direct naar inhoud van 5.2 Zienswijzen
Plan: Heveadorp 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0134hv-va04

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 heeft vanaf 4 juli 2012 gedurende zes weken, dus tot en met 14 augustus 2012, ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn drie zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van woensdag 4 juli 2012 en in het huis-aan-huis-blad Hoog en Laag van woensdag 4 juli 2012 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Deze bekendmaking is bij herhaling nogmaals bekend gemaakt in de Hoog en Laag van woensdag 11 juli 2012 en van woensdag 25 juli 2012. Ook op de gemeentelijke website zijn deze bekendmakingen gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Doorwerth en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 6 juni 2012 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de Hoog en Laag. In die kennisgeving was aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan binnen twee maanden ter inzage gelegd zou worden.

Hierna zijn deze zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien.

zienswijze 1

Naam: Mevrouw S.F.E.E.M. Klymowsky-Perryman

Adres: Van Vlotenhof 2

6869 TH Heveadorp

Ontvangst zienswijze: 10 augustus 2012

Inboeknummer: 114153

samenvatting zienswijze

1
Namens reclamant is een zienswijze ingediend. Reclamant geeft daarin aan dat de woningen aan het Van Vlotenhof gebouwd zijn in het begin van de jaren '90. Kenmerkend voor deze woningen is dat 'parkeren binnenshuis' mogelijk wordt gemaakt. De parkeerruimten zijn namelijk verbonden aan de woningen. De woning van reclamant vormt hierop een uitzondering. Bij de koop van de woning door reclamant en de daarmee verband houdende bouw van de woning aan het Van Vlotenhof 2 is afgesproken dat bij deze woning geen parkeren in de woning zou worden gerealiseerd maar dat de woning uitgebreid zou worden met een gebouw naast de woning. Deze uitbreiding van de woning zou, onder meer, dienst kunnen doen als garage (en is als zodanig ook gebruikt). De uitbreiding is opgericht in exact dezelfde stijl als de hoofdwoning, met gebruik van dezelfde materialen en is gebouwd conform dezelfde vereisten als de hoofdwoning, zodat anders dan voor bepaalde bijgebouwen zou kunnen gelden, voor het perceel van reclamant, sprake is van een 'uitbreiding van de woning'. Voor de bouw van het gebouw is op 30 maart 1993 bouwvergunning met vrijstelling verleend.

Reclamant stelt dat de genoemde uitbreiding van de woning ten onrechte is wegbestemd in het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012. De uitbreiding van de woning is niet op de plankaart ingetekend en ook de planregels staan de (legale) uitbreiding van de woning niet toe. Reclamant stelt dat dit in strijd is met het recht. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan geldt als uitgangspunt dat alle bestaande (legaal opgerichte) bouwwerken en het bestaand legaal gebruik, positief bestemd dienen te worden (en slechts onder het overgangsrecht mogen worden gebracht, indien binnen de planperiode uitzicht bestaat op een andere bestemming).

Reclamant is niet bekend met nieuwe inzichten op basis waarvan de uitbreiding van de woning niet langer in overeenstemming zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan heeft immers een conserverend karakter. Daarom dient de uitbreiding van de woning positief bestemd te worden.

Reclamant stelt dat het feit dat het ontwerpbestemmingsplan voorziet in een algemene regeling voor het plaatsen van bijgebouwen op als 'Wonen' bestemde gronden aan het voorgaande geen afbreuk doet. De uitbreiding van de woning is in zijn opzet namelijk niet architectonisch ondergeschikt aan de woning. Van een bijgebouw is daarom geen sprake. Reclamant stelt dat, mocht hier overigens al sprake van zijn, de uitbreiding (gedeeltelijk) wordt wegbestemd, gezien het bepaalde in (onder meer de tabel van) artikel 11.2.2 van het ontwerpbestemmingsplan.

2
Reclamant stelt dat de bestemming 'Wonen' in het ontwerpbestemmingsplan het gebruik van de woning als garage niet toestaat. Dit betekent dat het ten dele gebruiken van de woningen als garage, zoals dit aan het aan het Van Vlotenhof gebruikelijk is, op basis van het ontwerpbestemmingsplan niet langer mogelijk is. Reclamant acht dit onwenselijk omdat hierdoor de parkeerdruk op de openbare ruimte zal toenemen.

Reclamant vraagt, gezien het vorenstaande in deze zienswijze, om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen door de vergunde uitbreiding van de woning op de verbeelding in te tekenen en in de regels bij de bestemming 'Wonen' een aanduiding 'garage' op te nemen voor de woningen aan het Van Vlotenhof (soortgelijk aan de 'bed & breakfast regeling') dan wel 'garage' ook op te nemen in artikel 11.1 na de aanhef 'met de daarbij behorende:'.

reactie:

Ad. 1 & 2
In 1993 is bouwvergunning verleend voor de bouw van een 'garage' aan het Van Vlotenhof 2. De garage betreft een vrijstaande garage met een hoogte van 2,75 meter een oppervlakte van circa 28,5 m². Deze garage zou, met deze afmetingen en ligging, op grond van de huidige wetgeving vergunningvrij opgericht kunnen worden. De garage staat vrij op het perceel en is niet aan de woning gebouwd. De gareg betreft daarmee geen 'uitbreiding van de woning' maar een bijgebouw volgens de bestemmingsplanregels.

Het nu nog geldende bestemmingsplan 'Heveadorp 1994', vastgesteld op 30 november 1994 en goedgekeurd door de provincie op 9 februari 1995 geeft de woning aan het Van Vlotenhof 2 de bestemming 'woningen' en het gedeelte van het perceel waar de garage staat de bestemming 'achtererf'. De gronden met de bestemming 'woningen' zijn bestemd voor wonen en andere bouwwerken voor zover passend binnen een tuin. De gronden met de bestemming 'achtererf' zijn bestemd voor tuinen, aanbouwen, praktijkruimten, bijgebouwen en andere bouwwerken. Binnen beide bestemmingen zijn garages toegestaan (deze behoren namelijk tot het normale gebruik van en bij woningen). Echter op de plankaart van dat bestemmingsplan is ter plaatse van het grootste gedeelte van de gebouwde garage een aanduiding opgenomen die aangeeft dat daar geen aanbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan. Daarmee is de gebouwde garage destijds, waarschijnlijk onbewust, onder het overgangsrecht gekomen.

In tegenstelling tot het nu nog geldende bestemmingsplan en hetgeen reclamant beweert legaliseert het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 de gebouwde garage juist wel. De gebouwde garage betreft een 'bijgebouw' conform de definitie in dat bestemmingsplan en is, mede op basis van de tabel van artikel 11.2.2, toegestaan op deze locatie op het perceel. Sterker nog op grond van die tabel zou buiten het bouwvlak zelfs 60 m² aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen worden opgericht op het perceel.

Het ontwerpbestemmingsplan geeft de woning met zijn aanbouwen en bijgebouwen, de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor 'woonhuizen' en 'aan- en uitbouwen en bijgebouwen' met onder andere de daarbij behorende 'tuinen en erven' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' en 'andere werken'. Een woonhuis/woning wordt gedefinieerd als: 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Het woongebruik van de ruimtes in een woning is zeer divers en kan onder andere bestaan uit: slaapvertrekken, keuken, badkamer, serre, tuinkamer, werkkamer, speelkamer, bergruimtes, bijkeuken, garage, sauna, zwembad, enzovoort. Dit woongebruik kan in het 'hoofdgebouw' dan wel in de toegestane 'aan- en uitbouwen en bijgebouwen' plaatsvinden. Dit woongebruik wordt en behoefd niet apart te worden benoemd. Nagenoeg nergens in den lande wordt hetgeen onder woongebruik wordt verstaan volledig omschreven in een bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de toegestane 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' in de bestemming 'wonen'. Niet is beschreven, en dat is ook niet nodig, welke 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' dan zijn toegestaan in deze bestemming. Het normale gebruik van wonen leert dat dit onder andere carports, vlaggenasten, schotelantennes, palen, (keer)muren, erf- en terreinafscheidingen, pergola's en dergelijke kunnen zijn.

De vergelijking van het gebruik als garage met de door reclamant genoemde 'bed & breakfast regeling' in artikel 11.1 van het ontwerpbestemmingsplan gaat niet op. Het gebruik als 'bed & breakfast' past, in tegenstelling tot een garage, niet in het woongebruik van een woning. Er is onder andere bij een 'bed & breakfast' namelijk geen sprake van 'één huishouden', er worden kamers verhuurd (tegen betaling) en er wordt (tegen betaling) eten geserveerd. Derhalve valt 'bed & breakfast' niet onder het woongebruik. Daarom dient een 'bed & breakfast' in een woning als zodanig op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan te worden opgenomen om aan te kunnen geven dat deze afwijking van wonen op de betreffende locatie in het plangebied is toegestaan.

In het ontwerpbestemmingsplan wordt aangegeven dat in het bouwvlak van de bestemming 'Wonen' een 'hoofdgebouw' en 'aan- en uitbouwen en bijgebouwen' mogen worden opgericht. Buiten het bouwvlak, daar waar de garage staat, mogen alleen 'aan- en uitbouwen en bijgebouwen' worden opgericht. De garage betreft zoals gezegd een bijgebouw. Met het verschil tussen hoofdgebouw en aan- en uitbouw en bijgebouw wordt vooral het verschil in massa van de gebouwen aan gegeven. Een 'hoofdgebouw' wordt gedefinieerd als: 'een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben'.

Een 'bijgebouw' wordt gedefinieerd als: 'een (niet voor bewoning bestemd) op zich staand, dat wil zeggen van buiten bereikbaar via een eigen ingang, aangebouwd dan wel vrijstaand, dat niet in directe verbinding staat, via een deur of andere verbinding, met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw'. De garage voldoet aan al deze kenmerken en is daarmee een bijgebouw. Met de term 'architectonisch opzicht' wordt niet gedoeld op het materiaal gebruik, zoals reclamant suggereert, maar op de massa van het gebouw ten opzichte van het hoofdgebouw waar het bijgebouw (zoals de naam al zegt) 'bij' hoort.

Samengevat kan worden vermeld dat het bestemmingsplan de garage ter plaatse juist toestaat (in tegenstelling tot wat reclamant beweert) waardoor het doel van de zienswijze van reclamant in dit bestemmingsplan is gewaarborgd, namelijk het positief bestemmen van de gebouwde garage.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 2

Naam: Familie Hulstein

Adres: Ir. Munterlaan 27

6869 TC Heveadorp

Ontvangst zienswijze: 14 augustus 2012 (per e-mail), ingeboekt 15 augustus 2012

Inboeknummer: 114226

samenvatting zienswijze

1

Reclamanten hebben enkele opmerkingen over de artikelen 1.7 (aan-huis-verbonden bedrijf) en 1.8 (aan-huis-verbonden beroep) van de regels van het ontwerpbestemmingsplan. Reclamanten verzoeken enkele beroepen/bedrijven die daarin zijn genoemd uit deze lijst te schrappen omdat verwacht kan worden dat deze leiden tot geluidoverlast in de buurt, dan wel bij de naaste buren. Het gaat dan om: fietsenmaker, meubelmaker, koeriersdienst (verkeersbewegingen). Reclamanten verzoeken daarnaast om in beide artikelen duidelijk aan te geven dat een en ander niet mag leiden tot geluidsoverlast bij omwonenden en om geluidsnormen aan te geven ten aanzien van het maximale geluidsniveau voor de gevel(s) van de naaste omwonenden, te weten respectievelijk 40 – 35 - 30 dB(A) voor de dag, avond en nacht situatie.

reactie:

Ad. 1

De artikelen 1.7 en 1.8 van het bestemmingsplan geven de definities aan van aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen. Daarmee wordt aangegeven wat daaronder wordt verstaan. Dit zijn vrij algemene definities die (in vergelijkbare bewoordingen) door zeer veel gemeentes in Nederland worden gebruikt. Het begin van de landelijk gebruikte definities is in algemene bewoordingen beschreven. De gemeente Renkum heeft voor de duidelijkheid in het vervolg van de definities uitgeschreven welke beroepen en bedrijven onder deze algemene bewoordingen vallen. Het weghalen van enkele van deze beroepen en bedrijven uit deze definitie verandert daarmee niets aan de definitie en de reikwijdte van die definitie. Een groot aantal gemeenten, waaronder Renkum, geeft in de definities aan dat het hier gaat om een beroep of bedrijf die 'door een bewoner van de woning wordt uitgeoefend'. Hiermee wordt nog extra aangegeven dat het om (zeer) beperkte beroeps- en bedrijfsactiviteiten gaat. In artikel 11 van het ontwerpbestemmingsplan, te weten de bestemming 'Wonen' staat aangegeven dat 'aan-huis-verbonden beroepen' zijn toegestaan in een woning en zijn bijgebouwen. 'Aan-huis-verbonden bedrijven' zijn niet direct toegestaan in een woning en zijn bijgebouwen. Pas met een in het bestemmingsplan opgenomen afwijking kan de gemeente toestaan dat een bewoner een aan-huis-verbonden bedrijf mag uitoefenen in zijn woning en/of zijn bijgebouwen. Daarbij vindt een uitgebreide belangenafweging plaats. De door reclamanten genoemde activiteiten, te weten 'fietsenmaker, meubelmaker, koeriersdienst', zijn allen 'aan-huis-verbonden bedrijven'. Deze zijn dus niet direct toegestaan in het bestemmingsplan. De gemeente dient dus per situatie te beoordelen of een dergelijk bedrijf ter plaatse wordt toegestaan. Bij die beoordeling worden, zie artikel 11.5.2, in ieder geval de volgende aspecten meegewogen: het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Daarmee is meer dan voldoende duidelijk en gewaarborgd dat de belangen van omwonenden worden meegenomen bij de belangenafweging voor de afwijking. Extra bepalingen zullen daarom niet worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Daarnaast dient altijd te worden voldaan aan wettelijke geluidsnormen. Deze geluidsnormen worden niet in het bestemmingsplan opgenomen, omdat deze bij wet zijn vastgelegd. Daarnaast geldt een bestemmingsplan voor 10 jaar. Het ten overvloede opnemen van geluidsnormen in het bestemmingsplan is onwenselijk aangezien de wet in de tussentijd kan wijzigen.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 3

Naam: De heer R.R. Munniks

Adres: Dunolaan 4

6869 VC Heveadorp

Ontvangst zienswijze: 14 augustus 2012 (per e-mail), per post ontvangen en

ingeboekt 15 augustus 2012

Inboeknummer: 114228

samenvatting zienswijze

1

Reclamant spreekt zijn waardering uit voor het feit dat het bestemmingsplan wordt geactualiseerd en dat hij de kwaliteit van het plan als geheel van een goed niveau vindt.

2

Reclamant heeft ook enkele kanttekeningen bij het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Heveadorp 1994 kon, volgens reclamant, op het perceel van reclamant een tweede woning worden gebouwd. Deze is in het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 verdwenen. Reclamant wil hiervoor graag gecompenseerd worden in het nieuwe bestemmingsplan.

Reclamant stelt dat geen relevante vervanging wordt geboden voor de verwijderde bouwrechten voor het bouwvlak wat aanwezig was in het bestemmingsplan Heveadorp 1994 op de kadastrale percelen 3653 en 3654.

3

Reclamant stelt dat er geen rekening is gehouden met de mogelijkheid om een woning te realiseren welke voldoet aan het hedendaagse wooncomfort. De huidige inhoud van de in 1910 gebouwde woning aan de Dunolaan 4 heeft een inhoud van 300 m³, daar waar een inhoud van circa 600 m³ als aanvaardbaar wordt geacht.

4

Reclamant stelt dat het extra stuk bouwvlak achter de woning maar beperkt kan worden benut aangezien er op de antieke woning een kap zit die niet naar achteren is uit te breiden en nauwelijks effectief gebruikt kan worden;

5

Reclamant stelt dat de locatie waar nog een bouwvlak ligt in het bestemmingsplan Heveadorp 1994 de meest ideale is, aangezien dit het uitzichtpunt is naar de uiterwaarden (lichtinval), waarbij een verschuiving in noordwaartse richting wenselijk is;

6

Reclamant geeft als optie aan om het in het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 opgenomen bouwvlak van het andere deel van zijn twee-onder-één-kap woning (te weten Fonteinallee 1) volledig te spiegelen, waarbij ook meer ruimte in het bouwvlak aan de noordzijde wordt gecreëerd.

7

Reclamant geeft aan dat zijn garage niet is weergegeven in het bestemmingsplan. Wellicht dat andere (bij)gebouwen hier niet aan hoeven te voldoen, dan kan dit buiten beschouwing blijven.

8

Reclamant wil tenslotte in overweging geven om een gedeelte van het plantsoen rond de woningen Fonteinallee 1, Dunolaan 4 en Dunolaan 4a toe te voegen aan het voorerf van deze woningen om het beter op de omgeving te laten aansluiten, hetgeen tevens leidt tot een onderhoudsbeperking (lagere kosten) voor de gemeente.

reactie:

Ad. 1

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Ad. 2

In het bestemmingsplan Heveadorp 1994 lag ten westen van de woning van reclamant een bouwvlak voor de bouw van 1 woning. Dit bouwvlak lag echter verspreid over de percelen van 3 eigenaren. Verreweg het grootste gedeelte van het bouwvlak lag op het perceel van Dunolaan 4a. De eigenaar van Dunolaan 4a heeft vervolgens enkele jaren geleden met een vrijstelling een nieuwe woning gebouwd net buiten het bouwvlak. Daarbij is als voorwaarde opgenomen dat bij de herziening van het bestemmingsplan het bouwvlak voor die ene woning zal worden verwijderd. Het bouwvlak had een oppervlakte van circa 192 m². Daarvan lag circa 37 m² op het perceel van reclamant, circa 37 m² op het perceel van Fonteinallee 1 en circa 118 m² op het perceel van Dunolaan 4a. Doordat het bouwvlak op het perceel van reclamant 'slechts' 37 m² bedroeg (waardoor er op het perceel van reclamant eigenlijk geen woning gebouwd kan worden conform de eisen van het Bouwbesluit, o.a. lichtinval) en er ook slechts 1 woning in het gehele bouwvlak was toegestaan was het bouwvlak op het perceel van reclamant meer een theoretisch bouwvlak. Desalniettemin lag er wel een (beperkt) bouwrecht. Bij het vervallen van dat bouwrecht kan er sprake zijn van planschade. Mede daarom is in het ontwerpbestemmingsplan het bouwvlak van de woning van reclamant aan de achterzijde van de woning vergroot over een diepte van 6 meter. Daardoor is het bouwvlak nu 30 m² groter (5 meter breed bij 20 diep) dan in het vorige bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Heveadorp 1994 was het bouwvlak 5 meter breed en 14 meter diep. Daarnaast is ook, mede doordat de nieuwe woning aan de Dunolaan 4a dichter op de Dunolaan is gebouwd, het vlak met de bestemming 'wonen'(voorheen 'achtererf') aan de zijkant van de woning van reclamant vergroot richting de Dunolaan. In het bestemmingsplan Heveadorp had dit gedeelte van het 'achtererf' en oppervlakte van circa 79,5 m², waardoor er hier maximaal 26,5 m² aan bijgebouwen en aanbouwen gebouw kon worden. In het ontwerpbestemmingsplan is deze oppervlakte vergroot naar 183 m², waardoor er maximaal 60 m² aan bijgebouwen en aanbouwen gebouwd mag worden. Tezamen houdt dit in dat in het bestemmingsplan Heveadorp 1994 twee bouwvlakken aanwezig waren met een gezamenlijke oppervlakte van circa 107 m² (70 + 37) en daarnaast was een maximale oppervlakte aan bijgebouwen en aanbouwen toegestaan van circa 26,5 m². In het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 heeft het bouwvlak een oppervlakte van 100 m² en kan er daarnaast nog maximaal 60 m² aan bijgebouwen en aanbouwen worden gebouwd. Verder is, conform de al enkele jaren gehanteerde gemeentelijke standaardregels, de bouwhoogte van een bijgebouw verhoogd van 4 naar 5 meter en de bouwhoogte van de woning van 9 naar 10 meter.

Daarmee is er meer dan voldoende bouwruimte gecompenseerd in het ontwerpbestemmingsplan voor het vervallen van het (theoretische) bouwvlak op het perceel.

Ad. 3

In het bestemmingsplan Heveadorp 1994 kon ter plaatse van de woning van reclamant een woning gebouwd worden met een oppervlakte van 70 m², een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter. Daarmee zou een woning gebouwd kunnen worden met een inhoud van circa 525 m³, nog zonder een mogelijke aanbouw. Er kon dus al een grotere woning op het perceel worden gebouwd dan er feitelijk staat. Het ontwerpbestemmingsplan Heveadorp 2012 staat een woning toe met een maximale inhoud van 800 m³ nog zonder mogelijke aanbouwen. Daarmee zou in beide situaties, en zeker in de nieuwe situatie, een ruime woning gerealiseerd kunnen worden op het perceel. Dat de woning feitelijk een twee-onder-een-kap woning betreft, met een bijzondere aaneengesloten dakvorm en het daardoor lastiger is om de woning van reclamant geheel te slopen en nieuw te bouwen, wil nog niet zeggen dat het onmogelijk is. Een bestemmingsplan kan weinig doen met en aan een bestaande architectonische vormgeving. Een bestemmingsplan geeft alleen de maximale kaders aan om te kunnen bouwen. Het is vervolgens aan de eigenaar van de grond om, rekeninghoudend met architectuur en bouwtechnische eisen, binnen de bestemmingsplankaders een geschikte woning te bouwen.

Ad. 4

Zoals bij Ad. 2 is beschreven is het bouwvlak met de bestemming 'Wonen' aan de achterzijde van de woning van reclamant in het ontwerpbestemmingsplan 6 meter dieper gemaakt ten opzichte van het bestemmingsplan Heveadorp 1994. Reclamant geeft in dit onderdeel van de zienswijze aan dat het bouwtechnisch lastig is om ter plaatse waar het bouwvlak met de bestemming 'Wonen' in het ontwerpbestemmingsplan met die 6 meter is vergroot een uitbreiding van de woning (op de verdieping) te kunnen realiseren. Op de begane grond is er echter geen probleem, gezien de dakconstructie. Verwezen wordt voor dit onderdeel naar de reactie die gegeven is bij Ad. 2 en bij Ad. 3. Dit kan worden aangevuld met de opmerking dat de woning van reclamant op een hoek ligt. Daardoor is het niet zonder meer wenselijk om de woning aan de zijkant uit te breiden. Uitbreiding aan de achterzijde is ruimtelijk minder bezwaarlijk. Overigens worden de meeste woningen vooral aan de achterzijde uitgebreid. Daarom bieden de bouwvlakken van vrijwel alle woningen extra bouwruimte aan de achterzijde. Dat is in de situatie van reclamant niet anders.

Ad. 5

In aanvulling van punt 4 van de zienswijze geeft reclamant aan liever uitbreidingsruimte voor zijn woning te krijgen nog verder naar het noorden van het perceel. Dit deel ligt echter tegen het perceel van de eigenaar van de woning aan de Dunolaan 4a aan. Daarom is het niet gewenst om het bouwvlak zo ver uit te breiden (met nog circa 3 meter), laat staan een tweede bouwvlak op te nemen. Dat laatste kan ook niet want er mag maar 1 woning op het perceel gebouwd worden. Wat reclamant ons inziens tracht te zeggen is dat doordat het fysiek niet gemakkelijk is om de twee-onder-één-kap woning op de verdieping uit te breiden, hij liever een bouwvorm van twee bouwlagen realiseert op enige afstand van de woning die middels een éénlaagse aanbouw met de woning is verbonden. In dat geval is het een aanbouw van twee bouwlagen en geen hoofdgebouw. Dit is vergelijkbaar wat de buren (de andere helft van de twee-onder-één-kap woning) hebben gebouwd. Hiervoor wordt verwezen naar Ad. 6.

Ad. 6

Verwijzend naar het laatste gedeelte van Ad. 5 komt het er op neer dat reclamant de mogelijkheid wil krijgen om een vergelijkbare aanbouw over twee bouwlagen (goothoogte van iets meer dan 5 meter en bouwhoogte van iets meer dan 6 meter) aan de zijkant/achterkant van zijn woning mogelijk te kunnen maken als zijn buren aan de Fonteinallee 1. Deze plannen zijn nu nog echter niet concreet (genoeg) om in dit bestemmingsplan op te (kunnen) nemen. Dit bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe (grotere) nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De door reclamant gewenste uitbreiding is, doordat het een aanbouw van twee bouwlagen betreft, een dergelijke grotere nieuwe ontwikkeling. Daarnaast is de situatie van reclamant niet helemaal vergelijkbaar met die van zijn buren van de andere zijde van de twee-onder-één-kap woning (Fonteinallee 1). Dichtbij de door reclamant gewenste tweelaagse aanbouw ligt het perceel van Dunolaan 4a, terwijl Fonteinallee 1 geen buurpercelen heeft nabij de tweelaagse aanbouw. Samengevat is het nu niet gewenst, aangezien de bouwplannen nog niet concreet genoeg zijn, een dergelijke nieuwe bouwmogelijkheid toe te staan in dit conserverende bestemmingsplan. Daarvoor dient ook nog eens een uitgebreide belangenafweging voor plaats te vinden. Het is ruimtelijk echter niet ondenkbaar dat een dergelijk aanbouw hier in de toekomst gebouwd zou kunnen worden. Het ontwerpbestemmingsplan maakt dit echter niet mogelijk, ook niet met een binnenplanse afwijking. Een aanbouw mag namelijk een maximale goothoogte en bouwhoogte van 4 meter hebben. Een buitenplanse afwijking is ook niet toepasbaar om dit in de toekomst te kunnen realiseren.

Daarom wordt een binnenplanse afwijking opgenomen in het bestemmingsplan die een dergelijke tweelaagse aanbouw in de toekomst mogelijk zou kunnen maken. In artikel 11 (Wonen) van het bestemmingsplan wordt daarom een afwijking opgenomen om de maximale goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een aan- of uitbouw te vergroten naar maximaal 5,5 meter respectievelijk 6,5 meter. In het bestemmingsplan Heveadorp 1994 was een vergelijkbare binnenplanse afwijking opgenomen. Daarin stond namelijk dat de bouwhoogte van een aanbouw of bijgebouw verhoogd kon worden met een vrijstelling tot maximaal 6,6 meter. Deze afwijking wordt daarmee (gedeeltelijk) overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Hierdoor blijft de mogelijkheid bestaan om in de toekomst, nadat een concreet bouwplan is ingediend en na afweging van alle belangen een door reclamant gevraagde aanbouw ter plaatse te kunnen realiseren. Dat wil echter nu niet zeggen dat die aanbouw er dan ook komt. Het bestemmingsplan biedt dan echter wel de mogelijkheid om het te kunnen realiseren.

Ad. 7

Voor het maken van de verbeelding van het bestemmingsplan wordt een recente kadastrale ondergrond (van het Kadaster) gebruikt. Op deze ondergrond staan en worden lang niet alle bijgebouwen ingetekend. De woningen wel. Vandaar daar dat de garage er niet op staat. Deze ondergrond is voor de bijgebouwen niet direct van belang voor wat betreft de aanwezige bijgebouwen. Het gaat er wel om dat de legaal opgerichte bijgebouwen positief worden bestemd. Dit is hier het geval. De garage ligt, in tegenstelling tot het bestemmingsplan Heveadorp 1994, in de bestemming 'Wonen'.

Ad. 8

Het plantsoen voor de genoemde woningen is eigendom van de gemeente. Het is in gebruik als een grasveldstrook langs de weg. Het heeft daarom terecht de bestemming 'Verkeer' gekregen. In die bestemming zijn namelijk groenstroken toegestaan. Het verkopen of in gebruik geven van gemeentelijke groenstroken aan omwonenden is geen onderdeel wat betrekking heeft op een bestemmingsplan. Dit betreft een privaatrechtelijke handeling tussen de gemeente en de omwonenden. Wel kan worden vermeld dat speciaal voor eventueel te verkopen groenstrookjes in de regels van de bestemming 'Verkeer' een afwijking is opgenomen om delen van deze bestemming (groenstroken) te kunnen gebruiken als 'tuin'.

Dus indien in de toekomst besloten zou worden (delen) van de genoemde groenstrook aan omwonenden te verkopen dan kan het gebruik als tuin met een in het bestemmingsplan opgenomen afwijking eenvoudig en snel worden toegestaan.

conclusie:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassing van het bestemmingsplan. In de regels van artikel 11 (Wonen) wordt een afwijking van de bouwregels opgenomen waarmee de maximale goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aan- en uitbouwen kan worden verhoogd tot 5,5 meter respectievelijk 6,5 meter.