direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wolfheze 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Renkum heeft besloten de bestemmingsplannen binnen de gemeente te herzien. Aanleiding hiertoe is dat in de gemeente de meeste van de geldende bestemmingsplannen ouder waren dan tien jaar dan wel bijna tien jaar oud zijn, soms gedateerd zijn en er diverse bestemmingsplansystematieken worden gehanteerd. Die (verouderde) plannen vormen geen actueel beleidskader meer en zijn gebaseerd op de destijds geldende inzichten voor wat betreft de regelgeving en beleid. Daarnaast bepaalt de in juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden vastgesteld.

Binnen de gemeente Renkum bestaat de wens om de vele huidige geldende plannen te vervangen door enkele nieuwe plannen met één systematiek. Dit komt de rechtsgelijkheid en werkbaarheid ten goede en maakt handhaving beter mogelijk. Het streven is om door middel van een integrale herziening uniformiteit in de regels en wijze van bestemmen aan te brengen. Tevens wordt met de actualisatie voldaan aan de gemeentelijke wens tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen, waarmee voorwaarden worden geschapen voor een betere uitwisseling en raadpleging van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is hiermee geheel in lijn met de Wro.

Het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' is opgesteld in de lijn van en met nagenoeg dezelfde opzet en regels als de in 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 vastgestelde (voornamelijk beheer-)bestemmingsplannen 'Oosterbeek veegbestemmingsplan 2012', 'Heveadorp 2012', 'Kievitsdel 2013', 'Doorwerth 2013', 'Renkum - Heelsum 2013', 'Oosterbeek-Noord 2014', 'Oosterbeek-Centrum 2015' en 'Oosterbeek-Zuid 2016'.

Voor het grootste deel van het plangebied van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan geldt nu nog het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007'. Dit plan is bijna tien jaar oud, wat de reden is om nu een nieuw bestemmingsplan te maken voor Wolfheze. Gekozen is om een zo groot mogelijk gebied op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan en om daarmee zo veel mogelijk bestaande bestemmingsplannen voor dat gebied te vervangen, ondanks dat enkele plannen nog relatief nieuw zijn. Daardoor wordt een bijna gebiedsdekkend bestemmingsplan gemaakt.

Een gebied ten noorden van het spoor is namelijk niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor dit gebied wordt op korte termijn een apart ontwikkelend bestemmingsplan gemaakt. Het betreft het terrein bekend als voorheen Willemsen Naaldhout aan de Duitsekampweg.

Het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' is een zogenaamd beheergericht plan. Dat wil zeggen dat het is gericht op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke (feitelijke) en planologische situatie. Het bestemmingsplan neemt in hoofdzaak de bestaande bouw- en gebruiksrechten over van de nu nog geldende bestemmingsplannen en het legt daarnaast de feitelijke situatie vast. Wel zijn de bestaande bestemmingen en bouw- en gebruiksrechten vertaald naar en aangepast aan de huidige gemeentelijke standaarden en inzichten en de huidige wetgeving. Dit houdt in dat nu gebruik gemaakt wordt van voorgeschreven standaardbestemmingen en dat het plan op perceelsniveau (met name in de bestemming 'Wonen') iets meer flexibiliteit (bouwruimte en gebruiksruimte) biedt. Hierdoor is de kans kleiner dat bouwplannen voor het uitbreiden van de woning of het bouwen van een bijgebouw in strijd zullen zijn met het bestemmingsplan. De voorheen geldende bestemmingsplannen waren daarin soms te beperkend, zonder dat dat nodig was. Ook zijn geconstateerde omissies gecorrigeerd en aangepast in het voorliggende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt nagenoeg geen nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk.

Plannen, die reeds bestuurlijk (en soms maatschappelijk) zijn geaccordeerd en waarover bestuurlijke besluiten genomen zijn, zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het betreffen vastgestelde bestemmingsplannen voor nieuwe (nog niet geheel gerealiseerde) ontwikkelingen of bouwplannen waarvoor 'vrijstelling', 'ontheffing' of 'afwijking' is verleend. Voor de meeste van deze nieuwe ontwikkelingen is de gehele ruimtelijke-juridische procedure reeds afgerond. Het kan zijn dat tegen een enkele ontwikkeling nog een bezwaar of (hoger) beroepsprocedure loopt. In ieder geval heeft de gemeente de benodigde planologische procedures doorlopen en de benodigde vergunningen verleend, waardoor de gemeente (ruimtelijk) achter die plannen staat. Daarom worden die plannen nu opgenomen in het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017'. Bij de voornoemde ontwikkelingen (geheel juridisch afgerond of deels) kan gedacht worden aan vergunde functiewijzigingen van panden, uitbreidingen van woningen en/of bij- of bedrijfsgebouwen, zoals Heelsumseweg 1, Heelsumseweg 3, Wolfhezerweg 70-72, Wolfhezerweg 84, Wolfhezerweg 34, Duitsekampweg 60 en Wolfhezerweg 113.

Grote nieuwe ontwikkelingen die nog niet concreet (genoeg) zijn, dat wil zeggen waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden in de vorm van een afwijking of een vergunning, worden niet opgenomen in dit beheerbestemmingsplan. Hier worden de gronden bestemd conform de huidige bestemming in de voorheen geldende bestemmingsplannen. Deze plannen zijn nog niet concreet genoeg en zijn nog aan politieke discussie en inspraak van burgers onderhevig. Dat wil niet zeggen dat die ontwikkelingen niet gewenst zijn. Zodra de betreffende ontwikkelingen / plannen concreet zijn zullen daarvoor aparte ontwikkelende bestemmingsplannen gemaakt worden. Hierbij valt onder andere te denken aan de (nieuwbouw)plannen (onder andere woningen) voor het terrein van Pro Persona en het terrein van voorheen Willemsen Naaldhout.

Enkele kleinschalige veranderingen zijn wel meegenomen in het voorliggend bestemmingsplan. In het bestaande pand Plein 7-10 zijn gestapelde woningen gevestigd voor patiënten van Pro Persona. Deze panden komen nu vrij want ze zijn niet meer nodig voor de maatschappelijke functie. Omdat deze panden al gebruikt worden voor wonen, geschikt zijn voor wonen (voldoen aan geluidsnormen en dergelijke, en passen binnen de regionale woningbouwafspraken) en ze direct tegen het centrum van Wolfheze liggen is de wens om deze woningen op korte termijn om te vormen naar maximaal 12 reguliere (gestapelde) woningen, waarbij alleen intern wordt verbouwd. Dit kan door het college met een functiewijziging worden toegestaan. Daarom wordt dit nu meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan. In 2014 is het pand aan de Heelsumseweg 1 met een functiewijziging omgezet naar wonen. Nu is de wens van Pro Persona om ook één of twee woningen te realiseren in de open ruimte tussen de woon-/kantoorpanden Heelsumseweg 1 en 3. Ruimtelijk is woningbouw hier passend want gelegen aan een woonstraat en tussen woningen in. Reeds in 2015 heeft Pro Persona gevraagd om een bestemmingsplanwijziging hiervoor. Afgesproken is dit verzoek mee te nemen in de actualisatie van het bestemmingsplan Wolfheze 2017. Verder hebben de panden Lindenhof en Schoonoord op het terrein van Pro Persona een verruiming van gebruik gekregen. Deze karateristieke panden (die overigens geen monument zijn) zijn niet meer geschikt voor gebruik voor Pro Persona. Sloop van die oude panden vindt Pro Persona (maar ook de gemeente) ongewenst en zonde. Daarom is de wens om deze te verhuren aan derden als kantoorruimte, kleinschalige bedrijfjes en dergelijke. Deze functieverruiming, die het college kan verlenen, is daarom nu mogelijk gemaakt door ter plaatse een aanduiding op te nemen.

Het beheergerichte karakter houdt echter niet in dat voornoemde ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke wijziging een afzonderlijk bestemmingsplan te maken. Kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden, veelal op perceelsniveau, zoals uitbreiding, zijn dan ook meegenomen in voorliggend beheergericht bestemmingsplan. Overige nieuwe ontwikkelingen op perceeloverschrijdend niveau zijn niet meegenomen. Hiervoor wordt zonodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt.

Het bestemmingsplan dient voldoende rechtszekerheid te bieden voor iedereen maar dient ook flexibel genoeg te zijn om in te spelen op wensen van bewoners en wijzigende inzichten in de komende tien jaar. Zo biedt het voorliggende bestemmingsplan, net als de recent vastgestelde bestemmingsplannen voor de andere kernen in de gemeente, voldoende ruimte om aan de achterzijde van woningen aanbouwen (wel tot een bepaalde diepte, oppervlakte en hoogte) toe te staan. Dit sluit ook aan bij het vergunningvrije bouwregime op achtererven. Ook worden hiermee de meest voorkomende bouwwerken, waaraan tot nu toe altijd meegewerkt wordt met afwijkingen van het bestemmingsplan, rechtstreeks toegestaan. Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn diverse afwijkingen opgenomen zoals het creëren van meer gebruiksmogelijkheden voor inwoners van de eigen woning (bijvoorbeeld: schone bedrijvigheid aan huis, drie generatiebenutting en mantelzorg aan huis).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied wordt als volgt globaal begrensd: In het noorden door sportpark Duitsekampweg, de woningen met tuinen aan de Duitsekampweg en de ten noorden daarvan gelegen agrarische percelen (tot aan het perceel Wolfhezerweg 110-112), het Schild en de toegang naar Camping Lindenhof en Camping Lindenhof zelf. In het westen door de Reijerskamp, Parallelweg, de Boshoeve, de westelijke grens van Pro Persona. In het zuiden door het fietspad van de Heelsumseweg en de A50. In het oosten door de gemeentegrens met Arnhem. Zoals gezegd ligt de locatie van voorheen Willemsen Naaldhout, aan de Duitsekampweg, niet in het bestemmingsplan.

Het plangebied omvat overwegend een woongebied met wegen en groenvoorzieningen, grote percelen met een maatschappelijke functie zoals Pro Persona en Het Schild, kleine maatschappelijke functies zoals een kerk en een school, bossen (met name in het oosten en zuiden), agrarische percelen (in het noorden), een chaletpark (in het noordoosten) en enkele bijzondere functies zoals bedrijven en centrumfuncties.

De navolgende afbeelding toont globaal de ligging en de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0001.png"

Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet (soms gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen en wijzigingen en paraplubestemmingsplannen voor het gebied. Het gaat om ongeveer tien bestemmingsplannen. Voor het grootste deel van het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Wolfheze 2007' en 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008'. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Wolfheze 1987', (deels), vastgesteld op 20 april 1988 en goedgekeurd op 12 augustus 1988;
  • 'Wolfheze 2007', vastgesteld op 28 november 2007 en (gedeeltelijk) goedgekeurd op 30 mei 2008;
  • 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008', (deels), vastgesteld op 17 december 2008 en gedeeltelijke goedgekeurd op 10 juli 2009;
  • 'Wolfhezerweg-Duitsekampweg 2009', vastgesteld op 27 mei 2009; Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Wolfsheide 2010', vastgesteld op 7 juli 2010; Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Henriëttehoeve 2015', vastgesteld op 24 juni 2015. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Balijeweg 14-14a, 2016', vastgesteld op 29 september 2016. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' (deels), vastgesteld op 19 juni 2002 en goedgekeurd op 14 januari 2003;
  • 'Parapluherziening verbod wonen in bijgebouwen 2009' (deels), vastgesteld op 16 december 2009. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Parapluherziening mantelzorg 2010' (deels), vastgesteld op 27 oktober 2010. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

Bestemmingsplannen en -regelingen overgenomen

In het voorliggende bestemmingsplan is het op 28 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' nagenoeg ongewijzigd opgenomen. Ook de bestemmingsplannen 'Balijeweg 14-14a, 2016', 'Henriëttehoeve 2015', 'Wolfsheide 2010', 'Wolfhezerweg-Duitsekampweg 2009' en 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' zijn nagenoeg ongewijzigd overgenomen. Het bestemmingsplan 'Wolfheze 1987', dat nog geldt ter plaatse van twee gebieden op het terrein van Pro Persona, is deels overgenomen en deels niet. De provincie had in 2008 goedkeuring onthouden aan twee delen van het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' op het terrein van Pro Persona. Ten eerste ging het om de westelijke groenstrook met een maatschappelijke bestemming, welke toen net was opgenomen in het Natura 2000-gebied De Veluwe. Het tweede deel was een strook langs de Parallelweg waarin de woonbestemming te ruim was geformuleerd. Voor beide delen gold daardoor nog steeds het bestemmingsplan 'Wolfheze 1987' waarin beide delen een maatschappelijke bestemming haddenn met een bouwvlak. In het nu voorliggende bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' heeft westelijk beboste deel van het terrein van Pro Persona, het Natura 2000-gebied, nu de bestemming 'Bos' gekregen.

Hierna staan de verbeeldingen van bijna alle voorheen geldende bestemmingsplannen afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0002.png"

bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' (gebied noord)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0003.png"

bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' (gebied oost)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0004.png"

bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' (gebied west, terrein Pro Persona) (met rode lijn het gedeelte wat niet goedgekeurd was, daar geldt nog Wolfheze 1987)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0006.png"  
bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' (westelijk deel)   bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' (oostelijk deel)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0007.png"

bestemmingsplan 'Henriëtte Hoeve 2015'

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0008.png"

bestemmingsplan 'Wolfsheide 2010'

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0010.png"  
bestemmingsplan 'Wolfhezerweg-Duitsekampweg 2009'   bestemmingsplan 'Balijeweg 14-14a, 2016'  

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied en de historie. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied besproken. Tevens wordt ingegaan op de manier waarop het beheer van het plangebied is voorzien en de planologische afwegingen die hieraan ten grondslag liggen, waar in hoofdstuk 5 tevens op in wordt ingegaan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het (beheergedeelte van) voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Verder wordt er beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In dit hoofdstuk worden ook alle bestemmingen uitgelegd en wat daar in hoofdlijnen is toegestaan. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Voorliggend plan heeft een beheergericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe wordt in paragraaf 2.2 de ruimtelijke structuur beschreven en in paragraaf 2.3 aangegeven welke functies zich binnen het plangebied bevinden. Hier wordt ook kort ingegaan op de gekozen bestemming voor deze functies en de planologische gedachte achter de bestemmingssystematiek.

2.2 Historie

2.2.1 Geomorfologie

De ontwikkeling van het landschap in de gemeente Renkum is sterk bepaald door de aanwezigheid van stuwwallen en de tussenliggende sandr (puinwaaier). Het dorp Wolfheze ligt op deze sandr. De stuwwallen zijn hooggelegen droge zandgebieden, die gevormd zijn in de ijstijden. Het ijs kroop door de rivierdalen en duwde grote massa’s grond voor zich uit. De stuwwal tussen Lunteren en Wageningen, westelijk van Wolfheze bestaat uit een heuvelrug met een hoogte van ruim 50 meter. De voornamelijk uit rivierafzettingen bestaande heuvelrug is door het landijs opgeduwd tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien. De stuwwal vormt samen met de Utrechtse Heuvelrug een karakteristieke boog rond het glaciaal bekken van de Gelderse Vallei. De stuwwal van Arnhem is weliswaar sterk verstedelijkt maar vormt nog altijd een waardevol geomorfologisch element.

Toen in het laat-Weichselien het ijs de Rijn belemmerde om in noordelijke richting te blijven stromen heeft deze zijn loop via de IJsselvallei naar het westen verlegd. Daarna zijn delen van de stuwwal van Arnhem geërodeerd.

Met het smelten van het ijs kon het water alleen in zuidelijke richting over de stuwwallen. Veel zand en grind is meegenomen en in waaiervorm weer afgezet. De sandr of spoelzandwaaier van Wolfheze is de grootste spoelzandwaaier in ons land; zeldzaam, redelijk gaaf en daarom zeer waardevol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0011.png"

2.2.2 Het dorp Wolfheze

Al voor 800 moet het gebied van Wolfheze bewoond zijn geweest. Er zijn twintig grafheuvels in de omgeving gevonden, vooral langs de beek. Het oude dorp Wolfheze, wat Wolvenbos betekent, lag ten zuiden van het huidige dorp maar werd in de 16e eeuw verwoest.


De spoorlijn Utrecht - De Klomp werd in 1845 doorgetrokken tot Arnhem. Daardoor kreeg Wolfheze een station op de plek waar de oude Jachtweg de spoorbaan kruiste. Wolfheze was het enige station tussen Ede en Arnhem en erg belangrijk voor Oosterbeek, waar veel houthandel was. Voor het goederenvervoer was een verbinding nodig tussen het nieuwe station en de Utrechtseweg. Er liep een oud pad, deels schaapsdrift, dat via de Bredelaan en Zonneheuvelweg liep. Het pad was echter ongeschikt voor goederenvervoer, zodat Baron van Brakell, eigenaar van de gronden van Groot-Wolfheze, in 1846 de Wolfhezerweg liet aanleggen. Al spoedig volgde er bebouwing bij het station. In 1848 werd de Wolfhezerweg verlengd met de Italiaanseweg.


In 1906 kocht de Vereniging tot Christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken 86 hectare bosgebied en zette er een gebouw neer, de voorloper van het huidige psychiatrisch ziekenhuis. In 1911 werd ten noorden van de spoorbaan een tehuis voor alleenstaande blinden gebouwd. In de jaren tussen 1915 en 1917 kwam er een kamp voor geïnterneerde Duitse militairen. De Duitsekampweg herinnert daar nog aan.


Het dorp Wolfheze bestond in eerste instantie voornamelijk uit personeel van het psychiatrisch ziekenhuis (nu Pro Persona) en het blindentehuis (nu Het Schild). Rond 1920 vestigden zich bewoners van buiten in Wolfheze en nam de bebouwing toe. Aanvankelijk was dat nog alleen langs de Wolfhezerweg en de Heelsumseweg, maar na 1930 verrees ook rondom de Lawijckerhof en langs de Duitsekampweg bebouwing. In 1925 werd aan de Lawijckerhof de gereformeerde kerk gebouwd. In 1935 werd aan de Heelsumseweg het grootste gebouw van het psychiatrisch ziekenhuis, de Neder Veluwe kliniek, gebouwd. Dit gebouw heeft in belangrijke mate het gezicht van het ziekenhuis naar buiten toe bepaald. Inmiddels is het gebouw gesloopt en zijn in de jaren ’90 een aantal nieuwe gebouwen langs de hoofdingang van het Gelderse Roos terrein gebouwd.


Het dorp kwam de tweede wereldoorlog redelijk goed door. Het psychiatrisch ziekenhuis had wel met grote verwoestingen te maken. De luchtlandingen, waarmee de slag om Arnhem begon, vonden onder meer ten westen van het gebied van het ziekenhuis plaats. Na de oorlog werd een nieuw, groter en moderner ziekenhuis opgebouwd. Het tehuis voor blinden brandde in de oorlog af en werd op dezelfde plek opgebouwd.


In de jaren ’60 van de vorige eeuw veranderde de tot dan toe ‘organische’ groei van het dorp in een meer schoksgewijze groei waarbij met name ten noorden van het spoor wat grotere aantallen dezelfde woningen werden gerealiseerd langs nieuw aangelegde wegen.


De laatste 35 jaar hebben in Wolfheze geen noemenswaardige uitbreidingen meer plaats gevonden, met uitzondering van de locatie Wolfsheide bij de Sara Mansveltweg. De bouw hiervan bevindt zich in een afrondende fase. De laatste vrijstaande woningen worden nu gebouwd. De rijenwoningen en twee-onder-één-kappers zijn inmiddels gebouwd. Hier zijn en worden 49 nieuwe woningen worden gerealiseerd.

Verder is er nog een concrete woningbouwlocatie in ontwikkeling. Het betreft de invulling van het terrein van het voormalige bedrijf Willemsen Naaldhout, gelegen tussen de Duitsekampweg en de spoorlijn. Binnen het gebied worden circa 50 woningen kunnen worden gebouwd. De verwachting is dat binnen een jaar de planologische procedures hiervoor zijn doorlopen zullen zijn. De ruimtelijke kaderstelling door de gemeenteraad heeft al enige jaren geleden plaatsgevonden. Verder heeft Pro Persona, door een teruglopend aantal bedden voor de maatschappelijke functie en wijzigingen in het (landelijke) beleid, plannen om in de komende 10 jaar circa 20-30 woningen te bouwen op het terrein van Pro Persona.


In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het inwoneraantal en de woningvoorraad sinds 1849 weergegeven. Bij het aantal inwoners zijn ook de langdurige patiënten van de Gelderse Roos en de bewoners van het centrum voor visueel gehandicapte ouderen Het Schild meegeteld.

Het dorp telde per 1 juli 2004 1.679 inwoners. Hiervan woonden 396 op het complex van de Gelderse Roos (nu Pro Persona) en 113 op het terrein van het Schild. Het dorp telt per 1 januari 2017 1.748 inwoners. Daarvan wonen er op 1 januari 2017 637 op het terrein van Pro Persona en Het Schild (respectievelijk 386 en 241).

Jaar   Inwoners  
1849   11  
1920   275  
1947   1302  
1960   1875  
1972   2388  
1977   2098  
1986   1964  
1996   1673  
2004   1679  
2006   1676  
2013   1704  
2017   1748  

2.3 Ruimtelijke structuur

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' ligt in het noorden van de gemeente Renkum. De oostelijke grens wordt gevormd door de gemeente Arnhem, de zuidelijke grens door de snelweg de A50, in het westen door de bossen langs het terrein van Pro Persona en in het noorden door de agrarische gronden ten noorden van Wolfheze.

Wolfheze ademt de sfeer van de bosrijke omgeving. Dit is te danken aan de ruime dorpsopzet en de aanwezigheid van veel groen. Het dorp ligt rondom twee structuurlijnen te weten de spoorlijn en de Wolfhezerweg. Wolfheze kent geen duidelijk centrum. De Wolfhezerweg direct ten zuiden van het spoor vormt min of meer het hart van het dorp. Hier liggen het station, met een winkel in het voormalig stationsgebouw, horeca en de hoofdingang van de Pro Persona.


Het groen in Wolfheze bestaat uit een raamwerk van lanen met een invulling van particulier groen in tuinen. Ruimtelijk zijn in Wolfheze drie gebieden te onderscheiden die ieder een eigen karakter hebben. Het betreft:

  • 1. het deel ten noorden van de spoorlijn;
  • 2. het zuid-oostelijk deel van het dorp aan weerszijden van de Wolfhezerweg;
  • 3. het terrein van Pro Persona

1. Noordelijk plangebied

Van oudsher lag de bebouwing langs de Duitsekampweg. Hier vinden we vrijstaande en twee onder één kap woningen. De Duitsekampweg vormt de overgang tussen het dorp en het open landelijk gebied. Aan de Duitsekampweg ligt een sportpark en een pensionstal voor paarden.


In de jaren ’60 van de vorige eeuw is de bebouwing tussen de Duitsekampweg en het spoor en de bebouwing aan de Sara Mansveltweg gerealiseerd. Deze kenmerkt zich door relatieve eenvormigheid. Rijen met min of meer dezelfde woningen, zogenaamde doorzonwoningen met twee bouwlagen en een kap, vormen het straatbeeld. De opzet is ruim en het karakter groen, met veel eiken, dennen en sparren.


Aan de Wolfhezerweg ligt ten noorden van het spoor het centrum voor visueel gehandicapte ouderen ‘Het Schild’. Het aantal bewoners van het Schild is de afgelopen jaren toegenomen. In 1986 telde het Schild nog 65 bewoners terwijl dit in 2004 al 113 waren. Enkele jaren geleden heeft het Schild nieuwbouw gerealiseerd.

Ten oosten van Het Schild ligt Chaletpark Lindenhof. Hier staan chalets/stacaravans en recreatiewoningen . Ook is hier het Glidermuseum gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0012.png"

Het noordelijke deel van Wolfheze, met de Van Mesdagweg - Duitsekampweg (naar noorden bekeken)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0013.png"

Luchtfoto Het Schild (naar noorden bekeken)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0014.png"

Luchtfoto Chaletpark Lindenhof (naar zuiden bekeken)

2. Zuid-oostenlijk plangebied

Het zuid-oostelijke gedeelte van Wolfheze is het oudste deel van het dorp. De straten ten westen van de Wolfhezerweg zijn recht en komen samen bij de spoorwegovergang. De woningen liggen op enige afstand van de straat op regelmatige afstanden van elkaar. Het zijn overwegend vrijstaande en twee onder één kap woningen, die onderling in bouwvorm verschillen. De Balijeweg vormt de oostelijke grens van het dorp. Aan deze weg staan vrijstaande woningen op zeer grote kavels. De voorzieningen, horeca, een winkel, school en station bevinden zich in dit deel van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0015.png"

Zuid-oostelijk deel van Wolfheze (naar het noorden bekeken), met de Macharislaan en Johan Stratiuslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0016.png"

Het centrum van Wolfheze (naar het zuiden bekeken), met rechts het terrein van Pro Persona met het gebouw Plein, onder de spoorlijn en links de centrumvoorzieningen, zoals het voormalige stationsgebouw en het restaurant.

3. Het terrein van Pro Persona

Het terrein van Pro Persona (voorheen de Gelderse Roos) staat ruimtelijk los van de rest van Wolfheze. Dit heeft te maken met de andersoortige inrichting en de visuele beslotenheid van het terrein.
Het belangrijkste kenmerk van het terrein is het parkachtige karakter. Langs geasfalteerde wegen liggen de losse vrijstaande gebouwen tussen bomen, gazons en bos. Het terrein wordt omzoomd door bos waardoor het vanuit de omgeving, met name het open agrarisch gebied westelijk van Wolfheze, niet zichtbaar is. Aan de oostkant ligt het terrein afgeschermd van het dorp door woningen aan de Heelsumseweg. De aanwezigheid van de Gelderse Roos is eigenlijk alleen zichtbaar bij de hoofdingang nabij de spoorwegovergang.


Veranderende inzichten in de behandelwijze van psychiatrische patiënten hebben door de jaren heen duidelijk ruimtelijke gevolgen gehad. De gebouwen van de Gelderse Roos zijn in verschillende tijdsperioden en architectuurstijlen gebouwd waardoor een afwisselend beeld ontstaat.


Voor de tweede wereldoorlog waren de gebouwen groots en monumentaal. De wegen lagen cirkelvormig rondom de centraal gesitueerde kerk. Later ontstond meer kleinschalige bebouwing waarin patiënten in kleinere eenheden zoveel mogelijk zelfstandig bij elkaar woonden. Ook werd de afgeslotenheid van het terrein, in de vorm van hekken en toegangspoorten verminderd. Dit past in het streven patiënten meer te laten integreren in de samenleving. Deze gedachte heeft ook een verdergaande decentralisatie tot gevolg gehad.


Steeds meer patiënten werden op locaties buiten het centrale terrein te Wolfheze opgevangen en de verblijfsduur voor patiënten is sterk teruggelopen.


Daarbij is de gemiddelde woningbezetting gedaald, terwijl de afgelopen 30 jaar nauwelijks nieuwbouw qua maatschappelijke woonruimte heeft plaatsgevonden. Anderzijds zijn er wel vele gebouwen gesloopt en heeft er nieuwbouw van behandelruimtes (gebouwen) plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0017.png"

terrein van Pro Persona (naar zuiden bekeken)

2.4 Functionele structuur

2.4.1 Wonen

De woonfunctie is de belangrijkste functie in de kern. De woningvoorraad in het plangebied bestaat veelal uit vrijstaande woningen, dubbele woningen en enkele gestapelde woningen. Met name in het zuidoosten en noorden (ten noorden van de spoorlijn) liggen de woongebieden. Ook langs de Parallelweg liggen nog enkele woningen. Enkele woningen worden ook deels voor andere functies gebruikt (dan wel zijn al in de voorheen geldende bestemmingsplannen zo bestemd) en zijn dan ook als zodanig bestemd met een aanduiding.

Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan wordt evenmin voorzien in toevoeging van nieuwe, niet eerder bestemde, woningen, met uitzondering van de twee woningen aan de Heelsumseweg tussen 1 en 3 en het omzetten van de maatschappelijke woningen aan het van het pand Plein tot maximaal 12 reguliere woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen. De bestaande (bouw)rechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd maar wel (deels) aangepast aan de gemeentelijke standaardregeling en aan de feitelijke situatie.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', waarbij de bestemming 'Wonen' meer toestaat op het gebied van bebouwing en de bestemming 'Tuin' meestal is toegekend aan de voortuinen van de woningen of tuinen die zich profileren als voortuin. De bestemming 'Wonen' wordt toegekend aan het deel van de tuin wat hoofdzakelijk aan de achterkant van de voorgevel van de woning ligt. In deze bestemming zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan van één bouwlaag. De grens tussen beide bestemmingen wordt, afhankelijk van de situatie ter plaatse, net als in de in 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 vastgestelde bestemmingsplannen voor de andere woonkernen in onze gemeente veelal, op 1 meter achter de (voor)gevel of 2 meter achter de (voor)gevel gelegd. In sommige gevallen ligt de grens in het verlengde van de (voor)gevel. Dit alles sluit aan bij het vergunningvrij bouwen. Volgens de wet, het Besluit omgevingsrecht, mag op het daarin genoemde 'achtererf' vergunningvrij gebouwd worden. Dit 'achtererf' begint op 1 meter achter de voorgevel. De vorige bestemmingsplannen in de gemeente, zoals 'Wolfheze 2007', gingen vaak nog uit van een grens tussen het voorerf en achtererf van circa 3 meter achter de voorgevel (hierbij was dit in de regels opgenomen en niet op de verbeelding/plankaart). Dat is door het vergunningvrij bouwen volledig achterhaald. Een bepaling in een bestemmingsplan kan namelijk het vergunningvrij bouwen niet uitsluiten bij woonbestemmingen, zoals 'Wonen' en 'Tuin' of voorheen 'Achtererf' en 'Voorerf'. Met andere woorden: als iets vergunningvrij gebouwd kan worden dan kan een bestemmingsplan wel de niet bebouwbare bestemming 'Tuin' aan de gronden hebben gegeven, er kan toch vergunningvrij gebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0018.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0019.png"  
Appartementen Balijeweg   Heelsumseweg  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0020.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0021.png"  
woningen Duitsekampweg    

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0022.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0023.png"  
nieuwbouw locatie Wolfsheide   Parallelweg  

Aan-huis-verbonden beroepen

Bij de woonfunctie is er bewust voor gekozen om zogenaamde 'aan-huis-verbonden beroepen' mogelijk te maken. Dit komt tegemoet aan de wens van vele mensen om op kleine schaal een beroep-aan-huis voor zichzelf te beginnen. Dergelijke aan-huis-verbonden beroepen zijn niet milieuhinderlijk voor de omgeving. Het enige effect is een bezoeker die naar de bouwkundig adviseur gaat (of de notaris, de pedicure, de huisarts). Dit extra verkeer valt weg tegen het overige verkeer dat een woonwijk of -buurt kent. Belangrijk is wel dat het ondergeschikt is aan de woonfunctie. Een woning is in de eerste plaats een woning. Het is daarom van belang dat het kleinschalig is en blijft. Dit houdt in dat de bewoner van de woning de beroepsuitoefenaar is. De mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen zorgt ook voor wat levendigheid in de wijk en het straatbeeld, en dat is gewenst. Grootse reclameborden of neonreclame en andere opvallende uitingen ten behoeve van het beroep dat wordt uitgeoefend zijn uiteraard niet toegestaan.

Bij de woonfunctie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een aan-huis-verbonden bedrijf toe te kunnen staan.

Zorg en wonen

Er is een duidelijke trend aanwezig om zorgbehoevenden in een gewone woonomgeving te laten wonen. De hulpvraag kan voortkomen vanuit fysieke, psychische en/of sociale achtergrond. Hoe de zorgbehoefte hierbij binnen de woning ingevuld wordt kan divers zijn. Soms is de hulp tijdelijk noodzakelijk en soms permanent, soms intensief en soms extensief. Dit valt allemaal onder mantelzorg en onder de bestemming 'Wonen'. Mantelzorg kan ook verleend worden in een bijgebouw bij de woning. Omdat niet in een bijgebouw gewoond mag worden is een afwijking opgenomen om tijdelijk mantelzorgwonen in een bijgebouw toe te staan (inmiddels is een deel hiervan vergunningvrij geworden). De zorgbehoevende of de zorgverlener kan dan, op het perceel waar behoefte is aan mantelzorg, tijdelijk in het bijgebouw bij de woning wonen zolang de behoefte aan mantelzorg bestaat. Omdat soms discussie kan ontstaan of vormen van begeleid / groepswonen en dergelijke nu wel of niet onder de reguliere woonfunctie vallen is een definitie van 'zorgwoning' opgenomen en is een afwijking opgenomen om zorgwonen toe te kunnen staan in een woning. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een zorgwoning, kamerbewoning, bed & breakfast en een zogenaamde twee- of driegeneratiewoning toe te kunnen staan.

2.4.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied zijn enkele terreinen waar een maatschappelijke functie is gevestigd dan wel planologisch is toegestaan. Het gaat daarbij om onder andere de kerk en de Burcht aan de Macharislaan-Lawijckerhof, de school aan de Balijeweg - Parallelweg, het Schild aan de Wolfhezerweg en Pro Persona.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0024.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0025.png"  
De Burcht   kerk Lawijckerhof  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0026.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0027.png"  
Het Schild    

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0028.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0029.png"  
Het Schild    

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0030.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0031.png"  
ingnag Pro Persona, rechts het pand Plein   Pro Persona, gebouw Schoonoord  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0032.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0033.png"  
Pro Persona   Pro Persona, gebouw Mezzo  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0034.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0035.png"  
Pro Persona, watertoren   Pro Persona, kerk  

Deze maatschappelijk gebruikte terreinen hebben allen een maatschappelijke bestemming gekregen, te weten Maatschappelijk, Maatschappelijk - Zorginstelling, Maatschappelijk - Zorginstelling 1. Omdat de verscheidenheid aan maatschappelijke voorzieningen groot is en behoud van de voorzieningen gewenst is, zijn de gebruiksmogelijkheden vaak ruim geformuleerd. Wel zijn per (deel)bestemming, zoals hiervoor genoemd, andere maatschappelijke functies toegestaan. De bestaande (bouw)rechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd maar wel (deels) aangepast aan de gemeentelijke standaardregeling en aan de feitelijke situatie.

2.4.3 Centrumfuncties

In het centrum van Wolfheze liggen een paar panden met een centrumfunctie, zoals winkels, horeca, dienstverlening en kantoor. Het betreft de stationwinkel, de horeca aan de Wolfhezerweg 87 en het kantoorpand aan de Wolfhezerweg 94-98, hoek Van Mesdagweg. Deze panden hebben een centrumfunctie gekregen, waarin de verschillende functies zijn toegestaan. Net als in de voorheen geldende bestemmingsplannen en het gemeentelijk beleid hebben deze panden een ruime bestemming waarin de hiervoor genoemde functies zijn toegestaan. Ook zijn in deze panden woningen toegestaan. De bestaande (bouw)rechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn in hoofdlijnen gerespecteerd maar wel vertaald naar de huidige standaardregels (en inzichten) van de gemeente. Ook zijn de (bouw)rechten soms iets aangepast naar aanleiding van de feitelijke situatie. Omdat in de bestemmingsplannen voor de andere kernen in de gemeente ook verschillende centrumbestemmingen zijn gebruikt, met andere toegevoegde nummers, bevat het voorliggende bestemmingsplan de centrumbestemming, 'Centrum - 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0036.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0037.png"  
stationswinkel   Wolfhezerweg 94-98  

2.4.4 Bedrijf

In het plangebied bevinden zich meerdere nutsvoorzieningen. Alleen de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij zijn op te richten zijn specifiek bestemd. Nutsvoorzieningen vallen onder de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Ook zijn in het plangebied twee bedrijven gevestigd die een bedrijfsbestemming hebben gekregen. Het betreft het tuincentrum aan de Wolfhezerweg 104 en het garagebedrijf aan de Lawijckerhof 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0038.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0039.png"  
garagebedrijf   tuincentrum  

2.4.5 Sport

Aan de Duitsekampweg, in het noordwesten van het plangebied, bevindt zich een sportpark (Sportpark Duitsekampweg). Hier zijn voetbalvelden en tennisbanen gelegen. Hier zijn algemene sportactiviteiten toegestaan. De bestaande (bouw)rechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn in grote lijnen gerespecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0040.png"

Sportpark Duitsekampweg (naar oosten bekeken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0041.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0042.png"  
clubhuis Wodanseck   voetbalvelden van sportpark Duitsekampweg  

2.4.6 Recreatie

Aan de Wolfhezerweg 113 ligt Chaletpark Lindenhof. Hier staan chalets/stacaravans en recreatiewoningen.Ten noorden hiervan ligt Camping Lindenhof. Deze ligt echter niet in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. In één van de panden van het chaletpark is het Glidermuseum gevestigd. Het hele terrein heeft een recreatiebestemming voor verblijfsrecreatie gekregen, conform het bestaande bestemmingsplan. Het Glider museum is met een aanduiding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0043.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0044.png"  
chalets   stacaravans  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0045.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0046.png"  
recreatiewoning   Glider museum  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0047.png"

Ingang terrein Chaletpark Lindenhof, camping Lindenhof en Glider Museum (met beeltenis Glider)

2.4.7 Verkeer

De bestaande wegenstructuur is in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, pleinen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen en uitritten biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als 'Verkeer' bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alledag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in de mogelijkheid voor die aanpassingen. De grens van deze bestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen.

Enkele grote (historisch belangrijke) onverharde bospaden in het westen van het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Onverhard' gekregen. Voor deze wegen en paden is het in principe niet de bedoeling dat deze verhard worden.

De spoorlijn Arnhem - Nijmegen met bermen heeft de bestemming 'Verkeer - Spoorverkeer' gekregen. De gronden zijn bestemd voor het spoorverkeer, maar ook voor wegen en paden met bijbehorende bruggen en groenvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0048.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0049.png"  
onverharde bospaden (lanen)   Wolfhezerweg, (bij aansluiting Balijeweg, richting het noorden)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0050.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0051.png"  
Heelsumseweg   Parallelweg-Wolfhezerweg (richting het zuiden)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0052.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0053.png"  
A50   A50, ecoduct  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0054.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0055.png"  
station Wolfheze   spoorlijn met spoorwegovergang  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0056.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0057.png"  
spoorwegovergang (richting het zuiden)   spoorwegovergang (richting het noorden)  

2.4.8 Groen - Bos

Binnen de bebouwde kom bevinden zich enkele groenstroken, voornamelijk in de vorm van bermen, met soms enkele bomen. Deze groengebieden staan vaak ten dienste aan de omliggende woon- en verkeersfuncties. Veel wegen zijn beplant met laanbomen waardoor het gebied, tezamen met veel particuliere bomen en door de omliggende bossen, een groene uitstraling heeft. De laanbeplanting is, net als in het vorige bestemmingsplan, opgenomen in de bestemming Verkeer. Bredere groene bermen, zoals langs de Balijeweg, zijn opgenomen in de groenbestemming. De grens van deze groenbestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen. en enkele bossen ten oosten, zuiden en westen van dorp.

Grotere groene gebieden langs wegen of groene speelterreinen hebben de bestemming 'Groen' en soms 'Groen-Park' gekregen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het park (ten noorden van de spoorlijn) of grotere grasvelden. Gebouwen zijn in deze groengebieden niet gewenst. De bestaande speelvoorzieningen in het park zijn met een aanduiding aangegeven. Kleinere groenstroken langs wegen hebben meestal de bestemming 'Verkeer' gekregen.

Buiten de bebouwde kom (in het oosten, zuiden en westen) liggen grotere bosgebieden. Deze hebben de bestemming Bos gekregen (of Natuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0058.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0059.png"  
grasveld aan de Balijeweg, voor de school   park aan de Van Mesdagweg, met speelvoorzieningen  

2.4.9 Agrarisch

Aan de noordzijde van Wolfheze liggen twee agrarische bedrijven met agrarische gronden. Het betreft graszaadbedrijf Barenbrug en de gebruiksgerichte paardenhouderij annex pensionstal Henriette Hoeve. Beide zijn gelegen aan de Duitsekampweg. In het plangebied liggen ook de agrarische gronden van beide bedrijven. Ter plaatse van de gebouwen van beide bedrijven is ene bouwvlak opgenomen. Barenbrug heeft een gewone agrarische bestemming gekregen. Henriëtte Hoeve heeft een agrarische bestemming met landschapswaarden gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0060.png"

Agrarische perceel Barenbrug aan de Duitsekampweg (naar het noorden bekeken)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0061.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0062.png"  
Barenbrug    

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0063.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0064.png"  
Henriëtte Hoeve    

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal -, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

De visie is vernieuwend in die zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de 'Nota Ruimte', de 'Structuurvisie Randstad 2040', de 'Nota Mobiliteit', de 'MobiliteitsAanpak', de 'Structuurvisie voor de Snelwegomgeving' en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB 'Tweede structuurschema Militaire terreinen' , de 'Agenda Landschap', de 'Agenda Vitaal Platteland' en 'Pieken in de Delta'. De 'Structuurvisie Nationaal Waterplan' blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 2. Bereikbaar = Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg;
  • Nationaal belang 7: Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 3. Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
  • Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:

  • Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Conclusie

In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen nationaal belang. Bovendien is het bestemmingsplan beheergericht van aard.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de structuurvisie de procedure volgen en vervolgens in werking treden.

Het betreft de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is een op het beheer gericht plan en past binnen het Barro. Met het plan zijn namelijk geen nationale belangen gemoeid.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Besluit ruimtelijke ordening

Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwing die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting.

Artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro definieert een 'stedelijke ontwikkeling' als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Artikel 3.1.6 tweede lid Bro (tot 1 juli 2017):

De ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning of de toelichting bij een bestemmingsplan die/dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Naar aanleiding van deze Ladder Duurzame verstedelijking heeft de provincie Gelderland een regionale Woonagenda opgesteld, waarin de verschillende plannen regionaal op elkaar worden afgestemd.

Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 tweede lid Bro aangepast. De drie losse treden zijn losgelaten en (in aangepaste vorm) in één zin verwerkt. Verder is de term 'regionaal' van 'regionale behoefte' vervallen. Dat wil echter niet zeggen dat de behoefte niet meer regionaal kan worden onderbouwd. Desondanks wordt het bestemmingsplan wel nog getoetst aan de ladder van voor die tijd. Met als argument, dat wanneer het aan die oude ladder voldoet, het zeker voldoet aan de nieuwe ladder. Inhoudelijk verandert er voor de onderbouwing van de Ladder in de Regio Arnhem-Nijmegen niet veel. De (navolgende) regionale (en daarmee) provinciale afspraken over woningbouw en behoefte blijven bestaan.

Artikel 3.1.6 tweede lid Bro luidt nu (vanaf 1 juli 2017) als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Regionale Woonagenda

Op 17 februari 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum ingestemd met de regionale Woonagenda. Ook andere gemeenten in de stadsregio hebben hiermee ingestemd. In juni 2015 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland ingestemd met de regionale Woonagenda.

In de Woonagenda staat onder andere dat:

  • afstemming over woningbouwprogramma's binnen de stadregio in drie subregio's plaats vindt;
  • bij de programma's gebruik wordt gemaakt van een 'stoplichtmodel'.

In de Woonagenda hebben de gemeenten van de stadsregio dus afgesproken dat zij de gemeentelijke woningbouwprogramma's onderling en met de provincie afstemmen op subregio-niveau met behulp van het 'stoplichtmodel'. Doel is om tot een meer flexibele vorm van planning te komen die ruimte biedt om in te spelen op bijvoorbeeld veranderingen in de markt, bijstellingen van prognoses en vrijkomen van potentiële woningbouwlocaties (transformatie). Voor de gemeente Renkum betekent dat afspraken maken in de subregio Arnhem en omgeving (bestaande uit de gemeenten Rheden, Rozendaal, Lingewaard, Overbetuwe, Arnhem en Renkum). Het 'stoplichtmodel' maakt onderscheid in plannen waar gemeenten en provincie het over eens zijn dat het goede plannen zijn (groen), plannen waar nog aan gesleuteld wordt of die op langere termijn spelen (oranje) en plannen die uit de markt genomen moeten worden (rood).

Ten behoeve van de Woonagenda heeft het bureau ABF-research een woningmarktverkenning uitgevoerd met behulp van het Socratesmodel. Het Socratesmodel modelleert de afstemming tussen de vraag en aanbod op de woningmarkt nauwkeurig, rekening houdend met de belangrijkste elementen van vraag en aanbod, zoals demografie, woonvoorkeuren, verhuisstromen, kwaliteit van de bestaande voorraad en nieuwbouw. De uitkomsten van deze woningmarktverkenning zijn ook gebruikt als basis voor de gemeentelijke Nota Wonen 2014. Doordat gemeenten, Stadsregio (Arnhem-Nijmegen) en provincie uitgaan van dezelfde woningmarktverkenning is er een goede gezamenlijke basis voor afstemming van de gemeentelijke woningbouwprogramma's.

Alle gemeenten hebben hun woningbouwprogramma getoetst aan de uitkomsten van Socrates. Plannen die in lijn zijn met de behoefteraming van Socrates zijn op groen gezet. Daarnaast is er voor de gemeenten de mogelijkheid om vanwege andere argumenten plannen op de groene lijst te zetten (bijvoorbeeld financiële of ruimtelijke argumenten).

De Stadsregio heeft de woningbehoefte en de woningbouwprogramma's (de groene plannen) van de gemeenten in de subregio Arnhem en omgeving met elkaar vergeleken. Het model Socrates voorspelt voor de subregio Arnhem en omgeving een toename van circa 8500 huishoudens in de periode 1.1.2014 tot 1.1.2020. De gemeenten hebben in totaal 6403 woningen in de planning. Het is vooral Arnhem waar de voorraad aan goede woningbouwplannen laag is. Bij de omliggende gemeenten, waaronder Renkum zijn prognoses en woningbouwprogramma goed in balans. Tot 2020 zijn voor Renkum 393 woningen opgenomen in de subregionale planning. De stadsregio trekt ook de conclusie (voor zover mogelijk in de huidige onzekere woningmarkt) dat het voorgestelde programma voor wat betreft woningbouwsegmenten, prijsklassen en woonmilieus past bij de Socrates prognose.

Na 2020 blijft het aantal huishoudens in de subregio naar verwachting groeien, maar het groeitempo neemt wel af. Ook in de periode 2020 tot 2030 blijft er dus ruimte om op beperkte schaal woningen toe te voegen.

Stoplichtmodel

Doel van het stoplichtmodel is dat de lijst van groene projecten de basis is voor toetsing van plannen door de provincie. De door gemeenten gezamenlijk voorgestelde lijst wordt door de provincie in één samenhangend proces getoetst aan de provinciale kwantitatieve en kwalitatieve richtlijnen en aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De onderliggende eigen gemeentelijke lijsten worden vervolgens bestuurlijk vastgesteld door elke gemeente.

Basis voor het stoplichtmodel zijn de planningslijsten die jaarlijks bij de provincie worden ingediend. Deze lijsten worden nu ook al door elke gemeente bestuurlijk geaccordeerd. Het stoplichtmodel wordt gekoppeld aan deze lijst. Door jaarlijks subregionaal af te stemmen over de planningslijsten met behulp van het stoplichtmodel wordt de lijst jaarlijks geactualiseerd op basis van actuele analyses of prognoses. Het ligt voor de hand om af te spreken welke prognoses gezamenlijk gebruikt worden om discussie over de uitgangspunten te voorkomen.

Op 16 oktober 2014 hebben de wethouders 'wonen' van de subregiogemeenten afspraken gemaakt over de lijst met woningbouwplannen in het 'stoplichtmodel'. Op 2 december 2014 heeft college van burgemeester en wethouders van Renkum ingestemd met die afspraken (en dus met de lijst met woningbouwplannen in het stoplichtmodel).

Hieronder worden de drie gemaakte afspraken weergegeven met per afspraak een korte toelichting.

Afspraak 1:

Gemeenten stemmen in met het subregionale woningbouwprogramma. Instemming van gemeenten is onder voorbehoud van vaststelling van elke gemeentelijk deel van de lijst in het eigen college van B en W en toetsing van de provincie aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

In het subregionale programma is het woningbouwprogramma van de gemeente Renkum onverkort opgenomen. In de lijsten van andere gemeenten staan geen projecten die nadelige invloed hebben voor Renkum. Met deze afspraak wijken we (de Stadsregio en de betrokken gemeenten) van het 50/50 beleid af en programmeren we conform de eigen behoefte van de subregio.

De lijst met projecten voldoet met deze afspraak aan de eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking: elk plan moet voldoen aan de regionale woningbehoefte. In het stoplichtmodel is dit de lijst met 'groene' plannen.

Afspraak 2:

Gemeenten actualiseren jaarlijks hun woningbouwprogrammering in subregionaal verband op basis van het stoplichtmodel, gekoppeld aan het proces van de provinciale planningslijst. Basis voor de afstemming is de meest actuele PRIMOS prognose (is een landelijke prognose voor ontwikkeling van bevolking en huishoudens, die jaarlijks geactualiseerd wordt). Daarnaast kunnen gemeenten in onderling overleg andere analyses benutten. De gemeente Arnhem roept gemeenten in het eerste kwartaal van het jaar bijeen om elkaar te informeren over aanpassing van de woningbouwplannen en de afstemming daarover.

Strekking van deze afspraak is dat Arnhem en de omliggende gemeenten samen blijven afstemmen over hun woningbouwprogramma's, los van het wel of niet voortbestaan van de stadsregio. Het is een vrijwillige afspraak, niet verplicht op basis van wet- of regelgeving. Afstemmen in (sub)regionale verband is van belang voor onderbouwing van woningbouwplannen richting de provincie omdat de ladder voor duurzame verstedelijking aangeeft dat plannen moeten passen binnen de regionale woningbouwbehoefte.

Afspraak 3:

Gemeenten kunnen tussentijds plannen in procedure brengen die nog niet in het bijgevoegd woningbouwprogramma op groen staan. Indien het totaal van deze plannen de omvang van de groene plannen voor de betreffende gemeente met meer dan 10% overschrijdt stelt de gemeente de andere subregiogemeenten daarvan op de hoogte. Deze plannen worden separaat voorgelegd aan de provincie in het kader van de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Deze afspraak maakt het makkelijker om tussentijds (niet tijdens de jaarlijkse actualisatie van de woningbouwlijsten) nieuwe plannen in ontwikkeling te nemen, zonder dat daarvoor subregionaal overleg noodzakelijk is.

Groene projecten in het stoplichtenmodel

Een groen project is een project dat een gemeente op korte termijn wil realiseren en dat draagvlak heeft bij de gemeenten in de subregio en de provincie. Dat kan gaan om een (planologisch) harde en zachte plannen. Het project moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Een project dat een programma heeft dat de gemeente graag wil realiseren, of waarvoor de gemeente de ruimte wil geven (zonder dat ze er grip op hebben).
  • Het programma is besproken met de gemeenten in de subregio en sluit aan op de subregionale behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief (segment en woonmilieu)
  • De locatie past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking:
    • 1. omdat het bestemmingsplan is vastgesteld;
    • 2. of omdat de locatie besproken is met de provincie (en akkoord bevonden is).
  • Start bouw binnen een termijn van 5 jaar (op dit moment voor 01-01-2020) is realistisch.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak beheergericht van aard. Voor bijna het hele plangebied is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de Ladder aan de orde is. Daarmee maakt het voorliggend bestemmingsplan voor die delen geen (nieuwe) stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. Een uitzondering zijn de maximaal 14 woningen op het terrein van Pro Persona (twee aan de Heelsumseweg en 12 aan het in het pand Plein). Deze woningen passen in de regionale afspraken (stoplicht model 1), want zijn regionaal vastgelegd. Daarmee wordt voldaan aan de Ladder.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Provinciale Staten hebben in hun vergaderingen van 9 juli 2014 en 24 september 2014 respectievelijk de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening vastgesteld. Beiden zijn op 17 oktober 2014 in werking getreden. Later zijn beide plannen nog opnieuw en partieel gewijzigd vastgesteld, waarvan de laatste in juni 2017. De Omgevingsvisie Gelderland vervangt enkele structuurvisies. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.

De visie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  • 1. Een duurzame economische structuurversterking. Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Dit doel betekent vooral:
    • a. ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels,
    • b. zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
    • c. een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed,
    • d. een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • 1. Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • 2. Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • 3. Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • Past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • Hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de Rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze Rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak beheergericht en past binnen het provinciaal beleid. De maximaal 14 nieuwe woningen op het terrein van Pro Persona (twee aan de Heelsumseweg en 12 in het pand Plein) zijn opgenomen in de lijst met groene plannen en passen daarmee in de regionale afspraken (stoplicht model 1), want zijn regionaal vastgelegd. Daarmee wordt voldaan aan de Gelderse Ladder.

3.3.2 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe 'Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019' (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.

Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat voornamelijk goedkopere woningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten de stad of het dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan goedkopere woningen. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken over de verhouding koop-huur. Voor het eerst zijn in het KWP3 afspraken gemaakt over de aantallen te bouwen woningen voor de komende drie jaar.

De gemeente Renkum valt onder de regio Arnhem-Nijmegen. Woningbouwplannen dienen zich te conformeren aan het opgestelde afsprakenkader. De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben de afspraak gemaakt dat in de periode 2010 - 2019 in de regio 36.600 woningen netto worden toegevoegd.

In de op 17 oktober 2014 in werking getreden Omgevingsverordening is in artikel 2.1.1 sub 17 en artikel 2.2.1.1 verwezen naar het Kwalitatief Woonprogramma. Daarmee heeft het Kwalitatief Woonprogramma zijn werking behouden. De eerder genoemde 'Regionale Woonagenda' en het 'stoplichtmodel' zijn uitwerkingen / opvolgers van het KWP3.

Inmiddels hebben Gedeputeerde Staten op 9 juni 2015 de kwantitatieve opgave wonen voor de Stadsregio vastgesteld. Hiermee is het KWP 3 komen te vervallen. In de kwantitatieve opgave voor de Stadsregio zijn de woningen opgenomen als een zogeheten 'groen' plan. Dit betekent dat het plan subregionaal is afgestemd en voorziet in een woningbehoefte. Het plan is hiermee in overeenstemming met de omgevingsverordening en de daaraan gekoppelde kwantitatieve opgave.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak beheergericht van aard en is daarom niet in strijd met het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 en ook niet met het 'stoplichtmodel'. De maximaal 14 nieuwe woningen op het terrein van Pro Persona (twee aan de Heelsumseweg en 12 in het pand Plein) zijn opgenomen in de lijst met groene plannen en passen daarmee in de regionale afspraken (stoplicht model 1), want zijn regionaal vastgelegd. Daarmee wordt voldaan aan de provinciale woonafspraken.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal Plan 2005-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen

De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:

  • versterken van het economisch vestigingsklimaat;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie;
  • verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn.

De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag.

Doelstelling van de regiovisie voor wonen is het voor iedere (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar hebben met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Voor de periode 2010 - 2015 is vooralsnog een opgave van circa 15.500 woningen opgenomen. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

Groene Akkoord

Vanuit de Stadsregio is een akkoord gesloten tussen gemeenten, woningbouwcorporaties en diverse bouwende partijen ten behoeve van het duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord is de vervanger van het oude KAN-DuboConvenant uit 2000. In het akkoord is afgesproken dat de partijen (gemeenten, corporaties, bouwende partijen) op hoofdlijnen gaan sturen en de komende twee jaar één gezamenlijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren, te weten GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. Duurzaam bouwen houdt in dat op zodanige wijze wordt gebouwd en het beheren van gebouwen en gebouwde omgeving dat de schade aan het milieu in alle fasen, schaalniveaus en sectoren van het bouwproces zoveel mogelijk beperkt wordt. De fasen van het bouwproces omvatten de levensloop: van ontwerp tot en met sloop van het gebouwde. Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan bij de randvoorwaarden zoals gesteld in het Groene Akkoord.

Conclusie

Het bestemmingsplan is beheergericht van aard en past binnen het regionaal beleid van het Regionaal Plan 2005-2020. De gemeente Renkum zorgt gemeentebreed voor het behalen van bovengenoemde normen. Daarnaast wordt aangesloten op de eisen die volgen uit het Groene Akkoord.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Nota Wonen 2014

In de 'Nota Wonen 2014' verwoordt de gemeente Renkum haar doelen en ambities op gebied van wonen. De 'Nota Wonen 2014' is een actualisatie van de 'Woonvisie 2010-2014'. Voordat het beleid is opgesteld is er een analyse van de woningmarkt in de gemeente Renkum uitgevoerd. Daarvoor zijn verschillende onderzoeken gebruikt, zoals 'WoOn 2012', 'evaluatie Woonvisie 2010-2014' en de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025 '.

Voor de hoofdlijnen van de 'Nota Wonen 2014' zijn de vijf politieke pijlers uit de vorige Woonvisie aangehouden. De volgende thema’s zijn uitgewerkt:

  • kwaliteitsscenario en herstructurering bestaande woonvoorraad;
  • evenwichtige bevolkingsopbouw;
  • duurzaam en levensloopgeschikt;
  • wonen met zorg;
  • regie van de gemeente.

Thema 1: Kwaliteitsscenario en herstructurering bestaande voorraad

Tot 2019 neemt het aantal huishoudens nog licht toe en daarna daalt het aantal licht. De gemeente wil op deze ontwikkeling zo goed mogelijk inspelen. In de Nota Wonen 2014 wordt voornamelijk de aandacht gericht op de woonkwaliteit in de dorpen, wat ook ten goede moet komen aan de vitaliteit in de dorpen. Vanuit deze visie wil de gemeente inzetten op:

  • herstructurering bestaande woningvoorraad;
  • behoud van voldoende sociale huurwoningen;
  • woningaanpassingen ten behoeve van senioren, chronisch zieken en mensen met een beperking;
  • aandacht voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Thema 2: Evenwichtige bevolkingsopbouw

Voor vitaliteit in de dorpen vindt de gemeente de aanwezigheid van verschillende leeftijdsgroepen en generaties in de dorpen van belang. Sturing op een evenwichtige bevolkingssamenstelling is slechts beperkt mogelijk. De gemeente wil echter de mogelijkheden die zij heeft volop benutten. Hierbij werkt ze de volgende beleidsambities uit:

  • prioriteit voor het verbreden van het aanbod voor (jonge) huishoudens en huishoudens met middeninkomen;
  • zorgvuldig benutten nieuwbouwmogelijkheden;
  • erken de samenhang tussen steden en ommeland (kans).

Thema 3: Duurzaam en levensloopgeschikt

De gemeente hecht veel waarde aan een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving en een goede toekomstkwaliteit van het woningaanbod. Woningen moeten enerzijds passend zijn voor hun eigen levensloop (duurzaam), anderzijds geschikt zijn voor veranderingen in de levensloop van mensen (aanpasbaar). Bij deze toekomstkwaliteit besteedt de gemeente aan drie aspecten in het bijzonder aandacht:

  • duurzaam bouwen en duurzame gebiedsontwikkeling;
  • aanpasbaar en levensloopgeschikt woningaanbod;
  • stimuleren duurzaamheid en toekomstkwaliteit in bestaande bouw en bij nieuwbouw.

Thema 4: Wonen met zorg

De gemeente wil mensen met een zorgvraag mogelijkheden bieden om zo lang mogelijk in de eigen sociale omgeving te blijven wonen. Ook de kabinetsplannen dragen hieraan bij en zorgen ervoor dat mensen langer thuis moeten blijven wonen. Deze mensen zullen steeds vaker een beroep op de gemeente doen. De gemeente wil voor wonen en zorg de volgende stappen zetten:

  • uitwerken flexibel woningaanbod binnen de zorgsector;
  • herijking van de rol en positie van woonzorgcentra binnen het gebiedsgericht werken;
  • wonen en zorg: versterken van burgerkracht bij wonen.

Thema 5: Regie van de gemeente

De sturingsmogelijkheden van de gemeente zijn beperkt. Samenwerking vormt daarom de spil van de uitvoering van de Nota Wonen 2014. De gemeente gaat actief de samenwerking aan met woonpartners en inwoners. Op een aantal gebieden neemt de gemeente heel bewust de regierol. Zoals bij de opgave voor het zorgvastgoed. De gemeente heeft ook een stimulerende rol op het gebied van wonen. Deze rol zal in de toekomst toenemen en heeft bijvoorbeeld te maken met het uitlokken van kansrijke initiatieven en het aftasten van mogelijkheden om meer beweging in de woningmarkt te krijgen.

Het uitgangspunt van de gemeente Renkum is dat woningbouwprojecten passen binnen de 'Nota Wonen 2014'. Er zijn geen grote nieuwbouwlocaties. Datgene dat nieuw wordt gebouwd moet binnen de bestaande contouren van de bebouwing passen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak beheergericht van aard. Er zijn, op de 14 woningen van Pro Persona na, geen mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen opgenomen en het plan is daarom niet in strijd met de Woonvisie. De 14 woningen van Pro Persona passen in de afspraken van de Nota Wonen (en de regionale afspraken).

3.5.2 Ruimtelijke Visie 2025

Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven. Wel geldt een aantal algemene aspecten zoals het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.


Conclusie

Het bestemmingsplan is een in hoofdzaak beheergericht plan en is niet in strijd met de uitgangspunten uit de Ruimtelijke Visie.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan dient de uitvoerbaarheid van het plan te worden aangetoond ten aanzien van verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, lucht, geluid, water en archeologie en cultuurhistorie.

Onderhavig bestemmingsplan is beheergericht van aard en er worden derhalve geen nieuwe grote ontwikkelingen toegestaan. In de vigerende bestemmingsplannen, zoals genoemd in paragraaf 1.3, is in het verleden reeds geconcludeerd dat de ontwikkelingen mogelijk waren en geen milieu- en omgevingsaspecten belemmerden.

4.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Gezien het feit dat onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toestaat en enkel de bestaande situatie vastlegt, is er geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd.

Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerkaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de 'Wet milieubeheer' luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Hierin zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' opgenomen. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is en er in principe geen nieuwe woonbebouwing of andere bebouwing mag worden gebouwd, kan worden gesteld dat het milieuaspect 'lucht' geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat (de 12 geplande gestapelde woningen in het bestaande maatschappelijke woongebouw in het pand Plein voldoen reeds aan geluidsnormen), is geen akoestisch onderzoek verricht.

In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, dan wordt via de omgevingsvergunning voor het bouwen in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat vormt het milieuaspect 'geluid' geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.5 Milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Daarnaast is het van belang dat door realisering van onderhavig plan geen hinder wordt veroorzaakt voor de omgeving en ook voor de bedrijfsgang van bestaande omliggende bedrijven.

In onderhavig plangebied is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe functies. Het plan is beheergericht van aard. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient uiteraard rekening te worden gehouden met de gevestigde bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies.

Geconcludeerd wordt dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de eisen die vanuit het aspect bedrijvigheid worden gesteld.

4.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.

Toetsing

Raadpleging van de risicokaart toont aan dat zich binnen het plangebied verschillende risicobronnen EV bevinden:

  • Camping Lindenhof, Wolfhezerweg 113 (Kampeerterrein).

Het betreft hier een overige inrichting waarvoor een milieuvergunning geldt. Het betreft geen BEVI-inrichting waarvoor een QRA nodig is. Wel is er sprake van een installatie in de vorm van een bovengrondse tank (propaan) met een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 25 m.

  • Buisleiding Gasunie (Aardgasleiding NEN 3650), N-568-10. De gasleiding heeft een diameter van 318 mm, een wanddikte van 8 mm en een maximale werkdruk van 40 bar.
  • Snelweg A50. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de snelweg A50. Deze weg is aangewezen op grond van artikel 13 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Er is tevens sprake van een plasbrandaandachtsgebied.
  • De spoorlijn Ede-Wageningen – Arnhem loopt door het plangebied. Over dit spoor worden, op basis van de risicokaart en het basisnet Spoor, geen gevaarlijke stoffen vervoerd;
  • Voor het gehele gebied geldt, gezien de ligging nabij gemengd bos met heide, een verhoogd risico op natuurbranden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0065.png"

Fragment Risicokaart Nederland
bron: www.risicokaart.nl

In 2009 is in het kader van het bestemmingsplan Wolfsheide een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er voor het spoor geen PR10-6 contour aanwezig is. Om die reden kunnen zich binnen deze contour dan ook geen kwetsbare objecten bevinden en voldoet de situatie aan de norm.

Door de Gasunie is in 2009 het plaatsgebonden risico van de hogedruk aardgasleiding berekend. Uit de berekening volgt dat de PR10-6 contour op de leiding ligt. Het plaatsgebonden risico vormt aldus geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. De Gasunie heeft tevens rondom de aardgasleiding een groepsrisicoberekening laten uitvoeren. Hieruit is gebleken dat de FN-curve in de huidige situatie beneden de oriënterende waarde blijft.

Wat betreft de propaantank kan worden gesteld dat voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen de plaatsgebonden risicocontour. Bovendien is er in de huidige situatie geen sprake van overschrijding van het groepsrisico (bron: www.risicokaart.nl).

Ter plaatse van de snelweg A50 geldt een plafond voor het plaatsgebonden risico PR10-6 van 9 m vanuit het hart van de weg. De PR-contour blijft hiermee binnen de grenzen van de gronden met de bestemming 'Verkeer'. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Binnen de bestemming 'Verkeer' worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Langs deze route geldt geen GR-plafond.

Voor de transportroute geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG), een zone van 30 m naast de infrastructuur, waarin op grond van paragraaf 2.3 van de Regeling Bouwbesluit 2012 aanvullende bouweisen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Met dit plan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een nadere beschouwing in het kader van het PAG is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en biedt geen kader voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het licht van externe veiligheid is daarom uitsluitend het groepsrisico afkomstig van de hogedruk aardgasleiding van belang. Er is in de huidige situatie geen sprake van overschrijding van het groepsrisico. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Water

In het kader van het 'Nationaal Bestuursakkoord Water' moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.

Dit bestemmingsplan is beheergericht van aard waardoor de waterhuishouding niet negatief zal worden beïnvloed.

4.7.1 Provinciaal beleid

Op 9 juli 2014 is Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen zoals de Structuurvisie, het Gelders Milieuplan en het Waterplan Gelderland 2010-2015.

In de omgevingsvisie wordt onder meer de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland.

Een systeem is veerkrachtig als het onder normale omstandigheden alle functies goed kan uitvoeren, (tijdelijke) over- en onderbelasting goed op kan vangen zonder dat maatschappelijke overlast of ecologische schade optreedt en hiervan snel kan herstellen zonder blijvende negatieve effecten. Een systeem is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Om de veerkracht van het water- en bodemsysteem te vergroten is het belangrijk om meer ruimte te maken voor beken, te zorgen voor stedelijk waterbeheer en voor goed bodembeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bodem zodanig wordt beheerd en gebruikt dat de bodem meer water kan opnemen in perioden van regen en dus ook weer water kan afgeven in perioden van droogte. Zowel bewoonde gebieden, natuurgebieden als landbouwgronden zullen hieraan een bijdrage moeten leveren.

Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat het water- en bodemsysteem duurzaam is en ook in de toekomst kan blijven functioneren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie streeft naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. Zij zoekt naar een balans tussen het benutten van de kansen die de ondergrond biedt en het behouden van de waarde van de ondergrond voor toekomstige generaties. Doel is te komen tot een integrale, efficiënte en duurzame benutting zonder onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Dit betekent dat de provincie moet afwegen wat op een bepaalde plek in de ondergrond of bovengronds wel of niet mag.

In de bij de Visie horende Omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het aspect water. Het gaat onder meer om de onderwerpen Grond- en drinkwater (artikel 2.6 en artikel 3.3) en vaarwegen (hoofdstuk 4). Het hele plangebied en ver daarbuiten is aangewezen als 'intrekgebied' (reserveringsgebied voor potentiële, toekomstige waterwinning).

In artikel 2.6.3 van de verordening is opgenomen dat in een intrekgebied geen bestemming mag worden opgenomen die het mogelijk maakt fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, te winnen. Het bestemmingsplan maakt geen bestemmingen mogelijk die het winnen van fossiele energie toestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0066.png"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie (december 2015); Water en ondergrond (arcering = intrekgebied)

4.7.2 Beleid waterschap

Per 1 januari 2013 zijn Waterschap Veluwe en Waterschap Vallei en Eem samen gegaan als Waterschap Vallei en Veluwe. Omdat dit waterschap nog geen eigen beleid heeft geformuleerd wordt, bij de toetsing van dit plan, getoetst aan het beleid van het voormalige Waterschap Vallei en Eem. Het plangebied lag binnen het werkveld van dit waterschap.

In het "Waterbeheersplan 2010 - 2015'' heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor deze periode. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater. Het programma Veilige dijken richt zich op de bescherming van het beheersgebied tegen overstroming en daardoor op veiligheid voor de bewoners en gebruikers van het gebied. Het programma Voldoende en schoon water gaat over de waterhuishouding. De inzameling, het transport en de behandeling van afvalwater noemen we de afvalwaterketen. Deze keten bestaat uit: rioolstelsels met huisaansluitingen, leidingen, putten, pompen, riooloverstorten, meet- en regeltechnieken; transportsystemen met gemalen en persleidingen; een rioolwaterzuiveringsinstallatie met een effluentlozing op oppervlaktewater.

Een belangrijk onderwerp in alle programma's is de klimaatverandering. Het Waterschap zal de ontwikkelingen op dit gebied de komende jaren intensief blijven volgen en maatregelen nemen om ook op de lange termijn het gebied te beschermen tegen hoog water, wateroverlast en droogte, en om de capaciteit van de zuiveringen op peil te houden. Het vaststellen van ruimtelijke plannen, vooral voor stedelijke ontwikkelingen, vraagt een pro-actieve rol van het waterschap. Door in de planontwikkelingsfase al om tafel te zitten met gemeenten, projectontwikkelaars en bouwpartijen is er voor het watersysteem veel te bereiken, zowel in nieuw stedelijk gebied als in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast adviseert het waterschap gemeenten via de watertoets.

Aangezien het bestemmingsplan een beheergericht bestemmingsplan betreft heeft het plan geen nadelig effect op de waterbelangen van het waterschap.

4.7.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Renkum is voortvarend aan de slag gegaan met het afkoppelen van verhard oppervlak, één van de doelstellingen van het beleid van de hogere overheid. Sinds 2000 is in totaal ruim 50 hectare verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken) afgekoppeld van de riolering. Dit is ruim 20% van het totale aantal wegen in de gemeente. De gemeente voldoet hiermee ruimschoots aan de wettelijke verplichting om voor 2010 49 hectare verhard wegoppervlak af te koppelen van het riool.

Aangezien het bestemmingsplan een beheergericht bestemmingsplan betreft heeft het plan geen nadelig effect op de waterbelangen van de gemeente.

4.7.4 Situatie plangebied

Ten aanzien van het plangebied kan worden gesteld dat er met dit plan geen nieuwe planologische kaders worden geboden waarmee uitbreiding van bebouwing en derhalve uitbreiding van verhard oppervlak plaatsvindt. De bestaande (planologische) situatie wordt van een actueel juridisch-planologische regeling voorzien. Dit bestemmingsplan heeft geen (nadelige) invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. Gesteld kan worden dat het plan voor wat betreft het aspect 'water' uitvoerbaar is.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Bij een ruimtelijk plan moet, conform de 'Wet op de archeologische monumentenzorg', vooraf worden beoordeeld of er eventueel sprake is van archeologische waarden. Het bestemmingsplan is beheergericht van aard en er vinden geen (grote) nieuwe ontwikkelingen plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0067.png"

Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Renkum, met globale aanduiding plangebied (rood)

Archeologie gaat over de verwachte cultuurhistorische waarde in de bodem. In 1992 is op Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlands parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van waardevolle zaken. In het kader van de een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang.

Op basis van de bovenstaande uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied deels een hoge (oranje en rode gebied op hiervoor staande kaart), deels een middelhoge (paarse gebied op hiervoor staande kaart) en deels een lage archeologische verwachtingswaarde (groene gebied op hiervoor staande kaart).

Gebieden die in het kader van archeologie bescherming behoeven (te weten middelhoge en hoge verwachtingswaarden), zijn op de verbeelding door middel van een dubbelbestemming aangeduid. Het opnemen van de dubbelbestemmingen is voldoende voor het kunnen opstellen van het bestemmingsplan. In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is geen archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd, omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Bij het realiseren van een (bouw)plan dient vervolgens getoetst worden aan de dubbelbestemming en dient dan (indien nodig) archeologisch onderzoek verricht te worden.

Geconcludeerd wordt dat het plan voor wat betreft het aspect 'archeologie' uitvoerbaar is.

4.8.2 Cultuurhistorie

Om de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een verantwoorde verankering van de cultuurhistorie in structuurvisie, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages is gewenst. Het voornaamste doel is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 onder 2). De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente.

Gezien het feit dat het bestemmingsplan beheergericht van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, wordt aangenomen dat er geen cultuurhistorische waarden worden aangetast. Bescherming van monumenten vindt plaats via de Monumentenwet 1988 en de provinciale/gemeentelijke monumentenverordening.

Vermeld kan worden dat enkele beeldbepalende panden (niet zijnde een monument) de aanduiding 'karakteristiek' hebben gekregen. Voor deze panden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om sloop van deze panden te voorkomen.

Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.9 Natuurwaarden

4.9.1 Algemeen

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren.

4.9.2 Beschermde gebieden

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde 'Natuurbeschermingswet 1998' in werking getreden. Hiermee wordt de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

Het plangebied ligt deels in een Natura 2000-gebied. Daarnaast is er in het voorliggend (beheergericht) bestemmingsplan geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden. Dit leidt ertoe dat er geen negatieve gevolgen optreden voor beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.9.3 Beschermde soorten

Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, zoals vogels en vleermuizen, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.

Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen dan wel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een toets flora en fauna te worden uitgevoerd.

Voorliggend bestemmingsplan is beheergericht van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Er zijn derhalve naar verwachting geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

Sterker nog. De Natura 2000-gebieden hebben in dit bestemmingsplan de bestemmingen Bos en Natuur gekregen. Ook de strook in het westen van Pro Persona. Deze had tot op heden een Maatschappelijke bestemming (met bouwvlak) volgens het daar geldende bestemmingsplan Wolfheze 2987. Dat is nu ten gunste van het Natura 2000-gebied aangepast in de bestemming Bos. Daarnaast is ook de grens van het bouwvlak van de maatschappelijke bestemming van Pro Persona op enige afstand gelegd (verschoven in oostelijke richting) van de grens van het Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0068.png"

Natura 2000-gebied De Veluwe, met de rode lijn is globaal de grens van het plangebied aangegeven

4.9.4 Gelders NatuurNetwerk en Groene Ontwikkelingszone

De ambitie van Gelderland is om zorgvuldig om te gaan met natuur en landschap op een haalbare en betaalbare wijze en de samenleving daar meer bij te betrekken. Met het natuur- en landschapsbeleid draagt Gelderland bij aan de realisatie van internationale doelstellingen. De basis van het Gelderse natuur- en landschapsbeleid vormen de afspraken die tussen de provincies en het Rijk gemaakt zijn en die men terug kan vinden in het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur. Een variatie aan planten- en diersoorten is cruciaal voor een goede leefomgeving. Die variatie kan alleen behouden worden wanneer in heel Europa natuurgebieden aaneengesloten worden. Daarom werkt Gelderland aan een Gelders Natuurnetwerk: een stelsel van onderling verbonden natuurgebieden, dat in verbinding staat met natuurnetwerken buiten Gelderland. In het Gelders Natuurnetwerk (GNN) geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Dat zijn ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of ontwikkelingen waarvoor - overtuigend gemotiveerd - geen alternatieven bestaan. Voor dergelijke uitzonderingen gelden specifieke spelregels die garanderen dat het GNN in stand blijft. De Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO) is een gebied waar partners en partijen juist worden uitgenodigd om actief 'groene' doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning. Daarbij maakt de provincie onderscheid tussen de mate waarin partijen worden gevraagd om een -extra- bijdrage te leveren aan dit gebied. Een uitbreiding van dagrecreatie of een bestaand landbouwbedrijf vraagt om een andere mate van compensatie dan het plaatsen van een nieuw recreatieverblijf in deze zone. Het ene initiatief heeft een andere impact op het gebied dan het andere. De provincie wil met haar beleid voor deze zone zo duidelijk mogelijke spelregels hanteren die recht doen aan de doelen in dit gebied. De provincie zoekt naar wat helpt om deze duidelijkheid maximaal te geven en nodigt gemeenten uit om hierover mee te denken. De juiste kaders moeten voldoende uitnodigend blijven voor 'goede' kwalitatieve ontwikkelingen.

Voorliggend bestemmingsplan is beheergericht van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de GNN of GO in het geding kunnen zijn. Een deel van het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan ligt in of in de nabijheid van de het GNN of de GO. De betreffende percelen hebben in het voorliggende bestemmingsplan (net als in de hiervoor geldende bestemmingsplannen) een passende bestemming gekregen. Er zijn derhalve naar verwachting geen belemmeringen vanuit de GNN en GO aan de orde. Wanneer eventueel een gebied is opgenomen in het GNN of GO en daar nu (in de nu nog geldende bestemmingsplannen) een andere dan een groene bestemming geldt, gaan, volgens provinciaal beleid (o.a. de Omgevingsverordening), bij eventuele strijdigheden tussen GNN-GO en die bestemmingen die bestemmingen voor. Met andere woorden. Bestaande planologische rechten worden gerespecteerd en mogen worden voortgezet zonder dat daarmee strijd ontstaan met het provinciale beleid. Voor het plangebied in Wolfheze geldt dat voor het noordelijke deel van Pro Persona, nabij de Parallelweg. Dit gebied heeft in het oude en nu voorliggende bestemmingsplan een maatschappelijke bestemming met een bouwvlak. Deze bestemming wordt gecontinueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0069.png"

Gelders Natuurnetwerk (groen, donkergroen, bruin) en Groene Ontwikkelingszone (lichtgroen).

4.10 Verkeer en parkeren

Dit bestemmingsplan is beheergericht van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op het verkeer en parkeren in het plangebied. De bestaande infrastructuur wordt daarom in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er is gekozen voor een brede verkeersbestemming, waarin onder andere (spoor)wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervelden, achterpaden bij woningen en kleine groenvoorzieningen zijn opgenomen. Enkele grotere (cultuurhistorische) onverharde bospaden hebben de bestemming 'Verkeer-Onverhard' gekregen.

Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.

4.11 Kabels en leidingen

Dit bestemmingsplan is beheergericht van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het plangebied ligt een belangrijke hoofdgasleiding (ten noorden van het spoor). Deze leiding heeft een passende en beschermende bestemming gekregen.

Geconcludeerd wordt dat het aspect 'kabels en leidingen' geen belemmering vormt ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.12 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro is dan ook geen sprake. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt hierdoor voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.

5.1.2 Verbeelding, regels en toelichting

Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.

Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkelbestemming' (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.

5.1.3 Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Zo moet onder 'bouwperceel' verstaan worden: 'een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'. Het moet dus gaan om gronden met dezelfde bestemming die ook in eigendom zijn van dezelfde persoon, dan wel gronden die gehuurd worden door die persoon.

  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouw- en gebruiksregels en, eventueel, ook een regels voor het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel van de hoofdbestemmingen kent, eveneens conform de 'RO standaarden 2012', een vaste opzet. Per hoofdbestemming is een bestemmingsregeling, opgenomen, voor zover van toepassing bestaande uit:
    a. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden gebruikt worden in die bestemming;
    b. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
    c. nadere eisen;
    d. afwijken van de bouwregels;
    e. specifieke gebruiksregels;
    f. afwijken van de gebruiksregels;
    g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    h. wijzigingsbevoegdheid.
    De situering van de toegelaten gebouwen is bepaald door bouwvlakken op de verbeelding en door de bepalingen (soms in combinatie met aanduidingen) in de planregels.
    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens:
    • a. anti-dubbeltelregel: Deze bepaling regelt dat grond die reeds eerder bij een verleende bouw- of omgevingsvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro;
    • b. algemene bouwregels: Hierin worden algemene bouwregels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Zo wordt hierin het ondergronds bouwen geregeld en worden bouwwerken die afwijken van de regeling in het bestemmingsplan, maar wel met een vergunning zijn gebouwd, 'positief' bestemd;
    • c. algemene gebruiksregels: In dit artikel wordt een algemeen gebruiksverbod gegeven, wat geldt voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan, voor gebruik in strijd met de bestemming;
    • d. algemene afwijkingsregels: In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor algemene en geringe afwijkingen van de bouwregels (maatvoering) voor zover al elders in de planregels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden en biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit.

  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.
    • a. overgangsregels: Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken), welke niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, te regelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Dat wil zeggen dat deze bouwwerken mogen blijven bestaan. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd.
      De regeling bevat voorts een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van een beperkte uitbreiding (maximaal 10%) van het niet in het nieuwe bestemmingsplan passende bouwwerk.
      Bouwwerken die wel bestonden op de genoemde peildatum, maar zijn gebouwd zonder (omgevings)vergunning, zijn expliciet uitgesloten van de beschermende werking van het overgangsrecht.
      Het overgangsrecht voor met het nieuwe bestemmingsplan strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan, is echter van deze beschermende werking van het overgangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is om hiertegen op te treden.
    • b. slotregel: Dit artikel bevat de titel (naam) van het vast te stellen bestemmingsplan.

5.2 Planregels

5.2.1 Bestemmingen in dit bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschap, Bedrijf, Bedrijf - Nutsvoorziening, Bos, Centrum - 1, Groen, Groen - Park, Maatschappelijk, Maatschappelijk - Zorginstelling 1, Maatschappelijk - Zorginstelling 2, Natuur, Recreatie - Verblijf 1, Sport, Tuin, Verkeer, Verkeer - Onverhard, Verkeer - Spoorverkeer en Wonen.

Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen: Leiding - Gas, Waarde - Archeologie hoge verwachting en Waarde - Archeologie middelhoge verwachting.

5.2.2 Bestemmingen

Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan het terrein van Barenbrug (Duitsekampweg 58-60) in het noordwesten van het plangebied. Het perceel is bestemd voor de uitoefening van agrarisch gebruik en het hobbymatig houden van dieren. Uitsluitend binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen en maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan. De bestaande bedrijfswoning aan de Duitsekampweg 58 heeft een bouwvlak gekregen een de aanduiding 'bedrijfswoning'. Hier is alleen een bedrijfswoning toegestaan. Bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning zijn alleen toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen' binnen de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Agrarisch met waarden - Landschap

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is toegekend aan enkele binnen het plangebied voorkomende agrarische percelen. Deze percelen liggen in het noorden van het plangebied. De percelen zijn bestemd voor de uitoefening van agrarisch gebruik, het hobbymatig houden van dieren en het behoud, herstel en verdere ontwikkeling (gericht op het versterken) van de aanwezige landschapswaarden en cultuurhistorische waarden. Uitsluitend binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen en maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij' (Duitsekampweg 25, Henriëtte Hoeve) is tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij/pensionstal met ondersteunende (ondergeschikte en dienste van de bestemming) horeca toegestaan.

Uitsluitend binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf mogen bedrijfsgebouwen worden opgericht. De maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. Binnen het bouwvlak aan de Duitsekampweg 25 is de aanduiding 'verblijfsrecreatie' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een groepsaccommodatie/logies voor maximaal 70 bedden toegestaan en met een brutovloeroppervlak van maximaal 750 m². De bestaande bedrijfswoning aan de Duitsekampweg 25 heeft een bouwvlak gekregen een de aanduiding 'bedrijfswoning'. Hier is alleen een bedrijfswoning toegestaan. Bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning zijn alleen toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen' binnen de aanduiding 'bedrijfswoning'.

De bestaande paardenrijbakken/stapmolens voor Duitsekampweg 25, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, hebben de aanduiding 'rijbak' gekregen. De nog aan te leggen groene afscheiding / groenvoorzieningen en de bestaande groene afscheiding hebben de aanduiding 'groenvoorziening' gekregen. Voor zover het de nog aan te leggen groene afscheiding / groene voorziening is hieraan een voorwaardelijke verplichting gekoppeld waarbij is bepaald dat het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming niet eerder is toegestaan dan nadat er is voldaan aan het landschappelijk inpassen met eiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening'. Deze voorwaardelijke verplichting geldt niet voor bestaande bebouwing en het huidige toegestane gebruik. De bestaande ontsluiting en parkeerterrein van het agrarisch bedrijf aan de Duitsekampweg 25 heeft de aanduiding 'verkeer' gekregen.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende bedrijven. Het betreft de algemene bestemming 'Bedrijf' voor bedrijven met bijbehorende voorzieningen in de milieucategorie 1 en 2 met specifieke aanduidingen ter plaatse van bijzondere bedrijven. Het gaat in het plangebied om diverse bijzondere bedrijven, te weten een garagebedrijf (Lawijckerhof 4), een tuincentrum/kwekerij (Wolfhezerweg 104) en een antennemast (aan de Parallelweg). Binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan. Gebouwen zijn alleen toegestaan in het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende voorzieningen van openbaar nut, welke niet vergunningvrij op te richten zijn. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Bos

De bestaande bosgebieden in het westelijk, zuidelijk en oostelijk deel van het plangebied hebben een passende, beschermende regeling gekregen binnen de bestemming 'Bos'. De gronden in deze bestemming zijn veelal gelegen in het Gelders NatuurNetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en in het Natura 2000-gebied de Veluwe. Deze gronden zijn bestemd voor bos, het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie, en de instandhouding herstel en/of ontwikkeling van de daar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken. Met deze bestemming worden de genoemde waarden optimaal beschermd evenals de aanwezige dan wel benodigde watervoorzieningen.

Aangezien de bossen ook een recreatieve functie (met name wandelen) hebben is in deze bestemming opgenomen dat ondergeschikte extensieve recreatie toegestaan is met de bijbehorende onverharde wandelpaden.

Centrum - 1

De bestemming 'Centrum - 1' is toegekend aan de bestaande (winkel-/horeca-/kantoor)panden in het plangebied (die deze bestemming ook al hadden in het vorige bestemmingsplan), zoals Wolfhezerweg 94-98 (hoek Mesdagweg), Wolfhezerweg 87 en Parallelweg 5 (het voormalige stationsgebouw).

Binnen deze bestemming mogen de percelen worden gebruikt ten behoeve van diverse functies, namelijk horeca, detailhandel, kantoren, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, maatschappelijke voorzieningen en woningen. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende grotere en specialere groenvoorzieningen (vaak begrensd door kadastrale grenzen). Vaak gaat het hier om bosachtige groenvoorzieningen of grotere grasvelden. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, (wandel)paden, speelvoorzieningen en watervoorzieningen. (Kleinere) groenstroken langs wegen hebben meestal de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden opgericht.

Het speelterrein en het daar ook voor evenementen gebruikte groene gebied ten noorden van de spoorlijn en de Van Mesdagweg hebben de aanduidingen 'speelterrein' en 'evenemententerrein' gekregen.

Groen - Park

De bestemming 'Groen - Park' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende grotere waardevolle grote groenvoorzieningen. Deze bestemming geldt voor het groene gebod ten noorden van de spoorlijn en ten zuiden van de Lindenboomlaan. Deze gronden zijn bestemd voor bedoeld voor groenvoorzieningen, parken, bos, behoud en herstel van landschapswaarden en cultuurhistorische waarden, (wandel)paden, speelvoorzieningen, watervoorzieningen en plantsoenen. Wegen en parkeervoorzieningen kunnen niet in deze bestemming worden gerealiseerd. Binnen de bestemming 'Groen - Park' mogen geen gebouwen worden opgericht.

Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan percelen en panden met een maatschappelijke functie en gebruik en met een maatschappelijke bestemming in de voorheen gelden de bestemmingsplannen. Het betreft onder andere De Burcht en de kerk aan de Macharislaan 15 / Lawijckerhof 6, de brandweerkazerne aan de Parallelweg en de school aan de Balijeweg 20a. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een bibliotheek, onderwijs, kinder(dag)opvang, creativiteitscentrum, (kunst)atelier, openbare dienstverlening (zoals een politiekantoor en een brandweerkazerne), verenigingsleven en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn de percelen daarnaast bestemd voor bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren, groenvoorzieningen en bouwwerken. Met een specifieke aanduiding zijn de kerk aan de Lawijckerhof 6 (religie) en de Burcht aan de Macharislaan 15 (gemengd) aangegeven. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

Maatschappelijk – Zorginstelling 1 

De bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling 1' is toegekend aan het terrein Het Schild aan de Wolfhezerweg. Het is een bestemming die grotendeels gelijk is aan de algemene bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling' maar dan met enkele extra toevoegingen speciaal voor het terrein van Het Schild. In deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen met een specifiek zorg- en woonzorgcomponent, zoals zorgwonen en woonzorgcentra, toegestaan. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een school, jeugdopvang, internaten, onderwijs, kinder(dag)opvang, zorgwonen, begeleid wonen, woonzorgcentrum, gezondheidszorg, creativiteitscentrum en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 1. De bestaande bedrijfswoning heeft de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen. Binnen deze bestemming zijn de percelen daarnaast bestemd de bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en bouwwerken. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte en oppervlakte zijn opgenomen op de verbeelding.

Maatschappelijk - Zorginstelling 2

De bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling 2' is toegekend aan het terrein van Pro Persona (en het Leo Kannerhuis) aan de Wolfheze 2 en 4 en volgende met de bestaande en reeds planologisch bestemde maatschappelijke voorzieningen met een specifiek zorg- en woonzorgcomponent, zoals woonzorgcentra en internaten. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een woonzorgcentrum, verzorgingshuis, gezondheidszorg, internaten, sanatoria, een school, kinder(dag)opvang, creativiteitscentrum en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 2. Binnen deze bestemming zijn de percelen daarnaast bestemd voor bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren, groenvoorzieningen en bouwwerken. In deze bestemming zijn ook vier (reeds bestaande) bedrijfswoningen toegestaan. De monumentale panden Schoonoord en Lindenhof hebben de aanduiding 'bedrijf' gekregen om een breder gebruik van deze panden mogelijk te maken (vanwege behoud van de panden). Het bestaande woongebouw (nu nog alleen maatschappelijk) in het pand Plein heeft ook de aanduiding 'wonen' gekregen evenals 'kamerverhuur'. Daarmee zijn deze panden, gelegen in /aan het centrum van Wolfheze ook breder te gebruiken en te betrekken bij het centrum. De zeven bestaande bedrijfswoningen op het terrein zijn positief bestemd. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

In de bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling 2' zijn meerdere bouwvlakken opgenomen. Met name de delen in het westen en zuiden hebben een eigen bouwvlak gekregen met een eigen maximaal te bebouwen oppervlak. Dit is gedaan vanwege de ligging van dat gedeelte in het Natura 2000-gebied. Door binnen de bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling 2' te werken met meerdere bouwvlakken met elk een eigen maximale te bebouwen oppervlakte kan voorkomen worden dat alle bebouwing gebouwd zou kunnen worden vlak bij het gedeelte wat is gelegen in het Natura 2000-gebied.

Natuur

De bestemming 'Natuur' is toegekend aan een perceel grond tin het zuiden van het plangebied, ten noorden van de A50, bij de faunapassage. De gronden in deze bestemming zijn veelal gelegen in het Gelders NatuurNetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en in het Natura 2000-gebied de Veluwe. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie, en de instandhouding herstel en/of ontwikkeling van de daar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken. Met deze bestemming worden de genoemde waarden optimaal beschermd.

Recreatie - Verblijf 1

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan chaletpark Lindenhof aan de Wolfhezerweg 113 (in het noordoosten van het plangebied). Het perceel is bestemd voor de verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 9 recreatiewoningen en maximaal 99 stacaravans/chalets. In de regels is opgenomen hoe groot deze recreatiewoningen en stacaravans/chalets mogen zijn. Ook is een bedrijfswoning toegestaan. Verder zijn een caravanstalling en een museum (het Glider museum) toegestaan via een aanduiding. Gebouwen (niet zijnde de stacaravans/chalets en recreatiewoningen) zijn alleen toegestaan in het bouwvlak.

Sport

De bestemming 'Sport' is toegekend aan het Sportpark Duitsekampweg aan de Duitsekampweg 53 en 55 (in het noordwesten van het plangebied). Het betreft hier de voetbalvelden en tennispark. Binnen de bestemming 'Sport' is tevens ondersteunende horeca ten dienste van de bestemming toegestaan. Verder zijn de gronden onder andere bestemd voor bijbehorende groenvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, verhardingen en speelvoorzieningen. Uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan met op de verbeelding aangegeven bouwhoogte. Verder zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals erfafscheidingen en lichtmasten.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen ter plaatse van met name de voortuinen van de woningen. Daarnaast zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen opgenomen voor enkele met vergunning gebouwde overkappingen en de parkeerplaatsen bij de gestapelde woningen aan de Wolfhezerweg 70-72 (hoek Wildforsterlaan). Verder zijn de aanduidingen 'bedrijf' en 'centrum' opgenomen ter plaatse van percelen waar in de op hetzelfde perceel opgenomen bestemming 'Wonen' deze functies ook zijn toegestaan, zoals Heelsumseweg 2a, Wolfhezerweg 84 en Heelsumseweg 14 (hoek Wildforsterweg). Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn verder alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is voornamelijk toegekend aan wegen, fiets en wandelpaden en de daarnaast gelegen (kleine) groenstroken binnen het plangebied. Ook zijn diverse bestaande achterpaden en brandgangen achter woningen opgenomen in deze bestemming. Met een aanduiding zijn (bestaande) garageboxen aangegeven. Daarnaast zijn in deze bestemming ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Op de percelen met deze bestemming zijn alleen kleine gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, wegverkeer of nutsvoorzieningen toegestaan. De bestaande wijzigingsbevoegdheid aan de Duitsekampweg 7A om de verkeersbestemming op het eigen terrein om te kunnen zetten voor naar 'wonen', zonder bouwvlak is overgenomen van het vorige bestemmingsplan.

Verkeer - Onverhard

De bestemming 'Verkeer - Onverhard' is toegekend aan onverharde wegen en paden binnen het plangebied. Het gaat met name om onverharde bospaden (met een breed profiel) in het westen van het plangebied. In deze bestemming zijn ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Voor deze wegen en paden is het in principe niet de bedoeling dat deze verhard worden.

Verkeer - Spoorverkeer

De bestemming 'Verkeer - Spoorverkeer' is voornamelijk toegekend aan de spoorlijn Utrecht - Arnhem en de bijbehorende bermen en eigendommen van ProRail (NS). De gronden zijn bestemd voor het spoorverkeer, maar ook voor wegen en paden met bijbehorende bruggen en groenvoorzieningen. Op de percelen met deze bestemming zijn alleen kleine gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, wegverkeer of nutsvoorzieningen toegestaan. Een tweetal bestaande gebouwen van ProRail langs het spoor hebben een bouwvlak gekregen. Verder zijn hier bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van het (spoor)verkeer, zoals voor de elektrificering van het spoor en geluidschermen.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de verschillende soorten woningen in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Bestaande bouwrechten, dus de bouwvlakken en en bouwhoogten, uit het vorige plan zijn, voor zover mogelijk, gerespecteerd en overgenomen. Soms zijn deze iets opgerekt. Op enkele plaatsen in het bouwvlak anders gelegd doordat delen van de woningen voorheen buiten het bouwvlak lagen of doordat er met vergunning bijgebouwd is bij de woningen. Ook de goot- en bouwhoogte van enkele woningen is aangepast aan de feitelijke en vergunde situatie. De grens tussen het voorerf en het bebouwbare achtererf uit het vorige bestemmingsplan is aangepast aan de nieuwe standaarden van de gemeente en de wettelijke bepalingen over het vergunningvrij bouwen. Dat wil zeggen dat het bebouwbare achtererf (bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak) nu dichter op de voorgevel van de woningen ligt. Verder zijn de maximale bouwhoogten aangepast aan de laatste gemeentelijke standaarden, zo geldt een standaard goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Slechts enkele bestaande lage seniorenwoningen hebben lagere hoogtes gekregen. Op twee plaatsen zijn alleen gestapelde woningen toegestaan.

Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Bestaande, in de voorheen geldende bestemmingsplannen toegestane en/of met vergunning mogelijk gemaakte, bijzondere functies in woningen zijn met een aanduiding opgenomen, zoals centrum, kantoor, bedrijf, bedrijf-aan-huis. Ook is de in het vorige bestemmingsplan planologisch toegestane (ondergrondse) parkeergarage (Balijeweg) met een aanduiding aangegeven.

In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.

Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, zorgwoning, aan-huis-verbonden bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.

In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

Het plan bevat verder zes zogenoemde dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houden beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen dus een specifiek ruimtelijk belang en zijn vrijwel allen eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Het bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemmingen: Leiding - Gas, Waarde - Archeologie hoge verwachting en Waarde - Archeologie middelhoge verwachting. Hierna worden de dubbelbestemmingen beschreven.

Leiding – Gas 

De dubbelbestemming 'Leiding – Gas' is opgenomen ter plaatse van de in de ondergrond aanwezige gasleidingen. Rondom de gasleiding ligt een zone van 8 meter (4 meter aan beide zijden van de hartlijn van de leiding) waarbinnen ter bescherming van de gasleiding een bouwverbod is opgenomen. Ter bescherming van de leiding is een bouwverbod opgenomen. Van dit verbod kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken. Daarnaast is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waarde - Archeologische verwachting

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geldt hetzelfde maar dan voor een oppervlakte van meer dan 500 m². Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.

Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor beide archeologische dubbelbestemmingen geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie. Echter omdat het hier gaat om een beheerbestemmingsplan is dat nu niet gedaan. De betreffende instanties hebben al eerder aangegeven dat vooroverleg bij niet ontwikkelende plannen, die de belangen van de andere instanties niet raken, niet nodig is. De provincie heeft aangegeven dat het voorliggende bestemmingsplan geen provinciale belangen raakt (het continueren van bestaande rechten gaat voor op provinciaal beleid) waardoor de provincie geen behoefte heeft / belang stelt in het toezenden en beoordelen van het plan.

6.2 Zienswijzen

6.2.1 algemeen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017' heeft vanaf 12 juli 2017 gedurende zes weken, dus tot en met 22 augustus 2017 ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn vier zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van woensdag 12 juli 2017 en in het huis-aan-huis blad Rijn en Veluwe van woensdag 12 juli 2017 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Voor de herhaling is ook nog de week daarna, woensdag 19 juli 2017, bekendgemaakt dat het ontwerpbestemmingsplan reeds ter inzage lag. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Oosterbeek en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 15 mei 2017 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de Rijn en Veluwe en op de gemeentelijke website. In die kennisgeving was aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan naar verwachting binnen één tot anderhalve maand ter inzage gelegd zou worden.

Hierna zijn de ingediende zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien.

6.2.2 zienswijze 1

zienswijze 1

Naam:   Dhr. M. Rowaan; Exploitant Dorpshuis De Burcht  
Adres:   p/a Macharislaan 15, 6874 AP Wolfheze  
Ontvangst zienswijze:   20 juli 2017  
Inboeknummer:   58161  

samenvatting zienswijze:

Reclamant maakt bezwaar tegen het bestemmingsplan voor bovenstaand gebiedsperceel op basis van de volgende informatie.

Op de plankaart Wolfheze 2017 bestemmingsplan staat De Burcht aangeduid in bruin (maatschappelijk), maar ook als B-NV (Bedrijf-Nutsvoorziening). Het kan niet zo zijn dat een perceel met bestemmingsplan bedrijf, een maatschappelijk bestemmingsplan is, anders zou het geen bedrijf zijn, maar een maatschappelijke instelling zijn en de kleur zou dus paars moeten zijn.


U als gemeente heft, sinds (2013) De Burcht een eigen adres heeft, de jaarlijkse OZB Belasting a € 1500.- per jaar, met een verhoging van 1.3% in 2017. Omdat het eerst is aangeduid als Lawijckerhof 6a. Dit betrof toen een kerkelijke instelling en was mede daarom gevrijwaard van OZB Belasting. Reclamant geeft aan deze OZB Belasting daarom ook terug te zullen vorderen met terugwerkende kracht. Dit is een zakelijke heffing, voor een maatschappelijke instelling, erg tegenstrijdig vindt reclamant. Om de voortzetting van uw Dorpshuis Wolfheze, volledig erkend als Dorpshuis/Kulturhus door de Gemeente Renkum te kunnen continueren, is een bestemmingsplan wijziging echt noodzakelijk. Mede doordat reclamant, zoals hij aangeeft, niet van de op het terrein aanwezige hazelnotenboom kan leven.

Ook is het voor reclamant persoonlijk een voorwaarde om als Exploitant en Beheerder door te gaan met deze functie in 2018 en daarna. Omdat de exploitatie van De Burcht door de PKN- Oosterbeek-Wolfheze wordt beëindigd zoals u wellicht weet. Wel stelt reclamant als voorwaarde dat de gemeente borg staat om Uw Dorpshuis te kunnen exploiteren voor algemeen en dorpsbelang.

Er is alleen overlevingskans als er de mogelijkheid wordt geboden om het bestemmingsplan te wijzigen. Een simpele ontheffing met toestemming van de burgemeester volstaat al. Om lange procedures en overige bezwaarschriften te voorkomen.

reactie:

Het pand van de Burcht heeft in het voorliggende bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' een maatschappelijke bestemming (bruine kleur op de verbeelding van het bestemmingsplan). En niet, zoals reclamant stelt, een bedrijfsbestemming (paarse kleur op de verbeelding). In het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' had de Burcht ook een maatschappelijke bestemming.

Ten oosten van de Burcht staat een nutsvoorziening en die heeft de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (met de afkorting 'B-NV' op de analoge verbeelding). Wellicht is reclamant in verwarring gebracht door de analoge verbeelding. Daarop staat de lettercode 'B-NV' in de bruine kleur van de bestemming 'Maatschappelijk' van onder andere de kerk en de Burcht met een verwijzing (pijl) naar de locatie van de nutsvoorziening. Dit omdat de locatie van de nutsvoorziening te klein is om de lettercode 'B-NV' op de analoge verbeelding te plaatsen in het betreffende bestemmingsvlakje. Wellicht heeft reclamant die pijl (lijn) niet goed gezien. Anderzijds, op de digitale verbeelding van het bestemmingsplan is deze verwarring niet mogelijk. Voor de duidelijkheid zullen wij de lettercode 'B-NV' op de analoge verbeelding verplaatsen en niet in het vlak met de maatschappelijke bestemming leggen.

In het voorliggende bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' is juist heel goed rekening gehouden met de Burcht en de activiteiten die daarin plaatsvinden. Deze activiteiten zijn goed beschreven in het bestemmingsplan en de toegekende bestemming en daarmee duidelijker beschreven en toegestaan dan in het vorige bestemmingsplan 'Wolfheze 2007'. Zo is nu duidelijker beschreven dat een functie als dorpshuis toegestaan is en is met de ter plaatse opgenomen aanduiding 'gemend' nog duidelijker aangegeven dat hier ook zelfstandige 'horeca' (niet zijnde logies) is toegestaan.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.3 zienswijze 2

zienswijze 2

Naam:   Gasunie (Gasunie Transport Services B.V. & Gasunie Grid Services B.V.)  
Adres:   Postbus 181, 9700 AD, Groningen  
Ontvangst zienswijze:   7 augustus 2017  
Inboeknummer:   58926  

samenvatting zienswijze:

In het plangebied ligt een gastransportleiding die bij de Gasunie bedrijf in beheer is.


Verbeelding

De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding met de bijbehorende belemmeringenstrook is niet correct weergegeven. De gasunie verzoekt om de ligging correct weer te geven.

Planregels

  • 1. Er is geen voorrangsbepaling voor de bestemming 'Leiding-Gas' opgenomen;
  • 2. In artikel 22.1 staat dat de beschermingszone van de gastransportleiding tot 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding reikt. Dit is niet correct, dit moet 4 meter ter weerszijden van de hartlijn zijn;
  • 3. In artikel 22.2 is opgenomen dat het binnen deze bestemming niet is toegestaan te bouwen. Het is moet echter wel toegestaan zijn om te bouwen ten dienste van de gastransportleiding;
  • 4. Onder artikel 22.3 mist de tekst waarin staat dat de omgevingsvergunning slechts verleend kan worden indien er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • 5. Onder artikel 22.5.1 staat dat het alleen maar verboden is om zonder omgevingsvergunning gesloten verhardingen aan te brengen. Dit is niet juist, dit geldt voor alle soorten verhardingen;
  • 6. Het verbod geldt alleen maar voor velen en/of rooien van diepwortelende bomen terwijl in dit ontwerp sprake is van alle bomen;
  • 7. De uitzonderingen op het verbod onder artikel 22.5.2.d (normale bodemexploitatie en bodemgebruik) zijn niet objectief.


Aangezien het hier gaat om een aanzienlijk aantal onderdelen die afwijken van onze norm, stelt de Gasunie voor om voor artikel 'Leiding-Gas' het meegezonden tekstvoorstel voor de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' integraal over te nemen.

reactie:

Verbeelding

De ligging van de gastransportleiding is conform de opmerkingen van de Gasunie aangepast en op de juist locatie neergelegd.

Planregels

Ad.1. voorrangsbepaling

Een voorrangsbepaling is niet nodig en wenselijk. Beide dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan (archeologie en Leiding -Gas) zitten elkaar niet in de weg en kunnen prima naast elkaar functioneren. Beide dubbelbestemmingen gelden. Indien gekozen zou worden voor een voorrangsbepaling zou elke leidingbeheerder willen dat zijn/haar leiding via een voorrangsbepaling voorrang zou krijgen (bijvoorbeeld gasleiding en een hoofdrioolleiding enz..). Zoals gezegd gelden de regels van elke dubbelbestemming en is dus in principe geen voorrangsbepaling nodig.

Ter plaatse van de gasleiding geldt naast de dubbelbestemming voor die gasleiding ook de dubbelbestemming voor hoge of middelhoge archeologische verwachting. Volgens de regels van de dubbelbestemming voor de gasleiding mag niet gebouwd worden binnen deze zone en is dit slechts toelaatbaar voorzover dit geen schade kan aanbrengen aan de leiding en pas na toestemming van de leidingbeheerder. De dubbelbestemming voor hoge of middelhoge archeologische verwachting geeft ook aan dat niet gebouwd mag worden. Echter hierbij geldt dat deze bepaling slechts geldt voor bebouwing groter of gelijk aan 200 m² dan wel 500 m². Daaronder geldt die archeologische dubbelbestemming dus niet. Aangezien in dit bestemmingsplan op basis van de eindbestemmingen niet gebouwd mag worden ter plaatse van de gasleiding (en de beschermingszone daaromheen) is er geen strijdigheid tussen beide dubbelbestemmingen, waardoor er een voorrangssituatie zou moeten worden geregeld.

In beide dubbelbestemmingen geldt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, waaronder het afgraven van gronden. Dit houdt in dat op basis van beide dubbelbestemmingen een omgevingsvergunning nodig is voor die activiteit, maar ieder met een eigen toetsingsgrond. Dat wil zeggen dat ter plaatse bijvoorbeeld niet gegraven kan worden als niet voor beide dubbelbestemmingen een omgevingsvergunning is verleend. Dus als er slechts een omgevingsvergunning op basis van de archeologische verwachting is verleend, is dat niet voldoende om te kunnen graven. Er is namelijk ook een omgevingsvergunning nodig op basis van de dubbelbestemming voor de gasleiding. Beide dubbelbestemmingen gelden namelijk op die locatie, dus aan beide dubbelbestemmingen zal getoetst moeten worden voor die handeling.

Echter wij zullen desondanks een regeling opnemen in de begripsomschrijving die lijkt op de voorgestelde voorrangsbepaling.

Ad. 2. Het is correct dat per abuis in artikel 22.1 is opgenomen dat de beschermingszone aan beide zijde van de gastransportleiding 5 meter bedraagt. Dat moet inderdaad 4 meter zijn (dit is en was op de verbeelding wel correct weergegeven. De regels worden op dat punt aangepast naar 4 meter.

Ad. 3. Terechte opmerking. Dit wordt aangepast en toegevoegd.

Ad.4. Deze toevoeging wordt overgenomen.

Ad.5. Deze toevoeging wordt overgenomen.

Ad.6. Deze toevoeging wordt overgenomen.

Ad. 7. Naar aanleiding van deze opmerking wordt dit artikel nagenoeg geheel aangepast zoals reclamant voorstelt.

De opmerkingen 3 t/m 7 leiden tot de volgende aanpassingen van de artikelen 22.5.1 en 22.5.2:

22.5.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (gesloten) verhardingen en het aanleggen van wegen en paden;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanleggen vergraven, verruimen, dempen of wijzigen van watergangen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ophogen en afgraven, egaliseren, mengen, woelen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

22.5.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en /of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. werken en/of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • e. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud.

conclusie:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen:

  • De ligging van de gastransportleiding is conform de opmerkingen van de Gasunie aangepast en op de juist locatie neergelegd.
  • In de begripsomschrijving van artikel 'Leiding - Gas' (artikel 22.1) is een regeling op genomen die lijkt op de voorgestelde voorrangsbepaling.
  • De artikelen 22.5.1 en 22.5.2 zijn als volgt aangepast:

22.5.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (gesloten) verhardingen en het aanleggen van wegen en paden;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanleggen vergraven, verruimen, dempen of wijzigen van watergangen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ophogen en afgraven, egaliseren, mengen, woelen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

22.5.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en /of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. werken en/of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • e. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud.

6.2.4 zienswijze 3

zienswijze 3

Naam:   Liander Infra N.V. (Alliander)  
Adres:   Postbus 50, 6920 AB, Duiven  
Ontvangst zienswijze:   21 augustus 2017  
Inboeknummer:   59727  

samenvatting zienswijze:

Liander Infra N.V. is o.a. de eigenaar van een gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied van het ontwerp bestemmingsplan.

Het gasdrukmeet- en regelstation aan de Wolfheze 27A te Wolfheze is een type B inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing.

In het ontwerp is aan de gronden waarop het gasdrukmeet- en regelstation is gevestigd, de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling" toegekend. In de planregels van deze bestemming is niet aangegeven dat de functie nutsvoorzieningen is toegestaan.

Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het bovengenoemde station, zie de veiligheidsafstanden in artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit die gelden voor een kaststation, vraagt Liander het gasdrukmeet- en regelstation te koppelen aan de functieaanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding en de daarbij behorende veiligheidscontour (Activiteitenbesluit - zone). Door deze wijze van bestemmen is de aanwezigheid van een gasdrukmeet- en regelstation voor derden zichtbaar en wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van respectievelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten nu en in de toekomst in acht worden genomen.


Liander verzoekt het ontwerp zodanig aan te passen dat tegemoet wordt gekomen aan het beschreven voorstel.

reactie:

Wellicht is het reclamant ontgaan, maar in het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling' wel degelijk 'nutsvoorzieningen' toegestaan en dus als zodanig bestemd (artikel 12.1, lid l.).

Desondanks begrijpen wij de opmerking van reclamant dat er een vrijwaringszone gewenst is rondom het gasdrukmeet- en regelstation en dat het duidelijker moet worden dat daar een nutsvoorziening met enige importantie aanwezig is. Daarom krijgt het gasdrukmeet- en regelstation op de verbeelding de aanduiding 'nutsvoorziening' en wordt tot 10 meter rondom het gasdrukmeet- en regelstation een 'vrijwaringszone' opgenomen. In de regels (artikel 28, algemene aanduidingsregels) wordt het volgende opgenomen in hoofdstuk 3:

28.1   veiligheidszone - bedrijven

28.2.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gasdrukmeet- en regelstation door middel van een veiligheidszone om te voorkomen dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden.

28.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mag op deze gronden:

  • f. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • g. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor kwetsbare objecten worden gebouwd.

28.2.3 specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen zijn op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan.

conclusie:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen:

  • het gasdrukmeet-en regelstation van Liander Infra B.V. op het terrein van Pro Persona heeft de aanduiding 'nutsvoorziening' gekregen;
  • op de verbeelding is 10 meter rondom het gasdrukmeet- en regelstation de 'veiligheidszone - bedrijven' opgenomen;
  • in de regels is in hoofdstuk 3 het artikel 28 (algemene aanduidingsregels) met daarin de onderstaande veiligheidszone toegevoegd:

28   veiligheidszone - bedrijven

28.2.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gasdrukmeet- en regelstation door middel van een veiligheidszone om te voorkomen dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden.

28.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mag op deze gronden:

  • c. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • d. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor kwetsbare objecten worden gebouwd.

28.2.3 specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen zijn op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan.

6.2.5 zienswijze 4

zienswijze 4

Naam:   Dhr. R. Zeehuizen (door SRK Rechtsbijstand, Zoetermeer)  
Adres:   Duitsekampweg 40, 6874BX, Wolfheze  
Ontvangst zienswijze:   22 augustus 2017  
Inboeknummer:   59801  

samenvatting zienswijze:

Inleiding

1. De zienswijze van reclamant richt voornamelijk op de planologie in de nabijheid van zijn eigendom. Hij vreest de verdere uitbreidingmogelijkheden van het agrarische gebied naast hem en meent dat het afbreuk doet aan de karakteristiek van Wolfheze.


Plankaart

Duitsekampweg 60

2. Allereerst meent reclamant dat de plankaart - evenals in 2007 - niet op correcte wijze voorligt. De woning van reclamant is tezamen met de woonbebouwing aan de overzijde de laatste reguliere woonbebouwing. Desondanks worden de percelen behorend bij Duitsekampweg 60 bij het bestemmingsplan betrokken. Gelet op aangegeven bestemming ‘Agrarisch’ en het specifieke karakter hiervan komt het reclamant voor dat dit perceel buiten het bestemmingsplan dient te blijven en dient deel uit te maken van het buitengebied of een ander bestemmingsplan, maar in ieder geval niet het bestemmingsplan dat gericht is op het dorp Wolfheze. Het is ook het enige perceel binnen het bestemmingsplan 'Agrarisch'. De bestemming 'Agrarisch met waarden' kan naar het oordeel van reclamant eveneens buiten het bestemmingsplan blijven, doch kent deze bestemming ook een beschermingsratio vanuit cultuurhistorische waarde. De bestemming 'Agrarisch' daarentegen kent geen enkele te beschermen waarde en ziet louter op agrarisch gebruik. Dit agrarisch gebruik dient buiten een bestemmingsplan te blijven gericht op een dorp en dient te worden opgenomen in een bestemmingsplan dat planologisch typisch bedoeld is voor gebieden buiten woonkernen.

3. Daarbij wijst reclamant ook op het feit dat het perceel ter hoogte van Duitsekampweg 60 eerder deel uitmaakte van de Ecologische Hoofdstructuur. Zonder daartoe strekkende motivering is dit kennelijk niet meer meegenomen in het eerdere bestemmingsplan Wolfheze 2007 en constateert reclamant dat deze omissie ook nog altijd hier een aan de orde is. Kennelijk heeft er geen of onvoldoende overleg overeenkomstig artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden met de organisaties en onderdelen belast met de Ecologische Hoofdstructuur en de handhaving ervan. Reclamant ziet dan ook graag dat de bescherming die uitgaat van de Ecologische Hoofdstructuur hersteld wordt, nu de percelen ook nog altijd deel uitmaken of gelegen zijn tegen te beschermen waarden.

4. In dat kader wordt ook nog gewezen op artikel 1:1, onder d, van de APV van de gemeente Renkum, waarin de bebouwde kom wordt vastgesteld zoals volgt uit de Wegenverkeerswet. Het perceel aan de Duitsekampweg 60 liggen voorbij deze grens en vallen derhalve buiten de bebouwde kom.

Omzoming perceel Duitsekampweg 60

5. Voor zover het perceel Duitsekampweg 60 binnen het bestemmingsplan kan blijven (quod non!) ziet reclamant graag dat de omzoming met de bestemming "Bos" wordt doorgezet, ter bescherming van de omliggende percelen en een zekere afstand te behouden tot mogelijke bebouwing en bepaald type agrarisch gebruik. De beperkte gebruiksmogelijkheden voor de 'bos-bestemming' biedt veiligheid voor aangrenzende percelen, waaronder privacy en intensief agrarisch gebruik, waaronder, doch niet beperkt tot, gewasveredeling.

Omzoming overige percelen aan de Duitsekampweg

6. In lijn met bovenstaande opmerking ziet reclamant een dergelijke bescherming ook ten aanzien van de sportvelden, zowel de voetbalvelden als de tennisvelden, en het perceel van het terrein Willemse Naaldhout. De 'bos-bestemming' biedt ook hier bescherming tegen het gebruik van die terreinen, zoals tegen licht- en geluidhinder. Zo wordt het rustige dorpse karakteristiek tot en met de grens van de woonbebouwing, het perceel Duitsekampweg 40, oftewel de bebouwde kom, beschermd tegen de gebruiks- en bouwmogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

Duitsekampweg 40

7. Graag ziet reclamant dat het gebied met de bestemming "wonen" aansluit bij het einde van de woonbestemming van het naastgelegen perceel aan de Duitsekampweg 38. De woonbestemming biedt meer mogelijkheden dan de tuinbestemming die aan de voorzijde ligt.

8. Ook ziet reclamant graag een uitbreiding van zijn bouwvlak naar achteren toe tot aan de achterste lijn van het ingetekende bouwvlak, gelegen naast het perceel van reclamant op het perceel aan de Duitsekampweg 60, gezien vanaf de Duitsekampweg. Hiermee heeft reclamant ten eerste de mogelijkheid om de iets neer te zetten ter afscherming van het gebruik van het ingetekende bouwvlak, dat thans is meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Ten tweede biedt dit de ruimte voor reclamant om mettertijd een uitbreiding te laten plaatsvinden ten behoeve van mantelzorg.

Toetsing beleid

Ladder voor duurzame verstedelijking

9. Ten opzichte van het bestemmingsplan Wolfheze 2007 wordt het bouwblok aan de Duitsekampweg 60 vergroot. Reclamant vraagt zich af of een dergelijke, aanzienlijke uitbreiding in overeenstemming is met Ladder voor duurzame verstedelijking, zowel uit hoofde van artikel 3.1.6. tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, als ook uit hoofde van de Ladder voor duurzame verstedelijking voor de Regio Amhem-Nijmegen. In het bestemmingsplan treft reclamant geen nadere toelichting, laat staan een ruimtelijke onderbouwing voor deze uitbreiding. Ook heeft hier te gelden of een dergelijke uitbreiding wel als een stedelijke ontwikkeling kan worden opgevat en dit gebruik en/of uitbreiding zich niet beter leent voor het buitengebied.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening / provinciaal beleid

10. Ook ten aanzien van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening wordt geen nadere motivering gegeven voor uitbreiding van het agrarische bedrijf aan de Duitsekampweg 60. Ook de provincie kent een Ladder voor duurzame verstedelijking. In het bestemmingsplan wordt verder geen afweging gegeven van de uitbreiding van de mogelijkheden aan de Duitsekampweg 60, laat staan dat er een overweging wordt gegeven van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf binnen een bestemmingsplan dat gericht is op behoud en beheer van het dorp Wolfheze. Een agrarisch bedrijf dient naar het oordeel van reclamant geen onderdeel uit te maken van een bestemmingsplan dat gericht is op planologisch beheer en planologisch behoud van een dorp. In dat kader wordt verder ook geen overweging gegeven over de inpasbaarheid en de bijdrage aan de kwaliteit van het gebied. Voorts merkt reclamant op dat uit hoofde van provinciaal beleid en regelgeving kassen buiten de aangewezen clusters ruimtelijk niet wenselijk is. Het komt reclamant voor dat deze beleidslijn ook in het bestemmingsplan wordt voortgezet.

Regionaal beleid

11. Hierboven is al aangehaakt bij de regionale Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast ziet reclamant geen toets ter zake de doelstellingen van het regionale beleid, namelijk de versterking van het economisch vestigingsklimaat, de verbetering van de bereikbaarheid, vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en recreatie en het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn. Reclamant meent primair dat een agrarisch activiteit zoals uitgeoefend aan de Duitsekampweg 60 niet thuishoort binnen onderhavig bestemmingsplan. Voor zover dat wel het geval zou zijn, dan is de vraag in hoeverre een agrarisch bedrijf in relatie tot het dorp Wolfheze een bijdrage levert aan de doelstellingen in het Regionaal plan 2005-2020.

Gemeentelijk beleid

12. Ten aanzien van de Ruimtelijke Visie 2025 meent reclamant dat het betrekken van de gronden van Duitsekampweg 60 bij het bestemmingsplan geen bijdrage levert aan de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen. Reclamant meent dat de entree van een dorp nette woonbebouwing behoort te zijn en geen agrarische activiteiten. Hierin ziet reclamant dan ook een grond om de Duitsekampweg 60 buiten het dorp te houden en toe te voegen aan het landelijk gebied, waar het thuis hoort. Op die manier kan het gemeentebestuur ook zuiver planologisch beleid voeren, aangezien een agrarisch bedrijf nu kan uitbreiden op basis van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht omdat aan afwijkingen van het bestemmingsplan binnen of buiten de bebouwde kom andere eisen worden gesteld. Het bestemmingsplan biedt het agrarisch bedrijf ruimere mogelijkheden dan wanneer geen discussie zou bestaan over de ligging van het bedrijf buiten de bebouwde kom en buiten het bestemmingsplan Wolfheze 2017.

Milieuzonering / geluid

13. De uitbreidingsmogelijkheden aan de Duitsekampweg 60 leveren een intensivering van de agrarische activiteiten op, vooral ook als eenvoudig medewerking wordt verleend aan uitbreidingen op basis van (oneigenlijke) afwijkingsmogelijkheden. Het bouwblok aan de Duitsekampweg wordt uitgebreid, als ook wordt een bouwblok ingetekend dicht tegen het perceel van reclamant aan. Er vindt hier dus wel degelijk een uitbreiding plaats zonder dat rekening is gehouden met de woning van reclamant. Nu er geen toets heeft plaatsgevonden ter zake milieuzonering meent reclamant dat de uitbreidingen van de bouwblokken in het bestemmingsplan geen doorgang kunnen vinden. Bij invulling van de mogelijkheden binnen het agrarische blok dient ook een akoestisch rapport te worden opgesteld om na te gaan welke geluidshinder kan voorkomen en of deze blokken op die gronden wel planologisch inpasbaar zijn.

Natuurwaarden

14. Ondanks dat het bestemmingsplan gericht is op beheer en behoud komt het reclamant voor dat een goede ruimtelijke ordening inhoudt dat onderzoek wordt gedaan naar de bekende flora en fauna. De planperiode van tien jaar is zo goed als verstreken ten opzichte van Wolfheze 2007. Een actualisatie van het natuuronderzoek is dan ook op zijn plaats, zodat de stand van de natuur ook actueel is voordat men toch op basis van het nieuwe bestemmingsplan nieuwe activiteiten zal laten plaatsvinden. Voor het bestemmingsplan Wolfheze 2007 zijn destijds onderzoeken gedaan naar externe effecten voor natuur in de omgeving, met name ten behoeve van de Gelderse Roos. Vooral nu op de gronden Duitsekampweg 60 uitbreiding plaatsvindt dicht tegen de Reijerskamp (ecologische hoofdstructruur) aan en Wolfheze niet ver gelegen is van het Natura2000-gebied Wolfsheze is een onderzoek op zijn plaats. Daar dient een toets aan het Gelders Natuumetwerk eveneens plaats te vinden. Zonder een dergelijk onderzoek kan niet gesteld worden dat het bestemmingsplan met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid is opgesteld en later vastgesteld.

Planvoorschriften

Agrarisch bedrijf, planvoorschrift 1.12

15. De omschrijving van agrarisch bedrijf onder planvoorschrift 1.12 (definitie) is:

"een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (zoals grasland en agrarische gewassen (akkerbouw) zoals aardappels, bieten, mais, graan,gras e.d.) en/of het houden van dieren, waaronder mede wordt verstaan qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals paardenfokkerij, hengstenhouderij, paardenmelkerij en productiegerichte paardenhouderij (inclusief opfokstal). Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: aquacultuur, bollenteelt, fruitteelt, (intensieve) kwekerij, glastuinbouw (een enkele kas en/of tunnelkas ten behoeve van het agrarische bedrijf is wel toegestaan, maar grootschalige kassen niet), intensieve veehouderij, gebruiksgerichte paardenhouderij (waarbij het weiden van de paarden van een gebruiksgerichte paardenhouderij overigens wel is toegestaan), manege (waarbij het weiden van de paarden van een manege overigens wel is toegestaan), sierteelt, viskwekerij, bomenteelt/boomkwekerij en bomenteelt/boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen, en derhalve een hindercirkel geldt, noodzakelijk is. "

16. In lijn met het provinciale regelgeving en provinciaal beleid wordt aangegeven dat kassen niet gewenst zijn in gebieden waar deze niet voorzien zijn. Wolfheze en de omgeving van Wolfheze is niet een gebied waar glastuinbouw beoogd is. Deze definitie biedt echter nog altijd de mogelijkheid om kassen te realiseren, want wanneer deze niet ten dienste staan aan glastuinbouw zouden deze bouwwerken alsnog gerealiseerd kunnen worden. Aan de Duitsekampweg 60 zijn onlangs kassen gerealiseerd die geen deel uitmaken van glastuinbouw. Desondanks is hieraan wel medewerking verleend. Aangezien in het bestemmingsplan maar één agrarisch perceel aanwezig is, ligt het voor de hand om de bouw van kassen om welke reden dan ook niet toe te staan. Overigens merkt reclamant op dat in de definitie een zekere tegenstrijdigheid is op te merken. Enerzijds wordt aangegeven dat een agrarisch bedrijf geen glastuinbouwbedrijf kan zijn, maar anderzijds een enkele kas en/of tunnelkas ten behoeve van het agrarisch bedrijf zou wel kunnen. Hiermee wordt onbedoeld een opening geboden ten behoeve van kassen.

Artikel 3 'Agrarisch'

17. Binnen de bestemmingsplanvoorschriften voor agrarisch ziet reclamant ruimte om kassen te verbieden. Onder de bestemmingsomschrijving of de bouwregels dient een verbod te worden opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van kassen. In de planvoorschriften ziet reclamant niet of nauwelijks enige beperking in aansluiting op de definitie van artikel 1.12 van het bestemmingsplan. Overigens komt het reclamant ook voor dat de raad goed overweegt wat precies onder het agrarisch gebruik moet worden verstaan. Het is reclamant bekend dat Barenbrug een samenwerkingsverband heeft met Dow Agrosciences. Deze laatste ontwikkelt onder meer gewasbeschermingsmiddelen. Deze samenwerking kan leiden tot het gebruik van genetisch gemodificeerde soorten die op enig moment bij verkeerde toepassing inheemse soorten kan gaan verdringen. Ook hierom is het begrijpelijk dat reclamant graag ziet dat uw raad bij voortzetting van de procedure de percelen ter hoogte van de Duitsekampweg 60 uit dit bestemmingsplan houdt.

18. Mocht het worden voortgezet met de percelen aan de Duitsekampweg 60, dan ligt het voor de hand om binnen de gebruiksvoorschriften duidelijke grenzen te stellen welk gebruik wél wordt toegestaan en welke niet. Daarbij wijst reclamant nogmaals op de gevaren van een agrarisch bedrijf dat zich (al dan niet in de toekomst) bedient van veredeling / genetische modificatie, dat gelegen is in de nabijheid van reguliere woondoeleinden én natuurwaarden, zoals een Natura2000-gebied en de Ecologische Hoofdstructuur.

Artikel 17 'Tuin'

19. Reclamant heeft op zijn perceel een groot stuk grond bestemd gekregen als 'Tuin'. De tuinbestemming houdt echter geen rekening met de omvang van de tuinbestemming in positieve zin. Dat wil zeggen dat er meer of groter gebouwd zou kunnen worden afhankelijk van de omvang van het perceel / het deel met de bestemming 'Tuin'. Reclamant ziet graag een voorziening in de planvoorschriften die, indien de ruimte zich daarvoor leent, meer mogelijk maakt dan de planvoorschriften nu voorschrijven.

Artikel 21 'Wonen'

20. Onder artikel 21.2.2 wordt een voorziening getroffen voor he bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak. Het komt reclamant voor dat hiervoor een duidelijke regeling moet worden gegeven ter voorkoming van he volbouwen van de percelen. Desalniettemin dient ook in voldoende mate rekening te worden gehouden met de omvang van het perceel. De staffel die wordt toegepast onder artikel 21.2.2 komt reclamant onredelijk voor, nu het verschil tussen de staffel 150m²-300m² derhalve een verschil van 150m², een maximale bouw wordt toegestaan van 60m² terwijl bijvoorbeeld het verschil in de staffel 500m²-800m² derhalve een verschil van 300m², de maximale bouwmogelijkheid vergroot met slechts 10m² ten opzichte van de staffel ervoor, 300m²-50m², waarbij het verschil 200m² is. Het vreemde is dat bij de staffel van 800m²-1000m² met een verschil van 200m² eveneens een toename wordt gegeven van 10m² aan maximale bebouwing. Reclamant stelt dan ook dat er geen heldere, consistente lijn te ontdekken is in de toename van bebouwingsmogelijkheden buiten het bouwvlak en er onvoldoende rekening wordt gehouden met de omvang van het perceel ten opzichte van de bouwmogelijkheden.

Conclusie

21. Gelet op het bovenstaande meent reclamant dat het ontwerp-bestemmingsplan op basis van bovenstaande zienswijze dient te worden aangepast en er nadere onderzoeken dienen te worden uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

reactie:

Ad. 1. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.

Ad. 2. De grens van een bestemmingsplan dan wel de naam die gegeven is aan een bestemmingsplan is niet relevant. Het gaat er om dat de gegeven bestemming aan een perceel de juiste is. Het maakt dus niet uit of een agrarische bedrijf in een bestemmingsplan met de naam 'Buitengebied' of 'Wolfheze' ligt. Sterker nog, er zijn gemeenten die één bestemmingsplan hebben voor heel hun grondgebied. Daarnaast zal over enkele jaren de Omgevingswet in werking treden. Die wet schrijft ook voor dat een gemeente één Omgevingsplan heeft (opvolger van een bestemmingsplan) voor het grondgebied.

Daarnaast ligt het terrein van Barenbrug (Duitsekampweg 60) al ruim 60 jaar in bestemmingsplannen die gerelateerd zijn aan Wolfheze. Zo ligt het terrein ook al in het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007', maar ook in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987'. Het gebied lag zelfs, voor de inwerkingtreding van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965, al in de daarvoor geldende oude Woningwet-plannen (Uitbreidingsplannen in onderdelen). Te weten 'Plan voor uitbreiding in onderdelen voor het dorp Wolfheze' (uit 1952) en de 'Herziening van het uitbreidingsplan in Onderdelen van het dorp Wolfheze'(uit 1958).

Feitelijk is het opnemen van het terrein van Duitsekampweg 60 in het bestemmingsplan ook logisch. De Duitsekampweg loopt tot aan het perceel. Daarna stopt de weg in is er sprake van natuurgebieden. Deze westelijke grens ligt ook ten noorden van het terrein, namelijk langs het ter plaatse gelegen sportpark. Ook daar geldt dat daar de weg eindigt en daarna het natuurgebied begint. Ten zuiden van Duitsekampweg ligt de spoorlijn en ten oosten liggen de woningen van Duitsekampweg 40 (reclamant), 38, 36 enz. en de woningbouwlocatie van Willemsen Naaldhout. Dus feitelijk is het terrein van Duitsekampweg 58 en 60 de afronding / het einde van het bebouwde gebied van Wolfheze. Daarna (ten westen van Duitsekampweg 58 en 60) eindigt abrupt het bebouwde gebied van Wolfheze.

Ad. 3. De provincie Gelderland is bevoegd gezag om de Ecologische Hoofdstructuur vast te leggen. de gemeente heeft daarin geen rol. De provincie Gelderland heeft in 2009 de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw vastgesteld. Daarin is het terrein van Duitsekampweg 60, maar ook die het perceel van reclamant, uit de Ecologische Hoofdstructuur, categorie Verweving, gehaald. Voor die tijd lag een groot deel van de bebouwde kom (met woningen en tuinen bebouwd gebied) van Wolfheze in de Ecologische Hoofdstructuur, terwijl bijvoorbeeld de agrarische waardevolle(re) gebieden ten noorden van de Duitsekampweg niet in de Ecologische Hoofdstructuur lagen. Die fout is toen hersteld, door keuzes te maken op basis van ecologische motieven (waaronder natuurwaarden). Het terrein van Duitsekampweg 60 ligt sindsdien niet meer in de EHS (tegenwoordig GeldersNatuurNetwerk genoemd).

In het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' had het terrein van Duitsekampweg 60 ook al een 'gewone' agrarische bestemming (zonder een specifieke bescherming van natuurwaarden). Dat is nu voortgezet. Zie ook hetgeen hiervoor is aangegeven. Overigens was dit ook al zo bestemd in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987'. Het agrarische terrein heeft geen bijzondere landschappelijke of ecologische (te beschermen) waarden.

Ad. 4. Verwezen wordt naar Ad. 2. en Ad. 3.. Daar kan nog het volgende aan toegevoegd worden. Wetgeving op het gebied van de Wegenverkeerswet en eventuele verwijzingen daarnaar in de APV zijn niet van belang en relevant voor een begrenzing van een bestemmingsplan. De bebouwde kom heeft in de Wegenverkeerswet een hele andere betekenis en doelstelling.

Omzoming perceel Duitsekampweg 60

Ad. 5. In het het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' maar ook in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987' had het hele terrein van Duitsekampweg 60 een agrarische bestemming. Ongeacht of daar beboste stroken in lagen. In het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2007' is gekozen om de delen (met enige omvang) van het terrein waar grote bomengroepen staan / bos (met ondergroei) staat, en wat ook nooit meer agrarische gebruikt zal worden, niet meer agrarisch te bestemmen, maar deze te bestemmen zoals deze feitelijk aanwezig zijn en gebruikt worden. Daarom is de bestemming 'Bos' gegeven aan de zuidelijke en zuidwestelijke rand van het perceel aan de Duitsekampweg. Alleen om die reden is gekozen om deze beboste randen (niet zijnde een laanbeplanting) van het perceel een bosbestemming te geven. Er is dus geen enkele reden om andere delen van het terrein een bos- of groenbestemming te geven. Daar staat geen bos (bomen met ondergroei) en dat zal er ook niet (zonder medewerking van de perceelseigenaar) komen.

Omzoming overige percelen aan de Duitsekampweg

Ad. 6. In het het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' maar ook in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987' had het hele terrein van de sportvelden aan de Duitsekampweg een sportbestemming. Dat is nu voortgezet. Dat hier enkele bomenrijen staan is nog geen reden om hier een bosbestemming aan te geven. In de bestemming 'Sport' zijn ook bomen / is ook bos toegestaan. Dit is ook de wijze waarop dit bestemd wordt op elk sportterrein in de gemeente. In sommige van die bomenrijen/struikenrijen staan ook voorzieningen van de sportactiviteiten, zoals materiaal, lichtmasten en verhardingen.

Duitsekampweg 40

Ad. 7. De woning aan de Duitsekampweg 40 ligt behoorlijk ver van de straat af. Veel verder dan de naastgelegen woning. Het beleid van de gemeente is (ook vanuit welstand) is dat het in beginsel niet gewenst is om voor de voorgevel van een woning (voortuin) gebouwen toe staan en hoge bouwwerken. Dit om het aanzicht van de woning vanaf de straat niet aan te tasten. Pas op enige afstand achter de voorgevel zijn (bij)gebouwen toegestaan. Dus op het achtererf. Dit is de wijze van bestemmen die in elk bestemmingsplan in de gemeente geldt, maar ook gold. Dus ook in oude bestemmingsplannen. Deze visie geldt overigens in principe ook landelijk. Hiervoor kan verwezen worden op de landelijke wetgeving op het gebied van vergunningvrij bouwen (zoals opgenomen in artikel 2 van Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht). Ook daar is beschreven dat een vergunningvrij te bebouwen achtererfgebied op 1 meter achter de voorgevel van een woning begint. In het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' was in de regels (toen nog 'voorschriften' genoemd) opgenomen dat het met (bij)gebouwen te bebouwen achtererf begint op 3 meter achter de voorgevel. Daarvoor betreft het 'voorerf' waarop geen gebouwen zijn toegestaan. In het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987' gold zelfs een afstand van 5 meter.

Sinds de inwerkingtreding van het vergunningvrij bouwen zoals opgenomen in Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht sluiten de gemeentelijke regels voor wat betreft de grens van een het 'achtererfgebied' zoveel mogelijk daarbij aan. Dus op 1 meter achter de voorgevel (dan wel de grens van het bouwvlak in de bestemming 'Wonen'). Dit is in dit nieuwe bestemmingsplan daarom ook zo opgenomen bij de bijvoorbeeld de woningen aan de Duitsekampweg 38 en 36 (voortuin heeft de bestemming 'Tuin' en het achtererf 'wonen', zonder bouwvlak). Dit is dus ruimer dan de vorige bestemmingsplannen. Normaal gesproken zou dit ook bij de woning van reclamant zou zijn opgenomen. Maar omdat de afgelopen jaren met vergunning (via een vrijstelling van het bestemmingsplan) meegewerkt is aan het plaatsen van een tweetal gebouwen / overkappingen met kap (carport en tuinhuis) (deels) voor de voorgevel van de woning aan de Duitsekampweg 40 is dit niet gedaan. Anders zouden het tuinhuis en een deel van de carport in de tuinbestemming vallen en daarmee onder het 'overgangsrecht' van het bestemmingsplan vallen (en dus niet positief bestemd zijn).

Daarom is de grens tussen tuinbestemming en de woonbestemming bij reclamant verder naar voren gelegd (tot aan de grens van de carport en het tuinhuis). Verder naar voren leggen van die grens vinden wij niet gewenst. Daarmee zou er te veel gebouwd kunnen worden voor de voorgevel van de woning van reclamant.

In de navolgende afbeelding is het verschil aangegeven tussen de verbeeldingen (en de grens van de bestemmingen voor het voorerf en het achtererf) van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' en het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0070.png"

'Overlay' van bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' en daaronder ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017'.

Uit de hierboven getoonde 'overlay' wordt duidelijk dat de grens van het 'achtererf' in het nieuwe bestemmingsplan veel verder naar voren is geschoven. Het groene gestippelde deel is het achtererf in het voorheen geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007'. Het gele gebied is het 'achtererf' in het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017'.

Ad. 8. Uit de bij Ad. 7. getoonde 'overlay' wordt duidelijk dat niet alleen het achtererfgebied van Duitsekampweg 40 is vergroot in het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017' maar ook dat het bouwvlak van de woning behoorlijk is vergroot. In het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' was het bouwvlak 10 meter bij 10 meter (zie het rode vlak in de 'overlay'). In het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017' is dat 12 meter bij 15 meter. Daarmee hebben wij reclamant al heel veel extra bouwruimte gegeven. Een bouwvlak mag namelijk voor 100% bebouwd worden. Meer ruimte bieden is niet wenselijk.

Buiten het bouwvlak zijn, in het 'achtererf' (dus in de bestemming 'Wonen'), nog aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. Dus overal waar de woonbestemming geldt op het perceel aan de Duitsekampweg 40 zijn bijgebouwen en/of aanbouwen toegestaan. Dus ook nabij de oude schuur van het buurperceel aan de Duitsekampweg 60. Echter er geldt wel een beperking in de maximale oppervlakte wat er buiten het bouwvlak gebouwd mag worden. In het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' mocht daar maximaal 50 m² aan bijgebouwen en aanbouwen worden gebouwd.

In het nieuwe bestemmingsplan is dat ruimer gemaakt. Nu is via een gestaffelde regeling (zie de tabel bij artikel 21.2.2) meer toegestaan. Deze standaardregeling is in elk bestemmingsplan in de gemeente, sinds 2012 opgenomen. Hoe groter het bestemde achtererf, des te meer mag gebouwd worden aan bijgebouwen en aanbouwen. Dit is echter niet lineair. Dus als een perceel 2 keer zo groot is mag niet twee keer zoveel bijgebouwd worden. Het absolute maximum is nu 100 m² aan bijgebouwen en aanbouwen. Dus al twee keer zoveel als in het vorige bestemmingsplan. Het achtererfgebied in het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017' van Duitsekampweg 40 is ruim 1.000 m² groot. Daarmee is hier nu, volgens het nieuwe bestemmingsplan, maximaal 100 m² aan bijgebouwen en aanbouwen toegestaan buiten het bouwvlak (zie de tabel bij artikel 21.2.2 onder a , 'bestemming Wonen', 'gebouwen buiten het bouwvlak').

Echter, op het perceel van reclamant is de laatste jaren veel gebouwd. Ondanks het nu opgenomen grotere bouwvlak (die overigens ook deels is opgenomen waar nu nog niets staat) is de oppervlakte aan bijgebouwen en aanbouwen buiten het bouwvlak op het perceel van Duitsekampweg 40 groter dan de nu toegestane 100 m² (circa 105 m²). Dit is inclusief tuinhuis, overkapping, serre en aanbouw (voormalige garage).

Daardoor kan en kon (op basis van het oude bestemmingsplan) reclamant niets meer bijbouwen op het achtererf van zijn perceel aan de Duitsekampweg 40. Ook houdt dit in dat het te veel aan bijgebouwen en aanbouwen onder het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan zal vallen. Dat is niet gewenst. Daarnaast geldt dat het grote aangebouwde woongebouw (de voormalige garage) feitelijk een onderdeel is van de woning met een iets hogere bouwhoogte (5,4 meter) van het bestemmingsplan toelaat voor bijgebouwen en aanbouwen (buiten het bouwvlak).

Om dit op te lossen zullen wij dit aangebouwde woongebouw (met kap) opnemen in het bouwvlak met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5,5 meter. De oppervlakte van dit gedeelte is circa 57 m² (6 meter bij circa 9,5 meter). Dit zorgt er dus voor dat de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak afneemt en reclamant dus iets extra ruimte krijgt om nog iets bij- en aan te bouwen buiten het bouwvlak.

Echter, omdat wij niet zomaar een toevoeging willen van het al grote nieuwe bouwvlak zullen wij ter compensatie het bouwvlak rondom de woning iets verkleinen, namelijk van 12 met 15 meter naar 11 bij 14 meter. Deze verkleining van het bouwvlak (26 m²) vindt grotendeels plaats daar waar nu nog niet gebouwd is.

Per saldo krijgt reclamant nu dus de mogelijkheid om nog circa 45 m² aan bijgebouwen en aanbouwen bij te bouwen, buiten het bouwvlak (zie de tabel bij artikel 21.2.2 onder a , 'bestemming Wonen', 'gebouwen buiten het bouwvlak'). Dus de toegestane 100 m² aan (aan- en bij)gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak verminderd met de reeds bestaande gebouwen buiten het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' van het perceel Duitsekampweg 40. Hierna staat de verbeelding van het gewijzigde bouwvlak van reclamant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02_0071.png"

Samengevat:

In het vorige bestemmingsplan (Wolfheze 2007) had het bouwvlak van Duitsekampweg 40 een oppervlakte van 10 meter bij 10 meter. In het nu vast te stellen bestemmingsplan, 11 meter bij 14 meter plus circa 50 m² ter plaatse van de bestaande uitbouw met kap. In het vorige bestemmingsplan mocht op 3 meter (en buiten het bouwvlak) achter de voorgevel ('achtererf') maximaal 50 m² aan bijgebouwen en aanbouwen gebouwd worden. Nu is begint dat 'achtererf' al op 4 meter voor de voorgevel en mag daar (buiten het grotere bouwvlak) nu 100 m² aan bijgebouwen en aanbouwen gebouwd worden. Die 100 m² heeft reclamant al staan op zijn perceel. Door de nu doorgevoerde wijziging van het bouwvlak krijgt reclamant alsnog de mogelijkheid om nog circa 45 m² bij te kunnen bouwen (buiten het bouwvlak).

Artikel 17 'Tuin'

Ad. 19. Verwezen wordt naar hetgeen is beschreven bij Ad. 7. en Ad. 8.. Hier staat duidelijk beschreven waarom de voortuin de 'Tuin'-bestemming heeft gekregen. Maar ook dat reclamant in het nieuwe bestemmingsplan al meer ruimte heeft gekregen aan bijgebouwen en aanbouwen, ook na de wijziging. Ook is hier beschreven dat, zie ook Ad. 20., het 'achtererf' van reclamant al meer dan 1000 m² bedraagt waardoor reclamant al het maximale aan bijgebouwen en uitbouwen kan bouwen wat op grond van de tabel in artikel 21.2.2 onder a toegestaan is. Verder kan vermeld worden dat de diepte van de achtertuin achter (ten zuiden van) de woning van reclamant vanaf de huidige achtergevel circa 22 meter diep. Ter vergelijking: de achtertuin van het buurperceel aan de Duitsekampweg 38 bedraagt vanaf de huidige achtergevel van die woning circa 26 meter. Daarmee zijn deze achtertuinen qua diepte vergelijkbaar en is dat geen reden om een groter deel van de voortuin van Duitsekampweg 40 een woonbestemming te geven.

Artikel 21 'Wonen'

Ad. 20. Verwezen wordt naar hetgeen is beschreven bij Ad. 7., Ad. 8. en Ad. 17.. Daar kan het volgende aan worden toegevoegd. Het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' liet slechts 50 m² aan bijgebouwen en aanbouwen toe buiten het bouwvlak. Nu, in het nieuwe bestemmingsplan, is een grotere oppervlakte toegestaan. Dit is afhankelijk van de grootte van het achtererf van het perceel. Des te groter het achtererf (woonbestemming buiten het bouwvlak) van het perceel, des te groter deze oppervlakte, maar met een maximum van 100 m². Hierbij is het niet de bedoeling dat een twee keer zo groot perceel ook een twee keer zo grote oppervlakte aan bijgebouwen en aanbouwen mag bouwen. Deze vergroting loopt niet lineair. Dit is geregeld in de tabel van artikel 21.2.2. Deze bijgebouwen- en aanbouwenregeling betreft de standaardregeling van de gemeente. Deze wordt sinds 2012 in elk bestemmingsplan gebruikt. Dus in alle kernen de gemeente is deze regeling op deze wijze opgenomen. Deze regeling werkt prima en zorgt er voor dat inwoners (en dus ook reclamant) overal iets meer bouwruimte hebben gekregen. Wij zien geen reden om dit aan te passen.

Een eventuele aanpassing van de daarin opgenomen criteria van de oppervlaktes van het achtererf maakt voor reclamant overigens niets uit. Het achtererf van reclamant is al gelegen in de grootste categorie.

Toetsing beleid

Duitsekampweg 60

Ad. 9. tot en met Ad. 12. Zoals bij Ad.2. tot en met Ad. 4. is aangegeven is er geen reden om het agrarische bedrijf aan de Duitsekampweg 60 niet in het voorliggende bestemmingsplan op te nemen.

Aan de Duitsekampweg 60 is al vele tientallen jaren het agrarische bedrijf Barenbrug gevestigd. Dit bedrijf kweekt en ontwikkelt in hoofdzaak gras voor diverse doeleinden. In alle bestemmingsplan ligt hier een agrarische bestemming met een bouwvlak. Daarbinnen staan diverse bedrijfsgebouwen, waaronder een vergunde kas van circa 1100 m². Buiten het bouwvlak, tegen het perceel van Duitsekampweg 40 (dat adres was destijds onderdeel van Barenbrug), staat nog een met een vergunning (eind jaren '50 van de vorige eeuw) gebouwde oude houten schuur die nu nog gebruikt wordt voor opslag. Ten zuiden van Duitsekampweg 40 stond ook buiten het bouwvlak vele jaren een vergunde kas van circa 600 m². Deze kas is de laatste jaren steeds verder vervallen en daardoor recent geheel verwijderd. Zowel deze kas als de schuur waren echter (per abuis) nooit in een bouwvlak opgenomen. Dus waren telkens onder het overgangsrecht gebracht. Het zonder reden steeds onder het overgangsrecht brengen van vergunde gebouwen is volgens vaste jurisprudentie niet toegestaan. Daarom is ter plaatse van de oude schuur nu een bouwvlak opgenomen met een maatvoering die recht doet aan het bestaande gebouw. Mede op een eerder verzoek van reclamant en conform het feitelijk gebruik is ter plaatse van die schuur in het (ontwerp)bestemmingsplan Wolfheze 2017 een aanduiding voor 'opslag' opgenomen. Volgens die aanduiding is ter plaatse alleen opslag toegestaan ten behoeve van het agrarische bedrijf. Dit om, ter bescherming van het naastgelegen perceel van reclamant, te voorkomen dat hier potentiële hinderlijke bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden.

De inmiddels gesloopte kas heeft geen bouwvlak gekregen (zie ook hetgeen hierna is beschreven).

In januari 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor Barenbrug voor de bouw van twee verrijdbare (tunnel)kassen naast en ten oosten van de twee grote loodsen. Die kassen zijn bedoeld voor het bij regenachtig weer kunnen beschermen van het speciaal gekweekte gras (buiten het bouwvlak). De kas kan dan vanuit de basispositie (naast de loodsen) naar het daar ten zuiden van gelegen en te beschermen gras verplaatst worden. Daarna schuift de kas weer terug naar de basispositie. De (tunnel)kassen (twee keer circa 400 m²) liggen voor een klein deel in het bouwvlak van het toen geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' maar voor het grootste deel duiten het bouwvlak. De gemeente is met het verlenen van deze vergunning van mening dat de kassen (ruimtelijk) acceptabel zijn en niet in strijd met (ruimtelijk) beleid. Mede ook in verband met het vervallen en slopen van de eerder genoemde kas van circa 600 m² (die buiten het bouwvlak lag).

Nu de gemeente de vergunning verleend heeft dient, volgens vaste jurisprudentie, de vergunning ook opgenomen te worden in het daarop volgende nieuwe bestemmingsplan. Dus in het nu voorliggende bestemmingsplan 'Wolfheze 2017'. Dit hebben wij gedaan door ter plaatse van de 'hoofdlocatie' van de verrijdbare kassen een agrarisch bouwvlak op te nemen. Daarmee zijn de kassen positief bestemd. Tegelijkertijd is het binnen het agrarische bouwvlak toegestane te bebouwen oppervlakte iets verhoogd (tot maximaal 6000 m²), zodat ook de bestaande en vergunde kassen passen binnen het maximaal te bebouwen oppervlak van het bouwvlak. Hieruit volgt dat niet het gehele bouwvlak bebouwd mag worden.

In de verleende vergunning (na bezwaar in stand gehouden en ook de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland heeft de voorlopige voorziening afgewezen) staat gemotiveerd aangegeven waarom de kassen aldaar ruimtelijk acceptabel zijn. Hierna wordt verwezen. Voor de duidelijkheid wordt dit hierna nogmaals weergegeven en gebruikt als onderbouwing waarom ter plaatse het toevoegen van extra agrarisch bouwvlak acceptabel is:

'Onderbouwing

De aanvraag omgevingsvergunning betreft de realisatie van een verrijdbare kas op het perceel Duitsekampweg 60 in Wolfheze. De kas wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten van een vestiging van Barenbrug Nederland, een onderneming die zich hoofdzakelijk bezighoudt met het onderzoek naar, en ontwikkelen van, graszaden. De kas zal verrijdbaar zijn over een strook van betonnen poeren. Het doel van de nieuwe kas is het kunnen uitvoeren van proeven onder droge omstandigheden. Bij regen zal de rolkas over het betreffende proefveld geplaatst worden. Bij afwezigheid van regen of wanneer er geen actief proefvak ligt, zal de rolkas in het verlengde van de al bestaande loods geparkeerd zijn.

De rolkas bestaat uit twee aan elkaar gekoppelde kasonderdelen van elk 10 meter breed. In de praktijk opereren de afzonderlijke onderdelen als een eenheid. De lengte van de kas is 40 meter en de hoogte bedraagt 5,2 meter. De lengte van het rechte baanvak waarover de kas verrijdbaar is, is 160 meter. Deze strook ligt direct naast de bestaande loods en loopt evenwijdig hieraan in zuidelijke richting het agrarisch veld in.

Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan "Wolfheze 2007". Het parkeervak en het baantraject van de kas is grotendeels voorzien buiten het bouwvlak in de bestemming 'agrarisch'. De op de plankaart voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en de daarbij horende bedrijfsgebouwen. In de planregels is opgenomen dat bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan. Ook worden kassen in principe uitgesloten (wat op een omissie lijkt in dat bestemmingsplan). Echter kassen, die ter plaatse ook met vergunning zijn gebouwd en aanwezig zijn, werden niet uitgesloten in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Wolfheze 1987'. In afwijking van de bestemmingsplanregels kan medewerking worden verleend aan het bouwplan met toepassing van artikel 4, onderdeel 1, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze bepaling geeft het College van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid om een vergunning te verlenen voor een bijbehorend bouwwerk dat in strijd is met het bestemmingsplan. Er kan uitsluitend gebruik worden gemaakt van deze afwijkingsmogelijkheid als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van (onder meer) het straat- en bebouwingsbeeld en de te maken belangenafweging positief uitvalt.

Uit de ruimtelijke beoordeling komt naar voren dat er geen bezwaren zijn tegen het bouwplan. De locatie waar de kas het grootste deel van de tijd 'geparkeerd' staat - en zodoende wordt gezien als de permanente locatie - sluit goed aan bij het bestaande cluster van bebouwing op het perceel. Hoewel zichtbaar vanuit de omgeving en vanaf de Duitsekampweg, heeft de kas nauwelijks invloed op het straatbeeld vanwege de relatief grote afstand tot de Duitsekampweg (ca. 100 meter), laat staan een negatief effect. De vormgeving van de kas is neutraal en transparant en daarmee passend binnen een agrarische bestemming. Daarnaast staan er op het terrein en in het bouwvlak al meerdere met vergunning gerealiseerde kassen.'

In de 'Inleiding' van de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan is beschreven dat in dit actualiserende bestemmingsplan ook enkele ontwikkelingen zijn meegenomen. Namelijk daar waar vergunningen voor zijn verleend. Daar staat de vergunning voor Duitsekampweg 60 ook genoemd.

Zoals gezegd is er aan de Duitsekampweg 60 sprake van een bestaand agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwblok en een reeds geldende agrarische bestemming. Er is daarmee geen sprake van een nieuw bedrijf. Ook is de 'uitbreiding ' van het bouwvlak en te bebouwen oppervlak beperkt en mede ingegeven door een reeds verleende omgevingsvergunning en het 'verplaatsen' van 'overgangsrechtelijke' oppervlakte aan inmiddels gesloopte kassen buiten het bouwvlak. Er is daarmee geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Laat staan dat dit dan in strijd zou zijn met de landelijke of provinciale 'ladder voor duurzame ontwikkeling'. Zelfs als dat wel zo zou zijn, dan is het duidelijk dat hier sprake is van een behoefte die plaatsvindt in stedelijk gebied. Deze kassen kunnen niet op een andere locatie in de gemeente en in een andere bestemming worden gerealiseerd. Dit omdat deze alleen nodig zijn ten behoeve van het aldaar gelegen agrarische bedrijf. Verder is de gekozen locatie van de verrijdbare (tunnel)kassen en dus de uitbreiding van het bouwvlak de meest logische locatie op het terrein. Aan de west en noordzijde van de agrarische bedrijfsbebouwing en bouwvlak is dit niet mogelijk vanwege het ontbreken van eigendom en de aanwezige bomen en wegen. Aan de zuidzijde van de bestaande bouwvlak en bebouwing is dit niet gewenst omdat dan de bebouwing wel erg langgerekt wordt. Aan de noordoostzijde is dit minder gewenst omdat de bebouwing dan nabij de weg komt te liggen en meer in het zicht. Ook komt de bebouwing dan dichter bij de woningen aan de Duitsekampweg. Aan de zuidoostzijde is dit het meest logisch. Dat is naast de bestaande grote loodsen en ten zuiden van bestaande kassen. Ook staan de verrijdbare kassen dan nabij de bestaande bebouwing en ontstaat ongeveer een rechthoekig bouwvlak. Het plaatsen van de verrijdbare kassen op afstand van de bestaande bebouwing is niet gewenst omdat dan twee bouwvlakken ontstaan en er bebouwing ontstaat op het agrarische gebied.

Zoals gezegd is het bouwvlak iets vergroot aan de zuidoostzijde, ter plaatse van de te realiseren verrijdbare (tunnel)kassen. Daar staat tegenover dat de recent gesloopte oude kassen buiten het bouwvlak geen bouwvlak hebben gekregen en dat het bouwvlak nabij de bedrijfswoning op nummer 58 is verkleind. In het vorige bestemmingsplan was niet bepaald waar de bedrijfswoning moest liggen in het bouwvlak. Daarmee kon ter plaatse waar de bedrijfswoning staat ook bedrijfsgebouwen gebouwd worden. Nu is de locatie waar de bedrijfswoning toegestaan is specifiek vastgelegd. Tegelijkertijd is het bouwvlak redelijk strak om de bestaande woning gelegd en is het bouwvlak weggehaald van de tuin rond de bedrijfswoning. Daarmee is de uitbreiding van het bouwvlak relatief beperkt. Daarnaast mag het bouwvlak niet geheel worden volgebouwd.

Het provinciale beleid (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) verzetten zich niet tegen deze relatieve kleine toename van het agrarische bouwvlak / oppervlak. Het betreft hier geen glastuinbouwbedrijf maar een agrarisch bedrijf die ondergeschikt enkele kassen (nodig) heeft ten dienste van dat agrarische bedrijf. De kas (glastuinbouw) is niet de (hoofd)functie van het bedrijf. Ook is het bestemmingsplan op dit punt niet in strijd met het Regionaal Plan 2005-2020 (voor zoverre dat nog bestaat) of de Ruimtelijke Visie 2025.

Milieuzonering / geluid

Ad. 13. Verwezen wordt naar hetgeen bij Ad. 9 tot en met Ad. 12. is beschreven. Zoals daar is beschreven is in het bestemmingsplan ter plaatse van de oude schuur nabij het perceel van reclamant opgenomen dat in de daar op basis van het overgangsrecht al tientallen jaren bestaande en toegestane schuur, nu alleen opslag ten behoeve van het agrarische bedrijf is toegestaan. Daarmee is er geen sprake van een (nieuwe) milieuzonering of onacceptabel geluid. De afstand van de nieuwe kassen tot aan het perceel van reclamant is ruim 110 meter. Dit is een grote afstand voor eventuele hinder.

Natuurwaarden

Ad. 14. Verwezen wordt naar hetgeen bij Ad. 9 tot en met Ad. 12. is beschreven. Onderzoek naar natuurwaarden is mede daarom niet nodig bij dit actualiserende plan. Er zijn geen (significante) aantastingen te verwachten door het bestemmingsplan en het feitelijk aanwezige bedrijf. Ter plaatse van de verrijdkassen en dus de uitbreiding van het bouwvlak ter plaatse is grasland wat zeer frequent wordt gemaaid omdat het gras gebruikt wordt voor graszoden voor grasvelden. De beperkte uitbreiding van het bouwvlak (qua locatie) vindt plaats aan de zijde die niet grens aan het natuurgebied, maar meer richting het woongebied (bebouwde gebied). Dit is dus achter de bestaande loodsen van circa 45 bij 45 meter. Dit is dus op ruime afstand van het Natura 2000-gebied. Daar komt ook nog dat er weer ergens anders een deel van het bouwvlak is weggehaald en het bouwvlak niet geheel volgebouwd kan en mag worden. Er is daarmee geen sprake van effecten, laat staan significante effecten op het Natura 2000-gebied. Ter vergelijking kan worden vermeld dat bijvoorbeeld bij Ede aan de oostzijde de oude kazerneterreinen worden volgebouwd met duizenden woningen tot direct aan het bos en het Natura 2000-gebied, zonder dat dit (significante) effecten heeft op het daar aangrenzende Natura 2000-gebied. Dit terrein De vergelijking met de voor Pro Persona uitgevoerde onderzoeken voor het bestemmingsplan uit 2007 gaan niet op. Destijds was dat gedaan voor het theoretisch volbouwen van Pro Persona tegen het Natura 2000-gebied aan. Uit dat onderzoek bleek overigens dat er niets aan de hand was (geen gevolgen/effecten op het daar nabij gelegen Natura 2000-gebied).

Planvoorschriften

Agrarisch bedrijf, planvoorschrift 1.12

Ad. 15. tot en met Ad. 18. Verwezen wordt naar hetgeen bij Ad. 9 tot en met Ad. 12. is beschreven. In dit artikel is aangegeven dat een zelfstandig glastuinbouwbedrijf niet is toegestaan, maar wel enkele kassen voor een niet glastuinbouwbedrijf wel. Dit is conform de feitelijke situatie. Ter plaatse van Duitsekampweg staan al tientallen jaren met vergunning gerealiseerde kassen, maar ter plaatse in geen glastuinbouwbedrijf gevestigd. Overigens is in het bestemmingsplan 'Wolfheze 2007' aangegeven dat in principe geen kassen zijn toegestaan, is deze regeling vreemd omdat er ter plaatse kassen aanwezig zijn, met vergunning. Dus het absoluut verbieden van kassen is niet toegestaan. Dus in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan was de ontwerpregeling dus al strikter (geen glastuinbouw toegestaan, maar wel beperkt en ondergeschikte kassen ten dienste van het agrarisch bedrijf).

Wel zijn we met reclamant eens dat de in artikel 1.12 tussen haakjes opgenomen regeling wat interpretatieruimte biedt. Een zelfstandig glastuinbouwbedrijf willen wij ook niet ter plaatse, maar ter plaatse zijn al vergunde kassen aanwezig. Om te voorkomen dat de bebouwing in het bouwvlak toch langzamerhand omgezet zou kunnen worden in alleen kassen wordt het volgende gewijzigd.

De tekst in artikel 1.2. wordt als volgt gewijzigd :

  • in de regels is het begrip 'agrarisch bedrijf' aangepast. In dat begrip stond dat hieronder niet werd verstaan: 'glastuinbouw (een enkele kas en/of tunnelkas ten behoeve van het agrarische bedrijf is wel toegestaan, maar grootschalige kassen niet)' Het deel tussen haakjes is nu weggehaald. Dit was niet duidelijk genoeg. Ook bood dit ruimte om bij andere agrarische bedrijven zoals die aan de Duitsekampweg 25 enkele kassen te realiseren. Dat was niet gewenst.

Tegelijkertijd is nu een regel opgenomen waarmee een maximum oppervlakte aan kassen in het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch' wordt toegestaan, te weten:

  • In de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch' is opgenomen dat binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch' maximaal iets minder dan de helft van het maximaal te bebouwen oppervlak mag bestaan uit (tunnel)kassen ten dienste van agrarische bedrijf (niet zijnde een glastuinbouwbedrijf) met een maximum van 2.000 m².

Verder is nog eens kritisch gekeken naar het maximale te bebouwen oppervlakte in het bouwvlak van de Agrarische bestemming. Daaruit bleek dat er nog ruimte was om dit oppervlakte wat te verlagen. Ook is nog een kritisch gekeken naar het nieuwe bouwvlak. Daaruit is geconcludeerd dat er nog ruimte is om het bouwvlak iets te verkleinen (naast de locatie van de vergunde en verrijdbare kassen):

  • het agrarisch bouwvlak van Duitsekampweg 60 is iets verkleind op de verbeelding. Aan de zuidwestzijde is een strook van 10 meter breed bij circa 68 meter diep weggehaald. Verder is het maximaal te bebouwen oppervlak van dat bouwvlak verlaagd van 6.000 m² naar maximaal 5.600 m².

Uitsluiten van genetische modificatie/veredeling, zoals reclamant vraagt, is (in een bestemmingsplan) niet mogelijk en wenselijk. Want aan een soort van plantenveredeling/modificatie doet bijna elk agrarisch (akkerbouw)bedrijf (al is het alleen maar door het kopen van zaden). Dat is niet in een goede regeling vast te leggen en is ook niet gewenst.

conclusie:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen:

Duitsekampweg 60

  • het agrarisch bouwvlak van Duitsekampweg 60 is iets verkleind op de verbeelding. Aan de zuidwestzijde is een strook van 10 meter breed bij circa 68 meter diep weggehaald. Verder is het maximaal te bebouwen oppervlak van dat bouwvlak verlaagd van 6.000 m² naar maximaal 5.600 m².
  • In de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch' is opgenomen dat binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch' maximaal iets minder dan de helft van het maximaal te bebouwen oppervlak mag bestaan uit (tunnel)kassen ten dienste van agrarische bedrijf (niet zijnde een glastuinbouwbedrijf) met een maximum van 2.000 m².
  • in de regels is het begrip 'agrarisch bedrijf' aangepast. In dat begrip stond dat hieronder niet werd verstaan: 'glastuinbouw (een enkele kas en/of tunnelkas ten behoeve van het agrarische bedrijf is wel toegestaan, maar grootschalige kassen niet)' Het deel tussen haakjes is nu weggehaald. Dit was niet duidelijk genoeg.

Duitsekampweg 40

  • het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' is aangepast. In die zin dat het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan verkleind is van 12 meter bij 15 meter naar 11 bij 14 meter. Daar staat tegenover dat de huidige aanbouw (de voormalige garage met verdieping) nu in het bouwvlak is gelegd met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5,5 meter. Daarmee is het bouwvlak per saldo iets toegenomen en de hoeveelheid (bij)gebouwen buiten het bouwvlak verkleind.

6.3 Wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen

Naar aanleiding van zienswijze 2 is het volgende gewijzigd:

  • De ligging van de gastransportleiding is conform de opmerkingen van de Gasunie aangepast en op de juist locatie neergelegd.
  • In de begripsomschrijving van artikel 'Leiding - Gas' (artikel 22.1) is een regeling op genomen die lijkt op de voorgestelde voorrangsbepaling.
  • De artikelen 22.5.1 en 22.5.2 zijn als volgt aangepast:

22.5.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (gesloten) verhardingen en het aanleggen van wegen en paden;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanleggen vergraven, verruimen, dempen of wijzigen van watergangen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ophogen en afgraven, egaliseren, mengen, woelen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

22.5.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en /of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. werken en/of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • e. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud.

Naar aanleiding van zienswijze 3 is het volgende gewijzigd:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen:

  • het gasdrukmeet-en regelstation van Liander Infra B.V. op het terrein van Pro Persona heeft de aanduiding 'nutsvoorziening' gekregen;
  • op de verbeelding is 10 meter rondom het gasdrukmeet- en regelstation de 'veiligheidszone - bedrijven' opgenomen;
  • in de regels is in hoofdstuk 3 het artikel 28 (algemene aanduidingsregels) met daarin de onderstaande veiligheidszone toegevoegd:

28   veiligheidszone - bedrijven

28.2.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gasdrukmeet- en regelstation door middel van een veiligheidszone om te voorkomen dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden.

28.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mag op deze gronden:

  • f. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • g. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor kwetsbare objecten worden gebouwd.

28.2.3 specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen zijn op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan.

Naar aanleiding van zienswijze 4 is het volgende aangepast:

Duitsekampweg 60

  • het agrarisch bouwvlak van Duitsekampweg 60 is iets verkleind op de verbeelding. Aan de zuidwestzijde is een strook van 10 meter breed bij circa 68 meter diep weggehaald. Verder is het maximaal te bebouwen oppervlak van dat bouwvlak verlaagd van 6.000 m² naar maximaal 5.600 m².
  • In de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch' is opgenomen dat binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch' maximaal iets minder dan de helft van het maximaal te bebouwen oppervlak mag bestaan uit (tunnel)kassen ten dienste van agrarische bedrijf (niet zijnde een glastuinbouwbedrijf) met een maximum van 2.000 m².
  • in de regels is het begrip 'agrarisch bedrijf' aangepast. In dat begrip stond dat hieronder niet werd verstaan: 'glastuinbouw (een enkele kas en/of tunnelkas ten behoeve van het agrarische bedrijf is wel toegestaan, maar grootschalige kassen niet)' Het deel tussen haakjes is nu weggehaald. Dit was niet duidelijk genoeg.

Duitsekampweg 40

  • het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' is aangepast. In die zin dat het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan verkleind is van 12 meter bij 15 meter naar 11 bij 14 meter. Daar staat tegenover dat de huidige aanbouw (de voormalige garage met verdieping) nu in het bouwvlak is gelegd met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5,5 meter. Daarmee is het bouwvlak per saldo iets toegenomen en de hoeveelheid (bij)gebouwen buiten het bouwvlak verkleind.

6.4 Ambtshalve wijzigingen

De volgende ambtshalve wijzigingen zijn doorgevoerd:

Verbeelding

  • geconstateerd is dat in het bouwvlak met de aanduiding 'museum' in de bestemming 'Recreatie - Verblijf 1' van Chaletpark Lindenhof de aanduiding van de maximale goothoogte en bouwhoogte ontbrak. Dit is nu alsnog opgenomen.
  • geconstateerd is dat in het bouwvlak met de aanduiding 'museum' in de bestemming 'Recreatie - Verblijf 1' van Chaletpark Lindenhof ook een caravanstalling aanwezig is (en toegestaan was in het vorige bestemmingsplan). Daarom is ook hier de aanduiding 'caravanstalling' opgenomen.
  • geconstateerd is dat op de percelen Wolfhezerweg 75 en 63 de aanduiding 'centrum' ontbrak in de woonbestemming. Deze aanduiding is hier nu alsnog, in overleg met de eigenaren, opgenomen. Deze percelen hadden in het vorige bestemmingsplan een centrumbestemming. In het nieuwe bestemmingsplan is gekozen voor een bestemming die past bij het hoofdgebruik van het pand. Dus als een pand in gebruik is (en ingericht is) als een woning is krijgt het een woonbestemming. Is het een winkel of horeca dan krijgt het een centrumbestemming. Wel hebben we vervolgens bij die panden die in gebruik zijn als woning, maar in het vorige bestemmingsplan een centrumbestemming hadden, de aanduiding 'centrum' gegeven. Op basis van de aanduiding 'centrum' zijn ter plaatse de oude centrumfuncties toegestaan. Dus in feite verandert er eigenlijk nagenoeg niets qua toegestane functie ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Wat echter niet meer gewenst is, is dat ook op de verdiepingen andere dan een woonfunctie zijn toegestaan. Dus geen hinderlijke en niet binnen een woonomgeving passende centrumfuncties. Deze functies zijn nergens in de gemeente toegestaan (ook niet binnen de centrumbestemmingen in de andere dorpen). Echter, niet hinderlijke functies, zoals expositieruimte en vergaderruimte zijn, mede op verzoek van de eigenaar van Wolfhezerweg 63, wel toegestaan op de verdieping binnen de aanduiding 'centrum' en daarom alsnog toegevoegd binnen regels van de aanduiding 'centrum'.
  • geconstateerd is dat op het perceel aan de Heelsumseweg 2a slechts de aanduiding 'bedrijf' was opgenomen en niet de aanduiding 'centrum'. Hier is een fietsenwinkel en werkplaats gevestigd. Zie ook de hiervoor genoemde aanpassing. Ter plaatse is nu, in overleg met en op verzoek van de eigenaar, de aanduiding 'centrum' opgenomen. Dit sluit ook beter aan bij de vorige bestemming van het pand. De aanduiding 'bedrijf' is hier dus weggehaald. Daardoor is deze aanduiding ook weggehaald uit de regels van de bestemming 'Wonen').
  • in overleg met de eigenaar van Wolfhezerweg 75 is hier ook de aanduiding 'bed & breakfast' opgenomen.
  • in het pand Wolfhezerweg 94 was tot korte tijd geleden een kantoor gevestigd op de begane grond. Op de verdiepingen wordt gewoond. Het pand heeft een uitstraling/vorm van een woning. Het kantoor heeft de huur opgezegd. Vervolgens heeft de eigenaar de afgelopen maanden geprobeerd het pand weer te verhuren. Dit is niet gelukt. Er blijkt hier geen behoefte meer aan te zijn. Vervolgens zijn plannen gemaakt om op de begane grond te wonen. Dit was ambtelijk bekend bij de gemeente. Echter, na het indienen van de bouwaanvraag hiervoor, blijkt dat het wonen op de begane grond niet toegestaan is in het ontwerpbestemmingsplan. In het ontwerpbestemmingsplan heeft het pand de bestemming 'Centrum - 1'. In deze bestemming zijn centrumfuncties toegestaan op de begane grond en wonen alleen op de verdieping. In het vorige bestemmingsplan was ook wonen op de begane grond toegestaan. Op verzoek van en in overleg met de eigenaar van het pand is nu wonen weer mogelijk gemaakt op de begane grond van Wolfhezerweg 94 door het opnemen van de aanduiding 'wonen' in de bestemming 'Centrum - 1'.
  • na overleg met Pro Persona is geconstateerd dat Pro Persona recent kleine stukken grond (circa 75 m² en circa 30 m²) bij en achter enkele woningen aan de Heelsumseweg als tuin heeft verkocht aan deze bewoners. Deze gronden hebben nu de bestemming "Wonen' gekregen. Het gaat dan om gronden bij Heelsumseweg 49 en 55.
  • geconstateerd is dat het bouwvlak en te bebouwen oppervlakte van Het Schild niet geheel in overeenstemming is met hun wensen voor nieuwbouw. Dat was wel de bedoeling in het ontwerpplan. Daarom het te bebouwen oppervlak iets verhoogd en is het bouwvlak iets aangepast, in die zin dat aan de west en zuiden een deel daarvan is weggehaald en dat dit aan de noordzijde is toegevoegd.
  • bij de verbreding van de A50 is de voormalige parkeerhaven /rustplaats van de A50 nabij Wolfheze vervallen. De noordelijke helling van die rustplaats is daarbij teruggegeven aan de natuur. Die noordelijke strook heeft nu van een verkeersbestemming alsnog een natuurbestemming gekregen.
  • ondanks dat in de bestemming 'Verkeer' al standaard bruggen en ecoducten zijn toegestaan is het bestaande ecoduct over de A50 toch ook met een aan aanduiding aangegeven. Dit om duidelijker aan te geven dat hier een ecoduct/brug aanwezig is.

Regels

  • in de regels van artikel 21.1 (Wonen) stond dat bij de aanduiding 'centrum' geen 'levensbeschouwelijke voorzieningen' waren toegestaan in de toegestane maatschappelijke functie. Deze beperking is weggehaald, want niet nodig om dit niet toe toestaan en al reeds toegestaan in het vorige bestemmingsplan uit 2007 (toen bestemming Centrum). Daarnaast vinden in één van de panden met deze aanduiding al levensbeschouwelijke bijeenkomsten plaats. In overleg met de eigenaar van dat perceel is die beperking weggehaald.
  • in de regels van de aanduiding 'centrum' binnen de bestemming 'Wonen' is toegevoegd, mede op verzoek van de eigenaar van Wolfhezerweg 63, dat niet hinderlijke functies, zoals expositieruimte en vergaderruimte zijn, wel toegestaan zijn op de verdieping binnen de aanduiding 'centrum'.
  • geconstateerd is (samen met het Chaletpark) dat in de regels van de bestemming 'Recreatie-Verblijf 1' van Chaletpark Lindenhof een tegenstrijdigheid stond. Opgenomen was dat een stacaravan (net als in het vorige bestemmingsplan) een oppervlakte van maximaal 50 m² mag hebben. Echter, per abuis stond in de in de regels van het begrip 'stacaravan' (artikel 1) opgenomen dat een stacaravan een maximale oppervlakte mag hebben van 35 m². Deze tegenstrijdigheid is nu weggehaald. Dat wil zeggen dat de maximale oppervlaktemaat van een stacaravan is weggehaald uit het begrip 'stacaravan'. In overleg met Chaletpark Lindenhof is geconstateerd dat vele stacaravans, met vergunning een hogere bouwhoogte hebben dan de volgens het bestemmingsplan toegestane 3 meter. Daarnaast mogen bijgebouwen bij een stacaravan al 3,5 meter hoog zijn (dus hoger dan een stacaravan). Daarom is in overleg besloten om de maximale bouwhoogte van een stacaravan te verhogen naar maximaal 4,5 meter waarbij nu ook een maximale goothoogte wordt bepaald en vastgelegd op maximaal 3,5 meter. Dit om te voorkomen dat de stacaravans als geheel hoger (kunnen) worden en ook om aan te sluiten bij de systematiek van de ter plaatse ook toegestane chalets.
  • het begrip 'agrarisch bedrijf' is iets aangepast (en ook dat begrip bij de bestemmingsomschrijving in de bestemming 'Agrarisch'), in die zin dat duidelijker is aangegeven dat diverse bedrijven in het houden van dieren niet zijn toegestaan. Dergelijke bedrijven in het houden van die dieren zijn nu hier niet aanwezig zijn en deze vanuit de ligging nabij woningen en/of het Natura 2000-gebied niet gewenst zijn op deze agrarische bedrijven. Daarnaast is dit ook zo opgenomen, bijvoorbeeld voor het verbod op geitenhouderijen, mede naar aanleiding van het op 30 augustus 2017 in werking getreden voorbereidingsbesluit van de provincie Gelderland over geitenhouderijen.
  • begin Juli 2017 (vlak voor terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfheze 2017') is een omgevingsvergunning ingediend namens Pro Rail om een traverse (loopbrug met voorziening voor mindervaliden, te weten liften) te realiseren op station Wolfheze om van het ene perron naar andere perron te gaan. Dit plan past niet in het oude bestemmingsplan maar ook niet (geheel) in het nieuwe bestemmingsplan. Dit vanwege de hoogte van de te bouwen liften (dit is namelijk een gebouw). Om dit mogelijk te maken zou dus een bestemmingsplanwijziging nodig zijn. Dit achten wij zonde van tijd en geld. Daarom is gezocht naar een mogelijkheid om deze liften alsnog mogelijk te maken in het nu voorliggende vast te stellen bestemmingsplan. Omdat nu nog niet geheel zeker is of de voorziening er komt (gemeente en Pro Rail zijn nog in overleg) en er nog over gecommuniceerd moet worden met omwonenden is besloten dit niet rechtstreeks mogelijk te maken in het voorliggende bestemmingsplan, maar wel via een afwijking van het bestemmingsplan. Daarom is een afwijking opgenomen in de regels van de bestemming 'Verkeer - Spoorverkeer' waarmee de hoogte van een gebouw kan worden verhoogd, maar wel pas na verlening van die afwijking.

Met een addendum (van 12 oktober 2017) aan de gemeenteraad zijn nog een aantal kleine wijzigingen in de regels doorgevoerd. Het addendum is opgenomen bij (en na) het vaststellingsbesluit.

Toelichting

Naar aan leiding van het vorenstaande is de toelichting op enkele punten aangevuld / verduidelijkt.