direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - Landgoed - 1
Plan: Oostelijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004

Artikel 16 Wonen - Landgoed - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Landgoed - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of de ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden;

tevens zijn deze gronden bestemd voor:

  • b. wonen, waaronder de huisvesting van groepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven, conform het gestelde in lid 24.2;
  • d. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • e. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. trouwen en vergaderen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • g. educatie, horeca en museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • h. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. feesten en partijen, uitsluitend in de periode tussen zonsopkomst en zonsondergang;
  • j. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een aanduidingsvlak, met dien verstande dat de oppervlakte, zoals vermeld in bijlage 2 Lijst bestaande maatvoeringen, met niet meer dan 10% vermeerderd mag worden;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen (ter plaatse van de aanduiding 'wonen');
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3,0 m bedragen;
  • e. de diepte van een onderbouw onder het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,0 m.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  • b. de oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 100 m2 bedragen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m en mits gebouwd wordt achter de achtergevelrooilijn;
  • c. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m2.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het ruimtelijk beeld;
  • de onderlinge afstand van bebouwing met het oog op hinder ten opzichte van aangrenzende functies;
  • de verschijningsvorm van de hoofdgebouwen;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand binnen het bouwperceel meer dan 20 m bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm van de hoofdgebouwen in die zin dat bij verbouwing aangesloten dient te worden bij de bestaande goot- en bouwhoogte en dakvorm;
  • c. de plaats van bijbehorende bouwwerken in die zin dat deze achter de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1 voor een hogere goothoogte tot niet meer dan 6,0 m;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.1 voor een hogere bouwhoogte tot niet meer dan 12,0 m;
  • c. het bepaalde in lid 16.2.1 voor plat afgedekte gebouwen of gedeelten van gebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 150 m2;
  • d. het bepaalde in lid 16.2.1 voor het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 200 m2;
  • e. het bepaalde in lid 16.2.1 voor het vergroten van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
  • f. het bepaalde in lid 16.2.2 onder b voor het toestaan van onoverdekte zwembaden vóór de achtergevelrooilijn, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende functies en waarden.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1 voor het toestaan van een gezinshuis of een jeugdzorgboerderij in bestaande bebouwing, onder voorwaarde dat de ecologische haalbaarheid aangetoond is en er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk verharden van on- en halfverharde wegen en paden met dien verstande dat asfaltverharding in geen geval is toegestaan, ook niet bij het vervangen van bestaande verharding;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden;
  • c. het aanleggen van voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. het aanbrengen van drainage, het dempen of graven van watergangen.
16.6.2 Uitzondering op verbod

De in lid 16.6.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en werken of werkzaamheden met het oog op natuurbeheer en natuurontwikkeling.

16.6.3 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 16.6.1 bedoelde werken en werkzaamheden zijn alleen toelaatbaar, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.