Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Noord 2009
Status: gewijzigd vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ101-VG01

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een duurzaam en representatief bedrijventerrein;  
  2. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die staan vermeld in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
  3. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de toegelaten bedrijven in ter plaatse vervaardigde (be- of verwerkte) producten, niet zijnde detailhandel in lederwaren, schoeisel en textiel, huishoudelijke artikelen en voedings- en genotmiddelen;
  4. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  5. zelfstandige kantoren ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor'; 
  6. kantoorruimten indien deze ondergeschikt zijn aan de toegelaten bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ondersteunende horeca;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. erven, terreinen en tuinen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
  5. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging.

6.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 6 lid 1 sub b vermelde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden binnen het bestemmingsvlak per bedrijfsperceel de volgende regels:
    1. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de perceelgrenzen dient ten minste 4,00 meter te bedragen;
    3. de maatvoering van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwenMaximale bouwhoogte gebouwenMaximale bouwhoogte overkappingenMaximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte per bouwperceel ten opzichte van het bouwvlak
      8,00 meter 12,00 meter 4,00 meter 60 %
    4. de maximale oppervlakte van één bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  2. Voor het bouwen van de onder artikel 6 lid 1 sub h vermelde bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
    2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
    3. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

6.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. een goede woonsituatie;
    3. de milieusituatie;
    4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de verkeersveiligheid.
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 6 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    4. gedurende de in artikel 6 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 sub 1 onder b en toestaan dat een bedrijfsgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, in verband met de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw of de koppeling van gebouwen.
  2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 sub 1 onder c ten behoeve van een verhoging van het bebouwingspercentage naar 75, mits wordt aangetoond dat:
    1. de verhoging van het bebouwingspercentage noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    2. het parkeren en de logistiek blijvend op eigen terrein kunnen worden afgewikkeld.
  3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 sub 1 onder d en toestaan dat er bedrijven worden gevestigd met een bouwperceel groter dan 5.000 m2.
  4. De in artikel 6 lid 4 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het bebouwingsbeeld;
    2. de bedrijfssituatie;
    3. de milieusituatie;
    4. de sociale veiligheid;
    5. de verkeersveiligheid;
    6. de woonsituatie.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan en buiten het bouwvlak van het bouwperceel;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond vanartikel 6 lid 1 sub b zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 6 lid 6 sub 2;
  7. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; 
  8. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  9. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  10. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  11. het opdelen van een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het college verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub b en toestaan dat er een bedrijf wordt gevestigd dat niet in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' staat vermeld, mits:
    1. de bedrijfsactiviteiten wat aard, hinder en omvang betreft toelaatbaar zijn op de gewenste locatie;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de daarop voorkomende bouwwerken;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het leef- en woonmilieu.
  3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5 sub c en toestaan dat de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel, uitsluitend in de vorm van e-commerce of voor de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen.
  4. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5 sub k en toestaan dat een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen wordt opgedeeld, mits de noodzaak daartoe kan worden aangetoond.
  5. De in artikel 6 lid 6 sub 2 en artikel 6 lid 6 sub 3 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het bebouwingsbeeld;
    2. de bedrijfssituatie;
    3. het distributiepatroon, het kernwinkelapparaat en de nabijgelegen (wijk)winkelvoorzieningen;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. de milieusituatie;
    6. de verkeersveiligheid;
    7. de woonsituatie.