Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Noord 2009
Status: gewijzigd vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ101-VG01

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportpark en sportterreinen;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sportactiviteiten, met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder bergruimten, een kantine, kleedkamers en tribunes;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ondersteunende horeca;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. groenvoorzieningen;
  3. paden en wegen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. terreinen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen.

20.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 20 lid 1 sub b vermelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwen Maximale bouwhoogte gebouwen Maximale bouwhoogte overkappingen Maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten opzichte van het bouwvlak
      3,00 meter  7,00 meter3,00 meter 100%
  2. Voor het bouwen van de in artikel 20 lid 1 sub d vermelde bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van ballenvangers en van lichtmasten;
    2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
    3. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    4. de bouwhoogte van reclamebouwwerken, reclamemasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 10,00 meter bedragen.

20.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 20 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    4. gedurende de in artikel 20 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  5. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  6. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  7. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.