Plan: | Landschapszone |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP24000-OH01 |
Bijna het gehele bestemmingsplangebied is onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Deze zijn met name vastgesteld door booronderzoek en het verzamelen van vondsten aan het oppervlak. De hieronder opgenomen kaart geeft een overzicht van de waarden die op 1 juni 2008 bekend waren.
Beschermd archeologisch monument
Het terrein met de vindplaatsen 23, 39, 40, 41 en 42 is bij besluit van 16 oktober 2000 door de Staatssecretaris van OC&W aangewezen als 'beschermd archeologisch monument', onder de naam Zuiderveld- oost (monumentnummer 515197). Het betreft de kadastrale perceelnummers Lent sectie A 1583 en Nijmegen sectie E 87(ged.), 88 (ged.), 89 en 90 (ged.). De aanwijzing betekent onder meer, dat voor 'verstorende handelingen' een vergunning van de Minister van OC&W nodig is op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988. De bijzondere status dankt dit terrein vooral aan de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Midden- Steentijd (periode van late jagerverzamelaars) en uit de middenfase van de Jonge Steentijd (periode van vroege landbouwers). Bij beperkt gravend onderzoek in verband met de aanleg van de Ovatonde zijn in 2005 tevens nederzettingssporen uit de Bronstijd en de IJzertijd aangetroffen.
Overige vindplaatsen
Enkele van de overige vindplaatsen zijn door opgravingswerk voor een beperkt deel onderzocht. Het betreft, in respectievelijk het uiterste zuidwesten en het uiterste noordoosten:
- vindplaats 65 (met o.m. plattegrond van een schuur uit de periode 800-500 v.Chr. [Vroege IJzertijd] en een Bataafse boerderij uit de 1e eeuw na Chr. [Romeinse Tijd]); bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat er op het aangrenzende terrein van landgoed Oosterhout overblijfselen van een andere Bataafse nederzetting liggen.)
- vindplaatsen 18 en 19 (samen te beschouwen als omvangrijk nederzettingsterrein, waarvan klein deel reeds in de jaren '40 van de vorige eeuw door het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden is onderzocht; intensieve bewoning zeker in de 4e-3e eeuw v.Chr. (Midden-IJzertijd) en de 1e-2e eeuw n.Chr. (Romeinse Tijd); waarschijnlijk tevens grafveld Vroege IJzertijd en woonplaats Vroege en Late Middeleeuwen).
Van enkele andere vindplaatsen is een eerste indruk verkregen aan de hand van oppervlaktevondsten en boringen. Van zuidwest naar noordoost zijn dat:
- vindplaats 28 (aardewerkvondsten uit o.a. Romeinse Tijd aan het oppervlak, mogelijk secundair in deze positie terechtgekomen);
- vindplaats 48 (concentraties houtskool en gebrande leem, op de oever van een restgeul; de overeenkomsten met de reeds geheel onderzochte vindplaats 27, op 100 m noordelijk, doen een datering in de Bronstijd vermoeden, van een locatie die mogelijk als cultusplaats fungeerde);
- vindplaats 29 (aardewerkfragmenten uit de IJzertijd, mogelijk een aanduiding voor de aanwezigheid van een nederzettingsterrein; de omtrek van de vindplaats moet nog nader bepaald worden);
- vindplaats 25 (vindplaats van nog onbepaald karakter met vondsten van aardewerk uit de periode IJzertijd - Romeinse Tijd, alsmede uit de Vroege en de Late Middeleeuwen);
- vindplaatsen 13, 17, 20, 21 en 24 (samen vele tientallen scherven uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Vroege en de Late Middeleeuwen, die hier echter door (recente) verplaatsing terechtgekomen kunnen zijn, aangezien bij boringen onder de bouwvoor nauwelijks iets is aangetroffen; een andere mogelijkheid is dat de vondsten bij landbouwactiviteiten uit de desbetreffende perioden horen).