De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
beplanting en bermen;
buitenspeelruimte;
bunker ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - bunker';
groenvoorzieningen;
in- en uitritten;
paden;
trapveld ter plaatse van de functieaanduiding 'speelvoorziening';
met daaraan ondergeschikt:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
kunstwerken;
wadi’s/retentievijvers, waterberging en waterinfiltratie ten dienste van de waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
andere werken, waaronder begrepen een geluidswal;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidsschermen en lichtmasten.
12.3 Nadere eisen
Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
een goede woonsituatie;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid.
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 12 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de in artikel 12 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers;
het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
het storten van afvalstoffen en van vuil.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het college verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.