Plan: | Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP28000-VG01 |
De zuidzijde van het plangebied grenst aan het landgoed Oosterhout dat als ensemble een beschermd Rijksmonument is. Het perceel op de hoek van de Van Boetzelaerstraat en de Oude Groenestraat is een deel van dat beschermde ensemble, dus ook een beschermd Rijksmonument. In 1995 is een inventarisatie gemaakt van de toenmalige monumenten en van waardevolle historische structuren in het gebied van de Waalsprong. Deze zijn op het hieronder afgebeelde kaartje weergegeven.
Binnen het plangebied komen diverse van deze waardevolle historische structuren voor:
Langs de grenzen van het plangebied gaat het om de structuren van de Griftdijk, de Van Boetzelaerstraat en delen van de Oude Groenestraat.
Bij het opstellen van het vorige bestemmingsplan is rekening gehouden met het ensemble van het Landgoed Oosterhout als rijksmonument en met de waardevolle structuren en gebieden.
De voorgestelde nieuwe verbeelding houdt daar eveneens rekening mee en geeft geen aanleiding te veronderstellen dat de cultuurhistorische waarden bedreigd zouden worden. Vanuit cultuurhistorie is er geen bezwaar tegen dit bestemmingsplan.
Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Archeologische beleidskaart
Plangebied
Midden in het plangebied ligt een zone met een archeologisch belang (waarde 2 op de beleidskaart). Het betreft een inheems-Romeinse nederzetting die in 2002 grotendeels is opgegraven. Wegens de grote omvang van de nederzetting konden tijdens de opgraving lang niet alle grondsporen afdoende worden onderzocht. In de ondergrond zijn van deze nederzetting nog sporen (met name greppels, kuilen en waterputten) intact aanwezig. Deze sporen reikten dieper dan de aan te leggen bouwputten. Het belang van zulke overblijfselen voor het inzicht in de Bataafse gemeenschap die hier leefde, kan aangeduid worden door de vermelding van de inhoud van een enkele waterput die werd onderzocht ter plekke van de huidige Dupondiusstraat. De putmantel was gefabriceerd uit minstens één hergebruikte Romeinse wijnton. Tot de vondsten uit de waterput behoren fragmenten van een leren sandaal, een houten panfluit en houten schrijfplankjes.
Speciale aandacht verdient het oostelijke deel van het terrein. Daar is een segment vastgelegd van de enige waterloop die in de Romeinse tijd nog openlag, een smalle restgeul. Uit de vulling daarvan zijn onder het grondwaterniveau diverse stukken bewerkt hout geborgen. In dit deel van het terrein zijn tevens sporen te verwachten van de verkaveling van het agrarische areaal buiten de nederzetting, die tot nog toe maar ten dele in kaart kon worden gebracht.
In de zuidwesthoek van het plangebied, net ten noorden van de Van Boetzelaerstraat, ligt een terrein van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Het terrein omvat zowel een huisterp van waarschijnlijk laat-middeleeuwse oorsprong als sporen van bewoning die dateren uit de overgangsperiode van bronstijd naar ijzertijd.
Voorwaarden
De terreinen krijgt de dubbelbestemming: Waarde Archeologie 2 en Waarde Archeologie 3 met bijbehorende regels. Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen omgevingsvergunningen voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. De kosten van een eventueel archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.