direct naar inhoud van Regels
Plan: Wolfheze 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02 van de gemeente Renkum.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0274.bp0188wh-va02.

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf, dat in of bij een woning, door een bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten, dat wil zeggen het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen, en/of leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet (zoals de Wet milieubeheer dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen), en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Dit zijn in ieder geval de volgende bedrijven: fotograaf, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, pottenbakker, (muziek)instrumentenmaker, kaarsenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse/hardwarebouw), traiteur, zadelmaker, koerierdienst, prothesemaker, glazenwasser, reisorganisatie (kleinschalig), reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek, radio's, tv's, horloges etc.) en een webwinkel (met zeer beperkte en ondergeschikte opslag ter plaatse). Detailhandel is bij een aan-huis-verbonden bedrijf niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen), en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, maatschappelijk, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep. Dit zijn in ieder geval de volgende beroepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, therapeut, tandarts, verloskundigenpraktijk, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlening, logopedie en een internetbedrijf in het bouwen van websites en of het ontwerpen / bouwen /analyse van softwareapplicaties. Ook wordt hieronder verstaan een kapper, schoonheidssalon, hondentrimsalon, pedicure en kinderopvang (alleen in de vorm van 'gastouder') en het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede (detail)handel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis. Detailhandel is bij een aan-huis-verbonden beroep niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.6 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 aanverwantschap:

aanverwantschap ontstaat door een huwelijk of geregistreerd partnerschap het gaat hierbij om de relatie tussen een persoon en de familie van zijn/haar echtgenoot of geregistreerde partner. De graad van aanverwantschap is gelijk aan de graad van bloedverwantschap van de echtgenoot of de geregistreerde partner. 1e graad aanverwantschap zijn de ouder(s) en kind(eren) van uw partner. 2e graad aanverwantschap zijn de grootouder(s), kleinkind(eren) en broer(s) en zussen) van uw partner.

1.10 afhankelijke woonruimte:

een aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw bij een woning op 1 bouwperceel, waarin (een gedeelte van) de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.11 afwijking/afwijken:

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (dan wel de opvolger van deze wet).

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (zoals grasland en agrarische gewassen (akkerbouw) zoals aardappels, bieten, mais, graan,gras e.d.) en/of het houden van dieren (niet zijnde geitenhouderijen, varkenshouderijen en -fokkerijen), waaronder mede wordt verstaan qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals paardenfokkerij, hengstenhouderij, paardenmelkerij en productiegerichte paardenhouderij (inclusief opfokstal). Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: aquacultuur, bollenteelt, fruitteelt, (intensieve) kwekerij, glastuinbouw, intensieve veehouderij, geitenhouderijen, varkenshouderijen en -fokkerijen, gebruiksgerichte paardenhouderij (waarbij het weiden van de paarden van een gebruiksgerichte paardenhouderij overigens wel is toegestaan), manege (waarbij het weiden van de paarden van een manege overigens wel is toegestaan), sierteelt, viskwekerij, bomenteelt/boomkwekerij en bomenteelt/boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen, en derhalve een hindercirkel geldt, noodzakelijk is.

1.13 agrarisch gebruik:

een grondgebonden gebruik door een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (zoals grasland en agrarische gewassen (akkerbouw) zoals aardappels, bieten, mais, graan, gras e.d.) en/of het houden van dieren. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: aquacultuur, bollenteelt, fruitteelt, (intensieve) kwekerij, glastuinbouw, intensieve veehouderij, gebruiksgerichte paardenhouderij (waarbij het weiden van de paarden van een gebruiksgerichte paardenhouderij overigens wel is toegestaan), manege (waarbij het weiden van de paarden van een manege overigens wel is toegestaan), sierteelt en viskwekerij, bomenteelt/boomkwekerij en bomenteelt/boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen, en derhalve een hindercirkel geldt, noodzakelijk is.

1.14 agrarisch medegebruik:

een binnen de natuurbestemming toegestaan agrarisch medegebruik in de vorm van extensief beheerd grasland en/of het extensief begrazen van het gebied, waarbij de instandhouding en versterking van omliggende en ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden voorop staat.

1.15 andere werken:

werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.16 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden (archeologische relicten).

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage:

een in de regels en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd tenzij in de regels anders is bepaald.

1.19 bed & breakfast:

het door de bewoner(s) van de bijbehorende woning bieden van een veelal kortdurend recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in een deel van de woning of bijbehorend bijgebouw. Bed & breakfast is toegestaan in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen, waarbij minimaal 60% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen de woonfunctie dient te behouden (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen).

1.20 bedrijf:

een inrichting / instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan-huis-verbonden beroepen en een garagebedrijf worden hieronder niet begrepen, aan-huis-verbonden bedrijven wel. Detailhandel is bij een bedrijf niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.21 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte (bruto):

de totale vloeroppervlakte van het (de) gebouw(en) / de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.23 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van het beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.24 begane grond:

de eerste bouwlaag (niet zijnde een kelder, souterrain/onderbouw of bij aflopend hoogteverschil in het terrein ter plaatse de daaronder gelegen volledige bouwlaag), dat wil zeggen de bouwlaag ter plaatse van de hoofdtoegang).

1.25 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de opvolger van dit besluit.

1.26 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.27 bestaande ammoniakemissie

de emissie van ammoniak, uitgedrukt in kg NH3 per jaar; behorende bij het ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan vergunde dan wel het gemelde aantal en soort dieren.

1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 bijgebouw:

een (niet voor bewoning bestemd) op zichzelf staand, dat wil zeggen van buiten bereikbaar via een eigen ingang, aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, dat niet in directe verbinding staat, via een deur of andere open verbinding, met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.31 bloedverwantschap:

bloedverwantschap geeft aan wanneer mensen familie van elkaar zijn. Mensen zijn bloedverwanten als de één een afstammeling is van de ander en zij samen minstens één gemeenschappelijke stamouder hebben. De mate van bloedverwantschap wordt uitgedrukt in graden. Bepalend daarvoor is het aantal geboorten dat nodig is voor het ontstaan van bloedverwantschap tussen twee mensen. 1e graad bloedverwanten zijn de ouder(s) en de kinderen. 2e graad bloedverwanten zijn de grootouders, de kleinkind(eren) en de broer(s) en zus(sen).

1.32 boomkwekerij:

een bedrijf gericht op het telen, kwekerij en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, niet zijnde een tuincentrum.

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.34 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.35 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, waarbinnen de vloerhoogte maximaal 1.20 meter varieert, is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van souterrain/onderbouw, zolder of vliering.

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.39 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een overig bouwwerk, carport of een overkapping.

1.40 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 carport:

een overkapping bedoeld als staanplaats, stalling voor 1 of meerdere auto's of andere motorvoertuigen.

1.42 coffeeshop:

een gelegenheid waar handel is en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt.

1.43 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat gebied (waaronder de ontstaansgeschiedenis van het dorp) of bouwwerk, zoals dat in uitdrukking komt in de beplanting, het beplantingspatroon, slotenpatroon of de architectuur. Onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten.

1.44 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping.

1.45 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, bedoeld om de lichtinval te verbeteren en/of het woonoppervlak te vergroten, aangebracht op het hellende dakvlak en minimaal aan de onder- en bovenzijde omgeven door het betreffende dakvlak. Dakvergrotingen die in de goot staan, of zelfs daaronder, of die boven de nok uitsteken zijn dus géén dakkapellen.

1.46 dakopbouw:

een dakvergroting/-verhoging, niet zijnde een dakkapel, die of in de goot staat of zelfs daaronder en/of die boven de nok uitsteekt (doortrekken van de nok). Door de dakopbouw verandert het silhouet van het 'oorspronkelijke' dak.

1.47 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in automobielen, motorfietsen en dergelijke, boten, caravans, bouwmaterialen (bouwmarkten), grove bouwmaterialen c.q. bouwstoffen, land- en tuinbouwmachines, machinerieën ten behoeve van bedrijven, meubelen, keukens, sanitair, tapijten, tegelhandel en daarmee naar aard en activiteit gelijk te stellen bedrijven.

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt begrepen een winkel.

1.49 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's, bijkantoren van banken (waaronder geldautomaten) en van sociaal culturele instellingen, makelaarskantoor, assurantiekantoor, postagentschappen, telefoondiensten, internetdiensten, internetcafé's, snelfotoshops, ontwikkelshops, copyshops, videotheken, autorijscholen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen. Een garagebedrijf en een seksinrichting vallen hier niet onder.

1.50 erf- of terreinafscheiding:

een gebouwde voorziening van enig materiaal bedoeld om een perceel of erf, of een deel daarvan af te scheiden, zoals een (tuin)muur en een (tuin)hek. Een erf- of terreinafscheiding hoeft dus in principe niet alleen geplaatst te zijn op een perceelsgrens om als zodanig te worden opgevat. Is een afscheiding bijvoorbeeld geplaatst in het midden van een tuin dan wordt deze ook beschouwd als een erf- of terreinafscheiding. Onder een erf- of terreinafscheiding wordt verder ook verstaan een rasterwerk waarlangs beplanting groeit. Een gegroeide haagbeuk wordt daarentegen niet beschouwd als een gebouwde erf- of terreinafscheiding.

1.51 erkend archeoloog:

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen (archeologische deskundige).

1.52 evenement:

een één- of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een herdenkingsplechtigheid, braderie, feest, concert, theater, (muziek) voorstelling, show, bioscoopvoorstelling, bijeenkomst, tentoonstelling, (week)markt, thematische markt, snuffelmarkt, (sport)manifestaties of optocht, niet zijnde een betoging. Dit is inclusief en ten dienste van het evenement benodigde, horeca, sanitaire voorzieningen, muziek en detailhandel. Binnen evenementen wordt onderscheid gemaakt in een 'groot evenement' en een 'klein evenement'; voor de uitleg hiervan zie de betreffende begrippen.

1.53 extensieve recreatie:

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, paardrijden, fietsen, vissen en roeien, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.54 fysieke veiligheid:

de veiligheid (onder andere zelfredzaamheid en ramp-/incidentbestrijding en beheersing) voor zover deze afhankelijk is van fysieke factoren die aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van branden, ongevallen en rampen.

1.55 garage(bedrijf):

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. Ondergeschikte verkoop, waaronder uitstallen ter verkoop op eigen terrein van hoofdzakelijk occasions / 2e hands auto's en motorvoertuigen is hierbij toegestaan.

1.56 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.57 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, in gebruik geven en het laten gebruiken.

1.58 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het rijden c.q. mennen met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner.

1.59 geohydrologisch onderzoek (kennis over de bodemopbouw):

onderzoek naar grondwater en de bodemstructuur / aanwezige grondsoorten ter plaatse en 2 meter dieper dan het bouwplan en de bijbehorende werkzaamheden in de bodem reiken waarbij onderzocht dient te worden of er leemlagen/kleischotten in de bodem aanwezig zijn. Van belang is dat de bouw niet tot doorbreking of aantasting van leemlagen/kleischotten (hoe dun deze lagen eventueel ook zijn) zal leiden. Doorbreking of aantasting van deze leemlagen/kleischotten leidt namelijk tot het veranderen van de (schijn)grondwaterstand en grondwaterstromen waardoor grondwater niet meer naar de beken zal gaan maar dieper in de bodem zal infiltreren. Dit ondermijnt de ecologische kwaliteit van de beken.

1.60 gronddepot:

een (opslag)terrein, voor bijvoorbeeld de gemeente of nutsbedrijven, waar (al dan niet tijdelijk) grond, straatmeubilair, elementenverhardingen, stenen, hout, kabels en leidingen en dergelijke wordt opgeslagen voor hoofdzakelijk hergebruik evenals het stallen van daarvoor benodigde machines en containers. Een afval-inzameldepot en een milieupark vallen hier niet onder.

1.61 groot evenement:

meerdaagse evenementen met een maximum van acht per kalenderjaar, waarvan maximaal tweemaal per kalenderjaar een kermis of circus, en met een maximum van negen aaneengesloten dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

1.62 helihaven:

een terrein dat permanent is ingericht en uitgerust en geschikt is om te worden gebruikt door hefschroefvliegtuigen, dan wel een platform, dat is aangelegd op een bouwwerk, constructie of vaartuig en dat permanent is ingericht en uitgerust om te worden gebruikt door hefschroefvliegtuigen.

1.63 hobbymatig houden van dieren:

het houden van een beperkt aantal dieren voor hobbymatig gebruik, zonder winstoogmerk.

1.64 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.65 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben.

1.66 horeca / horecabedrijf:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een (eet)café, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, restaurant, bistro, grillroom, afhaalzaak dan wel een combinatie van dergelijke bedrijven, het verstrekken van logies (zoals een hotel, bed & breakfast, shortstay, appartementenhotel), het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie (o.a. feestzaal, bruiloften en (kunst)exposities), vergader- en congresaccomodaties en conferentieoorden. Alles eventueel in combinatie met bijbehorende sport- en recreatieve voorzieningen / activiteiten en één en ander al dan niet in combinatie van een vermaaksfunctie (niet zijnde een automatenhal/amusementshal/gokhal) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca wordt niet verstaan coffeeshops, discotheken, partyboerderijen en dergelijke.

1.67 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.68 hoveniersbedrijf:

een bedrijf gericht op het verlenen van diensten op het gebied van groenvoorzieningen en op de aanleg en onderhouden van tuinen en parken, met inbegrip van het opkuilen van planten en boomkwekerij, en met uitzondering van boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen noodzakelijk is, en derhalve een (milieu)hindercirkel geldt.

1.69 kamerbewoning / kamerverhuur:

het bewonen (bijvoorbeeld via (ver)huur) van één of meer ruimtes binnen een woning, waarbij de bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree, keuken, woonkamer en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken met andere bewoners van dezelfde woning.

1.70 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan. Een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben.

1.71 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bank- en/of verzekeringswezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek/afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hieronder vallen ook congres- en vergaderaccommodaties. Detailhandel is niet toegestaan.

1.72 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.73 keermuur:

een walmuur ter vermijding van de overstort van grond of zand en dergelijke, en/of ter voorkoming van wateroverlast.

1.74 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, voor personen toegankelijk, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat geheel onder peil is gelegen (en meestal gelegen onder de begane grond).

1.75 klein evenement:

een ééndaags evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder niet begrepen, dat geen of slechts in zeer ondergeschikte mate een commerciële doelstelling heeft.

1.76 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de opvolger van dit besluit.

1.77 landschapswaarde(n):

de aan een gebied toegekende waarde(n), gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur (met inbegrip van de mens). Feitelijk gaat het bij landschapswaarden binnen een bepaalde bestemming om afwijkende landschappelijke elementen binnen een hoofdgebruik / hoofdbestemming. Dus de landschapswaarden van een 'bos' zijn ook de (ondergeschikte) open ruimtes (de openheid) in het bos of de (ondergeschikte) waterpartijen, morfologie en dergelijke. Dit geldt ook voor een park. Bij een 'park' is dat ook de samenhang tussen bosschages, open ruimte, agrarische delen, waterpartijen, solitaire bomen maar ook (kleinschalige) bebouwde elementen. Bij 'agrarische percelen' zijn dat vaak kleinschalige (aan het hoofdgebruik ondergeschikte) bosschages, solitaire bomen of struiken, waterpartijen, hagen langs agrarische percelen of enkele bomen langs / tussen de agrarische percelen. Het kan dan ook gaan om de openheid en/of morfologie. Bij agrarische percelen in de uiterwaarden kan bijvoorbeeld gedacht worden aan knotwilgen langs agrarische percelen, of (meidoorn)hagen, smalle slootjes of poelen in een agrarische perceel. Het gaat er om dat deze elementen zeer duidelijk ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik / de hoofdbestemming. Deze landschappelijke elementen zijn namelijk (vaak) niet (goed) als zelfstandige functie te bestemmen.

1.78 lessenaarsdak:

een dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

1.79 maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 1:
  • educatieve voorzieningen / instellingen,
  • medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele instellingen / doeleinden / dienstverlening,
  • levensbeschouwelijke voorzieningen,
  • openbare dienstverlening,
  • zorgwoningen,
  • zorgwoningen 2,
  • verpleeginrichtingen gericht op de patiëntenzorg,
  • instellingen met een overwegend verzorgend karakter,
  • alsook bewoning ten behoeve van patiënten en ondergeschikte overnachting door personeel,
  • alsook ten dienste van deze voornoemde voorzieningen behorende:
    • 1. kantoorfunctie,
    • 2. vergaderaccommodatie,
    • 3. sport,
    • 4. sportieve recreatie,
    • 5. agrarisch gebruik,
    • 6. wellness- en revalidatiefaciliteiten en,
  • ten dienste van deze voornoemde voorzieningen ondergeschikte:
    • 1. detailhandel,
    • 2. dienstverlening en,
    • 3. horeca, met bijbehorende terrasmogelijkheid.

Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan:

      • a. een (kunst)atelier,
      • b. ambulancepost,
      • c. apotheek,
      • d. bibliotheek,
      • e. brandweerkazerne,
      • f. creativiteitscentrum,
      • g. consultatiebureau,
      • h. gasthuis,
      • i. gemeentehuis,
      • j. gezondheidszorg,
      • k. gymzaal,
      • l. fysiotherapiepraktijk,
      • m. herstellingsoord,
      • n. huisarts,
      • o. jeugdopvang,
      • p. kinder(dag)opvang,
      • q. kliniek,
      • r. naschoolse opvang,
      • s. onderwijs,
      • t. politiebureau,
      • u. (openbaar) speelterrein,
      • v. uitvaartcentrum (niet zijnde een crematorium, wel een mortuarium),
      • w. verpleeg- of verzorgingshuis,
      • x. woonzorgcentrum,
      • y. welzijnsinstelling,
      • z. zorgboerderij,
      • aa. zorginstelling,
      • ab. zorgwoning,
      • ac. zorgwoning 2.

Hieronder wordt niet verstaan:

      • a. een afkickkliniek,
      • b. asielzoekerscentrum,
      • c. begraafplaats,
      • d. crematorium (wel een mortuarium),
      • e. dierenasiel,
      • f. dierenpension,
      • g. drugsopvang,
      • h. internaten,
      • i. justitiële inrichting,
      • j. kazerne en militaire zaken.
      • k. gebedshuizen met oproep tot gebed, in de vorm van kerken/moskeeën/synagogen enz.,
      • l. sanatoria,
      • m. scouting,
      • n. verenigingsleven (club- en buurthuizen).
1.80 maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 2:
  • educatieve voorzieningen / instellingen,
  • medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele instellingen / doeleinden / dienstverlening,
  • levensbeschouwelijke voorzieningen,
  • openbare dienstverlening,
  • zorgwoningen,
  • zorgwoningen 2,
  • verpleeginrichtingen gericht op de patiëntenzorg,
  • instellingen met een overwegend verzorgend karakter,
  • alsook bewoning ten behoeve van patiënten en ondergeschikte overnachting door personeel,
  • alsook ten dienste van deze voornoemde voorzieningen behorende:
    • 1. kantoorfunctie,
    • 2. vergaderaccommodatie,
    • 3. sport,
    • 4. sportieve recreatie,
    • 5. agrarisch gebruik,
    • 6. wellness- en revalidatiefaciliteiten en,
  • ten dienste van deze voornoemde voorzieningen ondergeschikte:
    • 1. detailhandel,
    • 2. dienstverlening en,
    • 3. horeca, met bijbehorende terrasmogelijkheid.

Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan:

      • a. een (kunst)atelier,
      • b. ambulancepost,
      • c. apotheek,
      • d. begraafplaats,
      • e. bibliotheek,
      • f. brandweerkazerne,
      • g. creativiteitscentrum,
      • h. consultatiebureau,
      • i. gasthuis,
      • j. gemeentehuis,
      • k. gezondheidszorg,
      • l. gymzaal,
      • m. fysiotherapiepraktijk,
      • n. herstellingsoord,
      • o. huisarts,
      • p. internaten,
      • q. jeugdopvang,
      • r. kinder(dag)opvang,
      • s. (afkick)kliniek,
      • t. museum,
      • u. naschoolse opvang,
      • v. onderwijs,
      • w. politiebureau,
      • x. sanatoria,
      • y. scouting,
      • z. (openbaar) speelterrein,
      • aa. uitvaartcentrum (niet zijnde een crematorium, wel een mortuarium),
      • ab. verenigingsleven (club- en buurthuizen; niet zijnde motorclubhuizen),
      • ac. verpleeg- of verzorgingshuis,
      • ad. woonzorgcentrum,
      • ae. welzijnsinstelling,
      • af. zorgboerderij,
      • ag. zorginstelling,
      • ah. zorgwerkplaats,
      • ai. zorgwoning,
      • aj. zorgwoning 2.

Hieronder wordt niet verstaan:

      • a. een asielzoekerscentrum,
      • b. club- en buurthuizen voor motorclubs,
      • c. crematorium (wel een mortuarium),
      • d. dierenasiel,
      • e. dierenpension,
      • f. drugsopvang,
      • g. justitiële inrichting,
      • h. kazerne en militaire zaken.
1.81 maatschappelijke voorzieningen:
  • educatieve voorzieningen / instellingen,
  • medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele instellingen / doeleinden / dienstverlening,
  • levensbeschouwelijke voorzieningen,
  • openbare dienstverlening,
  • alsook ten dienste van deze voornoemde voorzieningen behorende:
    • 1. kantoorfunctie,
    • 2. vergaderaccommodatie,
    • 3. sport,
    • 4. sportieve recreatie,
    • 5. wellness- en revalidatiefaciliteiten en,
  • ten dienste van deze voornoemde voorzieningen ondergeschikte:
    • 1. detailhandel,
    • 2. dienstverlening en,
    • 3. horeca, met bijbehorende terrasmogelijkheid.

Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan:

      • a. een (kunst)atelier,
      • b. ambulancepost,
      • c. apotheek,
      • d. bibliotheek,
      • e. brandweerkazerne,
      • f. creativiteitscentrum,
      • g. consultatiebureau,
      • h. gemeentehuis,
      • i. gezondheidszorg,
      • j. gymzaal,
      • k. fysiotherapiepraktijk,
      • l. huisarts,
      • m. jeugdopvang,
      • n. kinder(dag)opvang,
      • o. museum,
      • p. naschoolse opvang,
      • q. onderwijs,
      • r. politiebureau,
      • s. (openbaar) speelterrein,
      • t. uitvaartcentrum (niet zijnde een crematorium, wel een mortuarium)
      • u. verenigingsleven (club- en buurthuizen; niet zijnde motorclubhuizen),
      • v. welzijnsinstelling.

Hieronder wordt niet verstaan:

      • a. een (afkick)kliniek,
      • b. asielzoekerscentrum,
      • c. begraafplaats,
      • d. club- en buurthuizen voor motorclubs,
      • e. crematorium (wel een mortuarium),
      • f. dierenasiel,
      • g. dierenpension,
      • h. drugsopvang,
      • i. gebedshuizen met oproep tot gebed, in de vorm van kerken/moskeeën/synagogen enz.,
      • j. internaten,
      • k. justitiële inrichting,
      • l. kazerne en militaire zaken,
      • m. sanatoria,
      • n. scouting,
      • o. zorgboerderij.
1.82 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.83 manege:

een (agrarisch) bedrijf waarbij de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in één of meerdere disciplines aan derden met gebruik van paarden (paardrijles) in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. Ook kunnen er wedstrijden worden georganiseerd voor ruiters en amazones die met hun paarden van buitenaf komen. De meeste maneges hebben een kantine/foyer ingericht om klanten te ontvangen en waar gebruik kan worden gemaakt van een consumptie.

1.84 mantelzorg:

de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een aantoonbare hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.85 morfologie:

de vorm (structuur) van het landschap. Hieronder wordt ook aanwezige het hoogteverschil (niet zijnde een kleinschalig lokaal verschil in decimeters, maar de grote lijnen van het hoogteverschil) in het gehele landschap, waarvoor dit geldt, verstaan.

1.86 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.87 natuurwaarde(n):

de aan een gebied toegekende waarde(n), gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en of biologische elementen.

1.88 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.89 nutsvoorziening:

een voorziening uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het openbaar nut, dat wil zeggen de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening (gas, elektriciteit, water en warmte), waterwinning en waterzuivering, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water- of wegverkeer, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorziening ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.90 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.91 openbare dienstverlening:

het verlenen van diensten door of namens een overheidsinstantie ten behoeve van het algemeen belang, zoals het zorgdragen voor blijvende essentiële voorzieningen die betrekking hebben op de bescherming en handhaving van het geheel van de levens en bezittingen van inwoners in een gemeenschap. Hieronder valt onder andere de politie, brandweer en gemeente.

1.92 openheid:

er is sprake van openheid van het landschap wanneer er over een bepaald groot oppervlak geen visuele barrières zijn zoals huizen, bouwwerken en bomen (bosschages). Openheid houdt in dat het betreffende terrein in hoofdzaak open is, dat wil zeggen onbebouwd (met bouwwerken) en onbegroeid met bomen of heesters. Openheid houdt niet per definitie in dat enkele landschapselementen (zie het begrip 'landschapswaarden') de openheid teniet doen. Passend zijn enkele solitaire bomen of een boomgroep, bestaande uit ten hoogste 3 bomen tot totaal maximaal 5 bomen per hectare en/of erf- of perceelscheidende lage inheemse hagen tot maximaal 1 meter hoog.

Openheid in combinatie met agrarisch gebruik houdt in dat agrarische (akkerbouw) gewassen wel zijn toegestaan.

1.93 outdoor sporten:

een verzamelnaam voor heel veel verschillende activiteiten die als kenmerk hebben dat ze buiten (vaak in de natuur) worden georganiseerd, zoals: survival, survivalrun, survivalbaan, hoogteparcours, boomklimparecoor, lasergamen, paintballen, abseilen, klimmen, klimmuur, zeskamp, boogschieten, kick-bike, steppen, kanovaren, katapult, touwbanen, bergwandelen, raften, kanoën, mountainbiken, fietsen, schaatsen, zeilen, wandelen, wadlopen, etc..

1.94 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. Carports en overkappingen vallen hier niet onder.

1.95 overkapping:

een vrijstaand dan wel aangebouwd bouwwerk met een gesloten dak op het erf van een (hoofd)gebouw of een standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het (hoofd)gebouw of de standplaats en dat minimaal twee geheel open wanden heeft en dat maximaal twee, al dan niet tot de constructie zelf behorende, wanden heeft, zoals een carport of luifel.

1.96 paardenbak:

een niet-overdekte buitenrijbaan / piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem (een bodem van zand, hout boomschors (soms gras) of ander materiaal om de bodem te verstevigen) al dan niet voorzien van een omheining ten behoeve van paardrijactiviteiten, zoals training en africhting van het paard en waarnaast ook toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

1.97 paddock:

een kleine omheinde plaats voor paarden (waarbij een paddock kleiner is dan een paardenbak, van bijvoorbeeld 5 bij 5 meter tot circa 25 bij 25 meter, en in beginsel niet bedoeld voor het trainen van paarden), zijnde een klein weiland met een gras of zandbodem, die geschikt is om het paard los te gooien wanneer hij op stal staat. Daarnaast zijn paddocks geschikt om een paard in te zetten die niet te veel gras binnen mag krijgen of wanneer het paard herstellende is van een blessure en hij niet te wild mag doen.

1.98 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.99 peil:

    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg, pad of stoep grenst (dat wil zeggen dat er geen ruimte zit tussen de hoofdtoegang en de weg, het pad of de stoep):
      • de hoogte van die weg, dat pad of die stoep ter plaatse van de hoofdtoegang
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg, pad of stoep grenst:
      • de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van de hoofdtoegang na voltooiing van de bouw. Bij aan- en uitbouwen geldt de hoofdtoegang van het hoofdgebouw;
    • 3. voor een bouwwerk waarbij geen sprake is van een toegang:
      • het gemiddelde afgewerkte maaiveld ter plaatse van dat bouwwerk;
    • 4. voor erfafscheidingen, terreinafscheidingen, tuinhekken, (tuin)muren en keermuren:
      • het afgewerkte terrein ter plaatse van elk gedeelte van dat bouwwerk (de voet van de erfafscheiding of terreinafscheiding enz., gemeten aan de laagste zijde);
    • 5. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.100 pensionstal:

een agrarisch bedrijf waarbij de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden.

1.101 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten, waaronder aan-huis-verbonden beroepen, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.102 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handeling aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden.

1.103 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.104 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door (het huishouden van) een persoon, gezin of daarmee gelijk te stellen groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats (hoofdverblijf) elders heeft/hebben. Dat wil zeggen dat in een recreatiewoning het langdurig recreëren (verblijven/wonen) van één en hetzelfde huishouden niet is toegestaan. Permanente bewoning is dus niet toegestaan.

1.105 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, escortservice of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

1.106 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren (plegen te) worden verkocht of verhuurd.

1.107 sociale veiligheid:

de bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt van de kant van menselijk handelen in de openbare ruimte.

1.108 souterrain/onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer (en meestal gelegen onder de begane grond), waarvan de bovenkant boven het peil, maar overal minder dan 1,20 meter boven peil, is gelegen.

1.109 splitsing van een woongebouw:

het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een gebouw, zodanig dat, met handhaving van het bestaande woongedeelte van het gebouw en zonder uitbreiding, een tweede zelfstandig functionerende woning in het gebouw wordt gemaakt.

1.110 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.111 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of een soortgelijk onderkomen op wielen (dan wel als een als gebouw aan te merken caravan) uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben, dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Een stacaravan is over het algemeen bedoeld om voor lange tijd op één plaats te laten staan.

1.112 straatmeubilair:

naast hetgeen hieronder wordt verstaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto het Besluit omgevingsrecht wordt hieronder voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en (draagconstructies van) reclame.

1.113 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij bijvoorbeeld een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of etenswaren voor directe consumptie kunen worden bereid of verstrekt.

1.114 toeristische standplaats:

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal acht weken op de standplaats is geplaatst.

1.115 trekkershut:

een kleine houten vrijstaande (blok)hut (verblijfsplaats) op een camping of bungalowpark, dat dienst doet in plaats van een zelf meegenomen tent of caravan en dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. Bij een trekkershut is er sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Permanente bewoning is hierbij niet toegestaan. De inrichting is in de meeste gevallen primitief en voor een beperkt aantal personen.

1.116 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.117 verdieping:

elke bouwlaag boven de begane grond.

1.118 volkstuin:

grond waarop anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf op kleine schaal voedings- en siergewassen (niet zijnde bomen en struiken) worden geteeld, niet voor commerciële doeleinden, al dan niet uit recreatief oogpunt. Agrarische bedrijfsvoering (een agrarisch bedrijf), waaronder het kweken van planten, bomen en groenten (o.a. boomkwekerij) en fruit is dus niet toegestaan.

1.119 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.120 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn aard, indeling en/of inrichting kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.121 woning / wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Kleinschalige zorgwoningen worden als wonen beoordeeld (en vallen dus onder een 'woning') als de bewoners gezamenlijk één (met een gezinsverband vergelijkbaar) huishouden voeren, er een (behoorlijk) vaste samenstelling en structuur van de woongroep is en het wonen centraal staat en de eventuele zorg en begeleiding daaraan ondergeschikt is.

1.122 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.123 zolder:

een gedeelte van een gebouw, zijnde een laag boven de begane grond en gelegen direct onder het dak, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak (nok) minder bedraagt dan 1,50 meter.

1.124 zorgbehoevende:

degene die mantelzorg behoeft;

1.125 zorgboerderij:

een boerderij (agrarisch bedrijf) waar mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking onder begeleiding eenvoudige werkzaamheden kunnen verrichten, waarbij de agrarische producten ter verkoop kunnen worden aangeboden.

1.126 zorgverlener / mantelzorger:

degene die mantelzorg geeft/verleend.

1.127 zorgwoning 2:

nagenoeg zelfstandige woningen (dat wil zeggen 'verzorgd wonen / wonen met zorg', conform de bepalingen / criteria in de gemeentelijke 'beleidsnota Wonen en Zorg');

  • waar intensieve zorgverlening mogelijk is, waarbij de aangetoond wordt dat de woonruimte voldoet aan de in de Huisvestingsverordening 2015 van de gemeente Renkum dan wel de herziening of opvolger van die verordening genoemde termen 'rolstoelgeschikte woonruimte' (geschikt voor bewoner die aangewezen is op een rolstoel) en 'levensloopgeschikte woonruimte' (geschikt voor bewoner met een fysieke woningbeperking);
  • eventueel voorzien van domotica en/of tilliften in de slaapkamer;
  • er zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum of gastgezin.
1.128 zorgwoning:

een woonruimte, complex van ruimten, functioneel ingericht op het bieden van zorg, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens bestaande uit tenminste 1 hulpbehoevende op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, al dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen en kantoor dan wel een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding). Voor dit alles geldt dat deze zorgwoning (net) niet beoordeeld kan worden als zelfstandig wonen, als bedoeld met een woning, en (net) niet met het voeren van een nagenoeg zelfstandig huishouden. Het betreft in feite een ruimte voor intramurale zorg. Zelfstandige zorgwoningen / dan wel een kleinschalig complex van zorgwoningen worden als wonen beoordeeld (en vallen dus onder een 'woning') als de bewoners gezamenlijk één (met een gezinsverband vergelijkbaar) huishouden voeren, er een (behoorlijk) vaste samenstelling en structuur van de woongroep is en het wonen centraal staat en de eventuele zorg en begeleiding daaraan ondergeschikt is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Deze bepaling geldt ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij de vaststelling van de goothoogte worden goten (c.q. de druiplijn en het boeibord) van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen niet meegerekend.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 aanvullende regels voor de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bij de vaststelling van de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder buitenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren wordt de verticale projectie van het gehele bouwwerk, op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk gemeten.

2.9 aanvullende regels voor de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

bij de vaststelling van de oppervlakte van een gebouw die geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld / onder de grond is gelegen wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, (bovenwaarts) geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het gebouw.

2.10 aanvullende regels voor de oppervlakte en bebouwingspercentage van een ondergronds bouwwerk buiten een bovengronds bouwwerk:

bij de berekening van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken (gebouwen) mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

2.11 ondergrondse diepte:

vanaf het aanliggende oorspronkelijke maaiveld tot aan het diepste punt in de (onder)grond / bodem van de ingreep/bouwwerk, verticaal gemeten. In afwijking van het vorenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': vanaf het ter plaatse geldende peil tot aan de bovenkant van de vloer van de parkeergarage, gelegen in de (onder)grond / bodem, verticaal gemeten.

2.12 algemene aanvullende regels voor de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een bouwwerk:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, liftschachten, muurdammen, hemelwaterafvoeren, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, lichtkappen/-koepels, erkers, balkons, galerijen, bordessen, trappen, traphekken, balkonhekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de genoemde maten, bestemmingsgrenzen en/of bouwvlakken, in verticale en/of horizontale richting, niet meer dan 1 meter bedraagt en de overschrijding voor wat betreft balkons niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarisch gebruik;
  • b. een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een agrarisch bedrijf in het houden van dieren (zoals een koeienbedrijf (waaronder melkveehouderij), kippenbedrijf, eenden- of ganzenbedrijf en paardenfokkerij), binnen het bouwvlak;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning met tuin toegestaan en met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen agrarisch' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf, zoals het opslaan van (bedrijfs)materiaal. Dus geen agrarische bedrijfsactiviteit;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' hebben de verschillende bouwvlakken met deze bestemming een onlosmakelijke samenhang/relatie met elkaar;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. paden;
  • j. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

3.2 bouwregels
3.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak maximaal één gebouw ten behoeve van schuilgelegenheid van dieren en opslag van materialen met een maximale oppervlakte van 20 m² en met maximale bouwhoogte van 2,5 meter is toegestaan;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van:
    • 1. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
    • 2. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte geldt. Hierbij geldt dat daarvan iets minder dan de helft van deze maximaal te bebouwen oppervlakte, te weten maximaal 2.000 m², bebouwd mag worden met (tunnel)kassen ten behoeve van van de agrarische bedrijfsvoering (niet zijnde een glastuinbouwbedrijf);
  • c. de goothoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
3.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • c. een bouwvlak binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' mag voor 100% worden bebouwd (met een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen);
  • d. de goothoogte  van een bedrijfswoning en de binnen het bouwvlak gelegen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte  van een bedrijfswoning, en de binnen het bouwvlak gelegen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, bedraagt bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
3.2.3 bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' maar buiten het bouwvlak bij en ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van alle bijgebouwen en overkappingen samen mag (buiten het bouwvlak) per bedrijfswoning maximaal 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen of overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen of overkappingen mag maximaal 5 meter bedragen.
3.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak zijn:
    • 1. sleufsilo's met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en voedersilo's met een bouwhoogte van maximaal 12 meter toegestaan, met dien verstande dat sleufsilo's en voedersilo's niet zijn toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. buiten het bouwvlak zijn:
    • 1. uitsluitend niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen, te weten afrasteringen, toegestaan ((tuin)muren en keermuren zijn niet toegestaan), waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, zijnde uitsluitend palen, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' overige bouwwerken (zonder de beperking van palen) zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
3.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.4, lid b onder 1, en worden toegestaan dat niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1,5 meter worden gebouwd ten behoeve van onder andere zand- en graspaddocks en paardenbakken;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.4, lid b onder 1 en 2, en worden toegestaan dat een gesloten afscheiding (bouwwerk, geen gebouw zijnde) van maximaal 2 meter kan worden gebouwd met een maximale lengte van 25 meter en binnen een afstand van maximaal 20 meter vanaf het bouwvlak.
3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het bebossen en beplanten van gronden (mits dit bijdraagt aan het verbeteren van de aanwezige landschappelijke waarden en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; zie lid 3.5) en het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het vellen en rooien van houtopstanden (bomen en houtige struiken);
  • d. het aanplanten of laten groeien van bomen en struiken;
  • e. het scheuren en diepploegen van grasland;
  • f. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
3.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normaal onderhoud, gebruik en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
3.5.3 afwegingskader

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede)bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de gronden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. een agrarisch bedrijf;
  • b. de uitoefening van agrarisch gebruik;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. de bescherming, behoud en verdere ontwikkeling (gericht op de versterking) van de landschapswaarden , de openheid (o.a. doorzichten / zichtlijnen),de cultuurhistorische waarden  en morfologie(o.a. hoogteverschillen);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij' is tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij / pensionstal toegestaan;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning  met tuin toegestaan en met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' is verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccomodatie / logies voor maximaal 70 bedden en met een maximale brutovloeroppervlakte van 750 m² (waaronder o.a. slaapvertrekken, wasruimte, keuken, toiletten, receptie) toegestaan;
  • i. ondersteunende (d.w.z. ondergeschikte en ten dienste van deze voorzieningen) horeca, zijnde het verstrekken van eten en drinken ten behoeve van de activiteiten genoemd onder a. tot en met h. (en dus niet zijnde een regulier restaurant/café en dergelijke);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn tevens wegen (ontsluiting voor het agrarisch bedrijf), paden, verhardingen en parkeervoorzieningen ten behoeve van het agrarische bedrijf toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening' is uitsluitend een groensingel/groenvoorziening toegestaan ten behoeve van de landschappelijke inpassing/afscherming van de activiteiten zoals genoemd onder a tot en met c en e;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' hebben de verschillende bouwvlakken met deze bestemming een onlosmakelijke samenhang/relatie met elkaar;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' zijn rijbakken/paardenbakken en stapmolens toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen agrarisch' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf, waaronder opslag en het hobbymatig stallen / houden van paarden (een zelfstandig agrarisch bedrijf is dus niet toegestaan);
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • p. paden;
  • q. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

4.2 bouwregels
4.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen , niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak maximaal één gebouw ten behoeve van schuilgelegenheid van dieren en opslag van materialen met een maximale oppervlakte van 20 m² en met maximale bouwhoogte van 2,5 meter is toegestaan;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • c. een bouwvlak binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' mag voor 100% worden bebouwd (met een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen);
  • d. de goothoogte  van een bedrijfswoning en de binnen het bouwvlak gelegen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte  van een bedrijfswoning, en de binnen het bouwvlak gelegen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, bedraagt bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
4.2.3 bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' maar buiten het bouwvlak bij en ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van alle bijgebouwen en overkappingen samen mag (buiten het bouwvlak) per bedrijfswoning maximaal 75 m² bedragen;
  • c. de goothoogte  van bijgebouwen, aan- en uitbouwen of overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte  van bijgebouwen, aan- en uitbouwen of overkappingen mag maximaal 5 meter bedragen.
4.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak zijn:
    • 1. sleufsilo's met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en voedersilo's met een bouwhoogte van maximaal 12 meter toegestaan, met dien verstande dat sleufsilo's en voedersilo's niet zijn toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. buiten het bouwvlak zijn:
    • 1. uitsluitend niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen, te weten afrasteringen, toegestaan ((tuin)muren en keermuren zijn niet toegestaan), waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen, met dien verstande dat:
      • uitsluitend ten behoeve van het weiden van paarden niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen, te weten afrasteringen, en hekken zijn toegestaan ((tuin)muren en keermuren zijn niet toegestaan) met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter, en;
      • ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
      • ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' overige bouwwerken, niet zijnde overkappingen, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 meter.
4.3 specifieke gebruiksregels
4.3.1 gebruik in strijd met de bestemming

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. detailhandel anders dan ondergeschikte huisverkoop van agrarische producten;
  • b. boomkwekerij en opkuilen van planten waarvoor spuiten met gewasbeschermingsmiddelen, en derhalve een (milieu)hindercirkel, noodzakelijk is;
  • c. het gebruik van bestrijdingsmiddelen waarvoor een (milieu)hindercirkel of een (milieu)hinderafstand geldt;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • f. het bebossen en beplanten van gronden buiten het bouwvlak.
4.3.2 voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie en ondersteunende horeca overeenkomstig artikel 4.1 onder h en onder i ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschap voorwaardelijke verplichting' is niet toegestaan dan nadat is voldaan aan het landschappelijk inpassen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening' door middel van eiken, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor bestaande verblijfsrecreatie en ondersteunende horeca.

4.3.3 ammoniakemissie

De bestaande ammoniakemissie van een agrarisch bedrijf mag niet toenemen. Dit wordt bepaald aan de hand van de diercategorie(ën), het aantal dierplaatsen en het/de type dierenverblijf/dierenverblijven zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij (RAV).

4.4 afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan dat in het hoofdgebouw van de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen daarvan een aan-huis-verbonden beroep mogelijk is;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan dat in het hoofdgebouw van de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen daarvan een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk is;
  • c. het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan dat bij een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf naast de bewoner nog andere medewerkers werkzaam zijn;
  • d. het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan dat tevens bed & breakfast in het hoofdgebouw van de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen daarvan mogelijk is.
4.4.2 afwegingskader

De in lid 4.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
4.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 verbod

Het is verboden om, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'verkeer', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het vellen en rooien van houtopstanden;
  • d. het scheuren en diepploegen van grasland;
  • e. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
4.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
4.5.3 afwegingskader

De in lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschapswaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf in de categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1 of 2, met dien verstande dat voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1 of 2. Bij al deze bedrijven geldt dat geluidzoneringsplichtige bedrijven en inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. ten dienste van de bedrijven ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is tevens een tuincentrum/kwekerij toegestaan met bijbehorende detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is tevens een antenne-installatie (antenne met antennedrager, hekwerk en opstelpunt) ten behoeve van de mobiele telecommunicatie en/of ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' is tevens een garagebedrijf met bijbehorende verkoop van auto- en motorvoertuigen en onderdelen daarvan, toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning met tuin, met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding;

met de daarbij behorende:

5.2 bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw (en/of het verlengde daarvan) maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is een antennemast (antenne met antennedrager) toegestaan met een maximale bouwhoogte van 54 meter, een hekwerk met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en een opstelpunt/kast met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en ene maximale oppervlakte van 15 m²;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken bij en ten behoeve van een bedrijfswoning maximaal 3 meter mag bedragen, en met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
5.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
5.4 afwijken van de bouwregels
5.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m².

5.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
5.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

5.6 afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een (dienstverlenend) bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt voor de omgeving gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorie 1;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een (dienstverlenend) bedrijf dat niet vermeld is in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar wel voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het zou kunnen veroorzaken voor de omgeving gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf in categorie 2.
5.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

6.2 bouwregels
6.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

6.3 afwijken van de bouwregels
6.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.
6.3.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
6.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 7 Bos

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. bos;
  • b. het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie (o.a. hoogteverschillen);
  • c. de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ' recreatiewoning ' is maximaal één recreatiewoning toegestaan met een maximale inhoud van 200 m³ (inclusief berging en onderkeldering) en met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 6,5 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is tevens de opslag van gras en balen hooi en dergelijke voor paarden & de stalling van auto's toegestaan ten behoeve van de naastgelegen tuin en woning;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. niet beboste gedeeltes van de gronden;
  • g. halfverharde en onverharde (wandel)paden en bosparkeerplaatsen;
  • h. extensieve recreatie;

met de daarbij behorende:

7.2 bouwregels
7.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' maximaal één recreatiewoning is toegestaan met een maximale inhoud van 200 m³ (inclusief berging en onderkeldering) en met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 6,5 meter; bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 2 m.

7.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. voor terreinafscheidingen, terreinomheiningen, erfafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van prieeltjes (overkapping) maximaal 3 meter mag bedragen met een maximale oppervlakte van 25 m² per prieeltje waarbij de afstand tussen prieeltjes minimaal 500 meter moet bedragen, met dien verstande dat dit niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
7.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 5 meter, indien en voor zover dit ten behoeve van het beheer en/of onderhoud van deze gronden of de extensieve recreatie wenselijk of noodzakelijk is. Een en ander voor zover deze geen belemmeringen vormen voor de in het plangebied levende flora en fauna, door de bouw de aanwezige ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de morfologie niet onevenredig worden geschaad en er geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag .

7.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken en het gebruik van niet als bouwwerk aan te merken vormen van opslag (zoals mestbassins) voor meststoffen;
  • b. het gebruik van bestrijdingsmiddelen;
  • c. als stort- en of opslagplaats voor grond en afval;
  • d. permanente bewoning van de recreatiewoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • f. het gebruik van hoofdgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.
7.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende op en/of in deze gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie, en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten, greppels en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout, houtgewas en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben. Indien hiervoor reeds een omgevingsvergunning voor het kappen (zoals bijvoorbeeld de Bomenverordening) of een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming of de opvolger van deze (wet(ten)) voor is verleend, is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet nodig.
7.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 7.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
7.5.3 afwegingskader

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:

  • a. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische, natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming of een opvolger van deze wet(ten)). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag;

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 8 Centrum - 1

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders);
  • b. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders);
  • c. horeca, niet zijnde het verstrekken van logies, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders);
  • d. kantoren;
  • e. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen, uitvaartcentrum, onderwijs, brandweerkazerne, politiebureau en een ambulancepost);
  • f. wonen op de verdiepingen, met dien verstande dat:
    • 1. op de begane grond de bij de op de verdieping(en) gelegen woningen behorende voorzieningen, zoals trappenhuizen, liften en bergingen, zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ook wonen (woningen) op de begane grond is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen, waaronder (ondergrondse) parkeergarages;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. terrassen;
  • p. gebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • r. andere werken.
8.2 bouwregels
8.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
8.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
8.4 afwijken van de bouwregels
8.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 onder b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
8.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
8.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • c. het zelfstandig gebruik van bijgebouwen als een in lid 8.1 genoemde functie.

Artikel 9 Groen

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. voet-, ruiter- en rijwielpaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' is tevens een zelfstandig/grootschalige speelterrein toegestaan dan wel zijn tevens zelfstandige / grootschalige speelvoorzieningen toegestaan. Dit alles met de bijbehorende verhardingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn tevens kleine evenementen en grote evenementen toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk, geen gebouw zijnde' is een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toegestaan in de vorm van een paal met daarop/-aan een 'glider' ten behoeve van het 'Glider-museum';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. bos;
  • k. verhardingen;
  • l. delen van wegen;
  • m. uitritten;
  • n. ingangen voor (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. straatmeubilair;
  • q. kunst(werken);

met de daarbij behorende:

9.2 bouwregels
9.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' zijn;
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (zoals speelvoorzieningen en palen (met netten)) toegestaan ten behoeve van de speelfunctie met een maximale bouwhoogte van 8 meter, en;
    • 2. lichtmasten met een maximale bouwhoogte van 12 meter toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk, geen gebouw zijnde' een bouwwerk, geen gebouw zijnde, is toegestaan in de vorm van een paal met daarop/-aan een 'glider' ten behoeve van het 'Glider-museum' met een maximale bouwhoogte van 10 meter;
  • d. carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter mag bedragen.
9.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
9.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2, aanhef, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde lid 9.2.2 onder e en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen.
9.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

9.6 afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 en worden toegestaan dat delen van deze gronden, welke aansluiten bij woningen, gebruikt mogen worden als tuin, met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, voor die woningen.

9.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de karakteristieke groenstructuur of groenelementen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Artikel 10 Groen - Park

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken en plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. bos;
  • e. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • f. voet-, ruiter- en rijwielpaden;
  • g. de bescherming, behoud en verdere ontwikkeling (gericht op de versterking) van de landschapswaarden en cultuurhistorische;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. speelvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. halfverhardingen,
  • k. kunst(werken);
  • l. dierenweide;
  • m. delen van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat delen van de parkeervoorzieningen en/of wegen slechts maximaal 2,5 meter buiten de bestemming 'Verkeer' in de aansluitende bestemming 'Groen - Park' zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

10.2 bouwregels
10.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1,2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 6 meter mag bedragen;
  • c. carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
10.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld.
10.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2, aanhef, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.

10.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. cultuur en ontspanning, alleen in de vorm van: museum, (muziek)theater, muziekschool, creativiteitscentrum en kunst;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn tevens religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen (zoals kerken) toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens en sowieso een zelfstandige nutsvoorziening toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' is tevens het volgende gebruik toegestaan: horeca (niet zijnde het verstrekken van logies), detailhandel (niet zijnde grootschalige detailhandel) en expositieruimte;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en bos;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. kunst(werken);
  • n. gebouwen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. andere werken.
11.2 bouwregels
11.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van:
    • 1. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
    • 2. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'religie' maximaal 1 kerk- / klokkentoren en dergelijke is toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 1,5 maal de ter plaatse geldende maximale bouwhoogte.
11.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, mag bedragen.
11.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
11.4 afwijken van de bouwregels
11.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 11.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
11.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
11.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning, niet zijnde bewoning die is toegestaan (zie de bestemmingsomschrijving in lid 11.1).

Artikel 12 Maatschappelijk - Zorginstelling 1

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling 1' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning met tuin toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. bos;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere werken.
12.2 bouwregels
12.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van:
    • 1. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
    • 2. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning', met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • f. buiten het bouwvlak, maar binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 50 m² aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning is toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter.
12.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 5% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
12.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
12.4 afwijken van de bouwregels
12.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m² per gebouw;
  • b. het bepaalde in lid 12.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 12.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
12.4.2 afwegingskader

De in lid 12.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
12.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning, niet zijnde bewoning die is toegestaan (zie de bestemmingsomschrijving in lid 12.1), zoals de bedrijfswoning.

Artikel 13 Maatschappelijk - Zorginstelling 2

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 2;
  • b. maximaal zeven bedrijfswoningen met een maximale inhoud (exclusief kelder) van 650 m³ per bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn de volgende zelfstandige functies toegestaan:
    • 1. bedrijven de categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1 of 2, met dien verstande dat voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorie 1 of 2. Bij al deze bedrijven geldt dat geluidzoneringsplichtige bedrijven en inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. de soorten 'aan-huis-verbonden-beroepen' en 'aan-huis-verbonden-bedrijven' zoals genoemd in artikel 1; maar dan uitgezonderd de daarin opgenomen bepalingen over verbondenheid met het wonen, de bewoner, de maximale oppervlakte, een beperking van (het aantal) medewerkers en de beperking van detailhandel. Dus met andere woorden het gaat er om dat de beroepen die bij het begrip 'aan-huis-verbonden-beroep' en 'aan-huis-verbonden-bedrijf' van artikel 1 worden genoemd hier zijn toegestaan;
    • 3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen ;
    • 4. kantoren ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is kamerverhuur toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn maximaal 12 gestapelde woningen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en bos;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. andere werken.
13.2 bouwregels
13.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. de maximaal zeven toegestane bedrijfswoningen mogen een maximale inhoud (exclusief kelder) hebben van 650 m³ per woning;
  • c. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van:
    • 1. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
    • 2. gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte van het bouwerk geldt;
  • d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
13.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 5% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
13.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
13.4 afwijken van de bouwregels
13.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 25 m² per gebouw voor alle gebouwen samen;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
13.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
13.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning, niet zijnde bewoning die is toegestaan (zie de bestemmingsomschrijving in lid 13.1), zoals de zeven toegestane bedrijfswoningen en bewoning van patiënten.

Artikel 14 Natuur

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden, ecologische en cultuurhistorische en morfologie (o.a. hoogteverschillen); te weten heide-gronden en de openheid van het landschap/gebied;
  • b. de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met daaraan ondergeschikt:

met de daarbij behorende:

14.2 bouwregels
14.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor terreinafscheidingen, terreinomheiningen, erfafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen.

14.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 5 meter, indien en voor zover dit ten behoeve van het beheer en/of onderhoud van deze gronden of de extensieve recreatie wenselijk of noodzakelijk is. Een en ander voor zover deze geen belemmeringen vormen voor de in het plangebied levende flora en fauna, door de bouw de aanwezige ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de morfologie niet onevenredig worden geschaad en er geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming of een opvolger van deze wet(ten).

14.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken en het gebruik van niet als bouwwerken aan te merken vormen van opslag (zoals mestbassins) voor meststoffen, gebruik van bestrijdingsmiddelen en als stort- en/of opslagplaats voor grond en afval.

14.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie- en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten, greppels en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. het planten / laten groeien van bomen en struiken;
  • f. het vellen en rooien van bomen, hakhout, houtgewas en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben. Indien hiervoor reeds een omgevingsvergunning voor het kappen of een vergunning in het kader van de Boswet (of de Wet natuur(bescherming) dan wel de opvolger van deze wet(ten)) voor is verleend is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, niet nodig;
  • g. het aanbrengen van kleinschalige recreatieve voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
14.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 14.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. bedoeld zijn voor de ontwikkeling of instandhouding van bijzondere natuurwaarden.
14.5.3 afwegingskader

De in lid 14.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:

  • a. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuur- en landschapswaarden, ecologische en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag;

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 15 Recreatie - Verblijf 1

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijf 1' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie, dus niet zijde permanent verblijf, in de vorm van maximaal 9 recreatiewoningen en maximaal 99 stacaravans, met bijbehorende:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. receptieruimte;
    • 3. kantoorruimte en opslagruimte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens maximaal één bedrijfswoning  toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' is uitsluitend een ontsluitingsweg toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is tevens een caravanstalling toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'museum' is tevens een museum toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. andere werken.
15.2 bouwregels
15.2.1 gebouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning', met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding 'bedrijfswoning'.
15.2.2 gebouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn maximaal 9 recreatiewoningen toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m² per recreatiewoning, een maximale goothoogte van 3 meter en maximale hoogte van 5,5 meter;
  • b. buiten het bouwvlak zijn maximaal 99 stacaravans toegestaan met een maximale oppervlakte per stacaravan van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter en een maximale goothoogte van 3,5 meter;
  • c. per recreatiewoning of stacaravan is maximaal één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 6 m² en een maximale hoogte van 3,5 meter;
  • d. per recreatiewoning of stacaravan is maximaal één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 10 m² en een maximale hoogte van 3,5 meter;
  • e. buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 25 m² aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning is toegestaan met een maximale goothoogte van 2,5 meter en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
15.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 5% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen. Hierbij geldt dat carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
15.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
15.4 afwijken van de bouwregels
15.4.1 afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 20 m²;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.3 onder b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 15.2.3 onder e en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
15.4.2 afwegingskader

De in lid 15.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
15.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen (niet zijnde de bedrijfswoning), bijgebouwen, stacaravans, stacaravans voor (zelfstandige en permanente) bewoning;
  • c. logiesfuncties voor / huisvesting van arbeidsmigranten.

Artikel 16 Sport

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ondersteunende (d.w.z. ondergeschikte en ten dienste van deze voorzieningen) horeca, niet zijnde het verstrekken van logies;
  • c. kleine evenementen en grote evenementen, met dien verstande dat een kermis en/of een circus niet zijn toegestaan;

met de daarbij bijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. verhardingen;
  • g. wegen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. voet- en rijwielpaden;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • l. bos;
  • m. straatmeubilair;
  • n. gebouwen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. andere werken.
16.2 bouwregels
16.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. als gebouwen zijn hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • c. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
16.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, hekken en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 18 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
16.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
16.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1, onder d, en worden toegestaan dat de maximale goothoogte wordt verhoogd tot maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2, onder e, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 8 meter mag bedragen.
16.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 17 Tuin

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen (voortuinen), erven en terreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn tevens overkappingen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn tevens bijgebouwen en / of overkappingen toegestaan toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens, ten behoeve van de in het bijbehorende gebouw toegestane kantoorfunctie, kantoren toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn tevens, ten behoeve van de in het bijbehorende gebouw toegestane bedrijf, bedrijven in de categorie 1 toegestaan, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1, met dien verstande dat voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd tot en met categorie 1;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' zijn tevens, ten behoeve van de in het bijbehorende gebouw toegestane gebruik, detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen, uitvaartcentrum, onderwijs en een zorginstelling) toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend een parkeerterrein (parkeerplaatsen) toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is tevens ten behoeve van de in het bijbehorende (woon- en bij)gebouw toegestane bed & Breakfast, een bed & breakfast toegestaan;

met de daarbij behorende:

17.2 bouwregels
17.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat enkel aan- en uitbouwen en/of aangebouwde overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend voor de naar de weg of openbare ruimte gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw zijn één of meerdere aan- en uitbouw(en) en/of aangebouwde overkapping(en) toegestaan;
  • b. de breedte van één of meerdere aan- en uitbouw(en) en/of aangebouwde overkapping(en) voor de naar de weg of openbare ruimte gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag maximaal 2/3e deel van de naar de weg of de openbare ruimte gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedragen en waarbij de diepte maximaal 2 meter mag bedragen (gerekend vanaf de (voor)gevel van de woning waar wordt aangebouwd);
  • c. de goothoogte van een aan- en uitbouw en/of aangebouwde overkapping mag maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan deze wordt gebouwd gelegen zijn, met dien verstande dat de aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 4 meter bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' overkappingen en carports zijn toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn tevens bijgebouwen, carports en / of overkappingen toegestaan waarbij de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
17.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren mag (al dan niet bij elkaar opgeteld) maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, keermuren, vlaggenmasten en zwembaden) maximaal 5% van de oppervlakte van de gronden met deze bestemming mag bedragen.
    • 2. overkappingen en carports niet zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn overkappingen en carports toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
17.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
17.4 afwijken van de bouwregels
17.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 onder b en worden toegestaan dat:
    • 1. een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping wordt gebouwd tot maximaal de hele breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte van een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 3 meter mag bedragen (gerekend vanaf de (voor)gevel van de woning waar wordt aangebouwd);
  • b. het bepaalde in lid 17.2.1 onder c en d en worden toegestaan dat de goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat de aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • c. het bepaalde in lid 17.2.1 en lid 17.2.2 en worden toegestaan dat bovenop een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping een balkon of (dak)terras wordt gerealiseerd met een hekwerk van maximaal 1,5 meter hoogte (te meten vanaf het dak waarop gebouwd wordt);
  • d. het bepaalde in lid 17.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren (al dan niet bij elkaar opgeteld) maximaal 2 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,20 meter mag bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 17.2.2 onder c en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen.
17.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
17.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 18 Verkeer

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. pleinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. bruggen en ecoducten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ecoduct' sowieso een ecoduct met bijbehorende natuurfunctie en een brug is toegestaan;
  • f. tunnels;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn tevens garageboxen, carports en/of bergingen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein toegestaan met een functie voornamelijk gericht op het verblijf van maximaal twee vrachtwagencombinaties en twee opleggers ten behoeve van het op nabij gelegen gronden logistiek 'bedrijf aan huis';

met daaraan ondergeschikt:

  • i. groenvoorzieningen, natuur en bos;
  • j. straatmeubilair en (ondergrondse) afvalcontainers;
  • k. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • l. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. agrarisch gebruik;
  • o. terrassen, voor zover hierdoor de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming niet wordt aangetast en een goed woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;

met de daarbij behorende:

18.2 bouwregels
18.2.1 gebouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen in het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
18.2.2 gebouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer (zoals abri's), wegverkeer of openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte van een gebouw 25 m² mag bedragen met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de bouwhoogte van de garageboxen, carports en/of bergingen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedragen.
18.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bruggen en ecoducten mag maximaal 9 meter bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecoduct' is sowieso een ecoduct toegestaan met een maximale bouwhoogte van maximaal 9 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn carports toegestaan waarbij de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
18.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
18.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

18.5 afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.1 en worden toegestaan dat delen van deze gronden, welke aansluiten bij woningen, gebruikt mogen worden als tuin, met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 1 meter, bij die woningen.

18.5.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
18.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' het plan wijzigen in de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak, en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren / toestaan van een achtertuin en voortuin bij een woning, mits:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het op nabij gelegen gronden logistiek 'bedrijf aan huis' zijn beëindigd dan wel dat het gebruik van het parkeerterrein ten dienste van het logistiek 'bedrijf aan huis' is geëindigd;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de fysieke veiligheid.
  • c. geen bouwvlak (voor een woning) wordt opgenomen.

Artikel 19 Verkeer - Onverhard

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, straten en paden;
  • b. onverharde voetpaden
  • c. onverharde parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. agrarisch gebruik;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

19.2 bouwregels
19.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.

19.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
19.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen.
19.4.2 afwegingskader

De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik en beheer van de gronden;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag.

Artikel 20 Verkeer - Spoorverkeer

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. spoorwegdoeleinden;
  • b. wegen, straten en voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. bruggen;
  • b. tunnels;
  • c. pleinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en bos;
  • f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. agrarisch gebruik van bermen;
  • i. verhardingen;

met de daarbij behorende:

20.2 bouwregels
20.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer (zoals abri's), spoorverkeer (waaronder bedrijfsgebouwen en/of liften bij stations) of (openbare) nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte van een gebouw 25 m² mag bedragen en met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
  • b. de bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, van bruggen maximaal 9 meter mag bedragen;
  • c. ter plaatse van een bouwvlak zijn gebouwen toegestaan waarbij het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd, waarbij:
    • 1. de goothoogte van een gebouw maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen, en;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
20.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, van bruggen mag maximaal 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder geluidschermen) wordt gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf en mag maximaal 5 meter bedragen behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de geleiding, beveiliging en regeling van spoorverkeer waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, mag bedragen.
20.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
20.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1, onder a, en toegestaan dat de bouwhoogte van een gebouw maximaal 14 meter mag bedragen.

20.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 21 Wonen

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan met (ondergrondse) parkeerplaatsen, garageboxen en bergingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens een (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel zijn (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) (ondergrondse) bergingen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' is een logistiek bedrijf aan huis toegestaan, waarbij voor het gebruiken en bouwen van gebouwen ten behoeve van het logistiek bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' geldt dat hiervoor maximaal 250 m² aan (bedrijfs)gebouwen gebruikt mag worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' zijn tevens zorgwoningen en zorgwoningen 2  toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' zijn uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen tevens, detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van een uitvaartcentrum, onderwijs en een zorginstelling) toegestaan. Ter plaatse van deze aanduiding is tevens op de verdieping expositieruimte en vergaderruimte toegestaan.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is tevens een bed & breakfast toegestaan;

met de daarbij behorende:

21.2 bouwregels
21.2.1 gebouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een bouwvlak is een hoofdgebouw met aan- en uitbouwen , bijgebouwen  en overkappingen  met bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken, zoals balkons, (balkon)hekken, trappen, enz., toegestaan;
  • b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • f. de goothoogte van de gebouwen, overkappingen en bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • g. de bouwhoogte van de gebouwen, overkappingen en bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 2 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd;
21.2.2 gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak geldt dat enkel aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw mag, buiten het bouwvlak, maximaal hetgeen in de onderstaande tabel is aangegeven bedragen:
    Oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen' op het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak (A)   Maximaal met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen te bebouwen oppervlakte  
    0 m² - 150 m²   1/3e deel van A, waarbij minimaal 20 m² mag worden bebouwd  
    > 150 m² - 300 m²   60 m²  
    > 300 m² - 500 m²   70 m²  
    > 500 m² - 800 m²   80 m²  
    > 800 m² - 1000 m²   90 m²  
    >1000 m²   100 m²  
  • b. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping mag maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw gelegen zijn, met dien verstande dat de aan- of uitbouw of de vrijstaande of aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping mag maximaal 4 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw, een vrijstaande overkapping en een aan een bijgebouw gebouwde overkapping mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw, een vrijstaande overkapping en een aan een bijgebouw gebouwde overkapping mag maximaal 5 meter bedragen en waarbij de nok van een lessenaarsdak, indien hoger dan 3,5 meter, niet in of binnen 1 meter van de perceelsgrens mag worden geplaatst;
  • f. op vrijstaande bijgebouwen en op overkappingen zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • g. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het logistiek bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' bedraagt 250 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen.
21.2.3 overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren (al dan niet bij elkaar opgeteld) mag maximaal 2 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,20 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van onoverdekte zwembaden mag maximaal 1,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (niet zijnde overkappingen, erf- en terreinafscheidingen, keermuren, vlaggenmasten en zwembaden) buiten het bouwvlak, maximaal 5% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, mag bedragen.
21.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
21.4 afwijken van de bouwregels
21.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1 onder c en worden toegestaan dat een hoofdgebouw tot maximaal 1,5 meter buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het (weg- en/of spoor)verkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.1 onder d en worden toegestaan dat in het bouwvlak 1 woning of wooneenheid meer wordt gerealiseerd, mits:
    • 1. de geluidbelasting vanwege het (weg- en/of spoor)verkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. de fysieke veiligheid niet in het geding is;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.1 onder f en worden toegestaan dat de maximale goothoogte wordt verhoogd tot maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, mits minimaal 50% van de totale horizontale lengte van de goot gelijk blijft aan de ter plaatse geldende maximale goothoogte;
  • d. het bepaalde in lid 21.2.2 onder a en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw buiten het bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50 % van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, bedraagt;
  • e. het bepaalde in lid 21.2.2 onder b en worden toegestaan dat de maximale goothoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping maximaal 5 meter mag bedragen, waarbij de goothoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 21.2.2 onder c en worden toegestaan dat de maximale bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping maximaal 6,5 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 21.2.3 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
21.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
21.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

21.6 afwijken van de gebruiksregels
21.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.1 en lid 21.2.1 onder b en worden toegestaan dat tevens kamerbewoning/-verhuur en/of een zorgwoning is toegestaan in het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen;
  • b. het bepaalde in lid 21.1 en worden toegestaan dat tevens bed & breakfast in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen mogelijk is;
  • c. het bepaalde in lid 21.1 en worden toegestaan dat in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk is;
  • d. het bepaalde in lid 21.1, lid 21.6.1 onder c, en lid 1.4 en 1.5 en worden toegestaan dat bij een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf naast de bewoner nog andere medewerkers werkzaam zijn;
  • e. het bepaalde in dit artikel en toestaan dat bijgebouwen bij een woning tijdelijk gebruikt worden voor bewoning, door de zorgbehoevende dan wel de zorgverlener/mantelzorger, als afhankelijke woonruimte, waarbij:
    • 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige wordt ingewonnen;
    • 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer bijzondere situaties, zoals hoeksituaties of grote percelen waarbij ter plaatse een niet bebouwbare bestemming ligt, kan heb bevoegd gezag hiervan afwijken;
    • 3. de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 70 m²;
    • 4. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 5. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    • 6. aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een 'verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering');
  • f. het bepaalde in dit artikel en worden toegestaan dat het hoofdgebouw (de woning) gebruikt wordt als een zogenaamde 'twee-' of 'drie-generatiewoning' waarbij de woning bewoond mag worden door maximaal 3 gezinnen (huishoudens) met een familiare relatie middels een eerste of tweede graad bloedverwantschap of aanverwantschap waarbij:
    • 1. er sprake is blijft van 1 woning met daarin maximaal 3 huishoudens;
    • 2. de woning uiterlijk en van binnen 1 geheel blijft vormen;
    • 3. de maximaal 3 woonruimten niet volledig van elkaar mogen zijn afgescheiden, ze moeten dus met elkaar verbonden blijven met minimaal 1, voor mensen toegankelijke, opening per bouwlaag;
    • 4. de woning slechts 1 voordeur blijft houden;
    • 5. geen splitsing van eigendom (woning zelf en/of bijgebouw) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 6. aan de afzonderlijke woonruimten geen (huis)nummer wordt toegekend zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een 'verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering').
21.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Hierbij dient parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden en dient het niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit te betreffen die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

21.6.3 intrekken omgevingsvergunning om af te wijken

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van lid 21.6.1 onder e, en/of lid 21.6.1 onder f in, indien in strijd met de voorwaarden van de omgevingsvergunning wordt gehandeld en indien:

  • a. ingeval, lid 21.6.1 onder e, de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • b. in het geval van lid 21.6.1 onder f: er geen sprake meer is van een familiaire relatie in de 1e of 2e graad bloedverwantschap of aanverwantschap tussen de bewoners van de woning.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en onderhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' gelegen hogedruk gasleiding, met aan weerszijden van de leiding een beschermingszone van 4 meter.De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubelbestemming samenvalt.

22.2 bouwregels

Op deze gronden is het, in afwijking van hetgeen in de overige regels (van die andere bestemming(en)) is bepaald, niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde den dienste van de leiding(en). Dit in verband met het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

22.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen overeenkomstig de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, mits:

  • a. door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de (bedrijfsveiligheid van de) leiding, en;
  • b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen en is verkregen bij de leidingbeheerder.

De beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

22.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de aardgastransportleiding.

22.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (gesloten) verhardingen en het aanleggen van wegen en paden;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanleggen vergraven, verruimen, dempen of wijzigen van watergangen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ophogen en afgraven, egaliseren, mengen, woelen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
22.5.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en /of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. werken en/of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • e. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud.
22.5.3 afwegingskader

De in lid 22.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de mogelijkheid van adequaat beheer of de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

Artikel 23 Waarde - Archeologie hoge verwachting

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, veiligstelling en herstel van de op en in deze gronden verwachte en reeds bekende hoge archeologische waarden.

23.2 bouwregels
23.2.1 bouwen ten behoeve van bestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting

Op deze gronden is het, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet toegestaan te bouwen. Dit vanuit het oogpunt van bescherming, veiligstelling dan wel herstel van de archeologische waarden / archeologische relicten in het gebied. Een uitzondering hierop is dat hier uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bescherming, veiligstelling en herstel van de archeologische waarden / archeologische relicten mogen worden gebouwd.

23.2.2 bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 23.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk tot een oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) en de situering gelijk blijft of kleiner wordt;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) tot maximaal 200 m² wordt uitgebreid buiten de bestaande situering dan wel waarbij de situering tot maximaal 200 m² wordt veranderd;
  • d. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m² waarbij de bijbehorende grondwerkzaamheden (graafwerk- en bouwwerkzaamheden) voor dat bouwwerk een ondergrondse diepte hebben van maximaal 0,30 meter en waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden.
23.3 afwijken van de bouwregels
23.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

23.3.2 afwegingskader

Indien uit ingesteld archeologisch onderzoek/rapport of naar oordeel van een erkend archeoloog blijkt dat de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels/voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of bijbehorende werkzaamheden, in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
23.3.3 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 23.3.2, aan de omgevingsvergunning verbinden.

23.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op grond van de andere bestemmingen, de volgende andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een oppervlakte betreffen van 200 m² of meer en een ondergrondse diepte hebben van meer dan 0,30 meter:

  • a. het afgraven van gronden, waaronder ook begrepen het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder begrepen woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden;
  • c. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, beken en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van nieuwe en/of uitbreiden van bestaande van (ondergrondse) transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, zoals bomen, bos en boomgaarden, alsmede het verwijderen van stobben;
  • i. het uitvoeren van hei- en/of boorwerkzaamheden en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • j. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
23.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken:

  • a. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning, omgevingsvergunning, ontgrondingsvergunning of bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is dus niet nodig als voor dezelfde werkzaamheden al een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.3 noodzakelijk is;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die behoren tot het normale onderhoud en beheer van gronden, met inbegrip van het vervangen van ondergrondse kabels en leidingen indien de ondergronds diepte en situering niet wordt gewijzigd en met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. die betrekking hebben op het slopen van de fundering van een bouwwerk indien naar oordeel van burgemeester en wethouders vaststaat dat het vervangende bouwwerk de archeologische waarden van het gebied niet aantast;
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
23.4.3 afwegingskader

De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering, op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende regels/voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of aanleggen, in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders en het aanbrengen van een beschermende bodemlaag;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
23.4.4 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 23.4.3, aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbinden.

23.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden niet meer behoudenswaardig zijn of niet (meer) aanwezig zijn;
    • 2. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat de begrenzing van deze bestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
  • c. de oppervlaktes en/of ondergrondse dieptes als genoemd in lid 23.2 en lid 23.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van archeologisch onderzoek of van nader verkregen archeologische kennis wenselijk is. Dit kan ook in combinatie met het bepaalde in lid 23.5 onder b.

Artikel 24 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, veiligstelling en herstel van de op en in deze gronden verwachte en reeds bekende middelhoge archeologische waarden.

24.2 bouwregels
24.2.1 bouwen ten behoeve van bestemming Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

Op deze gronden is het, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet toegestaan te bouwen. Dit vanuit het oogpunt van bescherming, veiligstelling dan wel herstel van de archeologische waarden / archeologische relicten in het gebied. Een uitzondering hierop is dat hier uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bescherming, veiligstelling en herstel van de archeologische waarden / archeologische relicten mogen worden gebouwd.

24.2.2 bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 24.2.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) en de situering gelijk blijft of kleiner wordt;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) tot maximaal 500 m² wordt uitgebreid buiten de bestaande situering dan wel waarbij de situering tot maximaal 500 m² wordt veranderd;
  • d. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m² waarbij de bijbehorende grondwerkzaamheden (graafwerk- en bouwwerkzaamheden) voor dat bouwwerk een ondergrondse diepte hebben van maximaal 0,30 meter en waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden.
24.3 afwijken van de bouwregels
24.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

24.3.2 afwegingskader

Indien uit ingesteld archeologisch onderzoek/rapport of naar oordeel van een erkend archeoloog blijkt dat de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels/voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of bijbehorende werkzaamheden, in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
24.3.3 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 24.3.2, aan de omgevingsvergunning verbinden.

24.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op grond van de andere bestemmingen, de volgende andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een oppervlakte betreffen van 500 m² of meer en een ondergrondse diepte hebben van meer dan 0,30 meter:

  • a. het afgraven van gronden, waaronder ook begrepen het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder begrepen woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden;
  • c. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, beken en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van nieuwe en/of uitbreiden van bestaande van (ondergrondse) transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, zoals bomen, bos en boomgaarden, alsmede het verwijderen van stobben;
  • i. het uitvoeren van hei- en/of boorwerkzaamheden en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • j. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
24.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 24.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken:

  • a. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning, omgevingsvergunning, ontgrondingsvergunning of bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is dus niet nodig als voor dezelfde werkzaamheden al een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3 noodzakelijk is;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die behoren tot het normale onderhoud en beheer van gronden, met inbegrip van het vervangen van ondergrondse kabels en leidingen indien de ondergronds diepte en situering niet wordt gewijzigd en met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. die betrekking hebben op het slopen van de fundering van een bouwwerk indien naar oordeel van burgemeester en wethouders vaststaat dat het vervangende bouwwerk de archeologische waarden van het gebied niet aantast;
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.4.3 afwegingskader

De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering, op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende regels/voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of aanleggen, in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders en het aanbrengen van een beschermende bodemlaag;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
24.4.4 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 24.4.3, aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbinden.

24.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden niet meer behoudenswaardig zijn of niet (meer) aanwezig zijn;
    • 2. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat de begrenzing van deze bestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
  • c. de oppervlaktes en/of ondergrondse dieptes als genoemd in lid 24.2 en lid 24.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van archeologisch onderzoek of van nader verkregen archeologische kennis wenselijk is. Dit kan ook in combinatie met het bepaalde in lid 24.5 onder b.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 ondergronds bouwen
26.1.1 verbod ondergronds bouwen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels is het verboden om bouwwerken te bouwen met een ondergrondse diepte van meer dan 5 meter (d.w.z. de verticale diepte onder maaiveld).

26.1.2 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.1.1 en worden toegestaan dat wordt gebouwd met een ondergrondse diepte van meer dan 5 meter overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels van de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld geohydrologisch onderzoek, naar oordeel van burgemeester en wethouders, de geohydrologische situatie ter plaatse door het bouwplan met bijbehorende activiteiten niet wordt aangetast. Dat wil zeggen dat geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken, beschadigd / aangetast of dat deze niet aanwezig zijn, de bestaande grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken niet wordt aangetast en de (schijn)grondwaterstand niet wordt aangetast. Overigens moeten door het geologisch onderzoek eventueel geconstateerde en doorbroken klei- of leemlagen in boorgaten na afronding het onderzoek hersteld worden.

26.1.3 uitzondering geohydrologisch onderzoek

Het overleggen van een geohydrologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de bestaande geohydrologische situatie van de bodem in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waaronder het gegeven dat bij de bouwactiviteiten geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken of aangetast en de kennis dat ter plaatse, tot net voorbij de diepte van het bouwplan, geen kleischotten/leemlagen aanwezig zijn, en dat daarmee afdoende is vastgesteld dat de bouw niet tot verstoring leidt van de geohydrologische situatie van de bodem.

26.2 afwijkende bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

26.3 afwijkende bestaande afstand bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

26.4 afwijkend bestaand bebouwingspercentage bouwwerken

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

27.1 evenementen

Kleine evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits:

  • a. hiervoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, en;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegd gezag.
27.2 parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en wijzigen van de functie van een gebouw of van gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de 'Parkeernota 2014-2020' (vastgesteld 26 februari 2014) van de gemeente Renkum dan wel de herziening of opvolger van die parkeernota.
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a bepaalde, indien:
    • 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. Hierbij geldt dat dit binnen 200 meter moet geschieden, dan wel dat er op een grotere afstand voldoende parkeergelegenheid is (passend binnen de bepalingen van de 'Parkeernota 2014-2020' dan wel de herziening of opvolger daarvan) naar het oordeel van het bevoegde gezag, of;
    • 3. er, naar oordeel van het bevoegd gezag, voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om de parkeerdruk op te vangen.
27.3 strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken als helihaven voor hefschroefvliegtuigen;
  • c. een gebruik van bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • d. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • e. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 veiligheidszone - bedrijven
28.1.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gasdrukmeet- en regelstation door middel van een veiligheidszone om te voorkomen dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden.

28.1.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mag op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor kwetsbare objecten worden gebouwd.
28.1.3 specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen zijn op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de fysieke veiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, oppervlaktes, bouwvlakken en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen, oppervlaktes, bouwvlakken en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat, ongeacht het bouwvlak en de bestemming (met uitzondering van de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur'), gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 5 meter zoals een muziektheater, jongerenontmoetingsplek, gebouwen van openbaar nut, rioolinstallaties en openbare nutsvoorzieningen, telecommunicatie, het openbaar vervoer of het spoor-, water-, of wegverkeer;
  • e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak  met maximaal 5 meter wordt overschreden en het de bouw betreft van luifels, uitgebouwde toegangsportalen, balkons, galerijen, erkers, trappenhuizen, trappen, liftschachten en soortgelijke aanbouwen en bouwwerken;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 10 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras met een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte, mits:
    • 1. dit passend is in het bestaande bebouwingsbeeld van de omgevende bebouwing, en;
    • 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat maximaal 1 meter buiten de bestemmingsgrens dan wel het bouwvlak mag worden gebouwd en tot een maximum oppervlak van 6 m², mits:
    • 1. dit passend is in het bestaande bebouwingsbeeld van de omgevende bebouwing, en;
    • 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad, en;
    • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
  • i. de bestemmingsbepalingen, met uitzondering van de bestemming 'Bos' en 'Natuur' en toestaan dat ten behoeve van bouwprojecten, renovatieprojecten dan wel voor onderhoud tijdelijk, tot maximaal een één jaar, bouwketen, bouwmaterieel, bouwmaterialen en dergelijke geplaatst worden op niet daartoe bestemde locaties, mits:
    • 1. de verkeersveiligheid en de hulpverlening niet onevenredig worden geschaad, en;
    • 2. de parkeerdruk niet onevenredig toeneemt, en;
    • 3. natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en bomen niet direct dan wel indirect worden beschadigd;
  • j. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat, ongeacht het bouwvlak en de bestemming (met uitzondering van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Bos', 'Natuur', maximaal 2 (nood)lokalen, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, worden geplaatst bij gebouwen ten behoeve van educatieve doeleinden zoals (bijzondere) scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang, waarbij de afstand van deze (nood)lokalen tot het bijbehorende educatieve gebouw maximaal 100 meter mag bedragen en de noodzaak tot het plaatsen van de (nood)lokalen moet worden aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 overgangsrecht bouwwerken
30.1.1 overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
30.1.2 afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.1.1 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 30.1.1 met maximaal 10%.

30.1.3 uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 30.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.2 overgangsrecht gebruik
30.2.1 overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

30.2.2 strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

30.2.3 verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

30.2.4 uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 30.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017'.