Plan: | Nijmegen Groenewoud Kwakkenberg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP9000-VG02 |
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: "Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen". Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is hiermee in overeenstemming en gericht op het zoveel mogelijk ontzien van het bodemarchief. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een goede bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Hiervoor is door de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun archeologische waardering zijn aangegeven.
Tenslotte geldt dat een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Enkele jaren geleden is het tracé van een Romeinse waterleiding ontdekt. Dit aquaduct dat liep van Groesbeek naar Nijmegen voorzag het legerkamp op de Hunerberg van drinkwater. Het ca. 5 kilometer lange tracé is in het huidig landschap nog herkenbaar als een stelsel van dijkjes, dalen en geulen. De minister van OCW heeft in totaal vijf delen van het tracé aangewezen als monument (vier van de vijf liggen op het grondgebied van Groesbeek). Eén daarvan is de geul of greppel die door Marienbosch loopt. De droge greppel was hier ooit drie meter diep; op de bodem lag waarschijnlijk een houten goot waardoor het water werd getransporteerd.
Het perceel in Marienbosch wordt aangeduid op de plankaart, maar krijgt geen dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarde. De bescherming van het monument wordt geregeld door de Monumentenwet 1988. Voor een wijziging van het monument dient altijd een vergunning te worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Het verdere verloop van het tracé van het aquaduct gaat via de Broerdijk en Broerweg.
Een groot deel van het plangebied ligt in een zone van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) vanwege waardevolle archeologische resten uit de Romeinse tijd. Hier zijn sporen te verwachten van de militaire aanwezigheid van de Romeinen in de 1e en 2e eeuw na Chr. Terreinen en percelen die in deze zone liggen krijgen een dubbelbestemming. Uitgangspunt is behoud in situ via planaanpassing of inpassing van de archeologische resten. Indien behoud niet mogelijk is, dienen alle werkzaamheden in de bodem die dieper gaan dan 30cm - maaiveld te worden voorafgegaan door archeologisch onderzoek. Er gelden specifieke bouw- en aanlegvoorschriften.
Het perceel ligt tevens in het in 1988 door de gemeenteraad aangewezen archeologisch aandachtsgebied. Conform het raadsbesluit d.d. 6 juli 1988 (voorstel 201/1988) zijn particulieren en partijen gehouden medewerking te verlenen aan het (laten) verrichten van archeologisch onderzoek.
Een deel van het plangebied ligt in een zone met van archeologisch belang (waarde 2). Hier kan het tracé van de romeinse weg naar Cuijk worden aangetroffen. In verband hiermee worden terreinen of percelen in deze zone voorzien van een dubbelbestemming. Aan werkzaamheden in de bodem die dieper gaan dan 30cm - maaiveld kunnen voorwaarden worden verbonden voor de uitvoering van archeologisch onderzoek. Er gelden specifieke bouw- en aanlegvoorschriften.
Een deel van het plangebied ligt in een zone met een nader te onderzoeken archeologisch belang. Voor deze archeologische waarde wordt in het bestemmingsplan niets geregeld, maar mogelijk zullen aan deze waarde in de nabije toekomst via een erfgoedverordening archeologische maatregelen kunnen worden gekoppeld.
Het plangebied Groenewoud-Kwakkenberg kent 4 archeologische waarden: de waarde 1 waarvoor in de beheersverordening niets wordt geregeld, en de waarden 2 en 3, waarvoor een dubbelbestemming wordt opgenomen. Daarnaast heeft de minster van OCW onlangs in Marienbosch een deel van het tracé van het Romeinse aquaduct als een archeologisch rijksmonument aangewezen op basis van de Monumentenwet 1988.
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen.
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron gebruikt kan worden, komt voort uit het landelijke Belvedere-beleid, verwoord in de Nota Belvedere uit 1999. Het Belvedere gedachtengoed is de basis geweest voor de gemeentelijke Kadernota Beeldkwaliteit (2003). Deze nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. Door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'.
De gemeentelijke monumentenverordening is de basis voor de gemeentelijke monumentenzorg. Hierin staat aan welke criteria een object moet voldoen om voor bescherming in aanmerking te komen.
Het gebied van Groenewoud en de Kwakkenberg heeft een rijke geschiedenis, die nog op veel plekken zichtbaar is. De Groesbeekseweg en Berg en Dalseweg waren oude uitvalswegen vanaf de stad Nijmegen. De Postweg-Groenewoudseweg, die grotendeels samenviel met de landweer, was lange tijd de grens van het Nijmeegse Schependom. Ten zuiden van deze weg lag het Nederrijkswald. Voor de zeventiende eeuw waren er al delen van het Nederrijkswald ten zuiden van de Postweg-Groenewoudseweg ontgonnen, zoals vermoedelijk de ontginning bij de Valenbaart (naam voor het eerst vermeld in 1561). Vroeg zestiende-eeuwse ontginningen betreffen hoeve Mariënboom, gelegen iets ten zuiden van Valenbaart, De Driehuizen en de Averdens Camp, gelegen in de hoek Nijmeegsebaan-Sionsweg. Het gebied ten westen van de Groesbeekseweg, waarin De Driehuizen en Mariënboom zijn gelegen, behoorde reeds in de zestiende eeuw tot het Schependom Nijmegen. Het gebied ten oosten van de Groesbeekseweg was in deze tijd nog eigendom van de waldgraaf.
De eerste grootschalige ontginningen van het Nederrijkswald ten zuiden van de Postweg-Groenewoudseweg dateren van 1645-1665, waaronder een groot gebied ten oosten van de Groesbeekseweg, aansluitend op Mariënboom, en het gebied tussen de Postweg en huidige Kwakkenbergweg. De betreffende percelen werden afgesplitst van het domein Nederrijkswald. Het gebied ten oosten van de Groesbeekseweg kwam binnen het Nijmeegse Schependom te liggen. Het gebied tussen de Postweg en de Kwakkenbergweg was eigendom van de heer van Ubbergen. Op de percelen werden boerderijen gesticht. Een aantal van deze boerderijen diende ook als buitenplaats of landgoed van de eigenaar. De meeste grondbezitters waren gegoede burgers en militairen uit Nijmegen. Mariënboom, Ketelenberg, Valenbaart, Groenewoud en Gelders Hof zijn buitenplaatsen die in het Schependom Nijmegen lagen. In de achttiende eeuw werd een aantal langoederen uitgebreid of verfraaid met onder andere beuken- en dennenlanen, vruchtenboomgaarden, exotische aanplantingen, vijvers en tuinen.
Het landgoed Mariënboom is ontstaan als middeleeuwse ontginningshoeve, gesticht vanuit het Nijmeegse Broerenklooster. In de zestiende eeuw stond bij de hoeve een kapel, die in 1605 is afgebroken. Het buitenhuis, vermoedelijk vanaf het midden van de zeventiende eeuw aanwezig, lag op de plaats van het huidige monumentale huis Oud-Mariënboom. In de zeventiende eeuw was het huis eigendom van de burggraaf van Nijmegen. Het huidige Oud-Mariënboom is in 1822 gebouwd in opdracht van Frederik Willem van Nyvenheim. Begin zestiende eeuw was er ten noorden van de Postweg huis Hackfort gesticht, waarschijnlijk door de Nijmeegse burgemeester Hendrick Hackfort (1517-1523). Begin achttiende eeuw is ongeveer ter plaatse van dit huis de buitenplaats Berglust gesticht. In 1799 werd Berglust met omgeving gekocht door de familie Quack. De Kwakkenberg is naar deze familie genoemd. Het huis 'Gelders Hof' wordt voor het eerst begin achttiende eeuw genoemd. Het betrof destijds een klein buitenhuis. De huidige villa is in 1850 gebouwd door de Kleefse architect Fritsen, in opdracht van de Amsterdamse koopman Bernhard Bahlmann. De villa werd destijds omgeven door sier- en fruitbomen en groentekassen.Tegenover Mariënboom, ten zuiden van de huidige Bosweg, lag sinds zeventiende eeuw de boerenhoeve De Ketelenberg. De hoeve De Groenewoud, thans café Groenewoud, is in 1763 is in opdracht van de waldforster Frans Stevens gebouwd. Later deed deze hoeve dienst als buitenherberg en was een geliefde pleisterplaats voor Nijmeegse notabelen. Vlakbij Groenewoud en naast Villandry stond de Valenbaart, op een al oudere ontginning is deze boerderij in het midden van de zeventiende eeuw gesticht. Later bestond de Valenbaart bekend als een beruchte herberg, waar nogal eens geweldsmisdrijven plaatsvonden.
Een buitenverblijf dat niet als ontginningshoeve is ontstaan is Villandry, gebouwd in 1902-1903 en vernoemd naar de schoonmoeder van de opdrachtgever. Het huis was omgeven door een in franse classicistische stijl ingerichte tuin. Tussen 1909 en 1988 was de buitenplaats in gebruik als herstellingsoord. Vanaf 1926 verrees hiervoor een nieuw gebouw op het terrein van de buitenplaats.
Een aantal van deze landgoederen is aangewezen als beschermd monument. Van een aantal is alleen de naam nog bewaard gebleven.
De Kwakkenbergweg was van oudsher een oud pad door het Nederrijkswald. Op een kaart uit 1758 wordt deze weg aangeduid als 'Weg van 't walt'. Op 1 januari 1915 werd een deel van het Groesbeekse grondgebied, waaronder de huidige Kwakkenberg, overgedragen aan de Gemeente Nijmegen. Het was voor de gemeente Nijmegen van belang om in bezit te komen van dit grondgebied, vanwege de fraaie ligging en de mogelijkheid percelen aan welgestelden te verkopen. Dit nieuwe stadsgedeelte zou kapitaalkrachtige mensen moeten aantrekken voor het bouwen van villa's. Om te voorkomen dat er andere gebouwen dan villa's werden gebouwd, legde de gemeente Nijmegen op de terreinen de erfdienstbaarheid op “om op het verkochte geen fabrieken, arbeiderswoningen, danslocalen of herbergen” te bouwen. Ook werd een aantal publiekrechtelijke beperkingen in het bestemmingsplan opgenomen, zoals het feit dat het gebied bijna geheel werd aangewezen voor de bestemming 'eensgezinshuizen'. Het landgoed Berglust was in 1902 verkocht aan Joachimus van Houwinge. Ook had hij andere delen van de huidige Kwakkenberg in bezit. De door hem aangelegde wegen, waaronder de Bergweg, Twaalf Apostelenweg, Eversweg, Kwakkenbergweg, Lindenlaan, Torenweg en Korde Torenweg, deed hij kostenloos aan de gemeente Nijmegen over om de percelen voor villabouw te kunnen verkopen. Vanaf 1915 zijn aan deze wegen een groot aantal vrijstaande villa's op ruime, groene percelen gebouwd. Een aantal villa's is aangewezen als gemeentelijk- en rijksmonument. Een aantal villa's is niet beschermd, maar heeft wel cultuurhistorische waarde.
In 1870 kocht het Rijk op de Kwakkenberg grond van Jhr. Dommer van Poldersveldt ten behoeve van het aanleggen van een schans. Het Rijk kocht slechts delen van de beschikbare percelen en niet meer dan strikt noodzakelijk was. Hierdoor kreeg de schans een grillige vorm, die nu nog in het huidige terrein zichtbaar is. De schans, ook wel Fort Kwakkenberg genoemd, bestond uit een walgang, borstwering en gracht. Op het binnenterrein stond een blokhuis, waterput en pomp. De schans geschiedde als extra beveiliging voor het fort Sterrenschans en het fort Verbrande Molen. Aangezien de vestigingstatus van Nijmegen in 1874 werd opgeheven, heeft de schans maar vier jaar bestaan. Op 6 april 1878 kocht de gemeenteraad de grond van fort Kwakkenberg aan ten behoeve van de aanleg van een hoog waterreservoir voor de nieuw aan te leggen gemeentelijke waterleiding. Een watertoren was op deze hoogte, circa 70 meter boven NAP, niet nodig, waardoor met een hoog reservoir volstaan kon worden. Toch zijn de Torenweg en de Korte Torenweg die langs het terrein lopen naar dit gebouwtje genoemd.
Vandaag de dag zijn, aan de noord-oostzijde van de Kwakkenbergweg achter de huizen nr. 43 en nr. 45, nog de contouren van het vroegere verdedigingswerk zichtbaar. Het terrein is toegankelijk via een hekwerk met Art Nouveau ornamenten. De huidige Lindenlaan vormt met bomen aan weerszijden een statige toegangsweg tot het terrein. Ook een ongeplaveide weg omzoomd door bomen leidt direct vanaf de hoek Sophiaweg- Torenweg- Berg en Dalseweg naar het terrein. Het voormalige fortterrein en het hoogreservoir zijn niet beschermd, maar wel van waarde voor de geschiedenis van Nijmegen. De Lindenlaan en de ongeplaveide weg zijn waardevolle groene structuren.
Toen vanaf het midden van de negentiende eeuw de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland was hersteld kwam de katholieke emancipatie in een stroomversnelling. De grote Nijmeegse katholieke bevolking stichten onder andere eigen scholen, arbeidersverenigingen en een ziekenhuis. Ook werden er veel nieuwe kerken en kloosters gesticht. Het katholicisme werd steeds beter in het openbare leven zichtbaar. Het voormalige klooster en pensionaat Mariënbosch (1923-1924) en het Albertinumklooster (1930-1932), evenals het voormalige Rooms-katholieke internaat voor U.L.O. aan de Sophiaweg/ Kwakkenbergweg (1954-1955) behoren bij deze katholieke 'revival'.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw breidde Nijmegen steeds verder naar het zuiden en westen uit. Uitbreidingsplannen gaven aan waar nieuwe wijken tot stand kwamen. De wijk Groenewoud is in de jaren '60 van de twintigste eeuw gebouwd.
De bijgevoegde kaart (bijlage 2) geeft de beschermde gemeentelijke- en rijksmonumenten weer.
Naast de beschermde monumenten zijn er ook niet-beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig, namelijk:
De bovengenoemde beschermde en niet-beschermde cultuurhistorische waarden in het plangebied worden met het vastleggen van de bestaande situatie in het bestemmingsplan gerespecteerd.