De voor 'Wonen - 12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen;
additionele voorzieningen;
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met de daarbij behorende:
andere werken;
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
tuinen.
35.2 Bouwregels
De totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70% ten opzichte van het gehele bouwperceel.
Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mag uitsluitend een woongebouw in de vorm van een bijzondere woonvoorziening worden gebouwd;
de maatvoering van het hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte
Maximale bouwhoogte
12,50 meter
12,50 meter
het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.
35.3 Nadere eisen
Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
een goede woonsituatie;
de milieusituatie;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid.
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 35 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de in artikel 35 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
35.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
het storten van afvalstoffen en van vuil.
35.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het college verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35 lid 4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.