direct naar inhoud van Regels
Plan: Oosterbeek-Zuid 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0178ob-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0274.bp0178ob-va02 van de gemeente Renkum.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0274.bp0178ob-va02.

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf, dat in of bij een woning, door een bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten, dat wil zeggen het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen, en/of leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet (zoals de Wet milieubeheer dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen), en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Dit zijn in ieder geval de volgende bedrijven: fotograaf, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, pottenbakker, (muziek)instrumentenmaker, kaarsenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse/hardwarebouw), traiteur, zadelmaker, koerierdienst, prothesemaker, glazenwasser, reisorganisatie (kleinschalig), reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek, radio's, tv's, horloges etc.) en een webwinkel (met zeer beperkte en ondergeschikte opslag ter plaatse). Detailhandel is bij een aan-huis-verbonden bedrijf niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen), en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, maatschappelijk, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep. Dit zijn in ieder geval de volgende beroepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, therapeut, tandarts, verloskundigenpraktijk, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlening, logopedie en een internetbedrijf in het bouwen van websites en of het ontwerpen / bouwen /analyse van softwareapplicaties. Ook wordt hieronder verstaan een kapper, schoonheidssalon, hondentrimsalon, pedicure en kinderopvang (alleen in de vorm van 'gastouder') en het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede (detail)handel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis. Detailhandel is bij een aan-huis-verbonden beroep niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.6 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 aanverwantschap:

aanverwantschap ontstaat door een huwelijk of geregistreerd partnerschap het gaat hierbij om de relatie tussen een persoon en de familie van zijn/haar echtgenoot of geregistreerde partner. De graad van aanverwantschap is gelijk aan de graad van bloedverwantschap van de echtgenoot of de geregistreerde partner. 1e graad aanverwantschap zijn de ouder(s) en kind(eren) van uw partner. 2e graad aanverwantschap zijn de grootouder(s), kleinkind(eren) en broer(s) en zussen) van uw partner.

1.10 afhankelijke woonruimte:

een aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw bij een woning op 1 bouwperceel, waarin (een gedeelte van) de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.11 afwijking/afwijken:

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (dan wel de opvolger van deze wet).

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (zoals grasland en agrarische gewassen (akkerbouw) zoals aardappels, bieten, mais e.d.) en/of het houden van dieren. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: aquacultuur, bollenteelt, fruitteelt, (intensieve) kwekerij, glastuinbouw, intensieve veehouderij, gebruiksgerichte paardenhouderij, sierteelt, viskwekerij, bomenteelt/boomkwekerij en bomenteelt/boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen, en derhalve een hindercirkel geldt, noodzakelijk is.

1.13 agrarisch gebruik:

een grondgebonden gebruik door een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (zoals grasland en agrarische gewassen (akkerbouw) zoals aardappels, bieten, mais e.d.) en/of het houden van dieren. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: aquacultuur, bollenteelt, fruitteelt, (intensieve) kwekerij, glastuinbouw, intensieve veehouderij, gebruiksgerichte paardenhouderij, sierteelt en viskwekerij, bomenteelt /boomkwekerij en bomenteelt/boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen, en derhalve een hindercirkel geldt, noodzakelijk is.

1.14 agrarisch medegebruik:

een binnen de natuurbestemming toegestaan agrarisch medegebruik in de vorm van extensief beheerd grasland en/of het extensief begrazen van het gebied, waarbij de instandhouding en versterking van omliggende en ter plaatse aanwezige natuur- en landschapwaarden voorop staat.

1.15 andere werken:

werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.16 appartementenhotel:

verblijfshotel dat appartementen of studio's met kookgelegenheid verhuurt, tevens met gebruik van de gebruikelijke hotelfaciliteiten, zoals de mogelijkheid van logies/ontbijt, halfpension of volpension en veelal met gebruik van de recreatieve faciliteiten. Ook wel 'aparthotel' of 'apartotel' genoemd. Een aparthotel heeft alle voordelen van een hotel (reiniging - service - pension) en bestaat uit appartementen in plaats van kamers.

1.17 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden (archeologische relicten).

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd tenzij in de regels anders is bepaald.

1.20 bed & breakfast:

het door de bewoner(s) van de bijbehorende woning bieden van een veelal kortdurend recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in een deel van de woning of bijbehorend bijgebouw. Bed & breakfast is toegestaan in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen, waarbij dit is toegestaan tot een maximum vloeroppervlak van 40% van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen, waarbij minimaal 60% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen de woonfunctie dient te behouden (met dien verstande dat het vloeroppervlak voor het wonen in het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen minimaal 100 m² dient te bedragen).

1.21 bedrijf:

een inrichting / instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan-huis-verbonden beroepen en een garagebedrijf worden hieronder niet begrepen, aan-huis-verbonden bedrijven wel. Detailhandel is bij een bedrijf niet toegestaan, behoudens zeer beperkte verkoop van artikelen die verband houden met de activiteiten.

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte (bruto):

de totale vloeroppervlakte van het (de) gebouw(en) / de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.24 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van het beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.25 begane grond:

de eerste bouwlaag (niet zijnde een kelder, souterrain/onderbouw of bij aflopend hoogteverschil in het terrein ter plaatse de daaronder gelegen volledige bouwlaag), dat wil zeggen de bouwlaag ter plaatse van de hoofdtoegang).

1.26 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de opvolger van dit besluit.

1.27 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 bijgebouw:

een (niet voor bewoning bestemd) op zichzelf staand, dat wil zeggen van buiten bereikbaar via een eigen ingang, aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, dat niet in directe verbinding staat, via een deur of andere open verbinding, met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.31 bloedverwantschap:

bloedverwantschap geeft aan wanneer mensen familie van elkaar zijn. Mensen zijn bloedverwanten als de één een afstammeling is van de ander en zij samen minstens één gemeenschappelijke stamouder hebben. De mate van bloedverwantschap wordt uitgedrukt in graden. Bepalend daarvoor is het aantal geboorten dat nodig is voor het ontstaan van bloedverwantschap tussen twee mensen. 1e graad bloedverwanten zijn de ouder(s) en de kinderen. 2e graad bloedverwanten zijn de grootouders, de kleinkind(eren) en de broer(s) en zus(sen).

1.32 boomkwekerij:

een bedrijf gericht op het telen, kwekerij en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, niet zijnde een tuincentrum.

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.34 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.35 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, waarbinnen de vloerhoogte maximaal 1.20 meter varieert, is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van souterrain/onderbouw, zolder of vliering.

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.39 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een overig bouwwerk, carport of een overkapping.

1.40 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 carport:

een overkapping bedoeld als staanplaats, stalling voor 1 of meerdere auto's of andere motorvoertuigen.

1.42 coffeeshop:

een gelegenheid waar handel is en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt.

1.43 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat gebied (waaronder de ontstaansgeschiedenis van het dorp) of bouwwerk, zoals dat in uitdrukking komt in de beplanting, het beplantingspatroon, slotenpatroon of de architectuur. Onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten.

1.44 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping.

1.45 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, bedoeld om de lichtinval te verbeteren en/of het woonoppervlak te vergroten, aangebracht op het hellende dakvlak en minimaal aan de onder- en bovenzijde omgeven door het betreffende dakvlak. Dakvergrotingen die in de goot staan, of zelfs daaronder, of die boven de nok uitsteken zijn dus géén dakkapellen.

1.46 dakopbouw:

een dakvergroting/-verhoging, niet zijnde een dakkapel, die of in de goot staat of zelfs daaronder en/of die boven de nok uitsteekt (doortrekken van de nok). Door de dakopbouw verandert het silhouet van het 'oorspronkelijke' dak.

1.47 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in automobielen, motorfietsen en dergelijke, boten, caravans, bouwmaterialen (bouwmarkten), grove bouwmaterialen c.q. bouwstoffen, land- en tuinbouwmachines, machinerieën ten behoeve van bedrijven, meubelen, keukens, sanitair, tapijten, tegelhandel en daarmee naar aard en activiteit gelijk te stellen bedrijven.

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt begrepen een winkel.

1.49 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's, bijkantoren van banken (waaronder geldautomaten) en van sociaal culturele instellingen, makelaarskantoor, assurantiekantoor, postagentschappen, telefoondiensten, internetdiensten, internetcafé's, snelfotoshops, ontwikkelshops, copyshops, videotheken, autorijscholen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen. Een garagebedrijf en een seksinrichting vallen hier niet onder.

1.50 EMC testtent:

open area test site (OATS), zijnde een open testruimte voorzien van een zogenaamde ground plane, waarin/waarop testen naar elektromagnetische compatibiliteit uitgevoerd worden.

1.51 erf- of terreinafscheiding:

een gebouwde voorziening van enig materiaal bedoeld om een perceel of erf, of een deel daarvan af te scheiden, zoals een (tuin)muur en een (tuin)hek. Een erf- of terreinafscheiding hoeft dus in principe niet alleen geplaatst te zijn op een perceelsgrens om als zodanig te worden opgevat. Is een afscheiding bijvoorbeeld geplaatst in het midden van een tuin dan wordt deze ook beschouwd als een erf- of terreinafscheiding. Onder een erf- of terreinafscheiding wordt verder ook verstaan een rasterwerk waarlangs beplanting groeit. Een gegroeide haagbeuk wordt daarentegen niet beschouwd als een gebouwde erf- of terreinafscheiding.

1.52 erkend archeoloog:

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen (archeologische deskundige).

1.53 evenement:

een één- of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een herdenkingsplechtigheid, braderie, feest, concert, theater, (muziek) voorstelling, show, bioscoopvoorstelling, bijeenkomst, tentoonstelling, (week)markt, thematische markt, snuffelmarkt, (sport)manifestaties of optocht, niet zijnde een betoging. Dit is inclusief en ten dienste van het evenement benodigde, horeca, sanitaire voorzieningen, muziek en detailhandel. Binnen evenementen wordt onderscheid gemaakt in een 'groot evenement' en een 'klein evenement'; voor de uitleg hiervan zie de betreffende begrippen.

1.54 extensieve recreatie:

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, paardrijden, fietsen, vissen en roeien, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.55 fysieke veiligheid:

de veiligheid (onder andere zelfredzaamheid en ramp-/incidentbestrijding en beheersing) voor zover deze afhankelijk is van fysieke factoren die aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van branden, ongevallen en rampen.

1.56 garage(bedrijf):

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. Ondergeschikte verkoop, waaronder uitstallen ter verkoop op eigen terrein van hoofdzakelijk occasions / 2e hands auto's en motorvoertuigen is hierbij toegestaan.

1.57 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.58 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, in gebruik geven en het laten gebruiken.

1.59 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het rijden c.q. mennen met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner.

1.60 geohydrologisch onderzoek (kennis over de bodemopbouw):

onderzoek naar grondwater en de bodemstructuur / aanwezige grondsoorten ter plaatse en 2 meter dieper dan het bouwplan en de bijbehorende werkzaamheden in de bodem reiken waarbij onderzocht dient te worden of er leemlagen/kleischotten in de bodem aanwezig zijn. Van belang is dat de bouw niet tot doorbreking of aantasting van leemlagen/kleischotten (hoe dun deze lagen eventueel ook zijn) zal leiden. Doorbreking of aantasting van deze leemlagen/kleischotten leidt namelijk tot het veranderen van de (schijn)grondwaterstand en grondwaterstromen waardoor grondwater niet meer naar de beken zal gaan maar dieper in de bodem zal infiltreren. Dit ondermijnt de ecologische kwaliteit van de beken.

1.61 gronddepot:

een (opslag)terrein, voor bijvoorbeeld de gemeente of nutsbedrijven, waar (al dan niet tijdelijk) grond, straatmeubilair, elementenverhardingen, stenen, hout, kabels en leidingen en dergelijke wordt opgeslagen voor hoofdzakelijk hergebruik evenals het stallen van daarvoor benodigde machines en containers. Een afval-inzameldepot en een milieupark vallen hier niet onder.

1.62 groot evenement:

meerdaagse evenementen met een maximum van acht per kalenderjaar, waarvan maximaal driemaal per kalenderjaar een kermis of circus, en met een maximum van negen aaneengesloten dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

1.63 helihaven:

een terrein dat permanent is ingericht en uitgerust en geschikt is om te worden gebruikt door hefschroefvliegtuigen, dan wel een platform, dat is aangelegd op een bouwwerk, constructie of vaartuig en dat permanent is ingericht en uitgerust om te worden gebruikt door hefschroefvliegtuigen.

1.64 hobbymatig houden van dieren:

het houden van een beperkt aantal dieren voor hobbymatig gebruik, zonder winstoogmerk.

1.65 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.66 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben.

1.67 horeca / horecabedrijf:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een (eet)café, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, restaurant, bistro, grillroom, afhaalzaak dan wel een combinatie van dergelijke bedrijven, het verstrekken van logies (zoals een hotel, bed & breakfast, shortstay, appartementenhotel), het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie (o.a. feestzaal, bruiloften en (kunst)exposities), vergader- en congresaccomodaties en conferentieoorden. Alles eventueel in combinatie met bijbehorende sport- en recreatieve voorzieningen / activiteiten en één en ander al dan niet in combinatie van een vermaaksfunctie (niet zijnde een automatenhal/amusementshal/gokhal) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca wordt niet verstaan coffeeshops, discotheken, partyboerderijen en dergelijke.

1.68 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.69 hoveniersbedrijf:

een bedrijf gericht op het verlenen van diensten op het gebied van groenvoorzieningen en op de aanleg en onderhouden van tuinen en parken, met inbegrip van het opkuilen van planten en boomkwekerij, en met uitzondering van boomkwekerij waarvoor spuiten met bestrijdingsmiddelen noodzakelijk is, en derhalve een (milieu)hindercirkel geldt.

1.70 kamerbewoning / kamerverhuur:

het bewonen (bijvoorbeeld via (ver)huur) van één of meer ruimtes binnen een woning, waarbij de bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree, keuken, woonkamer en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken met andere bewoners van dezelfde woning.

1.71 kantoor-1:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, kennisintensieve kantoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek/afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hieronder vallen ook congres- en vergaderaccommodaties als ondergeschikte functie. Detailhandel is niet toegestaan.

1.72 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bank- en/of verzekeringswezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek/afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hieronder vallen ook congres- en vergaderaccommodaties. Detailhandel is niet toegestaan.

1.73 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.74 keermuur:

een walmuur ter vermijding van de overstort van grond of zand en dergelijke, en/of ter voorkoming van wateroverlast.

1.75 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, voor personen toegankelijk, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat geheel onder peil is gelegen (en meestal gelegen onder de begane grond).

1.76 klein evenement:

een ééndaags evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder niet begrepen, dat geen of slechts in zeer ondergeschikte mate een commerciële doelstelling heeft.

1.77 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de opvolger van dit besluit.

1.78 landschapswaarde(n):

de aan een gebied toegekende waarde(n), gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur (met inbegrip van de mens). Feitelijk gaat het bij landschapswaarden binnen een bepaalde bestemming om afwijkende landschappelijke elementen binnen een hoofdgebruik / hoofdbestemming. Dus de landschapswaarden van een 'bos' zijn ook de (ondergeschikte) open ruimtes (de openheid) in het bos of de (ondergeschikte) waterpartijen, morfologie en dergelijke. Dit geldt ook voor een park. Bij een 'park' is dat ook de samenhang tussen bosschages, open ruimte, agrarische delen, waterpartijen, solitaire bomen maar ook (kleinschalige) bebouwde elementen. Bij 'agrarische percelen' zijn dat vaak kleinschalige (aan het hoofdgebruik ondergeschikte) bosschages, solitaire bomen of struiken, waterpartijen, hagen langs agrarische percelen of enkele bomen langs / tussen de agrarische percelen. Het kan dan ook gaan om de openheid en/of morfologie. Bij agrarische percelen in de uiterwaarden kan bijvoorbeeld gedacht worden aan knotwilgen langs agrarische percelen, of (meidoorn)hagen, smalle slootjes of poelen in een agrarische perceel. Het gaat er om dat deze elementen zeer duidelijk ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik / de hoofdbestemming. Deze landschappelijke elementen zijn namelijk (vaak) niet (goed) als zelfstandige functie te bestemmen.

1.79 lessenaarsdak:

een dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

1.80 maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 1:

educatieve, medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaalculturele, openbare dienstverlening, levensbeschouwelijke voorzieningen (niet zijnde religie / kerken), zorgwoningen, zorgwoningen 2, verplegingsinrichtingen gericht op de patiëntenzorg, instellingen met een overwegend verzorgend karakter, alsook bewoning ten behoeve van patiënten en ondergeschikte overnachting door personeel, alsook ten dienste van deze voorzieningen behorende kantoorfunctie, vergaderaccommodatie, sport en sportieve recreatie, agrarisch gebruik en ten dienste van deze voorzieningen ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca. Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan: een afkickkliniek, (kunst)atelier, creativiteitscentrum, consultatiebureau, gezondheidszorg, fysiotherapiepraktijk, huisarts, apotheek, internaten, jeugdopvang, kinder(dag)opvang, naschoolse opvang, onderwijs, sanatoria, (openbaar) speelterrein, verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum, welzijnsinstelling, zorgboerderij, zorginstelling en zorgwoning. Hieronder wordt niet verstaan: een asielzoekerscentrum, begraafplaats, bibliotheek, dierenasiel, dierenpension, drugsopvang, justitiële inrichting, kazerne en militaire zaken, religie (kerken), scouting, uitvaartcentrum, verenigingsleven (club- en buurthuizen).

Verder is zelfstandige detailhandel toegestaan in de vorm van een winkeltje (met bijvoorbeeld eigen gemaakte en gekweekte producten) en is zelfstandige horeca toegestaan in de vorm van een (eet)café, lunchroom of restaurant maar dan beiden (detailhandel en horeca) met een koppeling met de maatschappelijke functie (maatschappelijk ondernemerschap) zoals een maatschappelijke werkplek voor bewoners van het terrein en patiënten/cliënten van de maatschappelijke instelling(en). De detailhandel en de horeca moeten dus een (functionele) relatie hebben met de maatschappelijke instelling(en).

1.81 maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 2:

medische, psychisch-medische, sociaal-medische, zorgwoningen, verplegingsinrichtingen gericht op de patiëntenzorg, instellingen met een overwegend verzorgend karakter, alsook bewoning ten behoeve van patiënten en ondergeschikte overnachting door personeel, alsook ten dienste van deze voorzieningen behorende kantoorfunctie, sport, sportieve recreatie, revalidatie- en wellnessfaciliteiten en ten dienste van deze voorzieningen ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca.
Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan: een (afkick)kliniek, gasthuis, gezondheidszorg, herstellingsoord, internaten, sanatoria, verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum, zorginstelling en zorgwoning.
Hieronder wordt niet verstaan: een apotheek, asielzoekerscentrum, creativiteitscentrum, consultatiebureau, dierenasiel, dierenpension, drugsopvang, fysiotherapiepraktijk, huisarts, jeugdopvang, justitiële inrichting, kinder(dag)opvang, (kunst)atelier, naschoolse opvang, onderwijs, religie (kerken), uitvaartcentrum, welzijnsinstelling, zorgboerderij.

1.82 maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling:

educatieve, medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaalculturele, openbare dienstverlening, levensbeschouwelijke voorzieningen, zorgwoningen, zorgwoningen 2, verplegingsinrichtingen gericht op de patiëntenzorg, instellingen met een overwegend verzorgend karakter, alsook bewoning ten behoeve van patiënten en ondergeschikte overnachting door personeel, alsook ten dienste van deze voorzieningen behorende kantoorfunctie, sport, sportieve recreatie, wellness- en revalidatiefaciliteiten en ten dienste van deze voorzieningen ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca. Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan: een (afkick)kliniek, (kunst)atelier, creativiteitscentrum, consultatiebureau, gasthuis, gezondheidszorg, fysiotherapiepraktijk, herstellingsoord, huisarts, apotheek, internaten, jeugdopvang, kinder(dag)opvang, naschoolse opvang, onderwijs, sanatoria, (openbaar) speelterrein, verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum, welzijnsinstelling, zorgboerderij, zorginstelling en zorgwoning. Hieronder wordt niet verstaan: een asielzoekerscentrum, begraafplaats, bibliotheek, dierenasiel, dierenpension, drugsopvang, justitiële inrichting, kazerne en militaire zaken, religie (kerken), scouting, uitvaartcentrum, verenigingsleven (club- en buurthuizen).

1.83 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, psychisch-medische, sociale, sociaal-medische, sociaalculturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening, alsook ten dienste van deze voorzieningen behorende kantoorfunctie, sport, sportieve recreatie, wellness- en revalidatiefaciliteiten en ten dienste van deze voorzieningen ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca. Onder dergelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan: een bibliotheek, uitvaartcentrum, naschoolse opvang, kinder(dag)opvang, (openbaar) speelterrein, consultatiebureau, onderwijs, verenigingsleven (club- en buurthuizen; niet zijnde motorclubhuizen), (kunst)atelier, creativiteitscentrum, gezondheidszorg, jeugdopvang, fysiotherapiepraktijk, huisarts, apotheek, museum, welzijnsinstelling en zorginstelling. Hieronder wordt niet verstaan: een begraafplaats, dierenasiel, dierenpension, religie (kerken), scouting, zorgboerderij, asielzoekerscentrum, drugsopvang, justitiële inrichting, kazerne, clubhuizen voor motorclubs, militaire zaken en sanatoria.

1.84 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.85 manege:

een (agrarisch) bedrijf waarbij de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in één of meerdere disciplines aan derden met gebruik van paarden (paardrijles) in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. Ook kunnen er wedstrijden worden georganiseerd voor ruiters en amazones die met hun paarden van buitenaf komen. De meeste maneges hebben een kantine/foyer ingericht om klanten te ontvangen en waar gebruik kan worden gemaakt van een consumptie.

1.86 mantelzorg:

de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een aantoonbare hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.87 morfologie:

de vorm (structuur) van het landschap. Hieronder wordt ook aanwezige het hoogteverschil (niet zijnde een kleinschalig lokaal verschil in decimeters, maar de grote lijnen van het hoogteverschil) in het gehele landschap, waarvoor dit geldt, verstaan.

1.88 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.89 natuurwaarde(n):

de aan een gebied toegekende waarde(n), gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en of biologische elementen.

1.90 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.91 nutsvoorziening:

een voorziening uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het openbaar nut, dat wil zeggen de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening (gas, elektriciteit, water en warmte), waterwinning en waterzuivering, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water- of wegverkeer, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorziening ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.92 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.93 openbare dienstverlening:

het verlenen van diensten door of namens een overheidsinstantie ten behoeve van het algemeen belang, zoals het zorgdragen voor blijvende essentiële voorzieningen die betrekking hebben op de bescherming en handhaving van het geheel van de levens en bezittingen van inwoners in een gemeenschap. Hieronder valt onder andere de politie, brandweer en gemeente.

1.94 openheid:

er is sprake van openheid van het landschap wanneer er over een bepaald groot oppervlak geen visuele barrières zijn zoals huizen, bouwwerken en bomen (bosschages). Openheid houdt in dat het betreffende terrein in hoofdzaak open is, dat wil zeggen onbebouwd (met bouwwerken) en onbegroeid met bomen of heesters. Openheid houdt niet per definitie in dat enkele landschapselementen (zie het begrip 'landschapswaarden') de openheid teniet doen. Passend zijn enkele solitaire bomen of een boomgroep, bestaande uit ten hoogste 3 bomen tot totaal maximaal 5 bomen per hectare en/of erf- of perceelscheidende lage inheemse hagen tot maximaal 1 meter hoog.

Openheid in combinatie met agrarisch gebruik houdt in dat agrarische (akkerbouw) gewassen wel zijn toegestaan.

1.95 outdoor sporten:

een verzamelnaam voor heel veel verschillende activiteiten die als kenmerk hebben dat ze buiten (vaak in de natuur) worden georganiseerd, zoals: survival, survivalrun, survivalbaan, hoogteparcours, boomklimparecoor, lasergamen, paintballen, abseilen, klimmen, klimmuur, zeskamp, boogschieten, kick-bike, steppen, kanovaren, katapult, touwbanen, bergwandelen, raften, kanoën, mountainbiken, fietsen, schaatsen, zeilen, wandelen, wadlopen, etc..

1.96 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. Carports en overkappingen vallen hier niet onder.

1.97 overkapping:

een vrijstaand dan wel aangebouwd bouwwerk met een gesloten dak op het erf van een (hoofd)gebouw of een standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het (hoofd)gebouw of de standplaats en dat minimaal twee geheel open wanden heeft en dat maximaal twee, al dan niet tot de constructie zelf behorende, wanden heeft, zoals een carport of luifel.

1.98 paardenbak:

een niet-overdekte buitenrijbaan / piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem (een bodem van zand, hout boomschors (soms gras) of ander materiaal om de bodem te verstevigen) al dan niet voorzien van een omheining ten behoeve van paardrijactiviteiten, zoals training en africhting van het paard en waarnaast ook toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

1.99 paddock:

een kleine omheinde plaats voor paarden (waarbij een paddock kleiner is dan een paardenbak, van bijvoorbeeld 5 bij 5 meter tot circa 25 bij 25 meter, en in beginsel niet bedoeld voor het trainen van paarden), zijnde een klein weiland met een gras of zandbodem, die geschikt is om het paard los te gooien wanneer hij op stal staat. Daarnaast zijn paddocks geschikt om een paard in te zetten die niet te veel gras binnen mag krijgen of wanneer het paard herstellende is van een blessure en hij niet te wild mag doen.

1.100 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.101 peil:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peilmeetvlak 1': 20,533 meter boven Nieuw Amsterdams Peil (N.A.P.);
  • b. in andere gevallen:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg, pad of stoep grenst (dat wil zeggen dat er geen ruimte zit tussen de hoofdtoegang en de weg, het pad of de stoep):
      • de hoogte van die weg, dat pad of die stoep ter plaatse van de hoofdtoegang
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg, pad of stoep grenst:
      • de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van de hoofdtoegang na voltooiing van de bouw. Bij aan- en uitbouwen geldt de hoofdtoegang van het hoofdgebouw;
    • 3. voor een bouwwerk waarbij geen sprake is van een toegang:
      • het gemiddelde afgewerkte maaiveld ter plaatse van dat bouwwerk;
    • 4. voor erfafscheidingen, terreinafscheidingen, tuinhekken, (tuin)muren en keermuren:
      • het afgewerkte terrein ter plaatse van elk gedeelte van dat bouwwerk (de voet van de erfafscheiding of terreinafscheiding enz., gemeten aan de laagste zijde);
    • 5. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.102 pensionstal:

een agrarisch bedrijf waarbij de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden.

1.103 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten, waaronder aan-huis-verbonden beroepen, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.104 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handeling aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden.

1.105 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.106 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, escortservice of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

1.107 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren (plegen te) worden verkocht of verhuurd.

1.108 sociale veiligheid:

de bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt van de kant van menselijk handelen in de openbare ruimte.

1.109 souterrain/onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer (en meestal gelegen onder de begane grond), waarvan de bovenkant boven het peil, maar overal minder dan 1,20 meter boven peil, is gelegen.

1.110 splitsing van een woongebouw:

het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een gebouw, zodanig dat, met handhaving van het bestaande woongedeelte van het gebouw en zonder uitbreiding, een tweede zelfstandig functionerende woning in het gebouw wordt gemaakt.

1.111 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.112 straatmeubilair:

naast hetgeen hieronder wordt verstaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto het Besluit omgevingsrecht wordt hieronder voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en (draagconstructies van) reclame.

1.113 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.114 toeristische standplaats:

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal zes weken op de standplaats is geplaatst.

1.115 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.116 verdieping:

elke bouwlaag boven de begane grond.

1.117 volkstuin:

grond waarop anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf op kleine schaal voedings- en siergewassen (niet zijnde bomen en struiken) worden geteeld, niet voor commerciële doeleinden, al dan niet uit recreatief oogpunt. Agrarische bedrijfsvoering (een agrarisch bedrijf), waaronder het kweken van planten, bomen en groenten (o.a. boomkwekerij) en fruit is dus niet toegestaan.

1.118 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.119 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn aard, indeling en/of inrichting kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.120 woning / wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Kleinschalige zorgwoningen worden als wonen beoordeeld (en vallen dus onder een 'woning') als de bewoners gezamenlijk één (met een gezinsverband vergelijkbaar) huishouden voeren, er een (behoorlijk) vaste samenstelling en structuur van de woongroep is en het wonen centraal staat en de eventuele zorg en begeleiding daaraan ondergeschikt is.

1.121 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.122 zolder:

een gedeelte van een gebouw, zijnde een laag boven de begane grond en gelegen direct onder het dak, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak (nok) minder bedraagt dan 1,50 meter.

1.123 zorgbehoevende:

degene die mantelzorg behoeft;

1.124 zorgboerderij:

een boerderij (agrarisch bedrijf) waar mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking onder begeleiding eenvoudige werkzaamheden kunnen verrichten, waarbij de agrarische producten ter verkoop kunnen worden aangeboden.

1.125 zorgverlener / mantelzorger:

degene die mantelzorg geeft/verleend.

1.126 zorgwoning 2:

zelfstandige woningen;

  • waar intensieve zorgverlening mogelijk is, waarbij de aangetoond wordt dat de woonruimte voldoet aan de in de Huisvestingsverordening 2015 van de gemeente Renkum dan wel de herziening of opvolger van die verordening genoemde termen 'rolstoelgeschikte woonruimte' (geschikt voor bewoner die aangewezen is op een rolstoel) en 'levensloopgeschikte woonruimte' (geschikt voor bewoner met een fysieke woningbeperking).
  • eventueel voorzien van domotica en/of tilliften in de slaapkamer;
  • er zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.
1.127 zorgwoning:

een woonruimte, complex van ruimten, functioneel ingericht op het bieden van zorg, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, al dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen en kantoor dan wel een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding). Voor dit alles geldt dat deze zorgwoning (net) niet beoordeeld kan worden als zelfstandig wonen, als bedoeld met een woning, en (net) niet met het voeren van een nagenoeg zelfstandig huishouden. Kleinschalige zorgwoningen worden als wonen beoordeeld (en vallen dus onder een 'woning') als de bewoners gezamenlijk één (met een gezinsverband vergelijkbaar) huishouden voeren, er een (behoorlijk) vaste samenstelling en structuur van de woongroep is en het wonen centraal staat en de eventuele zorg en begeleiding daaraan ondergeschikt is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Deze bepaling geldt ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij de vaststelling van de goothoogte worden goten (c.q. de druiplijn en het boeibord) van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen niet meegerekend.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 aanvullende regels voor de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bij de vaststelling van de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder buitenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren wordt de verticale projectie van het gehele bouwwerk, op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk gemeten.

2.9 aanvullende regels voor de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

bij de vaststelling van de oppervlakte van een gebouw die geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld / onder de grond is gelegen wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, (bovenwaarts) geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het gebouw.

2.10 aanvullende regels voor de oppervlakte en bebouwingspercentage van een ondergronds bouwwerk buiten een bovengronds bouwwerk:

bij de berekening van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken (gebouwen) mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

2.11 ondergrondse diepte:

vanaf het aanliggende oorspronkelijke maaiveld tot aan het diepste punt in de (onder)grond / bodem van de ingreep/bouwwerk, verticaal gemeten. In afwijking van het vorenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': vanaf het ter plaatse geldende peil tot aan de bovenkant van de vloer van de parkeergarage, gelegen in de (onder)grond / bodem, verticaal gemeten.

2.12 algemene aanvullende regels voor de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een bouwwerk:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, liftschachten, muurdammen, hemelwaterafvoeren, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, lichtkappen/-koepels, erkers, balkons, galerijen, bordessen, trappen, traphekken, balkonhekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de genoemde maten, bestemmingsgrenzen en/of bouwvlakken, in verticale en/of horizontale richting, niet meer dan 1 meter bedraagt en de overschrijding voor wat betreft balkons niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarisch gebruik;
  • b. een agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'weg';
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'park' zijn tevens een park en groenvoorzieningen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn tevens volkstuinen toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning met tuin toegestaan en met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'weg' zijn tevens een weg, verhardingen en parkeerplaatsen toegestaan (ten behoeve van het agrarisch bedrijf);
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - kuilvoer' is de opslag van kuilvoer, waarvoor een milieuhinderzone (milieuhinderafstand van bijvoorbeeld maximaal 25 meter of meer) geldt, uitgesloten;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. paden;
  • k. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

3.2 bouwregels
3.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak maximaal één gebouw ten behoeve van schuilgelegenheid van dieren en opslag van materialen met een maximale oppervlakte van 20 m² en met maximale bouwhoogte van 2,5 meter is toegestaan;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • c. de goothoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
3.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • c. de goothoogte  van een bedrijfswoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een bedrijfswoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 650 m³ bedragen;
  • f. per bedrijfswoning is maximaal 50 m² aan bijgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter.
3.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1 meter zijn toegestaan;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'park', 'weg' en 'volkstuin' met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'park' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het gebruik als park en groenvoorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijnde uitsluitend palen / stokken ten behoeve van het telen van groente en fruit, zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'weg' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter.
3.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3, lid a, en worden toegestaan dat niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1,5 meter ten behoeve van zand- en graspaddocks en paardenbakken worden gebouwd.

3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het bebossen en beplanten van gronden (tenzij dit bijdraagt aan het verbeteren van de aanwezige waarden en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; zie lid 3.5) en het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het vellen en rooien van houtopstanden (bomen en houtige struiken);
  • d. het aanplanten of laten groeien van bomen en struiken;
  • e. het scheuren en diepploegen van grasland;
  • f. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
3.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normaal onderhoud, gebruik en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
3.5.3 afwegingskader

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede)bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de gronden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. de uitoefening van agrarisch gebruik;
  • b. het hobbymatig houden van dieren;
  • c. de bescherming, behoud en verdere ontwikkeling (gericht op de versterking) van de cultuurhistorische waarden, landschapswaarden, de openheid (o.a. doorzichten / zichtlijnen) en morfologie(o.a. hoogteverschillen) en met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van een bouwvlak en dit ook niet geldt binnen de aanduiding 'weg' uitsluitend ter plaatse van Geelkerkenkamp 18a-20;
  • d. een agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'weg';
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is tevens een productiegerichte paardenhouderij  toegestaan met bijbehorende paddock. Daarnaast is binnen het bouwvlak ondergeschikte overnachting (in duur van de overnachting per medewerker/groom) door tegelijkertijd maximaal 12 medewerkers (grooms) is toegestaan. Zelfstandige bewoning door medewerkers/grooms is niet toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' binnen de aanduiding 'paardenhouderij' is het gebruik als tuin ten behoeve van de bedrijfswoning toegestaan maar zonder bouwwerken, ook niet een zwembad, uitgezonderd van een hekwerk van maximaal 1 meter. Voor dit tuingedeelte geldt, net als voor het overige agrarische deel buiten het bouwvlak, dat de landschapswaarden en openheid van het terrein blijven gelden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'weg' zijn tevens een weg, verhardingen en parkeerplaatsen en stapmolens toegestaan (ten behoeve van het agrarisch bedrijf);
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning  met tuin toegestaan en met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn tevens volkstuinen en tuinen (zonder gebouwen) toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' is tevens fruitteelt met hoogstamfruitbomen toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' hebben de verschillende bouwvlakken met deze bestemming een onlosmakelijke samenhang/relatie met elkaar;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' zijn paardenbakken / dressuurpistes en paddocks toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • n. paden;
  • o. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

4.2 bouwregels
4.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen , niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • c. de goothoogte  van een bedrijfswoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een bedrijfswoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen;
  • f. per bedrijfswoning is maximaal 50 m² aan bijgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter.
4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn alleen niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen, te weten afrasteringen, toegestaan ((tuin)muren en keermuren zijn niet toegestaan), waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' rondom het gehele terrein niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1,3 meter zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' binnen de aanduiding 'paardenhouderij' niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1,5 meter zijn toegestaan ten behoeve bij de zand- en graspaddocks en paardenbakken / dressuurpistes;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keermuur' is een keermuur toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1,2 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijnde uitsluitend palen / stokken ten behoeve van het telen van groente en fruit, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter zijn toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak zijn / is:
    • 1. sleufsilo's met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en voedersilo's met een bouwhoogte van maximaal 12 meter toegestaan;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 3. een enkele keermuur toegestaan ten behoeve van de de overbrugging van het hoogteverschil voor maximaal de helft van de kelderlaag van de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelegen binnen de aanduiding 'paardenhouderij' met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • c. binnen de aanduiding 'weg' stapmolens met een bouwhoogte van maximaal 4 meter en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter zijn toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de Geelkerkenkamp 18a-20 ook sleufsilo's, erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot maximaal 2 meter hoogte.
4.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a, en worden toegestaan dat buiten het bouwvlak maximaal één gebouw per perceel behoeve van schuilgelegenheid van dieren (grote huisdieren; zoals: paarden en schapen) met opslag van materialen en voer ten behoeve van deze dieren met een maximale oppervlakte van 20 m² en met maximale bouwhoogte van 2,5 meter is toegestaan, waarbij deze schuilgelegenheid landschappelijk moet worden ingepast;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.3 onder a, en worden toegestaan dat niet gesloten (d.w.z. open / doorzichtige) erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1,5 meter voor onder andere bijvoorbeeld zand- en graspaddocks en paardenbakken worden gebouwd, mits de ter plaatse aanwezige landschapswaarden, openheid (o.a. doorzichten) en morfologie (o.a. hoogteverschillen) niet worden aangetast. Deze afwijking geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'.
4.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het bebossen van gronden (zoals aanplant groot aantal bomen/struiken bij elkaar tot een bosschage) en het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

4.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 verbod

Het is verboden om, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden met puin(verharding) en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met dien verstande dat dit niet geldt binnen het bouwvlak en de aanduiding 'weg';
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, met dien verstande dat dit niet geldt binnen een bouwvlak en dit ook niet geldt binnen de aanduiding 'weg' uitsluitend ter plaatse van Geelkerkenkamp 18a-20;
  • c. het vellen en rooien van houtopstanden (bomen en houtige struiken), met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • d. het aanplanten of laten groeien van bomen en struiken en (inheemse) hagen (niet zijnde agrarische gewassen, met uitzondering van fruitbomen en druivenstruiken; zijnde houtige planten), met dien verstande dat dit niet geldt binnen de aanduiding 'fruitteelt' voor zover het het planten of laten groeien van fruitbomen betreft;
  • e. het scheuren en diepploegen van grasland;
  • f. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
4.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normaal onderhoud, gebruik en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
4.5.3 afwegingskader

De in lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en landschapswaarden, de openheid en morfologie van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen; dan wel wanneer de activiteit juist een verbetering betreft van de cultuurhistorische- en landschapswaarden, de openheid en morfologie van de gronden. Bij het verzoek om de activiteiten toe te staan kan verlangd worden dat ter onderbouwing hiervan een landschapsplan dan wel een inrichtingsplan overlegd dient te worden;
  • c. het een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1 onder d., qua openheid, betreft en het gaat om (zie het begrip openheid): enkele solitaire bomen of boomgroepen, bestaande uit ten hoogste 3 bomen tot totaal maximaal 5 bomen per hectare en/of erf- of perceelscheidende lage inheemse hagen tot maximaal 1 meter hoog.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf in de categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1 en 2, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' uitsluitend (dienstverlenende) bedrijven tot en met categorie 1 zijn toegestaan zoals opgenomen in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd tot en met categorie 1. Bij al deze bedrijven geldt dat geluidzoneringsplichtige bedrijven en inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. ten dienste van de bedrijven ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garagebedrijf toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf en autodealer' is tevens een garagebedrijf en een autodealer / motorfietsendealer met bijbehorende verkoop van auto- en motorvoertuigen en onderdelen daarvan, toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' is tevens een installatiebedrijf toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij' is tevens een smederij dan wel een (metaal)constructiebedrijf toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' is uitsluitend een hoveniersbedrijf toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf' is tevens een bouwbedrijf en/of aannemersbedrijf en/of installatiebedrijf en/of meubelmakerij toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens de volgende maatschappelijke voorzieningen toegestaan: verenigingsleven (club- en buurthuizen; niet zijnde motorclubhuizen) en een duikschool;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens maximaal 1 woning op de verdieping toegestaan;

met de daarbij behorende:

5.2 bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte  van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken bij en ten behoeve van een bedrijfswoning maximaal 3 meter mag bedragen, en met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
5.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
5.4 afwijken van de bouwregels
5.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' kassen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 meter respectievelijk 5 meter en met een totale maximale oppervlakte van 500 m²;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder c en d en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 9,5 meter mag bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
5.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
5.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

5.6 afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een (dienstverlenend) bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt voor de omgeving gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorie 1;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een (dienstverlenend) bedrijf dat niet vermeld is in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar wel voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het zou kunnen veroorzaken voor de omgeving gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf in categorie 2;
  • c. het bepaalde lid 5.1 voor het toestaan ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' van een (dienstverlenend) bedrijf in de categorie 1, zoals opgenomen in de Staat van en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1.
5.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' is tevens een gronddepot toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' is tevens een waterzuiveringsinstallatie toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf':

met de daarbij behorende:

6.2 bouwregels
6.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

6.3 afwijken van de bouwregels
6.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.
6.3.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
6.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

6.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of laten groeien van bomen en struiken.
6.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
6.5.3 afwegingskader

De in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschapswaarden en de openheid en morfologie van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 7 Bos

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. bos;
  • b. het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie (o.a. hoogteverschillen);
  • c. de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. niet beboste gedeeltes van de gronden;
  • e. halfverharde en onverharde (wandel)paden;
  • f. extensieve recreatie;

met de daarbij behorende:

7.2 bouwregels
7.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. voor terreinafscheidingen, terreinomheiningen, erfafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van prieeltjes (overkapping) maximaal 3 meter mag bedragen met een maximale oppervlakte van 25 m².
7.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 5 meter, indien en voor zover dit ten behoeve van het beheer en/of onderhoud van deze gronden of de extensieve recreatie wenselijk of noodzakelijk is. Een en ander voor zover deze geen belemmeringen vormen voor de in het plangebied levende flora en fauna, door de bouw de aanwezige ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de morfologie niet onevenredig worden geschaad en er geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten).De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag.

7.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken en het gebruik van niet als bouwwerk aan te merken vormen van opslag (zoals mestbassins) voor meststoffen, gebruik van bestrijdingsmiddelen en als stort- en of opslagplaats voor grond en afval.

7.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende op en/of in deze gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie, en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten, greppels en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout, houtgewas en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben. Indien hiervoor reeds een omgevingsvergunning voor het kappen (zoals bijvoorbeeld de Bomenverordening) of een vergunning in het kader van de Boswet (de Wet natuur(bescherming) of de opvolger van deze (wet(ten)) voor is verleend, is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet nodig.
7.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 7.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
7.5.3 afwegingskader

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:

  • a. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische, natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten)). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag;

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 8 Centrum - 1

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders);
  • b. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders), met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wel op de verdieping(en) is toegestaan;
  • c. horeca, niet zijnde het verstrekken van logies, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders);
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond of de daaronder gelegen bouwlagen (zoals souterrain en kelders), met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wel op de verdieping(en) is toegestaan;
  • e. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen, uitvaartcentrum, onderwijs en een zorginstelling);
  • f. wonen op de verdiepingen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen op de verdieping(en) niet is toegestaan;
    • 2. op de begane grond de bij de op de verdieping(en) gelegen woningen behorende voorzieningen, zoals trappenhuizen, liften en bergingen, zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens wonen op de begane grond toegestaan;
  • h. wonen op de begane grond, met dien verstande dat dit alleen is toegestaan aan de van de weg afgekeerde zijde tot maximaal 50% van de diepte van het bouwvlak;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn tevens bedrijven in de categorie 1 en/of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en, voor zover hierin niet opgenomen, bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1 en/of 2 toegestaan, dan wel een ambachtelijk glas(-in-lood)-bedrijf / c.q. ambachtelijk restauratiebedrijf in o.a. metalen hekwerken en/of het op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse bestaande bedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bioscoop' is tevens een filmhuis / bioscoop toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing;

met de daarbij behorende:

  • l. wegen en paden;
  • m. parkeervoorzieningen, waaronder (ondergrondse) parkeergarages;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • q. tuinen, erven en terreinen;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. terrassen;
  • t. gebouwen;
  • u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • v. andere werken.
8.2 bouwregels
8.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is tevens een bijgebouw toegestaan.
8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
8.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
8.4 afwijken van de bouwregels
8.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 onder b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.2 onder e en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
8.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
8.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • c. het zelfstandig gebruik van bijgebouwen als een in lid 8.1 genoemde functie.
8.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de ter plaatse aanwezige karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing geheel of gedeeltelijk slopen.

8.6.2 uitzondering verbod

Het in lid 8.6.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dan wel andere werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
8.6.3 afwegingskader

De in lid 8.6.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien door het slopen of het gedeeltelijk slopen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing dan wel dat er door het stellen van regels/voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen aan het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Historisch zwembad

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Historisch zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een historisch zwembad; voor het gebruik als extensief gebruik van een buiten zwembad' (met name gebruik in het zomerseizoen) en voor het geven van bijvoorbeeld rondleidingen en bezichtigingen;

met de daarbij behorende:

  • b. paden en verhardingen;
  • c. bos;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. andere werken.
9.2 bouwregels
9.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
9.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
9.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
9.4 afwijken van de bouwregels
9.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.

9.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
9.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

Artikel 10 Gemengd - 1

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. kantoren;
  • b. wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens een (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel zijn (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) (ondergrondse) bergingen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • i. wegen en paden;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere werken.
10.2 bouwregels
10.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 0,5 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd.
10.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
10.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
10.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.2 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
10.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen.

Artikel 11 Gemengd - 3

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, niet zijnde het verstrekken van logies;
  • b. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen, uitvaartcentrum, onderwijs en een zorginstelling);
  • c. museum;
  • d. cultuur en ontspanning in de vorm van outdoor sporten, wellness, speeltuin, bowlingbaan en lasergamen;
  • e. maximaal één bedrijfswoning;
  • f. voor zover gelegen buiten het bouwvlak: bos (met daaraan ondergeschikt de hiervoor functies genoemd bij lid a. tot en met d.) en de bescherming en behoud van de landschapswaarden en morfologie;

met de daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. bos;
  • l. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. terrassen;
  • p. gebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • r. andere werken.
11.2 bouwregels
11.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
11.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 8 meter bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal 50 m² aan bijgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter.
11.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
11.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
11.4 afwijken van de bouwregels
11.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder e en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.

11.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
11.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • c. het zelfstandig gebruik van bijgebouwen als een in lid 11.1 genoemde functie.
11.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 verbod

Het is verboden om, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
11.6.2 uitzondering verbod

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
11.6.3 afwegingskader

De in lid 11.6.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschapswaarden, de openheid en morfologie van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 12 Gemengd - 4

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen en uitvaartcentrum) en met inbegrip van het verenigingsleven (club- en buurthuis);
  • b. cultuur en ontspanning in de vorm van:
    • 1. het gebruik als een concertzaal, dus culturele activiteiten, met onder andere concerten en (muziek)optredens, dans, theater en (kunst)exposities en/of;
    • 2. het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, dus niet culturele activiteiten, (o.a. feestzaal, bruiloften en vergader- en congresaccomodatie, bijeenkomsten en lezingen) waarbij dit gebruik voor niet-culturele activiteiten is toegestaan tot maximaal 52 dagen per jaar. Onder een dag wordt verstaan: 'van 's ochtends 08:00 uur tot 's ochtends 08:00 uur de daarop volgende datum (de volgende dag)';
  • c. ondergeschikte horeca ten dienste van het hiervoor onder a en b genoemde gebruik;
  • d. horeca, niet zijnde het verstrekken van logies; met dien verstande dat:
    • 1. dit maximaal één keer per week mag plaatsvinden (dus 52 keer per jaar) en daarnaast nog maximaal 10 vrij in te delen dagen;
    • 2. de maximale openingstijden van de horeca tot 19:30 uur bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'terras' is tevens een terras toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • k. wegen en paden;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. andere werken.
12.2 bouwregels
12.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
12.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
12.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
12.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 12.2.2 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
12.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen.

Artikel 13 Groen

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. voet-, ruiter- en rijwielpaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn tevens volkstuinen(met fruitbomen) toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn tevens volledig parkeervoorzieningen toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. bos;
  • j. verhardingen;
  • k. delen van wegen;
  • l. uitritten;
  • m. ingangen voor (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. straatmeubilair;
  • p. kunst(werken);

met de daarbij behorende:

13.2 bouwregels
13.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter mag bedragen.
13.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
13.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.2, aanhef, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde lid 13.2.2 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen.
13.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

13.6 afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1 en worden toegestaan dat delen van deze gronden, welke aansluiten bij woningen, gebruikt mogen worden als tuin, met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, voor die woningen.

13.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de karakteristieke groenstructuur of groenelementen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Artikel 14 Groen - Dalzone

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Dalzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken en plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. behoud en herstel cultuurhistorische waarden en/of de morfologie;
  • d. bos;
  • e. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • f. onverharde paden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'openheid': het behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is een bijgebouw bij de bijbehorende woning toegestaan;

met de daarbij behorende:

met daaraan ondergeschikt:

  • l. onbebouwde tuinen;
  • m. speelvoorzieningen.
14.2 bouwregels
14.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak met de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw is toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte bedraagt en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedraagt.

14.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. keermuren niet zijn toegestaan;
  • c. carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
14.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2, lid b. en worden toegestaan dat keermuren tot maximaal 1 meter worden gebouwd, voorzover daarmee de cultuurhistorische waarden en/of de morfologie niet onevenredig wordt aangetast.

14.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen  en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

14.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 verbod
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en/of in deze gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden; dieper/hoger dan 1 meter;
    • 3. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten, greppels en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
    • 4. het aanleggen van siertuinen;
    • 5. het vellen en rooien van bomen, hakhout, houtgewas en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben. Indien hiervoor reeds een omgevingsvergunning voor het kappen (op basis van bijvoorbeeld de gemeentelijke Bomenverordening) of een vergunning in het kader van de Boswet (of de opvolger van deze wet) voor is verleend is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet nodig;
    • 6. het aanplanten / laten groeien en in stand houden van bomen, struiken en houtgewas ter plaatse van de aanduiding 'openheid'. Dit ten behoeve van het behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van terrein ter plaatse.
  • b. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de ter plaatse aanwezige karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing geheel of gedeeltelijk slopen.
14.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 14.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. voor zover onder lid 14.5.1 onder a bedoeld zijn voor de ontwikkeling of instandhouding van de cultuurhistorische waarden en/of de morfologie.
14.5.3 afwegingskader
  • a. De in lid 14.5.1 onder a. genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:
    • 1. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede)bestemming;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden en/of de morfologie van de gronden, dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de openheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

  • b. De in lid 14.5.1 onder b genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien door het slopen of het gedeeltelijk slopen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing dan wel dat er door het stellen van regels/voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen aan het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing.

Artikel 15 Groen - Landschap

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • g. voet-, ruiterpaden;
  • h. straatmeubilair;
  • i. kunst(werken);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' is tevens de fundering / contour van een landhuis toegestaan;

met de daarbij behorende:

15.2 bouwregels
15.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak gebouwen zijn toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte bedraagt en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedraagt.

15.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' de fundering / contour van een landhuis maximaal 1 meter mag bedragen.
15.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld.
15.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 16 Groen - Maatschappelijk

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. bos;
  • e. maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 1;
  • f. speelvoorzieningen, met dien verstande dat speelvoorzieningen niet zijn toegestaan in de strook met deze bestemming achter de woningen aan de Wolterbeekweg;
  • g. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. agrarisch gebruik;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn tevens kleine evenementen en maximaal drie grote evenementen per kalenderjaar toegestaan, met dien verstande dat daarvan maximaal één keer per kalenderjaar een niet openbare kermis/circus ten behoeve van de op het terrein aanwezige maatschappelijke functies is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. verhardingen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. voet-, ruiter- en rijwielpaden;
  • m. wegen en paden;
  • n. straatmeubilair;

met de daarbij behorende:

16.2 bouwregels
16.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en palen mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
16.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
16.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
16.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 17 Groen - Park

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken en plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. bos;
  • e. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • f. voet-, ruiter- en rijwielpaden;
  • g. de bescherming, behoud en verdere ontwikkeling (gericht op de versterking) van de landschapswaarden en cultuurhistorische waarden ;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - agrarisch medegebruik' is tevens agrarisch medegebruik en het hobbymatig houden van dieren toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - muziekkoepel' is tevens een muziekkoepel / muziekluifel, met bijbehorende spel, ontspanning en vermaak en daarmee het ten gehore brengen van muziek en uitvoeren van theater toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn tevens kleine evenementen en grote  toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. een kermis en/of een circus niet zijn toegestaan, en;
    • 2. maximaal drie meerdaagse evenementen per kalenderjaar zijn toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is tevens een antenne-installatie (antenne met antennedrager, hekwerk en opstelpunt) ten behoeve van de mobiele telecommunicatie en/of ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn tuinen toegestaan ten behoeve van de aanliggende woningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'weg' is een ontsluitingsweg toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is een infiltratievoorziening en waterberging met een oppervlak van tenminste 900 m² toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen ten behoeve van de aanliggende woningen toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - EMC testtent' een EMC testtent;

met daaraan ondergeschikt:

  • q. speelvoorzieningen;
  • r. straatmeubilair;
  • s. kunst(werken);
  • t. dierenweide;
  • u. delen van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat delen van de parkeervoorzieningen en/of wegen slechts maximaal 2 meter buiten de bestemming 'Verkeer' in de aansluitende bestemming 'Groen - Park' zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

17.2 bouwregels
17.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van een bouwvlak  gebouwen zijn toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte bedraagt en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedraagt, en;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - EMC testtent' een EMC testtent  toegestaan is met een maximale oppervlakte van 120 m² en een maximale bouwhoogte van 4 meter en in de directe nabijheid hiervan een bijbehorend klein commandogebouw ten behoeve van de aansturing van de EMC testtent met een maximale oppervlakte van 20 m² en een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen  toegestaan zijn met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 64 m² en een maximale bouwhoogte van 2,2 meter;
  • d. uitsluitend in Bato'swijk maximaal één grothuisje / gebouwtje met een bouwhoogte van 4 meter en een oppervlakte van maximaal 40 m² is toegestaan.
17.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1,5 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 6 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping / luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - muziekkoepel' maximaal 6 meter mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is een antennemast (antenne met antennedrager) toegestaan met een maximale bouwhoogte van 54 meter, een hekwerk met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en een opstelpunt/kast met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en ene maximale oppervlakte van 15 m²;
  • e. carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
17.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld.
17.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2, aanhef, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.

17.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen  en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

17.6 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.1 ten behoeve van de aanleg van een tijdelijke weg, mits:
    • 1. de ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'weg' nog niet is gerealiseerd;
    • 2. het verhard oppervlak van de tijdelijke weg ten hoogste 1.200 m2 bedraagt;
    • 3. de tijdelijke weg wordt verwijderd na realisatie van de ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'weg';
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en landschappelijke waarden.
  • b. het bepaalde in lid 17.1, ten behoeve van de aanleg of instandhouding van parkeerplaatsen met een diepte van maximaal 2,5 meter langs en gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer', mits deze landschappelijk worden ingepast.
  • c. het bepaalde in lid 17.1, ten behoeve van de aanleg, verbreding, verlegging of instandhouding van wegen en straten met een diepte van maximaal 2,5 meter langs en gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer'.

 

Artikel 18 Horeca

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. terrassen;
  • h. bos;
  • i. sportvoorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere werken.
18.2 bouwregels
18.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
18.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
18.3 afwijken van de bouwregels
18.3.1 afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 18.2.2 onder f en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
18.3.2 afwegingskader

De in lid 18.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
18.4 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
18.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 19 Kantoor

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is tevens een atelier toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. andere werken.
19.2 bouwregels
19.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
19.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
19.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
19.4 afwijken van de bouwregels
19.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 19.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 19.2.2 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
19.4.2 afwegingskader

De in lid 19.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
19.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen  en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 20 Kantoor - 1

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren-1;
  • b. onderzoekslaboratoria, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' ten hoogste onderzoekslaboratoria van milieucategorie 1 zijn toegestaan, conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeergarage en waarvan in totaal binnen de bestemmingen 'Bedrijf' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' en 'Kantoor - 1' gezamenlijk ten hoogste 350 parkeerplaatsen op maaiveld;
  • e. groenvoorzieningen, met een minimale oppervlakte van 15% van het gezamenlijke oppervlak van de bestemmingen 'Bedrijf' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' en 'Kantoor - 1';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een (ondergrondse) parkeergarage toegestaan;
  • g. pleinen en speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere werken.
20.2 bouwregels
20.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (ondergrondse) parkeergarage toegestaan met een maximale bouwhoogte van maximaal 1 meter boven het peil van het aanliggende hoofdgebouw in deze bestemming:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de totale brutovloeroppervlakte (bvo) ten dienste van de bestemming mag maximaal 28.301 m2  bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de ondergrondse diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter onder peil bedragen.
20.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
20.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid ;
  • g. de landschappelijke waarden.
20.4 afwijken van de bouwregels
20.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 20.2.1 onder c en toestaan dat een grotere brutovloeroppervlakte ten dienste van de bestemming wordt gerealiseerd, mits uit onderzoek is gebleken dat de daarmee samenhangende verkeersdruk op de directe omgeving aanvaardbaar is;
  • c. het bepaalde in lid 20.2.1 onder d en toestaan dat de maximale bouwhoogte met 3 meter wordt overschreden ten behoeve van gebouw- en procesinstallaties en de daarbij behorende afschermende voorzieningen, mits dit vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht.
20.4.2 afwegingskader

De in lid 20.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 21 Maatschappelijk

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. cultuur en ontspanning, alleen in de vorm van: museum, (muziek)theater, muziekschool, creativiteitscentrum en kunst;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn tevens religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen (zoals kerken) toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een (ondergrondse) parkeergarage dan wel (ondergrondse) parkeerplaatsen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum' is tevens een fitnesscentrum toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum' is tevens een uitvaartcentrum toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts' is tevens een dierenarts(enpraktrijk) toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens maximaal één bedrijfswoning  toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' is tevens een nutsbedrijf toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is tevens een scouting toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing;

met de daarbij behorende:

  • m. wegen en paden;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen en bos;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • r. tuinen, erven en terreinen;
  • s. nutsvoorzieningen;
  • t. kunst(werken);
  • u. gebouwen;
  • v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • w. andere werken.
21.2 bouwregels
21.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'religie' maximaal 1 kerk- / klokkentoren en dergelijke is toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 1,5 maal de ter plaatse geldende maximale bouwhoogte;
  • e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met een maximum van één bedrijfswoning per aanduiding 'bedrijfswoning'.
21.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken bij en ten behoeve van een bedrijfswoning maximaal 3 meter mag bedragen, en met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, mag bedragen; binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter bedragen.
21.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
21.4 afwijken van de bouwregels
21.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
21.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
21.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

21.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.6.1 verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de ter plaatse aanwezige karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing geheel of gedeeltelijk slopen.

21.6.2 uitzondering verbod

Het in lid 21.6.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
21.6.3 afwegingskader

De in lid 21.6.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien door het slopen of het gedeeltelijk slopen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing dan wel dat er door het stellen van regels/voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen aan het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing.

Artikel 22 Maatschappelijk - Zorginstelling

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en bos;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. andere werken.
22.2 bouwregels
22.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
22.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
22.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
22.4 afwijken van de bouwregels
22.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 22.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
22.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
22.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 23 Maatschappelijk - Zorginstelling 1

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling 1' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. bos;
  • l. gebouwen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. andere werken.
23.2 bouwregels
23.2.1 gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
23.2.2 gebouwen, bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 450 m³ bedragen.
23.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, palen en speelvoorzieningen mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen.
23.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
23.4 afwijken van de bouwregels
23.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 23.2.3 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 23.2.3 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
23.4.2 afwegingskader

De in lid 23.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
23.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 24 Maatschappelijk - Zorginstelling 2

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' hebben de verschillende terreinen met deze bestemming een onlosmakelijke samenhang/relatie met elkaar;
  • c. ter plaatse van het noordwestelijke plandeel met deze bestemming (en zonder bouwvlak) (gelegen ten oosten van Hemelseberg 2 en ten westen van de weg) is ook het gebruik als tuin toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en bos;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere werken.
24.2 bouwregels
24.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
24.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak mag bedragen;
  • e. hetgeen bij de onderdelen sub b. tot en met d. is niet toegestaan voor het gebruik als tuin.
24.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
24.4 afwijken van de bouwregels
24.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 24.2.1 onder a en worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter en een totale maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. het bepaalde in lid 24.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 24.2.2 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
24.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
24.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 25 Natuur

25.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden, ecologische en cultuurhistorische waarden en morfologie (o.a. hoogteverschillen);
  • b. de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met daaraan ondergeschikt:

met de daarbij behorende:

25.2 bouwregels
25.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor terreinafscheidingen, terreinomheiningen, erfafscheidingen, (tuin)hekken, (tuin)muren en keermuren de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen.

25.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 5 meter, indien en voor zover dit ten behoeve van het beheer en/of onderhoud van deze gronden of de extensieve recreatie wenselijk of noodzakelijk is. Een en ander voor zover deze geen belemmeringen vormen voor de in het plangebied levende flora en fauna, door de bouw de aanwezige ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de morfologie niet onevenredig worden geschaad en er geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten).

25.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken en het gebruik van niet als bouwwerken aan te merken vormen van opslag (zoals mestbassins) voor meststoffen, gebruik van bestrijdingsmiddelen en als stort- en/of opslagplaats voor grond en afval.

25.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie- en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten, greppels en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout, houtgewas en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben. Indien hiervoor reeds een omgevingsvergunning voor het kappen of een vergunning in het kader van de Boswet (of de Wet natuur(bescherming) dan wel de opvolger van deze wet(ten)) voor is verleend is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, niet nodig;
  • f. het aanbrengen van kleinschalige recreatieve voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
25.5.2 uitzondering verbod

Het in lid 25.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. bedoeld zijn voor de ontwikkeling of instandhouding van bijzondere natuurwaarden.
25.5.3 afwegingskader

De in lid 25.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:

  • a. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuur- en landschapswaarden, ecologische en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag;

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 26 Sport

26.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' uitsluitend een zwembad en/of een sauna, zonnestudio, beautysalon en een sportschool/fitnesscentrum zijn toegestaan;
  • b. ondersteunende (d.w.z. ondergeschikte en ten dienste van deze voorzieningen) horeca, niet zijnde het verstrekken van logies;
  • c. kleine evenementen en grote evenementen, met dien verstande dat:
    • 1. een kermis en/of een circus niet zijn toegestaan, en;
    • 2. kleine en grote evenementen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

met de daarbij bijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. verhardingen;
  • g. wegen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. voet- en rijwielpaden;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • l. bos;
  • m. straatmeubilair;
  • n. gebouwen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. andere werken.
26.2 bouwregels
26.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. als gebouwen zijn hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • c. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
26.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, hekken en keermuren mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 18 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende lichtmasten' maximaal 8 meter mag bedragen';
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
26.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
26.4 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 26.2.1, onder c, en worden toegestaan dat de maximale goothoogte wordt verhoogd tot maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • b. het bepaalde in lid 26.2.1, onder d, en toestaan dat, uitsluitend voor een overdekte sportfaciliteit / sporthal, de maximale bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 10 meter;
  • c. het bepaalde in lid 26.2.2, onder g, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen.
26.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 27 Tuin

27.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen (voortuinen), erven en terreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn tevens overkappingen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn tevens bijgebouwen, aan- en uitbouwen  en overkappingen  toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens een (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein / zijn tevens parkeerplaatsen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' zijn tevens detailhandel en parkeerplaatsen, ten behoeve van de in het bijbehorende gebouw toegestane detailhandel, toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - gemengd 3' zijn tevens detailhandel en horeca (niet zijnde logies) en terrassen toegestaan ten behoeve van de in het bijbehorende gebouw toegestane detailhandel en horeca (niet zijnde logies);
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - landschap' zijn de gronden mede bestemd voor herstel en behoud van de aanwezige landschapswaarden, zijnde de openheid (o.a. doorzichten / zichtlijnen) en de morfologie (o.a. hoogteverschillen) van het landschap;

met de daarbij behorende:

27.2 bouwregels
27.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat enkel aan- en uitbouwen en/of aangebouwde overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van één of meerdere aan- en uitbouw(en) en/of aangebouwde overkapping(en) voor de naar de weg of openbare ruimte gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 2/3e deel van de naar de weg of de openbare ruimte gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag bedragen en waarbij de diepte maximaal 2 meter mag bedragen (gerekend vanaf de (voor)gevel van de woning waar wordt aangebouwd);
  • b. de goothoogte van een aan- en uitbouw en/of aangebouwde overkapping mag maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan deze wordt gebouwd gelegen zijn, met dien verstande dat de aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en carports zijn toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' overkappingen en carports zijn toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 2 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn binnen een bouwvlak (bij)gebouwen toegestaan voor de bijbehorende woonfunctie waarbij:
    • 1. de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
27.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren mag (al dan niet bij elkaar opgeteld) maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 30% van de oppervlakte van de gronden met deze bestemming mag bedragen, en;
    • 2. overkappingen en carports niet zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn overkappingen en carports toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn overkappingen en carports toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
27.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
27.4 afwijken van de bouwregels
27.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.2.1 onder a en worden toegestaan dat:
    • 1. een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping wordt gebouwd tot maximaal de hele breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte van een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 3 meter mag bedragen (gerekend vanaf de (voor)gevel van de woning waar wordt aangebouwd);
  • b. het bepaalde in lid 27.2.1 onder b en c en worden toegestaan dat de goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping maximaal 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat de aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • c. het bepaalde in lid 27.2.1 en lid 27.2.2 en worden toegestaan dat bovenop een aan- of uitbouw en/of aangebouwde overkapping een balkon of (dak)terras wordt gerealiseerd met een hekwerk van maximaal 1,5 meter hoogte (te meten vanaf het dak waarop gebouwd wordt);
  • d. het bepaalde in lid 27.2.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren (al dan niet bij elkaar opgeteld) maximaal 2 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,20 meter mag bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 27.2.2 onder c en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen.
27.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
27.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

27.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.6.1 verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - landschap' is het in het verband van het belang van de landschapswaarden - te weten de openheid en de morfologie van het landschap - verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende op en/of in deze gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten / laten groeien en in stand houden van bomen;
  • b. het planten en instandhouden van struiken en hagen met een hoogte van meer dan 1,50 meter.
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden dieper dan 0,5 meter.
27.6.2 uitzondering verbod

Het in lid 27.6.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. bedoeld zijn voor de ontwikkeling / herstel of instandhouding van bijzondere landschapswaarden; zijnde de openheid en morfologie van het landschap.
27.6.3 afwegingskader

De in lid 27.6.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien:

  • a. het werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschapswaarden - zijnde de openheid en morfologie van het landschap - dan wel wanneer een verbetering, herstel of ontwikkeling hiervan plaatsvindt.

en hieraan door het stellen van regels/voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

27.7 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' het plan wijzigen in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren van maximaal één woning (met bouwvlak en tuin), waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. maximaal één woning met tuin is toegestaan met een maximale goothoogte van 5 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter;
  • b. de woning dient te voldoen aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en dient er geen onevenredige aantasting plaats te vinden van:
    • 1. de woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de fysieke veiligheid.

Artikel 28 Verkeer

28.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. pleinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. bruggen;
  • f. tunnels;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn tevens garageboxen, carports en/of bergingen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens een (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen' zijn maximaal 15 garageboxen, carports en/of bergingen toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn tevens terrassen (voor de nabij gelegen centrumfuncties) toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend het volgende toegestaan:
    • 1. een onverhard dan wel halfverhard parkeerterrein / parkeervoorzieningen toegestaan met minimaal 12 parkeerplaatsen en met een diepte van minimaal 5,5 meter en een breedte van minimaal 2,5 meter per parkeerplaats;
    • 2. groenvoorzieningen en bos met een minimale oppervlakte van 60 m²;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn tevens overkappingen en carports toegestaan, met dien verstande dat hier te allen tijde geparkeerd kan blijven worden;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. groenvoorzieningen en bos;
  • n. straatmeubilair en (ondergrondse) afvalcontainers;
  • o. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • p. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • q. speelvoorzieningen;
  • r. agrarisch gebruik;
  • s. terrassen, voor zover hierdoor de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming niet wordt aangetast en een goed woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;

met de daarbij behorende:

28.2 bouwregels
28.2.1 gebouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen in het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak  worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
28.2.2 gebouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer (zoals abri's), wegverkeer of openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte van een gebouw 25 m² mag bedragen met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de bouwhoogte van de garageboxen, carports en/of bergingen maximaal 3,5 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 2 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen' zijn maximaal 15 garageboxen, carports en/of bergingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en een maximale oppervlakte van 22 m² per garagebox, carport en/of berging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' overkappingen en carports zijn toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 meter.
28.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 7 meter bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn carports toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'garagebox', 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen' en 'parkeergarage' zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.
28.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
28.4 afwijken van de bouwregels
28.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.2.3 onder d en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'terras' ten behoeve van dat terras terreinafscheidingen en keermuren maximaal 1,2 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 28.2.3 onder d en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'terras' en ten behoeve van dat terras de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (zoals luifels en parasols) maximaal 3 meter mag bedragen.
28.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming;
  • b. de fysieke veiligheid.
28.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van gebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

28.6 afwijken van de gebruiksregels
28.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.1 en worden toegestaan dat delen van deze gronden, welke aansluiten bij woningen, gebruikt mogen worden als tuin, met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 1 meter, bij die woningen.

28.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Artikel 29 Verkeer - Onverhard

29.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, straten en paden;
  • b. onverharde voetpaden
  • c. onverharde parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. agrarisch gebruik;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

29.2 bouwregels
29.2.1 gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

29.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat carports en overkappingen ten behoeve van het stallen van auto's niet zijn toegestaan.

29.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
29.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen.
29.4.2 afwegingskader

De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik en beheer van de gronden;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegde gezag.

Artikel 30 Verkeer - Spoorverkeer

30.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. spoorwegdoeleinden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen / onderdoorgangen / tunnels toegestaan ten behoeve van het weg-, fiets- en/of voetverkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. bruggen;
  • b. tunnels;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. pleinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen en bos;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • i. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • j. agrarisch gebruik van bermen en/of agrarische gronden onder brugdelen;
  • k. verhardingen;

met de daarbij behorende:

30.2 bouwregels
30.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer (zoals abri's), spoorverkeer of openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte van een gebouw 25 m² mag bedragen en met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

30.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, van bruggen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf en mag maximaal 3,5 meter bedragen behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de geleiding, beveiliging en regeling van spoorverkeer waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
30.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de fysieke veiligheid.
30.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

Artikel 31 Water

31.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. de waterhuishouding;
  • b. (infiltratie)voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;

met de daarbij behorende:

31.2 bouwregels
31.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

31.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.

31.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken op een wijze die de waterkwaliteit, de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen ter plaatse onevenredig aantast of onevenredig negatief kan beïnvloeden.

31.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, oevers en de bodem van het water;
  • b. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • c. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
31.4.2 Uitzondering verbod

Het in lid 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen van het water;
  • c. betrekking hebben op de verbetering van de morfologie van de oevers van beken en waterlopen;
  • d. betrekking hebben op de verbetering op de watervoerendheid en doorstroming.
31.4.3 Afwegingskader

De in lid 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien vooraf door burgemeester en wethouders advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de watervoerendheid en doorstroming.

Artikel 32 Water - Hoogste Ecologische Niveau (HEN-wateren)

32.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Hoogste Ecologische Niveau (HEN-wateren)' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van wateren die primair afhankelijk zijn van:
    - de waterkwaliteit ter plaatse;
    - de watervoerendheid en doorstroming;
    - de morfologie van de oevers van waterlopen en beken;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug toegestaan ten behoeve van het (fiets)verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de waterhuishouding;
  • e. de waterberging;
  • f. bos en groenvoorzieningen;
  • g. infiltratievoorzieningen en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • h. halfverharde en onverharde (voet)paden;
  • i. extensieve recreatie;

met de daarbij behorende:

32.2 bouwregels
32.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van een enkel grothuisje per HEN-water met een bouwhoogte van 3 meter en een oppervlakte van maximaal 20 m².

32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd indien:

  • a. die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de HEN-wateren;
  • b. die noodzakelijk zijn voor het bevorderen van de waterkwaliteit ter plaatse, van de watervoerendheid en doorstroming en/of van de morfologie van de oevers van waterlopen en beken;
  • c. die bijdragen aan de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden;
  • d. het betreft bruggen en kunstwerken;

Voor het bouwen als bedoeld in lid 32.2.2 onder a tot en met d en ter plaatse van de aanduiding 'brug' geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.

32.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken op een wijze die:

  • a. de waterkwaliteit ter plaatse aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • b. de morfologie van de oevers van beken en waterlopen aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • c. de watervoerendheid en stroming aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • d. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • e. de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen aantast of negatief kan beïnvloeden.
32.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, oevers en de bodem van het water;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
32.4.2 Uitzondering verbod

Het in lid 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen van de HEN-wateren;
  • c. betrekking hebben op de verbetering van de morfologie van de oevers van beken en waterlopen;
  • d. betrekking hebben op de verbetering van de waterkwaliteit ter plaatse;
  • e. betrekking hebben op de verbetering op de watervoerendheid en doorstroming.
32.4.3 Afwegingskader

De in lid 32.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien vooraf door burgemeester en wethouders advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de morfologie van de oevers en/of de ruimtelijke kwaliteit van de gronden;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en de watervoerendheid en doorstroming;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische, natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • e. geen significante aantasting plaatsvindt van natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten).

Artikel 33 Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)

33.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van wateren die primair afhankelijk zijn van:
    • 1. de waterkwaliteit ter plaatse;
    • 2. de watervoerendheid en doorstroming;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. de waterhuishouding;
  • d. de waterberging;
  • e. bos;
  • f. infiltratievoorzieningen en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • g. halfverharde en onverharde (wandel)paden;
  • h. extensieve recreatie;

met de daarbij behorende:

33.2 bouwregels
33.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

33.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen, worden gebouwd:

  • a. die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de SED-wateren;
  • b. die noodzakelijk zijn voor het bevorderen van de waterkwaliteit ter plaatse en/of van de watervoerendheid en doorstroming van waterlopen en beken;
  • c. die bijdragen aan de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden;
  • d. zijnde bruggen en keermuren.
33.2.3 bouwhoogte

Voor het bouwen als bedoeld in lid 33.2.2 onder a tot en met d geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.

33.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken op een wijze die:

  • a. de waterkwaliteit ter plaatse aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • b. de watervoerendheid en stroming aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • c. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschapswaarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • d. de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen aantast of negatief kan beïnvloeden.
33.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, oevers en de bodem van het water;
  • c. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen (zoals transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen) en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
33.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud en beheer betreffen van de SED-wateren;
  • c. betrekking hebben op de verbetering van de waterkwaliteit ter plaatse;
  • d. betrekking hebben op de verbetering van de watervoerendheid en doorstroming.
33.4.3 afwegingskader

De in lid 33.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien vooraf door burgemeester en wethouders schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun (mede) bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en de watervoerendheid en doorstroming;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische, natuur- en landschapswaarden van de gronden.

Artikel 34 Wonen

34.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan met parkeerplaatsen, garageboxen en bergingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens een (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel zijn (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) (ondergrondse) bergingen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein / zijn tevens parkeerplaatsen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is tevens een bed & breakfast toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' zijn, uitsluitend op de begane grond, tevens aan-huis-verbonden beroepen, zoals genoemd in lid 1.5 toegestaan; maar dan uitgezonderd de daarin opgenomen bepalingen over verbondenheid met het wonen, de bewoner, de maximale oppervlakte, een beperking van (het aantal) medewerkers en de beperking van detailhandel. Dus met andere woorden het gaat erom dat de beroepen die bij het begrip 'aan-huis-verbonden beroep' van lid 1.5 worden genoemd hier zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' zijn tevens aan-huis-verbonden bedrijven  toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 3', zijn, uitsluitend op de begane grond (en de daaronder gelegen bouwlagen), tevens detailhandel  en horeca, niet zijnde logies, toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 4', zijn, tevens kantoren, dienstverlenende bedrijven en/of  , maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van levensbeschouwelijke voorzieningen en een bibliotheek, uitvaartcentrum, apotheek, onderwijs, verenigingsleven (club- en buurthuizen) en een zorginstelling) en 'aan-huis-verbonden' en 'aan-huis-verbonden bedrijven', zoals genoemd in lid 1.5 en 1.4; maar dan uitgezonderd de daarin opgenomen bepalingen over verbondenheid met het wonen, de bewoner, de maximale oppervlakte, een beperking van (het aantal) medewerkers en de beperking van detailhandel, toegestaan. Dus met andere woorden het gaat erom dat de beroepen die bij het begrip 'aan-huis-verbonden-beroep' van lid 1.5 en de bedrijven die bij het begrip 'aan-huis-verbonden-bedrijf' van lid 1.4 worden genoemd hier zijn toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 5', zijn, uitsluitend op de begane grond (en de daaronder gelegen bouwlagen), tevens detailhandel  en dienstverlenende  toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens de volgende maatschappelijke functies toegestaan: welzijnsinstelling, zorgwoningen  , verzorgingshuis, zorginstellingen en een woonzorgcentrum;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' zijn tevens zorgwoningen toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens op de begane grond een garagebedrijf  toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - smederij' is tevens een smederij toegestaan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is uitsluitend een bijgebouw toegestaan;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang ten behoeve van het verkeer toegestaan;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is een gebouw toegestaan met een gebruik als kunstenaarsatelier en/of tuinhuis. Het gebruik als (zelfstandige)woning is niet toegestaan. Er mag hier dus niet gewoond worden. Een kunstenaarsatelier houdt in dat het gebouw gebruikt mag worden voor het maken van kunst, zoals schilderen. Hierbij zijn geen (grote) geluidproducerende machines toegestaan, zoals zaagmachines. Het gebruik van huis-tuin-en-keuken-gereedschap (zoals een boor) is wel toegestaan. Bij een kunstenaarsatelier is geen detailhandel en zijn geen tentoonstellingen toegestaan;

met de daarbij behorende:

34.2 bouwregels
34.2.1 gebouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een bouwvlak is een hoofdgebouw met aan- en uitbouwen , bijgebouwen  en overkappingen  met bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken, zoals balkons, (balkon)hekken, trappen, enz., toegestaan;
  • b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de begane grond niet gebouwd mag worden en een onderdoorgang met een hoogte van 2,80 meter onbebouwd dient te blijven;
  • f. de goothoogte van de gebouwen, overkappingen en bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • g. de bouwhoogte van de gebouwen, overkappingen en bijbehorende aan- en opgebouwde bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) (ondergrondse) parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 2 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is uitsluitend een bijgebouw toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
34.2.2 gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak geldt dat enkel aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd (met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ook een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan) waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw mag, buiten het bouwvlak, maximaal hetgeen in de onderstaande tabel is aangegeven bedragen:
    Oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen' op het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak (A)   Maximaal met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen te bebouwen oppervlakte  
    0 m² - 150 m²   1/3e deel van A, waarbij minimaal 20 m² mag worden bebouwd  
    > 150 m² - 300 m²   60 m²  
    > 300 m² - 500 m²   70 m²  
    > 500 m² - 800 m²   80 m²  
    > 800 m² - 1000 m²   90 m²  
    >1000 m²   100 m²  
  • b. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping mag maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw gelegen zijn, met dien verstande dat de aan- of uitbouw of de vrijstaande of aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping mag maximaal 4 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw, een vrijstaande overkapping en een aan een bijgebouw gebouwde overkapping mag maximaal 3,5 meter bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw is toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw, een vrijstaande overkapping en een aan een bijgebouw gebouwde overkapping mag maximaal 5 meter bedragen en waarbij de nok van een lessenaarsdak, indien hoger dan 3,5 meter, niet in of binnen 1 meter van de perceelsgrens mag worden geplaatst, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw is toegestaan waarbij de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen ;
  • f. op vrijstaande bijgebouwen en op overkappingen zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • g. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de begane grond niet gebouwd mag worden en een onderdoorgang met een hoogte van 2,5 meter onbebouwd dient te blijven ten behoeve van het (wandel)verkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de bouwhoogte van de (deels) ondergrondse parkeergarage dan wel (deels) (ondergrondse) parkeerplaatsen met (deels) ondergrondse bergingen maximaal 2 meter bedragen boven het peil van het woonhuis waar deze onder en/of aan is gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is uitsluitend een bijgebouw toegestaan waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is een gebouw toegestaan (niet zijnde een woning) waarbij de goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen en de bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
34.2.3 overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en keermuren (al dan niet bij elkaar opgeteld) mag maximaal 2 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,20 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van onoverdekte zwembaden mag maximaal 1,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (niet zijnde overkappingen, erf- en terreinafscheidingen, keermuren, vlaggenmasten en zwembaden) buiten het bouwvlak, maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, mag bedragen.
34.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de fysieke veiligheid.
34.4 afwijken van de bouwregels
34.4.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 34.2.1 onder c en worden toegestaan dat een hoofdgebouw tot maximaal 1,5 meter buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het (weg- en/of spoor)verkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 34.2.1 onder d en worden toegestaan dat in het bouwvlak 1 woning of wooneenheid meer wordt gerealiseerd, mits:
    • 1. de geluidbelasting vanwege het (weg- en/of spoor)verkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. de fysieke veiligheid niet in het geding is;
  • c. het bepaalde in lid 34.2.1 onder f en worden toegestaan dat de maximale goothoogte wordt verhoogd tot maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, mits minimaal 50% van de totale horizontale lengte van de goot gelijk blijft aan de ter plaatse geldende maximale goothoogte;
  • d. het bepaalde in lid 34.2.2 onder a en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw buiten het bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50 % van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, bedraagt;
  • e. het bepaalde in lid 34.2.2 onder b en worden toegestaan dat de maximale goothoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping maximaal 5 meter mag bedragen, waarbij de goothoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 34.2.2 onder c en worden toegestaan dat de maximale bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aan het hoofdgebouw gebouwde of aan de aan- of uitbouw gebouwde overkapping maximaal 6,5 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 34.2.3 onder d en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
34.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.
34.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen en het gebruik van bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

34.6 afwijken van de gebruiksregels
34.6.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 34.1 en lid 34.2.1 onder b en worden toegestaan dat tevens kamerbewoning/-verhuur en/of een zorgwoning is toegestaan in het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen;
  • b. het bepaalde in lid 34.1 en worden toegestaan dat tevens bed & breakfast in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen mogelijk is;
  • c. het bepaalde in lid 34.1 en worden toegestaan dat in het hoofdgebouw en/of de aan- en uitbouwen en/of de bijgebouwen een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk is;
  • d. het bepaalde in lid 34.1, lid 34.6.1 onder c, en lid 1.4 en 1.5 en worden toegestaan dat bij een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf naast de bewoner nog andere medewerkers werkzaam zijn;
  • e. het bepaalde in dit artikel en toestaan dat bijgebouwen bij een woning tijdelijk gebruikt worden voor bewoning, door de zorgbehoevende dan wel de zorgverlener/mantelzorger, als afhankelijke, waarbij:
    • 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige wordt ingewonnen;
    • 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer bijzondere situaties, zoals hoeksituaties of grote percelen waarbij ter plaatse een niet bebouwbare bestemming ligt, kan heb bevoegd gezag hiervan afwijken;
    • 3. de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 70 m²;
    • 4. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 5. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    • 6. aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een 'verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering');
  • f. het bepaalde in dit artikel en worden toegestaan dat het hoofdgebouw (de woning) gebruikt wordt als een zogenaamde 'twee-' of 'drie-generatiewoning' waarbij de woning bewoond mag worden door maximaal 3 gezinnen (huishoudens) met een familiare relatie middels een eerste of tweede graad bloedverwantschap of aanverwantschap waarbij:
    • 1. er sprake is blijft van 1 woning met daarin maximaal 3 huishoudens;
    • 2. de woning uiterlijk en van binnen 1 geheel blijft vormen;
    • 3. de maximaal 3 woonruimten niet volledig van elkaar mogen zijn afgescheiden, ze moeten dus met elkaar verbonden blijven met minimaal 1, voor mensen toegankelijke, opening per bouwlaag;
    • 4. de woning slechts 1 voordeur blijft houden;
    • 5. geen splitsing van eigendom (woning zelf en/of bijgebouw) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 6. aan de afzonderlijke woonruimten geen (huis)nummer wordt toegekend zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een 'verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering').
34.6.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.6.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de fysieke veiligheid.

Hierbij dient parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden en dient het niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit te betreffen die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

34.6.3 intrekken omgevingsvergunning om af te wijken

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van lid 34.6.1 onder e, en/of lid 34.6.1 onder f in, indien in strijd met de voorwaarden van de omgevingsvergunning wordt gehandeld en indien:

  • a. ingeval, lid 34.6.1 onder e, de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • b. in het geval van lid 34.6.1 onder f: er geen sprake meer is van een familiaire relatie in de 1e of 2e graad bloedverwantschap of aanverwantschap tussen de bewoners van de woning.
34.7 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.7.1 verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de ter plaatse aanwezige karakteristieke en/of cultuurhistorische bebouwing geheel of gedeeltelijk slopen.

34.7.2 uitzondering verbod

Het in lid 34.7.1 genoemde verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
34.7.3 afwegingskader

De in lid 34.7.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen worden verleend indien door het slopen of het gedeeltelijk slopen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing dan wel dat er door het stellen van regels/voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen aan het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing.

Artikel 35 Agrarisch - Uit te werken

35.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Uit te werken' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. de uitoefening van agrarisch gebruik en/of een agrarisch bedrijf, met uitsluiting van agrarische (bedrijfs)activiteiten en agrarisch gebruik waarvoor een milieuhinderafstand / milieuhindercirkel geldt, zoals opslag van kuilvoer, mestopslag en dergelijke;
  • b. verhardingen;
  • c. paden;
  • d. water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
35.2 uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. agrarische (bedrijfs)activiteiten en agrarisch gebruik waarvoor een milieuhinderafstand / milieuhindercirkel geldt, zoals opslag van kuilvoer, mestopslag en dergelijke, zijn niet toegestaan;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken mag maximaal 1,5 meter bedragen.

hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. gebouwen niet zijn toegestaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
35.3 bouwregels

Zolang en voor zover de in lid 35.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.

Artikel 36 Wonen - Uit te werken 1

36.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. wonen;
  • b. tuin;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
36.2 uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 8 meter bedragen;
  • c. het aantal woningen mag maximaal 16 bedragen.

hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
  • b. bij de uitwerking dient te worden voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor geluidgevoelige objecten van 48 dB als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. bij de uitwerking wordt een parkeernorm van minimaal 1,8 parkeerplaats per woning aangehouden;
  • d. een volwaardige verkeersontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het plangebied wordt gerealiseerd op Bato'sweg en/of de Jhr. Nedermeijer Van Rosenthalweg;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
36.3 bouwregels

Zolang en voor zover de in lid 36.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.

Artikel 37 Wonen - Uit te werken 2

37.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  • a. wonen;
  • b. tuin;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
37.2 uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen;
  • b. het aantal woningen mag maximaal 6 bedragen.

hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
  • b. een volwaardige verkeersontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het plangebied wordt gerealiseerd op Wijnand van Arnhemweg;
  • c. woningbouw pas mogelijk is voor zover milieuhindercirkels / milieuhinderafstanden vanuit de omgeving de woningbouw niet in de weg zitten dan wel dat deze zijn vervallen of in omvang zijn teruggebracht zodat woningbouw buiten deze milieucirkels / milieuafstanden kan plaatsvinden;
  • d. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
37.3 bouwregels

Zolang en voor zover de in lid 37.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.

Artikel 38 Leiding - Gas

38.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en onderhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' gelegen hogedruk gasleiding, met aan weerszijden van de leiding een beschermingszone van 5 meter.

38.2 bouwregels

Op deze gronden is het, in afwijking van hetgeen in de overige regels (van die andere bestemming(en)) is bepaald, niet toegestaan te bouwen.

38.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2 voor het bouwen overeenkomstig de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, mits:

  • a. door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de (bedrijfsveiligheid van de) leiding, en;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen en is verkregen bij de leidingbeheerder.

De beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

38.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de aardgastransportleiding.

38.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.5.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
  • c. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
  • d. het ophogen van gronden;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
38.5.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 38.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
38.5.3 afwegingskader

De in lid 38.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de mogelijkheid van adequaat beheer of de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

Artikel 39 Leiding - Hoogspanningsverbinding

39.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en onderhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' gelegen bovengrondse hoogspanningsverbinding /- leiding, te weten transport van elektriciteit, met aan weerszijden van de leiding een beschermingszone van 35 meter.

39.2 bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels (van die bestemming(en)) is bepaald, uitsluitend hoogspanningsmasten tot een hoogte van maximaal 35 meter en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van in lid 39.1 genoemde bestemming worden gebouwd.

39.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2 voor het bouwen overeenkomstig de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, mits:

  • a. door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de (bedrijfsveiligheid van de) leiding, en;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen en is verkregen bij de leidingbeheerder.

De beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

39.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen hoogopgaande beplantingen en/of bomen.
39.4.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 39.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
39.4.3 afwegingskader

De in lid 39.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de mogelijkheid van adequaat beheer, functioneren of de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

Artikel 40 Leiding - Riool

40.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en onderhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' gelegen rioolpersleiding.

40.2 bouwregels

Op deze gronden is het, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet toegestaan te bouwen.

40.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de (bedrijfsveiligheid van de) leiding. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder. De beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

40.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
  • c. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter;
  • d. het ophogen van gronden;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
40.4.2 uitzondering verbod

Het bepaalde in lid 40.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
40.4.3 afwegingskader

De in lid 40.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de mogelijkheid van adequaat beheer of de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet voldoende aan tegemoet kan worden gekomen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan de leidingbeheerder medegedeeld.

Artikel 41 Waarde - Archeologie hoge verwachting

41.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, veiligstelling en herstel van de op en in deze gronden verwachte en reeds bekende hoge archeologische waarden.

41.2 bouwregels
41.2.1 bouwen ten behoeve van bestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van archeologisch onderzoek en de bescherming, de veiligstelling en het herstel van archeologische waarden.

41.2.2 bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 41.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk tot een oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) en de situering gelijk blijft of kleiner wordt;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) tot maximaal 200 m² wordt uitgebreid buiten de bestaande situering dan wel waarbij de situering tot maximaal 200 m² wordt veranderd;
  • d. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m² waarbij de bijbehorende grondwerkzaamheden (graafwerk- en bouwwerkzaamheden) voor dat bouwwerk een ondergrondse diepte hebben van maximaal 0,30 meter en waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden.
41.3 afwijken van de bouwregels
41.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

41.3.2 afwegingskader

Indien uit ingesteld archeologisch onderzoek/rapport of naar oordeel van een erkend archeoloog blijkt dat de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels/voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of bijbehorende werkzaamheden, in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
41.3.3 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 41.3.2, aan de omgevingsvergunning verbinden.

41.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op grond van de andere bestemmingen, de volgende andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een oppervlakte betreffen van 200 m² of meer en een ondergrondse diepte hebben van meer dan 0,30 meter:

  • a. het afgraven van gronden, waaronder ook begrepen het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder begrepen woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden;
  • c. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, beken en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van nieuwe en/of uitbreiden van bestaande van (ondergrondse) transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, zoals bomen, bos en boomgaarden, alsmede het verwijderen van stobben;
  • i. het uitvoeren van hei- en/of boorwerkzaamheden en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • j. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
41.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 41.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken:

  • a. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning, omgevingsvergunning, ontgrondingsvergunning of bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning als bedoeld in lid 41.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is dus niet nodig als voor dezelfde werkzaamheden al een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 41.3 noodzakelijk is;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die behoren tot het normale onderhoud en beheer van gronden, met inbegrip van het vervangen van ondergrondse kabels en leidingen indien de ondergronds diepte en situering niet wordt gewijzigd en met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. die betrekking hebben op het slopen van de fundering van een bouwwerk indien naar oordeel van burgemeester en wethouders vaststaat dat het vervangende bouwwerk de archeologische waarden van het gebied niet aantast;
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
41.4.3 afwegingskader

De in lid 41.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering, op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende regels/voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of aanleggen, in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders en het aanbrengen van een beschermende bodemlaag;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
41.4.4 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 41.4.3, aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbinden.

41.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden niet meer behoudenswaardig zijn of niet (meer) aanwezig zijn;
    • 2. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat de begrenzing van deze bestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
  • c. de oppervlaktes en/of ondergrondse dieptes als genoemd in lid 41.2 en lid 41.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van archeologisch onderzoek of van nader verkregen archeologische kennis wenselijk is. Dit kan ook in combinatie met het bepaalde in lid 41.5 onder b.

Artikel 42 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

42.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, veiligstelling en herstel van de op en in deze gronden verwachte en reeds bekende middelhoge archeologische.

42.2 bouwregels
42.2.1 bouwen ten behoeve van bestemming Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van archeologisch onderzoek en de bescherming, de veiligstelling en het herstel van archeologische waarden.

42.2.2 bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 42.2.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) en de situering gelijk blijft of kleiner wordt;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte (bovengronds en/of ondergronds) tot maximaal 500 m² wordt uitgebreid buiten de bestaande situering dan wel waarbij de situering tot maximaal 500 m² wordt veranderd;
  • d. de bouw of een uitbreiding van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m² waarbij de bijbehorende grondwerkzaamheden (graafwerk- en bouwwerkzaamheden) voor dat bouwwerk een ondergrondse diepte hebben van maximaal 0,30 meter en waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden.
42.3 afwijken van de bouwregels
42.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

42.3.2 afwegingskader

Indien uit ingesteld archeologisch onderzoek/rapport of naar oordeel van een erkend archeoloog blijkt dat de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels/voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of bijbehorende werkzaamheden, in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
42.3.3 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 42.3.2, aan de omgevingsvergunning verbinden.

42.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op grond van de andere bestemmingen, de volgende andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een oppervlakte betreffen van 500 m² of meer en een ondergrondse diepte hebben van meer dan 0,30 meter:

  • a. het afgraven van gronden, waaronder ook begrepen het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder begrepen woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden;
  • c. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, beken en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van nieuwe en/of uitbreiden van bestaande van (ondergrondse) transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, zoals bomen, bos en boomgaarden, alsmede het verwijderen van stobben;
  • i. het uitvoeren van hei- en/of boorwerkzaamheden en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • j. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
42.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 42.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken:

  • a. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning, omgevingsvergunning, ontgrondingsvergunning of bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning als bedoeld in lid 42.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is dus niet nodig als voor dezelfde werkzaamheden al een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 42.3 noodzakelijk is;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die behoren tot het normale onderhoud en beheer van gronden, met inbegrip van het vervangen van ondergrondse kabels en leidingen indien de ondergronds diepte en situering niet wordt gewijzigd en met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. die betrekking hebben op het slopen van de fundering van een bouwwerk indien naar oordeel van burgemeester en wethouders vaststaat dat het vervangende bouwwerk de archeologische waarden van het gebied niet aantast;
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
42.4.3 afwegingskader

De in lid 42.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering, op basis van ingesteld archeologisch onderzoek of op basis van een oordeel van een erkend archeoloog, naar oordeel van burgemeester en wethouders, geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende regels/voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van (technische) maatregelen waardoor de archeologische waarden, ondanks het bouwen en/of aanleggen, in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders en het aanbrengen van een beschermende bodemlaag;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
42.4.4 uitzondering archeologisch onderzoek

Het overleggen van een archeologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij echter wel regels/voorwaarden, als bedoeld in lid 42.4.3, aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbinden.

42.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden niet meer behoudenswaardig zijn of niet (meer) aanwezig zijn;
    • 2. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek of uit nader verkregen archeologische kennis blijkt dat de begrenzing van deze bestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
  • c. de oppervlaktes en/of ondergrondse dieptes als genoemd in lid 42.2 en lid 42.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van archeologisch onderzoek of van nader verkregen archeologische kennis wenselijk is. Dit kan ook in combinatie met het bepaalde in lid 42.5 onder b.

Artikel 43 Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen

43.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud, bescherming en veiligstelling van de in deze gronden verwachte en reeds bekende geohydrologische situatie waaronder de (scheefgestelde) kleischotten/leemlagen (dit zijn niet-waterdoorlatende lagen), grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken en (schijn)grondwaterstanden.

43.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd indien het betreft de bouw van of een uitbreiding van een (deels) ondergronds bouwwerk waarbij de bouwwerkzaamheden en de bijbehorende grondwerkzaamheden (graaf- en bouwwerkzaamheden) voor dat bouwwerk een ondergrondse diepte hebben van meer dan 1,5 meter en/of waarbij heiwerkzaamheden plaatsvinden.

43.3 afwijken van de bouwregels
43.3.1 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 43.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld geohydrologisch onderzoek, naar oordeel van het bevoegd gezag, de geohydrologische situatie ter plaatse door het bouwplan met bijbehorende activiteiten niet wordt aangetast of niet aanwezig is. Dat wil zeggen dat geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken, beschadigd / aangetast of dat deze niet aanwezig zijn, de bestaande grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken niet wordt aangetast, de (schijn)grondwaterstand niet wordt aangetast dan wel dat met (bouw-) of (civiel)technische maatregelen getroffen worden waarmee doorbroken leemlagen/kleischotten hersteld worden waardoor het (schijn)grondwater niet wegzakt. Overigens moeten door het geohydrologisch onderzoek eventueel geconstateerde en doorbroken klei- of leemlagen in boorgaten na afronding van het onderzoek hersteld worden.

43.3.2 uitzondering geohydrologisch onderzoek

Het overleggen van een geohydrologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bestaande geohydrologische situatie van de bodem in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waaronder het gegeven dat bij de bouwactiviteiten geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken of aangetast en de kennis dat ter plaatse, tot net voorbij de diepte van het bouwplan, geen kleischotten/leemlagen aanwezig zijn, en dat daarmee afdoende is vastgesteld dat de bouw niet tot verstoring leidt van de geohydrologische situatie van de bodem.

43.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op grond van de andere bestemmingen, de volgende andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een ondergrondse diepte hebben van meer dan 1,5 meter:

  • a. het afgraven van gronden / de bodem, waaronder ook begrepen het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het doorbreken of aantasten van aanwezige leemlagen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder begrepen woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden;
  • d. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, beken en andere wateren;
  • e. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • g. het aanleggen van nieuwe en/of uitbreiden van bestaande van (ondergrondse) transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, zoals bomen, bos en boomgaarden, alsmede het verwijderen van stobben;
  • j. het uitvoeren van hei- en/of boorwerkzaamheden en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem, waaronder de aanleg van waterpompen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de geohydrologische situatie van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
43.4.2 uitzondering verbod

Het in lid 43.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere werken:

  • a. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning, omgevingsvergunning, ontgrondingsvergunning of bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning als bedoeld in lid 43.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is dus niet nodig als voor dezelfde werkzaamheden al een omgevingsvergunning als bedoeld in 43.3 noodzakelijk is;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. die behoren tot het normale onderhoud en beheer van gronden, met inbegrip van het vervangen van ondergrondse kabels en leidingen indien de ondergronds diepte en situering niet wordt gewijzigd en met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. die betrekking hebben op het slopen van de fundering van een bouwwerk indien naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat het andere werk en/of de werkzaamheid de geohydrologische situatie van het gebied niet aantast;
  • e. die ten dienste van geohydrologisch onderzoek worden uitgevoerd onder de voorwaarde dat klei- of leemlagen in boorgaten na afronding het onderzoek hersteld worden.
43.4.3 afwegingskader

De in lid 43.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien, op basis van ingesteld geohydrologisch onderzoek, naar oordeel van het bevoegd gezag, de geohydrologische situatie van de bodem afdoende is vastgesteld en dat daarmee afdoende is vastgesteld dat de uitvoering van de werkzaamheden niet tot verstoring leidt van de geohydrologische situatie van de bodem. Dat wil zeggen dat geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken of aangetast of dat deze niet aanwezig zijn, de bestaande grondwaterstromen niet worden aangetast en de (schijn)grondwaterstand niet wordt aangetast (of dat met (bouw)maatregelen dit hersteld kan worden). Overigens moeten door het geohydrologisch onderzoek eventueel geconstateerde en doorbroken klei- of leemlagen in boorgaten na afronding het onderzoek hersteld worden.

Teneinde dit te bereiken kan het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden regels/voorwaarden verbinden ter bescherming en behoud van de geohydrologische situatie ter plaatse.

43.4.4 uitzondering geohydrologisch onderzoek

Het overleggen van een geohydrologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bestaande geohydrologische situatie van de bodem in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waaronder het gegeven dat bij de werkzaamheden geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken of aangetast en de kennis dat ter plaatse, tot net voorbij de diepte van de werkzaamheden, geen kleischotten/leemlagen aanwezig zijn, en dat daarmee afdoende is vastgesteld dat de werkzaamheden niet tot verstoring leiden van de geohydrologische situatie van de bodem.

43.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van geohydrologisch onderzoek of uit nader verkregen geohydrologische kennis blijkt dat:
    • 1. de geohydrologische situatie van de bodem niet meer behoudenswaardig is of niet (meer) aanwezig is;
    • 2. de wel aanwezige geohydrologische situatie in voldoende mate is veiliggesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' toe te kennen aan gronden indien uit geohydrologisch onderzoek of uit nader verkregen geohydrologische kennis blijkt dat de begrenzing van deze bestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige geohydrologische situatie, aanpassing behoeft;
  • c. de ondergrondse dieptes als genoemd in lid 43.2 en lid 43.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van geohydrologisch onderzoek of van nader verkregen geohydrologische kennis wenselijk is. Dit kan ook in combinatie met het bepaalde in lid 43.5 onder b.

Artikel 44 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

44.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. afvoer en berging van (hoog oppervlakte)water, sedimenten en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. vergroten, bescherming en behoud van de beschikbare afvoercapaciteit en waterbergend vermogen van de aangrenzende rivier;
  • d. verkeer te water (scheepvaart);
  • e. de aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • f. met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, bebording voor de scheepvaart.
44.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mogen op de in lid 44.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed zoals duikers, keerwanden en masten ten behoeve van verlichting en bebakening van de aangrenzende rivier waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;
  • b. de gedeeltelijke of gehele vervangende herbouw/nieuwbouw van een bouwwerk, mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op grond van de andere bestemmingen waarvoor op grond van artikel 6.12 lid 2 van het Waterbesluit (of de opvolger van de wet /dit besluit) geen watervergunning is vereist, dan wel voor zover voor dat bouwen een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
44.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 44.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de afvoercapaciteit van de rivier in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene bouwregels

46.1 ondergronds bouwen
46.1.1 verbod ondergronds bouwen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels is het verboden om bouwwerken te bouwen met een ondergrondse van meer dan 5 meter (d.w.z. de verticale diepte onder maaiveld).

46.1.2 afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1.1 en worden toegestaan dat wordt gebouwd met een ondergrondse diepte van meer dan 5 meter overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels van de andere bestemmingen, indien op basis van ingesteld geohydrologisch onderzoek, naar oordeel van burgemeester en wethouders, de geohydrologische situatie ter plaatse door het bouwplan met bijbehorende activiteiten niet wordt aangetast. Dat wil zeggen dat geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken, beschadigd / aangetast of dat deze niet aanwezig zijn, de bestaande grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken niet wordt aangetast en de (schijn)grondwaterstand niet wordt aangetast. Overigens moeten door het geologisch onderzoek eventueel geconstateerde en doorbroken klei- of leemlagen in boorgaten na afronding het onderzoek hersteld worden.

46.1.3 uitzondering geohydrologisch onderzoek

Het overleggen van een geohydrologisch onderzoek/rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de bestaande geohydrologische situatie van de bodem in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waaronder het gegeven dat bij de bouwactiviteiten geen leemlagen/kleischotten worden doorbroken of aangetast en de kennis dat ter plaatse, tot net voorbij de diepte van het bouwplan, geen kleischotten/leemlagen aanwezig zijn, en dat daarmee afdoende is vastgesteld dat de bouw niet tot verstoring leidt van de geohydrologische situatie van de bodem.

46.2 afwijkende bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, ligging en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

46.3 afwijkende bestaande afstand bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. Dit geldt niet voor gebieden gelegen in de bestemmingen 'Kantoor - 1', 'Bedrijf' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' en 'Groen - Park' voor zover gelegen ten oosten van de spoorlijn 'Arnhem - Nijmegen' (gebied De Hes-west).

46.4 afwijkend bestaand bebouwingspercentage bouwwerken

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. Dit geldt niet voor gebieden gelegen in de bestemmingen 'Kantoor - 1', 'Bedrijf' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' en 'Groen - Park' voor zover gelegen ten oosten van de spoorlijn 'Arnhem - Nijmegen' (gebied De Hes-west).

Artikel 47 Algemene gebruiksregels

47.1 evenementen

Kleine evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits:

  • a. hiervoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, en;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten). De beoordeling hiervan ligt bij het in het kader van deze wet(ten) bevoegd gezag.
47.2 parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en wijzigen van de functie van een gebouw of van gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de 'Parkeernota 2014-2020' (vastgesteld 26 februari 2014) van de gemeente Renkum dan wel de herziening of opvolger van die parkeernota.
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a bepaalde, indien:
    • 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. Hierbij geldt dat dit binnen 200 meter moet geschieden, dan wel dat er op een grotere afstand voldoende parkeergelegenheid is (passend binnen de bepalingen van de 'Parkeernota 2014-2020' dan wel de herziening of opvolger daarvan) naar het oordeel van het bevoegde gezag, of;
    • 3. er, naar oordeel van het bevoegd gezag, voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om de parkeerdruk op te vangen.
47.3 strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken als helihaven voor hefschroefvliegtuigen;
  • c. een gebruik van bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • d. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • e. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 48 Algemene aanduidingsregels

48.1 milieuzone - waterwingebied
48.1.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterwinning.

48.1.2 bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterwinning worden opgericht.

48.1.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 48.1.2 en toestaan dat gebouwd wordt overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen negatief effect optreedt op de kwaliteit van het grondwater, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belangen van de waterwinning en vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

48.1.4 specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken of op een andere wijze die leidt tot verslechtering van de kwaliteit van het grondwater. Dit met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

48.1.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied', voor zover gelegen buiten het ter plaatse geldende bouwvlak van de onderliggende bestemming(en), zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van paden en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • 3. het gebruiken, storten of opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en of schadelijke stoffen;
  • 4. werken of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil beogen of tot gevolg hebben, zoals draineren of onderbemaling.
b uitzondering verbod

Het in lid 48.1.5 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • 2. het normale onderhoud en beheer betreffen dan wel noodzakelijk zijn in verband met een doelmatig gebruik van de gronden.
c afwegingskader

De in lid 48.1.5 onder a genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend voor zover:

  • 1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, geen direct of indirect blijvende onevenredige afbreuk doet aan de bescherming van de kwaliteit van het drinkwater en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 2. een omgevingsvergunning als onder lid 1. wordt niet verleend dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder.
48.2 veiligheidszone - bedrijven
48.2.1 aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gasdrukmeet- en regelstation door een veiligheidszone om te voorkomen dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden.

48.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen mag op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen gebouwen voor kwetsbare objecten worden gebouwd.
48.2.3 specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen zijn op deze gronden:

  • a. binnen een afstand van 4 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. binnen een afstand van 10 meter van de gevel van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan.

Artikel 49 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de fysieke veiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, oppervlaktes, bouwvlakken en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen, oppervlaktes, bouwvlakken en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat, ongeacht het bouwvlak en de bestemming (met uitzondering van de bestemming 'Bos' en 'Groen - Dalzone'), gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 5 meter zoals een muziektheater, jongerenontmoetingsplek, gebouwen van openbaar nut, rioolinstallaties en openbare nutsvoorzieningen, telecommunicatie, het openbaar vervoer of het spoor-, water-, of wegverkeer;
  • e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak  met maximaal 5 meter wordt overschreden en het de bouw betreft van luifels, uitgebouwde toegangsportalen, balkons, galerijen, erkers, trappenhuizen, trappen, liftschachten en soortgelijke aanbouwen en bouwwerken;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 10 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras met een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte, mits:
    • 1. dit passend is in het bestaande bebouwingsbeeld van de omgevende bebouwing, en;
    • 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat maximaal 1 meter buiten de bestemmingsgrens dan wel het bouwvlak mag worden gebouwd en tot een maximum oppervlak van 6 m², mits:
    • 1. dit passend is in het bestaande bebouwingsbeeld van de omgevende bebouwing, en;
    • 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad, en;
    • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
  • i. de bestemmingsbepalingen, met uitzondering van de bestemming 'Bos', 'Groen - Dalzone' en 'Natuur' en toestaan dat ten behoeve van bouwprojecten, renovatieprojecten dan wel voor onderhoud tijdelijk, tot maximaal een één jaar, bouwketen, bouwmaterieel, bouwmaterialen en dergelijke geplaatst worden op niet daartoe bestemde locaties, mits:
    • 1. de verkeersveiligheid en de hulpverlening niet onevenredig worden geschaad, en;
    • 2. de parkeerdruk niet onevenredig toeneemt, en;
    • 3. natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en bomen niet direct dan wel indirect worden beschadigd;
  • j. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat, ongeacht het bouwvlak en de bestemming (met uitzondering van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Bos', 'Cultuur en ontspanning - Historisch zwembad', 'Groen - Dalzone', 'Groen - Landschap', 'Natuur', 'Water', 'Water - Hoogste Ecologische Niveau (HEN-wateren)', 'Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)'), maximaal 2 (nood)lokalen, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, worden geplaatst bij gebouwen ten behoeve van educatieve doeleinden zoals (bijzondere) scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang, waarbij de afstand van deze (nood)lokalen tot het bijbehorende educatieve gebouw maximaal 100 meter mag bedragen en de noodzaak tot het plaatsen van de (nood)lokalen moet worden aangetoond.

Artikel 50 Algemene wijzigingsregels

50.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Kantoor - 1' dan wel 'Groen - Park', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. wijziging van het bestemmingsvlak kan in zijn geheel dan wel in delen plaatsvinden;
  • b. uitsluitend het westelijk gedeelte van gebouw H32 mag gewijzigd worden in de bestemming 'Groen - Park';
  • c. de te realiseren oppervlakte aan bebouwing mag maximaal 6.000 m2 brutovloeroppervlakte (bvo) bedragen, vermeerderd met het bestaande bvo binnen de reeds tot 'Kantoor - 1' bestemde gronden (maar met uitzondering van het bvo van gebouw H32) binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • d. het te realiseren bruto bouwvolume mag maximaal 30.000 m3 bedragen, vermeerderd met het bestaande bruto bouwvolume binnen de reeds tot 'Kantoor - 1' bestemde gronden (maar met uitzondering van het bruto bouwvolume van gebouw H32) binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • e. de bouwhoogte van de bebouwing mag maximaal 16 meter bedragen;
  • f. de oost-west gericht zichtas tussen de gebouwen H21 en H31 enerzijds en H23 en H25 anderzijds, zoals aangeduid in de Landschapsvisie Arnhems Buiten, vastgesteld de dato 30 maart 2011, dient in stand te blijven, maar mag gedraaid worden tot een meer west-zuidwest - oost-noordoost richting;
  • g. voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernorm (opgenomen in het gemeentelijk beleid dan wel die specifiek is vastgelegd voor dit gebied) die geldt op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan, waarbij gestreefd wordt naar gebouwde, ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersdruk op heb plangebied en de directe omgeving;
  • i. burgemeester en wethouders kunnen in het wijzigingsplan een regeling opnemen die hen bevoegd verklaart met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sub d voor het overschrijden van de maximale hoogte met maximaal 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van een gebouw ten behoeve van opbouwen en ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  • j. alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van uitbreiding van en rond gebouw H40, dienen het Masterplan Hes West en de Landschapsvisie Arnhems Buiten, zoals vastgesteld de dato 30 maart 2011, nader uitgewerkt te worden;
  • k. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders de gemeenteraad vooraf te consulteren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 51 Overgangsrecht

51.1 overgangsrecht bouwwerken
51.1.1 overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
51.1.2 afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in lid 51.1.1 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 51.1.1 met maximaal 10%.

51.1.3 uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 51.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

51.2 overgangsrecht gebruik
51.2.1 overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

51.2.2 strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 51.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

51.2.3 verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 51.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

51.2.4 uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 51.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 52 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'.