direct naar inhoud van 2.12 MER Waalsprong 2003 en aanvulling 2006
Plan: Landschapszone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP24000-OH01

2.12 MER Waalsprong 2003 en aanvulling 2006

Het Milieu Effect Rapport Waalsprong is opgesteld op een moment dat de ontwikkelingen voor de Waalsprong al in volle gang waren. Ten tijde van het opstellen van dit MER waren er al besluiten genomen en plannen gemaakt op rijks-, provinciaal- en regionaal niveau over de invulling van de Waalsprong. Dit gegeven is daarom van invloed op de uitgangspunten voor zowel de bestaande toestand als de autonome ontwikkeling die in het MER zijn gehanteerd voor de effectbeschrijving.

In 2002 is het MER Waalsprong gereed gekomen en gebruikt als basis voor de drie bestemmingsplannen waarin projecten lagen die al waren uitgevoerd of verregaand waren uitgevoerd. Het advies van de commissie voor de m.e.r. was hierover positief, maar bevatte daarnaast nog essentiële tekortkomingen voor de overige plangebieden. Hiervoor is een procedureel gekoppelde aanvullingsprocedure uitgevoerd, waarin materiëel het gehele onderzoek verbeterd is uitgevoerd. Het MER Waalsprong 2003 is door de commissie voor de m.e.r. met genoegen ontvangen.

Het MER Waalsprong 2003 is opgesteld voor de volgende activiteiten die destijds eventueel voorzienbaar waren :

1. bouw van woningen;

2. aanleg van recreatieve voorzieningen;

3. uitvoering van een stadsproject;

4. aanleg van een bedrijventerrein;

5. oprichting van windmolens;

6. aanleg van waterbekkens;

7. aanleg van winplaatsen voor oppervlaktedelfstoffen;

8. grondwateronttrekking bij bouwputten.

Bestaande toestand en autonome ontwikkeling

Als uitgangspunt voor de bestaande toestand in het MER is de situatie in de Waalsprong rond mei 2001 genomen, die mede op basis van het structuurplan “Land over de Waal” tot stand was gekomen.

Gelet op de vele besluiten die al genomen waren in 2001 ten aanzien van de ontwikkeling van de Waalsprong is het aannemelijk om het structuurplan “Land over de Waal” als autonome ontwikkeling op te nemen.

Voorgenomen activiteit en alternatieven

De Voorgenomen activiteit is de omschrijving van de mogelijkheden waarop de Waalsprong ingevuld kan worden. Om de milieueffecten op een goede manier te kunnen onderzoeken, maar tegelijkertijd het onderzoek beheersbaar te houden, is er ten opzichte van de voorgenomen activiteit een drietal alternatieven ontwikkeld die zodanig verschillend zijn dat een goed beeld van de bandbreedte van de milieueffecten kan worden gevormd.

De drie alternatieven zijn:

- “Horen bij de stad”;

- “Wervende woonmilieus”;

- “Duurzaamheid”.

De variatiemogelijkheden voor de ontwikkelingen in de Waalsprong zijn bekeken aan de hand van bouwstenen, alternatieven en scenario's. Een bouwsteen is een keuze voor een bepaald onderdeel van de ruimtelijke programmatische invulling van de Waalsprong. De bouwstenen zijn zowel thematisch als per deelgebied gerangschikt. Bouwstenen beïnvloeden elkaar en hangen met elkaar samen. De Voorgenomen activiteit omvat een aantal m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. Voor de ontwikkelingen buiten de Waalsprong die effect hebben op de Waalsprong zijn scenario's gemaakt, voor zover het gaat om ontwikkelingen waarvan niet zeker is dat ze uitgevoerd gaan worden. Van elk scenario zijn de milieueffecten in beeld gebracht. De ontwikkelingen buiten de Waalsprong die de ruimtelijke structuur sterk kunnen beïnvloeden zijn vertaald naar bouwstenen. Aan de hand daarvan is het vierde alternatief “Stad aan de Rivier” geconstrueerd. Aan de hand van een afweging van de milieueffecten die de voorgenomen activiteit en de vier alternatieven met zich meebrengen is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) opgesteld.

Meest Milieuvriendelijk Alternatief

Het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA) gaat uit van een evenwicht tussen de voor- en nadelen van spreiding en concentratie. Vanwege de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden wordt woonpark Ressen niet ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot het gebied van de Vossenpels waar wel grootschalige woningbouw wordt gepland. Woningbouw is in het laatste gebied goed in te passen in de bestaande structuur en er bestaan nauwelijks negatieve effecten. In de Landschapszone wordt slechts een beperkt deel van de woningbouwopgave ondergebracht. Op deze manier worden de recreatiemogelijkheden niet aangetast, ontstaan er meer mogelijkheden om de waardevolle archeologische vindplaatsen in de Oosterhoutse plas in te passen en blijven er ruime ecologische verbindingen over.

De “verkeersknippen” blijven gehandhaafd om de concurrentiepositie van de fiets en het openbaar vervoer te versterken. Ter plaatse van de Lentse Lus blijft aansluiting op de Prins Mauritssingel gehandhaafd.

Gekozen is voor watervoerende singels. Dit leidt tot het realiseren van een grote centrale waterberging in de Landschapszone. Daarbij is voor de waterkwaliteit en uit kostenoverwegingen

de aanleg van diepe plassen en waterberging van minimaal 60 hectare van belang. De centrale berging wordt zo vormgegeven dat belangrijke cultuurhistorische lijnen behouden kunnen blijven.

Toetsingsadvies voor het aangevulde MER Waalsprong 2003 (13 oktober 2003)

Hoewel de Commissie slechts op onderdelen vroeg op een aanvulling op en een verbetering van het MER Waalsprong 2002, heeft de gemeente Nijmegen een “geheel nieuwe” MER gemaakt. Daarin is ruim aandacht besteed aan de accenten en vraagpunten die uit de inspraak naar voren kwamen. Het MER voldoet volledig aan het gevraagde in de richtlijnen. Dat betekent dat in het verdere proces aanvullende informatie alleen nodig is als de plannen zo ingrijpend zouden veranderen dat ze buiten de gehanteerde bandbreedte in het MER komen waardoor het MER Waalsprong 2003 er niet meer aan ten grondslag zou kunnen liggen. De Commissie benoemt in haar toetsingsadvies dat het planproces voor de Waalsprong nog tot na 2010 zal duren.

Aanvullende MER verkeersstructuur (2006)

Na het gereedkomen van het MER Waalsprong 2003 is in 2004 door de partners in de regio, in overleg met het Rijk, een gemeenschappelijke visie voor de hoofdinfrastructuur in het gebied Stadsregio Arnhem- Nijmegen vastgesteld. Hierbij is voor het Waalkruisend autoverkeer gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van de Stadsbrug bij Nijmegen. De gemaakte keuzes zijn er op gericht de doorstroming en bereikbaarheid van de Nijmeegse regio te verbeteren. Uit onderzoeken is gebleken dat in 2020 de doorstroming op de Prins Mauritssingel op dit wegvak een ernstig probleem is. Er is sprake van zware congestie waardoor ook de milieukwaliteit in de nabije omgeving onder druk komt te staan. Met name voor het oplossen van het knelpunt op de Prins Mauritssingel tussen de Ovatonde en het splitsingspunt naar de nieuwe stadsbrug zijn meer maatregelen nodig.

Als onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het noodzakelijk de verkeersstructuur

te verbeteren om de bereikbaarheid van de Waalsprong én de rest van de stad in de toekomst te kunnen garanderen. Om de milieueffecten van de voorgenomen wijzigingen in de verkeersstructuur in beeld te brengen heeft de gemeenteraad besloten om een aanvulling op het MER Waalsprong 2003 op te stellen.

In het MER zijn de effecten van de wijzigingen in de verkeersstructuur in beeld gebracht

voor de volgende thema's:

- verkeer en vervoer;

- woon- en leefmilieu (geluid en luchtkwaliteit);

- ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie en archeologie;

- overige milieuaspecten (ecologie, water en externe veiligheid).

Alternatieven verkeersstructuur Waalsprong

In het MER zijn drie verschillende alternatieven voor de verkeersstructuur van de Waalsprong uitgewerkt: het geactualiseerde voorkeursmodel, het collegealternatief en het draagvlakalternatief. Zie hiervoor par. 4.10 hierna.

Meest Milieuvriendelijk Alternatief

Ook In dit MER is een meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) uitgewerkt. Op basis van de effectbeoordeling kan gesteld worden dat de draagvlakalternatieven op basis van de verkeersaspecten een lichte voorkeur hebben, maar dat op de andere beoordeelde milieuaspecten de collegealternatieven de voorkeur hebben. Op basis van de vergelijkingstabel

kan gesteld worden dat het collegealternatief met de westelijke rotonde op een aantal van de beoordeelde milieuaspecten een (licht) negatieve score heeft. Het MMA wordt aangevuld met maatregelen om deze (licht) negatieve effecten te voorkomen.