Plan: | Nijmegen Bottendaal Galgenveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP7000-VG02 |
De hoofddoelstelling is: ”Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.” De doelstelling specifiek voor stedelijk water is: ”Stedelijke watersystemen zijn een belangrijke 'drager' voor stadslandschappen”. De vierde Nota Waterhuishouding (hierna:NW4) benadrukt het afkoppelen van verhard oppervlak en het infiltreren van afstromend regenwater. Het doel is om in 2050 in bestaand stedelijk gebied 20% en in nieuw stedelijk gebied 60% van het verhard oppervlak afgekoppeld te hebben. Hierbij moet wel gelet worden op de aanpak van diffuse verontreinigingsbronnen (bedrijven, goten, wegen etc.). De vierde Nota Waterhuishouding wordt in 2010 opgevolgd door het Nationaal Waterplan.
Water zal, meer dan nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en grondgebruik in Nederland. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Deze watertoets heeft in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) per 1 november 2003 een plaats gekregen en moet worden toegepast bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten. Een tweede aspect uit dit beleidsdocument is het hanteren van de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lager gelegen, respectievelijk benedenstroomse gebieden.
Op 25 juni 2008 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)-Actueel door het Rijk, het IPO, de Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondertekend.
Met dit NBW akkoord leggen de overheden vast op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdspad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten ingezet worden om de opgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren. De volgende onderwerpen zijn nieuw in het NBW-Actueel:
Het Waterplan wordt de opvolger van het huidige derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn voor bepaalde wateren de huidige ecologische toestand van het oppervlaktewater vastgelegd en ecologische doelen geformuleerd. Voor verbetering van de grondwaterkwaliteit zijn maatregelen opgenomen.
Met de komst van de nieuwe Waterwet medio 2009 verleent de Provincie alleen nog vergunningen voor onttrekken van grondwater voor bodemenergiesystemen, openbare drinkwatervoorziening en industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Het Waterplan is het toetsingskader voor deze vergunningen.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de Provincie daarvoor wil inzetten.
Om de milieueffecten van het beleid te onderzoeken, is tegelijk met het Waterplan een planMER opgesteld. Op basis hiervan is het grondwaterbeleid op onderdelen aangescherpt. Het planMER is een bijlage bij het Waterplan. Het ontwerp Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 9 december 2008 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
In het Gelders Milieuplan is de volgende tekst opgenomen met betrekking tot het stand still/step forward principe:
Het ruimtelijke grondwaterbeschermingsbeleid is opgenomen in het Streekplan. Dit moet vestiging of uitbreiding van risicovolle functies in waterwingebieden voorkomen. Nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande zijn niet acceptabel. Uitbreiding van bestaande activiteiten mag ook geen hoger risico opleveren (stand still). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's (step forward). Afwegingen over vestiging en/of uitbreiding van risicodragende functies zoals woningbouw en bedrijvigheid in beschermingsgebieden worden steeds in het kader van het ruimtelijk toelatingsbeleid gemaakt. De Provinciale milieuverordening Gelderland bevat een lijst van activiteiten die nimmer als een "stap vooruit" kunnen worden beschouwd en derhalve zonder meer uitgesloten zijn (zie PmG, bijlage 10 b).
Ook in het Streekplan Gelderland 2005 wordt aandacht besteed aan dit principe:
In het overige deel van de grondwaterbeschermingsgebieden (de 25-jaarszones) zijn nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel. Uitbreiding van bestaande activiteiten mag ook geen hoger risico opleveren (stand still). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's (step forward).
Bij de beoordeling van bestemmingswijzigingen in deze gebieden wordt uitgegaan van het 'stand still / step forward'-principe. Dat wil zeggen dat toekomstige ontwikkelingen geen groter risico mogen opleveren voor de grondwaterwinning dan in de huidige situatie het geval is en dat naar vermindering van het risico wordt gestreefd. Bij deze beoordeling is voor landbouwkundige functies de door de Europese en nationale wetgeving beoogde eindsituatie het uitgangspunt. Duurzame landbouw wordt derhalve als referentie gebruikt.
Voor de overige functies is de reeds aanwezige of goedgekeurde bestemmingssituatie de referentie. Het gaat hierbij ook om de beoordeling van de risico's dat emissies in de bodem en in het grondwater kunnen geraken in onvoorziene omstandigheden (ongelukken en calamiteiten). De planologische beoordeling is gericht op het verkleinen van het risico van dergelijke emissies met schadelijke stoffen. Alleen met een terughoudend beleid inzake het (doen) toekennen van nieuwe bouwmogelijkheden kunnen deze risico's in grondwaterbeschermingsgebieden worden beheerst.
Toename van risico's kunnen aan de orde zijn bij grootschalige nieuwe woonlocaties, bedrijventerreinen, verblijfsrecreatieterreinen, concentraties van dagrecreatie, hervestiging van glastuinbouw en intensieve verblijfsrecreatie. Functieverandering in de richting van o.a. grondgebonden landbouw, extensieve dag- en verblijfsrecreatie, natuur(ontwikkeling) en nieuwe landgoederen verkleinen veelal het risico.
Waterschap Rivierenland heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het ontwerp-waterbeheerplan is vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap op 31 oktober 2008. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele Rivierengebied en het omvat alle watertaken van het Waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen.
Het plan bouwt vooral voort op het bestaande beleid. Voor veel maatregelen geldt dan ook dat hierover al eerder door het bestuur is beslist. Denk hierbij aan de maatregelen voor het Nationaal Bestuursakkoord Water, de Kaderrichtlijn Water en de waterketen.
Daarnaast zijn er nieuwe onderwerpen waarover nog niet eerder is besloten. Nieuwe onderwerpen met belangrijke financiële consequenties zijn:
Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen lage maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een visie op de lange termijn (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:
De doelstellingen uit het Waterplan zijn overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009.(GRP)
In 2008 is de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer, ontwerp en aanleg' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota bevat criteria voor ontwerp en aanleg van afkoppel- en infiltratievoorzieningen in openbaar en particulier terrein en ontheffingscriteria voor het infiltreren van hemelwater bij bouwplannen.
Sinds 2007 bevat de Nijmeegse bouwverordening voorschriften voor de omgang met hemelwater. In beginsel moet hemelwater op eigen terrein verwerkt worden, tenzij dit vanwege de bodemgesteldheid of beschikbare ruimte niet mogelijk is. De nota geeft hiervoor criteria. Indien infiltratie van hemelwater redelijkerwijs niet mogelijk is kan ontheffing hierop verleend worden.