake is van een afwijkende maatvoering is dit specifiek geregeld.
Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegelaten. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.
Waarde - archeologie 1, 2 en 3
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.
In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of de omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maat- gevende diepte (in strekkende centimeters).
Verwachtingswaarde | categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | Dubbelbestemming | ||
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
hoge verwachting, mogelijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
middelhoge verwachting | onderzoeksgebied | groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 2 | ||
lage verwachting | archeologisch gebied met lage verwachting | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 | ||
water | waterbodems | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 | ||
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie 1 |
Waarde - Cultuurhistorie
Deze bestemming is gegeven aan gebieden met een grote cultuurhistorische waarde. Binnen deze bestemming geldt net zo zeer als binnen de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol dat op deze percelen de erf- en perceelafscheidingen grenzend aan het openbare gebied maximaal 1 m hoog mogen zijn. Om de cultuurhistorische waarde verder te beschermen geldt dat op deze percelen in nieuwe gevallen niet vóór de voorgevel van het pand geparkeerd mag worden. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf. Op deze wijze vindt een bescherming plaats van het waardevolle karakter van de betreffende gronden en het representatieve straatbeeld. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouw- perceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.
Algemene bouwregels
Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.
In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit om discussie te voorkomen. Met deze regeling wordt ook bij de actualisatie van de bestemmingsplannen aangesloten bij het beleid van de gemeente op dit gebied. Passend binnen dit beleid is de mogelijkheid om in Velp één inrichting toe te laten binnen bepaalde voorwaarden.
Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Standplaatsen zijn aanwezig op het Churchillplein en het Oranjeplein.
Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.
Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
Het plan kent de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol.
Van belang is dat de tuinen en andere gronden die zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld het kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.
Verder kent het plan de aanduiding veiligheidszone - niet gesprongen explosieven. In het aangegeven gebied kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt deze vergunningplicht niet als uit een rapport blijkt dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is.
Het plan kent voorts de aanduiding milieuzone - boringsvrije zone (grondwater- bescherming) aldus wordt duidelijk binnen welk gebied het gestelde in de provinciale Omgevingsverordening Gelderland ten aanzien van beperkingen in de door de provincie aangewezen boringsvrije zone van toepassing is. Deze beperkingen op grond van de verordening gelden voor het hele gebied binnen de aanduiding. In de regels van dit plan zijn voor de bestemmingen in die binnen de aanduiding gelegd zijn enige beperkingen vastgelegd, deze hebben betrekking op activiteiten die binnen de gegeven bestemming toegelaten zijn.
Uit oogpunt van externe veiligheid is tenslotte langs de A12 een strook grond aangeduid als veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied. Deze zone volgt uit het gestelde in de Regeling basisnet.
Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.
Algemene wijzigingsbevoegdheid
In de algemene wijzigingsbevoegdheid wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om aanduidingen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Kantoor en Maatschappelijk-1 te verwijderen en te wijzigen. Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van hun bevoegdheid dan verbindt het bestemmingsplan hieraan voorwaarden.
Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.
Hier wordt nog opgemerkt dat in de bestemming Bedrijf voor één locatie nabij de Biesdelselaan een specifieke wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. De maatvoering is afgestemd op hetgeen in het geldende bestemmingsplan was toegelaten.
Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.
Overgangsrecht
De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.
Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.
Er is naar gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in de geldende bestemmingsplannen. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.
Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk.
Daar waar binnen de bestemming Wonen van het toegelaten nevengeschikte gebruik geen gebruik (meer) wordt uitgeoefend heeft een actualisatie plaatsgevonden.
Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk 4 geraadpleegd worden.
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.
Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.
Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.
kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.
De gemeente kan hiervan afzien indien:
De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.
beoordeling
Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. Er is voorzien in één beperkte nieuwe ontwikkeling: het vergroten van een bouwvlak van een bestaande woning. De particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan en van eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente voorts van planschade. Daartoe zijn overeenkomsten met de eigenaren gesloten. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.
conclusie
Het verhaal van kosten is voldoende verzekerd, een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.
Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.
kader
De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.
Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is op 2 maart 2016 bekend gemaakt in de Regiobode en het elektronische Gemeenteblad en op 9 maart 2016 in de Regiobode, het elektronische Gemeenteblad en de Staatscourant, dat het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage ligt van 10 maart tot en met 6 april 2016. Het voorontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien in het gemeentehuis en in het gemeentelijk Servicecentrum in Velp. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl was het plan digitaal te raadplegen. Op 14 en 16 maart 2016 kon een inloopavond worden bezocht.
beoordeling
Er is een inspraakreactie ontvangen van 12 particulieren en 1 belangenvereniging. De reacties bevatten zeer beknopt samengevat de volgende onderwerpen.
1 | het leggen van een andere bestemming gezien het gebruik als kantoor op het perceel Vijverlaan 21 |
2 | het bestemmen van de praktijkruimte aan de De Ruijterlaan 27a |
3 | het verkleinen van de bestemming Tuin naast de woning Koningstraat 8 |
4 | het leggen van de bestemming Buitenplaats op het perceel Rozenhagelaan 4 |
5 | het toelaten van bijgebouwen op een andere locatie op het achterterrein en een hoger maximum oppervlak aan bijgebouwen bij de woning H. Avelinghstraat 1 |
6 | het ook in dit deel van de Beethovenlaan toelaten van garages naast woningen |
7 | het mogelijk maken van een tweede woning in het monument Ringallee 37a |
8 | het toelaten van (zelfstandige) kamerbewoning in de bijgebouwen achter het pand Rozendaalselaan 33 |
9 | het handhaven van de bouwmogelijkheden gegeven in het huidige bestemmingsplan, het deels verkleinen van de bestemming Tuin naast de woning, de dubbelbestemming Archeologie te schrappen voor het perceel Waldeck Pyrmontlaan 1 |
10 | de opzet van de toelichting op het bestemmingsplan te veranderen, de relatie met de structuurvisie voor Velp, het leggen van de bestemming Buitenplaats op Rozenhagelaan 4, de (extra) bescherming van monumenten, het vergroten van een stedenbouwkundig waardevolle zone aan de westzijde van Arnhemse- straatweg, het verzoek om de introductie van een regel om het kunstwerk bij het vml. kantoorgebouw Arnhemsestraatweg 29 te handhaven, een goede inventarisatie van de bouwhoogtes van panden omdat de bouwhoogtes van bijv. Schonenbergsingel 18 en 20 onjuist zijn, te krappe bouwmogelijkheden gegeven aan de panden Schonenbergsingel 13 en 15, de schrijfwijze van woorden |
11 | het volgens de begripsbepalingen niet meetellen van de bouwlagen in de onderbouw, de toegelaten bouwhoogten in de omgeving Van Tienhovenlaan, het verzoek om toegelaten bouwhoogten te verlagen als bouwlagen in de onderbouw niet meetellen, het verzoek om anders een hogere bouwhoogte voor de eigen woning Beekhuizensweg 44 toe te laten |
12 | het bestemmen tot Tuin van de gronden om het appartementengebouw Arnhemsestraatweg 77-87 waar ook geparkeerd wordt, de bestemming Verkeer op het privéterrein zou moeten worden geschrapt |
13 | het toelaten van kamerbewoning in de panden Arnhemsestraatweg 348 en 352 zonder dat een relatie behoeft te bestaan met een woning, e.e.a. overeenkomstig de verleende omgevingsvergunningen, het aanduiden van de bouwlagen en het openen van woningbouwmolijkheden achter deze panden |
Het Inspraakverslag, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.
Daarnaast is het voorontwerp ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.
Hieronder worden de aanpassingen in de regels en de verbeelding vermeld.
conclusie
De inspraakreacties vormde aanleiding om in de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan de volgende aanpassingen te verwerken.
1 | op het perceel Vijverlaan 21 is de bestemming Kantoor gelegd |
2 | op het bijgebouw De Ruijterlaan 27a is de aanduiding praktijkruimte geplaatst |
3 | aan de Koningstraat 8 is de begrenzing tussen Tuin en Wonen aan de zijkant van de woning verlegd overeenkomstig het verzoek |
4 | op het perceel Rozenhagelaan 4 is de bestemming Buitenplaats gelegd |
5 | achter het pand Hendrikus Avelighstraat 1 is het gebied waarbinnen bijgebouwen mogelijk zijn verplaatst van direct achter de woning naar de zuidoosthoek; het toegelaten oppervlak blijft evenwel 75 m² |
7 | in het bouwvlak Ringallee 37a is de aanduiding maximaal 2 wooneenheden geplaatst |
10 | de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol Arnhemsestraatweg is aan de westzijde doorgetrokken tot de gemeentegrens |
10 | de maximale bouwhoogtes van Schonenbergsingel 18 en 20 zijn verhoogd, voor Schonenbergsingel 13-15 is het aantal bouwlagen verhoogd |
13 | de panden Arnhemsestraatweg 348 en 352 zijn voorzien van de aanduiding kamerverhuur, de aanduiding maximaal aantal kamers overeenkomstig het vergunde aantal alsmede de aanduiding aantal bouwlagen onbeperkt |
De volgende inspraakreacties hebben niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen, samengevat vooral vanwege het onderstaande.
2 | het leggen van de bestemming Gemengd-2, omdat binnen de bestemming Wonen beroep aan huis toelaat |
5 | het verzoek om 120 m² aan bijgebouwen, omdat 75 m² het maximum aanvaardbare is en ook ondergronds kan worden gebouwd |
6 | aan de Beethovenlaan 14 e.o. voorziet het plan al in bouwmogelijkheden naast deze woningen |
8 | aan de Rozendaalselaan 33 biedt het plan al de mogelijkheid om 2 kamers te verhuren in het aangebouwde bijgebouw |
9 | voor de maatvoering van het pand Waldeck Pyrmontlaan 1 is gebruik gemaakt van de verleende vergunning voor deze woning, vastgehouden wordt aan het terugleggen van de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen tot 3m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, het terrein maakt onderdeel uit van een gebied waaraan de dubbelbestemming Archeologie - 2 is toegekend. Dit is gezien de onderzoeksplicht/vergunningplicht voor bepaalde activiteiten met een grotere oppervlakte dan 250 m² niet onnodig belastend zodat gekozen wordt voor zekerheid. Indien een activiteit onderzoekplichting zal blijken te zijn en het uitgevoerde onderzoek voldoende inzicht biedt, is geen aanvullend onderzoek nodig |
10 | gelet op de aard van een bestemmingsplan, wordt geen regel opgenomen waarin wordt verplicht tot handhaving van een kunstwerk |
11 | de bouwlagen/bouwhoogten aan de Van Tienhovenlaan en voor de betreffende woning worden niet aangepast, het plan voorziet niet in andere bouw- mogelijkheden dan in het vorige plan; het niet meetellen van de bouwlagen in de onderbouw was immers reeds geregeld in de bouwverordening |
12 | het plan biedt ook bij het appartementengebouw de mogelijkheid om in de bestemming Tuin te parkeren; de bestemming Verkeer is gelegd op de ontsluitingsweg naar garageboxen dat die gronden particulier eigendom zijn is voor het bestemmingsplan niet relevant |
13 | het verzoek om medewerking aan woningbouw achter die panden aan de Arnhemsestraatweg wordt afzonderlijk beoordeeld |
Ambtshalve zijn daarnaast de volgende inhoudelijke aanpassingen in de regels en de verbeelding verwerkt.
Regels
a | in de definitie van kamerverhuur is opgenomen dat dit niet mogelijk is een vrijstaand bijgebouw |
b | in de bestemmingsregels is opgenomen dat in het geval bij een hoofdgebouw een situatie afwijkt van de maximale mogelijkheden die worden toegelaten ten aanzien van hoogtes, bouwlagen en aantallen woningen, de legale situatie op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan bepalend is voor het toegelaten maximale mogelijkheden |
c | in de bestemming Wonen ontbrak nog een regel m.b.t. de wel gebruikte aanduiding bijzondere maatschappelijke voorzieningen |
d | binnen de bestemming Verkeer is de hoogte van perceels- en erfafscheidingen gesteld op 2m |
e | naar aanleiding van een gesloten intentieovereenkomst tot het herzien van de geldende bestemming, wordt ten behoeve van het pand Bergweg 24a in de bestemming Wonen opgenomen dat tevens het gebruik als vergader- accommodatie, voor incidenteel cultureel medegebruik en voor een grotere bed and breakfast is toegelaten ter plaatse van aanduidingen |
Verbeelding
f | op het pand Bergweg 24a zijn de aanduidingen vergaderaccommodatie, cultureel medegebruik en bed and breakfast geplaatst |
g | de bestemming Bedrijf op gedeelten van de percelen Jeruzalem 4 t/m 10 en Bosweg 1 is gewijzigd in Wonen |
h | op de percelen Beekhuizensweg 2a t/m 10 (even) en 20 is in de bestemming Wonen de overbodige aanduidingen 'bijgebouw' geschrapt |
i | de volgende monumenten hebben alsnog de aanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogtemaat, gekregen, een eventuele bouwmaatvoering is geschrapt: Rozenhagelaan 4, Rozenhagelaan 18, Schonenbergsingel 3, Arnhemsestraatweg 18 en 20, Poortstraat 5 en bijgebouwen, Frederikstraat 9, Pastoor Koenestraat 41/Noorder Parallelweg 1, Pastoor Koenestraat 1 en 3, Vijverlaan 17, Stationsstraat 1 en 3, Stationsplein 36, Arnhemsestraatweg 17, 26 en 28, Beekhuizenseweg 20 |
j | op het pand Stationsplein 14 is de aanduiding kamerverhuurpand geplaatst met een aanduiding voor het aantal kamers, idem voor het pand Ommershofselaan 14 |
kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.
Het vooroverleg heeft gelijktijdig met de inspraak plaatsgevonden.
beoordeling
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan:
a. het waterschap Rijn en IJssel;
b. de provincie Gelderland;
c. de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden;
d. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
e. de gemeente Rozendaal;
f. de gemeente Arnhem.
Daarnaast is het voorontwerp toegezonden aan:
g. de Commissie Cultuurhistorie Rheden-Rozendaal.
De reacties uit het vooroverleg zijn hieronder beknopt samengevat. De reacties zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
a | geen opmerkingen |
b | geen opmerkingen |
c | positief qua fysieke veiligheid, op het punt van gezondheid wordt opgemerkt dat een groot aantal woningen een hoge geluidsbelasting kent en wordt gewezen op negatieve gezondheidseffecten ook als wettelijke grenswaarden niet worden overschreden. Verzocht wordt met betrekking tot het aspect gezondheid om rekening te houden met cumulatieve geluidbelasting op gevoelige bestemmingen zonder de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Dit kan door een planregel op te nemen. |
d | deelt mee geen advies meer uit te brengen bij plannen als onderhavige |
f | doet de suggestie om 1) Het gebied achter de ABT (het parkeerterrein), -omdat het onderdeel uitmaakt van een groter groengebied aan de westzijde van de A12- een dubbelbestemming 'Waarde-landschap' te geven met een aanleg- vergunningenstelsel met betrekking tot het groen en het aanleggen van verharding en idem te handelen aan de achterzijde van de overige panden aldaar aan de Arnhemsestraatweg 2) Te zoeken naar een andere invulling van het terrein tegenover de ABT en de bestemming 'Kantoor' in het groengebied te schrappen 3) Het beschreven groene karakter waaronder de parkachtige opzet, grote villatuinen en bomenlanen ook juridisch te beschermen. |
g | 1) De wederopbouwperiode ontbreekt 2) Het tracé Arnhemsestraatweg zoals genoemd op blz 14 kan beter tracé Arnhemsestraatweg-Hoofdstraat-Zutphense- straatweg genoemd worden of tracé straatweg 3) In de opsomming van waardevol groen op blz 25 wordt gemist de groenstrook hoek Hogeweg-Van Galenlaan (waar de Wilhelminabank staat) 4) De beken hebben een belangrijke cultuurhistorische waarde (met een beschermde status) maar worden op de kaarten slechts aangeduid als water; er zou een waardering aan deze beken gegeven moeten worden 5) In Jeruzalem wordt geparkeerd op de overtuinen die hiertoe ook verhard worden, het is dan ook een goede zaak dat de overtuinen als Groen bestemd worden 6) De bodemkaart is feitelijk alleen een opsomming van enkele grondsoorten, daarmee is het geen volwaardige bodemkaart 7) Betreurd wordt dat een woning aanzienlijk kan worden opgetopt, dit kan leiden tot een aantasting van ruimtelijke kwaliteit 8) Aan hfd 2.4 over ruimtelijke dragers zouden de bepalende lanen moeten worden toegevoegd 9) Geadviseerd wordt om de historische beschrijving van Velp uit te breiden 10) Villapark Overbeek is een rijksbeschermd dorpsgezicht 11) Aandacht wordt gevraagd voor de bescherming van beeldbepalende panden. |
Over de ontvangen reacties wordt het volgende opgemerkt.
c | De ligging van Velp ten opzichte van onder andere de A12 en de provinciale weg veroorzaakt een hoge geluidsbelasting. Het is bekend dat onder de wettelijke grenswaarden ook gezondheidseffecten optreden. Aangezien het bestaande bestemmingen betreft waaraan geen extra bouwrechten worden toegekend, worden geen aanvullende planregels gesteld. In de afweging om mee te werken aan nieuwe plannen wordt de cumulatieve geluidsbelasting wel meegenomen. Zoals in de toelichting in paragraaf 5.4.5 is aangegeven zijn er geen nieuwe (geluidsgevoelige) ontwikkelingen voorzien binnen de geluidszones. |
f | 1) Hieromtrent wordt geoordeeld dat het waarderen van groen/landschap een bredere afweging behoeft dan allen een oordeel in het kader van onderhavig actualisatieplan 2) Een dergelijke afweging past eerder binnen de structuurvisie die vervaardigd wordt voor Velp dan in onderhavig plan 3) Dit wordt bij deze actualisatie niet meegenomen omdat op basis van een cultuurhistorische analyse in het kader van de structuurvisie voor Velp en het gemeentebrede vast te stellen cultuurhistorische beleid over ook de groenstructuren een standpunt ingenomen. |
g | 1) De wederopbouwperiode zal kort worden aangestipt 2) Dit is verwerkt 3) Die groenstrook is als groenvoorziening niet uitzonderlijk en heeft overigens de bestemming Groen. 4) Het toekennen van een waarde aan de beken zorgt niet voor een betere bescherming; het behoud van de beken is beschermd door de bestemming, daaraan wordt in de omschrijving het cultuurhistorische belang van het tracé toegevoegd; de Rozendaalsebeek is voorts als gemeentelijk monument al beschermd 5) In de gegeven bestemming Groen is het parkeren slechts zeer beperkt mogelijk indien de bestemming grenst aan de bestemming Verkeer 6) Het is bekend dat het geen 'echte' bodemkaart is, de tekst is aangevuld 7) In het plan wordt in de regel gewerkt met een systematiek van onderbouw, bouwlagen en bovenbouw met een maximale bouwhoogte, waarbij de bovenbouw gezien zijn definitie architectonische vrijheid biedt; die vrijheid is wel gebonden aan redelijke eisen van welstand. Deze reeds sinds geruime tijd bestaande systematiek wordt ook weer bij deze actualisatie van de bestemmingsplannen gehanteerd. Nieuw is wel dat andere panden dan woningen nu ook binnen deze systematiek worden getrokken en een eind wordt gemaakt aan een regeling waarbij alleen een bouwhoogte was voorgeschreven. Voor monumenten wordt nu gewerkt met de bestaande goot- en bouwhoogte 8) Dit is verwerkt 9) Een uitgebreide historische beschrijving valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan 10) Dit is verwerkt 11) Beeldbepalende panden komen aan de orde in een nog vast te stellen cultuurhistorisch beleid, dit beleid zal de basis zijn voor een herziening/een gemeentebreed parapluplan. |
conclusie
Het vooroverleg vormt aanleiding om in de toelichting redactionele aanpassingen te verwerken. In de regels wordt de bestemmingsomschrijving van Water aangevuld. Een aantal aspecten komt in nog vast te stellen visies aan de orde, die visies kunnen leiden tot verdergaande regeling in een herziening van het bestemmingsplan.
Gezien de reacties kan het plan in procedure worden genomen.
kader
Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.
De vooraankondiging is op 30 september 2015 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan-huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overeid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 15 juni 2016 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.
Gedurende de termijn van terinzagelegging van 16 juni tot en met 27 juli 2016 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.
In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis en in het Servicecentrum te Velp.
beoordeling
Er zijn 18 zienswijzen naar voren gebracht. Drie daarvan na sluiting van de zienswijzentermijn. Deze zijn wel inhoudelijk beoordeeld. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarvan is opgenomen in een Nota van Zienswijzen.
De zienswijzen hadden zeer beknopt samengevat betrekking op de volgende onderwerpen.
1, 2 | de herinrichting van de Daalhuizerweg | |
3 | het verkrijgen van ruimere woningbouwmogelijkheden op een binnenterrein aan tussen de Arnhemsestraatweg, Schonenbergsingel en Poortstraat alsmede een garage achter het pand Arnhemsestraatweg 12 | |
4 | het toelaten van een woning in een bijgebouw aan de Evertsenlaan t.o. nr. 4 | |
5 | het systeem van maatvoeringen met het verzoek om een hogere bouwhoogte aan de Beekhuizenseweg 48 | |
6 | het verhogen van de maximale bouwhoogten van de bouwdelen achter de hoofdgebouwen Arnhemsestraatweg 348 en 352 tot de hoogte van het hoofdgebouw, het toelaten van woningbouw achter die panden, het opnemen van een regeling waardoor woningen ter plekke van die panden kunnen worden gerealiseerd alsmede een opmerking over de aanduiding in het geval het aantal bouwlagen onbeperkt is | |
7 | de mededeling dat het pand Arnhemsestraatweg 37 wordt bewoond | |
8, 12, 15 | het toelaten van B&B's aan huis (en andere bedrijven) vanwege mogelijke overlast | |
9 | het toelaten van een groter oppervlak aan bijgebouwen achter het pand Hendrikus Avelinghstraat 1 t.b.v. een geschetst bouwplan | |
10 | het leggen van een bouwvlak om een groter deel van het hoofdgebouw Hendrikus Avelinghstraat 5, het verschuiven van het vlak waarbinnen bijgebouwen toegelaten zijn naar de zuidoosthoek en het aldaar toelaten van meer bijgebouwen | |
11 | het vergroten bij het pand Pinkensbergseweg 2 van het vlak waarbinnen bijgebouwen zijn toegelaten aan de wegzijde van de Stalen Enk | |
13 | het realiseren van een pension/B&B aan Stationsplein 36 | |
14 | het handhaven van de maatvoering uit het geldende plan voor het pand Waldeck Pyrmontlaan 1, het leggen van een vlak aan de wegzijde waarbinnen bijgebouwen mogelijk zijn, het schrappen van de bestemming Archeologie - 2 | |
16 | het constateren van de omissie dat de winkelruimte Hoofdstraat 17a niet geheel voor detailhandel is aangeduid | |
17 | het scheiden van wonen en zorg in zijn algemeenheid, het gebruik van de bestemming Maatschappelijk - 2 voor locatie De Biesdel, de geldende mogelijkheden en de voorgeschiedenis van de huidige bestemming, alsmede het verzoek tot het leggen van de bestemming Kantoor op het pand Havelaarstraat 2 |
|
18 | het constateren van de omissie dat de vergunde kantoorruimten Oranjestraat 3l en 3m zijn bestemd voor Wonen, gevraagd wordt om GD-1 of GD-2 |
In de Nota van Zienswijzen, behorende bij het raadsbesluit, heeft de gemeenteraad zijn overwegingen over de zienswijzen vastgelegd. Burgemeester en wethouders hebben hun voorstel over deze nota vóór de raadsvergadering aan de indieners van een zienswijze toegestuurd.
Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.
Hieronder worden de aanpassingen in de regels en de verbeelding vermeld.
conclusie
De zienswijzen en de ambtshalve toets vormde aanleiding om in de regels en de verbeelding ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aan te brengen.
Het betreft beknopt samengevat het onderstaande.
3 | het leggen van een vlak achter het pand Arnhemsestraatweg 12 waarbinnen bijgebouwen zijn toegelaten | |
5 | het toelaten van een max. bouwhoogte van 7m aan de Beekhuizenseweg 48 | |
6 | het gebruik van een ander symbool voor het aanduiden van 'aantal bouwlagen onbeperkt' | |
9 | het toelaten van maximaal 200 m² aan bijgebouwen achter Hendrikus Avelinghstraat 1 met een bouwhoogte van maximaal 9 m | |
10 | het afstemmen van het bouwvlak van Hendrikus Avelinghstraat 5 op de bouwdelen van het hoofdgebouw, het verplaatsen van het vlak waarbinnen bijgebouwen zijn toegelaten naar de gevraagde hoek, waarbij het vlak zodanig groot is dat 120 m² aan bijgebouwen mogelijk is | |
11 | het overnemen van de maatvoering uit het geldende plan voor het pand Waldeck Pyrmontlaan 1 | |
16 | het vergroten van het vlak waarbinnen detailhandel mogelijk is aan de Hoofdstraat 17a | |
17 | het schrappen in de regels van de tweede volzin in de begripsbepaling van zorgwoning; het buiten dit bestemmingsplan laten van de locatie De Biesdel; het bestemmen van het perceel Havelaarstraat 2 voor Kantoor |
|
18 | het plaatsen in het bouwvlak Oranjestraat 3-3m van aanduidingen die kantoren en dienstverlening mogelijk maken, alsmede het opnemen van een regel in de bestemming Wonen ter zake van dienstverlening | |
- | het opnemen van vlakken met de bestemming Wonen ter plaatse van de erkers/uitbouwen aan Rozenhagelaan 29/29g, Wilhelminastraat 24a, Bosweg 7, Jeruzalem 29/29a, Tromplaan 20, Hoofdstraat 24/Overbeeklaan 1a, President Kennedylaan 11, Biesdelselaan 17 (2x), 43 en Beekhuizenseweg 39 | |
- | het opnemen van een vlak waarbinnen bijgebouwen zijn toegelaten ter plaatse een erker/uitbouw aan de voorzijde van Arnhemsestraatweg 12 | |
- | het bestemmen van het zuidelijke deel van het perceel Pastoor Koenestraat 9 als Bedrijf met maatvoeringen overeenkomstig het geldende plan | |
- | het gebruiken van het begrip bijgebouw in de begripsbepaling van beroep aan huis | |
- | het aanvullen van de begripsbepaling van detailhandel met een bepaling over niet voor particulieren toegankelijk detailhandelsbedrijf | |
- | het actualiseren van de begripsbepaling van deskundig archeoloog aan gewijzigde regelgeving | |
- | het aanvullen van de begripsbepaling voor tuin met overkappingen | |
- | het schrappen in artikel 8.4 onder b naar de subleden in 8.1 onder b | |
- | het opnemen in artikel 25.1 van een regeling voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten of manifestaties dan wel markt of standplaats | |
- | het opnemen in artikel 25.3 van een afwijkingsbevoegdheid hiervoor | |
- | het opnieuw redigeren van artikel 26.3.4 zodanig dat niet altijd een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd |
Al de wijzigingen zijn vastgelegd in een bij het vaststellingsbesluit behorende Nota van Wijzigingen.
Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting is geactualiseerd en aangevuld mede naar aanleiding van zienswijzen.
De ingediende zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan.
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.