direct naar inhoud van Artikel 15 Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)
Plan: Landschapszone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP24000-OH01

Artikel 15 Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor :

  • a. de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. voor de waterhuishouding;
  • c. voor aanleg, onderhoud;
  • d. voor het voor de vergroting van de waterbergings- en afvoercapaciteit van de Waalsprong met een minimaal oppervlak van 60 ha;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “zandwinning” ten behoeve van de realisering van de overige bestemmingen, voor de winning van oppervlaktedelfstoffen in de vorm van zand, grind en bijprodukten als bovengrond en klei, alsmede voor bijbehorende gebouwen, bouwwerken en werken zoals verhardingen en wegen.
  • f. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de waterbergende gronden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwregels dubbelbestemming Waterstaat

Op deze gronden mogen ten behoeve van het bepaalde in lid 5.1 a t/m d bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 meter.

15.2.2 Bouwregels aanduiding zandwinning
  • a. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwvoorschriften, niet worden gebouwd alvorens het gebied is ingericht in aansluiting op de zandwinning.
  • b. ter plaatse van de aanduiding “zandwinning” mag maximaal één verwerkings- en/of scheidingsinstallatie worden opgericht met een maximale oppervlakte van 3.000 m2 en een maximale bouwhoogte van 25 meter, alsmede bijbehorende leidingen, installaties, hulpconstructies en bouwwerken;
  • c. binnen het gebied met de aanduiding zandwinning zijn ten behoeve van deze functie gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale oppervlakte van 75 m2 per gebouw of bouwwerk en tot een maximale hoogte van 5 meter en 10 meter voor palen en masten, alsmede leidingen, hulpconstructies en installaties toegestaan;
15.3 Ontheffing van de bouwregels
  • a. bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders, gehoord het waterschap, is verleend. Ontheffing wordt verleend indien het waterstaatsbelang of belang van de zandwinning hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van 15.2.2 verlenen voor de bouw van gebouwen en bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 75m2, dan wel een verwerkingsinstallatie met een grotere hoogte dan 25 meter of grotere oppervlakte dan 3.000 m2 indien dit een snellere, betere exploitatie of betere (milieuhygiënische) inpassing van de zandwinning bevordert:
15.3.1 Adviesprocedure voor ontheffing

Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

15.4 Aanlegvergunning
15.4.1 .

Het is verboden op gronden die vallen onder de werking van artikel 15.1 sub e, binnen een afstand van 20 meter van de begrenzing van de aanduiding Waarde 4 (archeologisch monument) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    • 4. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
15.4.2 .

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien en voor zover:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. het eventueel aan te leggen, te verbreden en/of te verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlaktebewerkingen betreft die geen grotere oppervlakte beslaan dan 40 m2 en daarbij niet meer dan 20 m3 grond wordt verzet;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast en dit onderzoek is getoetst en akkoord bevonden, conform het gestelde in 14.7.1 ;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. werken en werkzaamheden:
  • f. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • g. archeologisch onderzoek betreffen;
  • h. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende aanlegvergunning, kapvergunning of ontgrondingenvergunning;
  • i. waarvoor een vergunning is verleend door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie en Monumenten.

15.4.3 Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

  • a. Bij de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te worden aangetoond, dat de archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
  • b. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een aanlegvergunning als bedoeld onder 15.4.1, winnen zij bij een archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent het uitgevoerde archeologisch onderzoek. Het advies dient weer te geven:

a of het onderzoek voldoet aan de daaraan gestelde eisen, zoals deze zijn vastgelegd in de begripsbepaling “archeologisch onderzoek” van dit bestemmingsplan;

b of door het verlenen van de vrijstelling archeologische waarden (kunnen) worden aangetast.

c. Indien uit het onder 2 bedoelde advies blijkt dat er sprake is van een (mogelijke) aantasting dient het advies aan te geven of de aantasting onder voorwaarden aanvaardbaar is en zo ja welke voorwaarden aan de vrijstelling moeten worden verbonden.