Plan: | Landschapszone |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP24000-OH01 |
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid ten aanzien van de winning van bouwgrondstoffen is opgenomen in de 'Nota Ruimte'. Voor de bouw van wegen en woningen is er in Nederland jaarlijks behoefte aan circa 150 miljoen ton (primaire en secundaire) bouwgrondstoffen. Zuinig en hoogwaardig gebruik is hierbij van groot belang, en de inzet van alternatieve materialen dient gestimuleerd te worden. De taakstellingen met betrekking tot de bouwgrondstoffenwinning zoals die in het 'Tweede Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen' (SOD II) waren opgenomen zijn losgelaten. De winning van bouwgrondstoffen wordt derhalve aan de markt overgelaten. De taakstellingen tot en
met 2008 worden nog uitgevoerd. Algemeen doel van het nieuwe beleid is om de winning van bouwgrondstoffen te stimuleren op een maatschappelijk aanvaardbare wijze.
De winning van oppervlaktedelfstoffen is van nationaal belang. De nieuwe winningen op het land dienen multifunctioneel te zijn. Dit houdt in dat er vóór de winning een duidelijk en maatschappelijk breed aanvaard plan moet zijn over de toekomstige bestemming van het betreffende gebied (natuurontwikkeling, recreatie, wonen aan het water, waterbeheer en de aanleg van vaargeulen). Zo kunnen projecten gerealiseerd worden die de ruimtelijke kwaliteit verhogen én Nederland van grondstoffen voorzien.
Nieuwe ruimtelijke plannen buiten het bestaand bebouwd gebied moeten aan een bouwgrondstoffentoets worden onderworpen. Dit houdt in dat voor nieuwe plannen de
volgende uitgangspunten gelden:
Middels bovenstaande uitgangspunten wil het Rijk de winning van voldoende bouwgrondstoffen voor nu en voor de toekomst veilig stellen.
Provinciaal en regionaal beleid
Het beleid van provincie Gelderland ten aanzien van de winning van bouwgrondstoffen is hoofdzakelijk vastgelegd in het 'Zand- en kleiwinningplan Gelderland' en deels in het 'Streekplan Gelderland 2005'. De nota vervangt derhalve de nota's 'Industriezand in Gelderland, 2001-2008' en 'Kleiwinningsplan Gelderland voor de jaren 1997-2007'. In de nieuwe nota wordt het provinciale beleid verder uitgewerkt op basis van het landelijke bouwgrondstoffenbeleid (Nota Ruimte). Hierbij staat, net als in het landelijk beleid, centraal dat de winning van bouwgrondstoffen aan de markt wordt overgelaten. Het beleid uit deze nota is ook geïmplementeerd in het 'Streekplan Gelderland 2005'.
Een belangrijke consequentie van de marktwerking op het gebied van de winning van bouwgrondstoffen is dat de provincie geen winlocaties meer vooraf zal aangeven in het streekplan. Het streekplan biedt echter wel de randvoorwaarden voor eventuele locatiekeuze. Een ontgronding dient in de eerste plaats functioneel te zijn, maar de winning van een bepaalde hoeveelheid zand/klei blijft, gezien het nationale belang ervan en de ruime bouwgrondstoffenvoorraad in de bodem van de provincie Gelderland, wel een beleidsdoel. Er zal echter geen aparte sturing op hoeveelheden meer plaatsvinden. Nieuwe ontgrondingen dienen derhalve voort te komen via marktwerking waarbij maatschappelijk draagvlak, functiekoppeling en ruimtelijke meerwaarde moet worden behaald. Ten aanzien van de bouwgrondstoffentoets is in het streekplan opgenomen dat de provincie zich zal beraden over of het voor de Gelderse situatie zinvol is deze in te stellen.
Het gebruik van alternatieve en secundaire grondstoffen wordt gestimuleerd, maar speelt verder geen rol bij de vergunningverlening voor ontgrondingen (de provincie stuurt niet meer op kwantiteit). Initiatieven voor ontgrondingen worden derhalve op ruimtelijke meerwaarde beoordeeld. Bij de beoordeling wordt met name ook getoetst op de fasering en uitvoeringstermijn, in verband met het maatschappelijk draagvlak en de ruimtelijke meerwaarde van het project. De maximale geldigheidsduur van ontgrondingen wordt op 15 jaar gesteld. Bij zandwinning geldt dat de uiteindelijke functie van het gebied vóór of in de eerste fase van de zandwinning gerealiseerd moet worden. Het streekplan stelt verder dat diepe winning in de uiterwaarden is toegestaan voor zover mogelijk binnen de doelstellingen van de VHR en EHS. Koppeling met rivierverruiming en/of natuurontwikkeling is vereist. In de uiterwaarden hebben die plannen de voorkeur waarbij na winning de ontgrondingslocatie wordt aangevuld met uiterwaardengrond die vrijkomt in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier.
De 'Gelderse Ontgrondingenverordening 1997' is voorts nog onverminderd van kracht
voor ontgrondingen binnen de provincie Gelderland.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Nijmegen voert ten aanzien van zandwinning het algemeen geen beleid, aangezien dit een provinciale aangelegenheid is. De gemeente is initiatiefnemer van de zandwinning, maar heeft derhalve geen verplichting tot de realisering ervan. Het voornemen tot zandwinning sluit echter goed aan op het gevoerde landelijke en provinciale beleid. Het voornemen tot zandwinning is in het MER behandeld, en is in onderhavig bestemmingsplan juridisch vastgelegd. De omvang van de zandwinning in het huidige ontwerp voor de Landschapszone (zie beeldkwaliteitplan) blijft beneden de grens van de MER-plicht uit het Besluit m.e.r. 2004. Aan de voor de zandwinning te nemen besluiten hoeft daarom geen specifieke MER voor de ontgronding ten grondslag te liggen. Wel maakt de activiteit natuurlijk deel uit van de ontwikkeling van de Waalsprong als geheel. Uiteraard is in de planvorming uitgegaan van het verrichtte onderzoek.