Plan: | Nijmegen Vossenpels Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP22100-OH01 |
Eeuwenlang heeft de mens gewerkt aan het beheersbaar maken van het landschap in de Over-Betuwe. Op de hoger gelegen oeverwallen en stroomruggen ontstonden de nederzettingen, terwijl de lager gelegen natte gronden een agrarische functie kenden. Karakteristiek voor de Over-Betuwe zijn daarnaast de terpen en woerden waarop boerderijen werden gebouwd.
De kwetsbare landbouwgronden ondervonden bij hoog water ernstige hinder van het overstromingswater uit de naburige stroomopwaarts gelegen gebieden. Het rivierwater had door het ontbreken van dijken immers vrij spel in het gebied. Dat was de reden dat in de middeleeuwen, toen het gebied steeds intensiever in gebruik werd genomen, de dorpsgemeenschappen ieder voor zich besloten tot het opwerpen van kaden of waterkeringen. Zo ontstonden de eerste achterkaden en dwarskaden die het overtollige water naar de binnenlandse kommen leidden. In Lent zijn de Steltsestraat, de Laauwikstraat en de Zaligestraat waarschijnlijk als achter- en dwarskadestructuren ontstaan. Ten noorden hiervan lag een lage, moerassige overstromingsvlakte, die bij hoge waterstanden in de Waal onder water kwam te staan. Uiteindelijk zijn ook aan de rivierzijde “voorkades” opgeworpen die het wassende rivierwater in toom moesten houden. Men vermoedt dat in de 13de en 14de eeuw dit systeem van half- en driekwart bedijkte gebieden door het aaneensluiten van de voorkades volledig is bedijkt. Er ontstond een doorgaande bandijk, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. Deze gebieden werden ontgonnen, verkaveld en voorzien van een ingewikkeld stelsel van weteringen, zegen, leigraven en sloten. Rudimenten daarvan zijn in de omgeving van Lent terug te vinden en sommige hebben nog steeds een functie in de waterbeheersing. Het tracé van de Visveldse- of Boven Zeeg, die deel uitmaakte van het complexe middeleeuwse weteringenstelsel, begrenst het projectgebied aan de westzijde.
De historische wegenstructuur in de Over-Betuwe, die voor een deel samenvalt met de vroegere kaden, vormde de basis van de blokvormige verkaveling. Deze oude wegen vertakken zich vanuit het hart van de (kerk)dorpen het land in, waar ze als lintstructuren nog duidelijk herkenbaar zijn. In het plangebied van de Waalsprong zijn onder andere de Griftdijk, Visveldsestraat, Lentseveld en Vossenpelsestraat nog herkenbaar als historische linten, die vanuit het dorp Lent het achterliggende landschap ontsluiten. De oude kadestructuren als de Steltsestraat en de Laauwikstraat ontwikkelden zich binnen het dorpsgebied eveneens tot vestigingslocaties. Hier ontstond een vrij intensieve lintbebouwing.
De Griftdijk is van oudsher de belangrijkste verbindingsweg tussen Nijmegen en Arnhem en heeft daarom een bijzondere cultuurhistorische waarde. De dijk herinnert aan de trekvaart die hier in 1611 in gebruik werd genomen.
Onder meer als gevolg van dijkdoorbraken werd goede overslaggrond in het gebied afgezet. Deze vruchtbare grond was zeer geschikt voor de tuinbouw. Al in de 16de eeuw werd in het land ten noorden van de Waal groente en fruit geteeld. Vanaf de tweede helft van de 19deeeuw maakte de fruitteelt een sterke groei door. Veel akkers maakten plaats voor boomgaarden, gelegen op de goed ontwaterde hoge stroomruggen. Omstreeks 1900 verschenen de eerste kassen in het gebied. Naast fruitteelt nam ook de potplantenteelt een grote vlucht. In de tweede helft van de 20ste eeuw moderniseerde de glasbouw zodanig, dat Lent een “glazen dorp” werd. In het projectgebied bevinden zich tussen de Laauwikstraat en Bekkersland en tussen de Steltsestraat en Laauwikstraat grote kassencomplexen.
In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw groeide Lent, tot verdere bloei gekomen door de succesvolle tuinbouwactiviteiten, tot een flink dorp, waarbij vooral werd gebouwd langs de bestaande structuren: de Griftdijk, de oude ontginningslinten en de eeuwenoude kade- en dijkwegen.
Langs de wijkranden, zoals de Steltsestraat, verdichtte zich de oude lintbebouwing, waartussen zich tot op de dag van vandaag kleine tuindersbedrijven met kassencomplexen wisten te handhaven. Ook vindt men hier nog resten van oudere agrarische bedrijvigheid in de vorm van 19de-eeuwse boerderijen. De voormalige tuinderswoningen zijn in het recente verleden voor een groot deel omgezet naar burgerwoningen waardoor uiteindelijk veel kassencomplexen, die voorheen gekoppeld waren aan de woning, verdwenen zijn.
Het tegenwoordige beeld van het projectgebied is dat van de hoogtijdagen van de potplantenteelt in Lent. Achter de uit de jaren '50 en '60 daterende tuinderswoningen, die deel uitmaken van de lintbebouwing langs de Laauwikstraat, liggen grote aaneengesloten kassen. Een deel daarvan is inmiddels gesloopt. In de ligging van de huispercelen en de bouwrichting van de kassen is de historische verkaveling herkenbaar gebleven.