direct naar inhoud van 2.1 Rijksbeleid
Plan: Nijmegen Vossenpels Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP22100-OH01

2.1 Rijksbeleid

Ruimtelijke ordening

Nota Ruimte

Momenteel geldt nog de Nota Ruimte (2005) “Ruimte voor ontwikkeling”. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.

Ontwerp Structuurvisie infrastructuur en Ruimte

De nieuwe minister van Infrastructuur en Milieu heeft in juli een Ontwerp nota Infrastructuur en Ruimte vrijgegeven, samen met een concept planMER en een aangepaste AMvB Ruimte.

In de structuurvisie kiest het rijk onder het motto “je gaat erover of niet” voor een scherpe taakverdeling tussen de verschillende overheidslagen. Ook wil het rijk voorkomen dat alle overheidslagen zich met dezelfde onderwerpen bezig houden (“maximaal 2 bestuurslagen”). Drie hoofdlijnen staan centraal in het nieuwe beleid:

1. Nederland met het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid economisch structureel versterken.

2. Ruimtelijke ordening meer overlaten aan provincies en gemeenten.

3. Versterken van de samenhang tussen ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele investeringsbeslissingen.

Nijmegen behoort tot een zogenaamde stedelijke regio met een topsector lifesciences. Ook is Nijmegen en Oost Nederland belangrijk vanwege de achterlandverbindingen en zijn er veel natuurgebieden. Ook wil het rijk een strategie maken voor het totale rivierengebied van Maas, rijntakken en IJssel en staat de doortrekking van de A15 op de agenda.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument.

Dit besluit is, met uitzondering van enkele artikelen, op 30 december 2011 in werking getreden. De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels

Infrastructuur

Nota Mobiliteit - Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid

De Rijksnota Mobiliteit (NoMo) is het nationaal verkeers- en vervoersplan dat in 2005 is vastgesteld op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998). Doelen van de NoMo zijn dat in 2020 95% van de reizigers op tijd op plaats van bestemming aankomt, dat emissies van het autoverkeer met 40% worden teruggedrongen en dat het veiliger wordt op de weg. In de Nota streeft het rijk ernaar dat op snelwegen de gemiddelde reistijd in de spits maximaal anderhalf maal zo lang is als buiten de spits; voor stedelijke hoofdwegen wordt ernaar gestreefd dat de reistijd in de spits maximaal twee keer zo lang is als buiten de spits. Duurzame mobiliteit is een belangrijk thema vanuit leefbaarheid waarbij uitgangspunt is dat het milieu en de leefbaarheid geen schade meer ondervindt van verkeer en vervoer. Basisgedachte van de NoMo is dat overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van het mobiliteitsbeleid; de stadsregio werkt dit uit in het regionaal mobiliteitsplan.

n 2008 heeft het kabinet de Nota Mobiliteitsaanpak gepresenteerd. In hoofdlijnen is dit een voortzetting van de beleidslijnen uit de Nota Mobiliteit, zij het dat het beleid op onderdelen geïntensiveerd wordt. Het aantal reizigers op de weg en in het openbaar vervoer groeit en ook het goederenvervoer neemt toe. Dit gaat veel sneller dan in de Nota Mobiliteit was voorzien. De Nota Mobiliteitsaanpak is een concrete investeringsagenda tot 2020 met een omvang van ruim 7 miljard euro. Dit is 4 miljard euro meer dan uit de Nota Mobiliteit in 2006.

In 2020 streeft het rijk op de verbinding Nijmegen - Arnhem - Randstad naar minimaal 6 Intercity's met daarnaast hoogfrequente stoptreinen.

In 2010 heeft het nieuwe kabinet besloten het project kilometerheffing stop te zetten en extra te investeren in infrastructuur. Het vervallen van de kilometerheffing zal waarschijnlijk leiden tot een toename van de verkeersintensiteiten; de gevolgen voor het regionale en stedelijke verkeer zijn nog niet goed in beeld gebracht.

Water

Nationaal Waterplan

In het Nationale Waterplan (NWP) wordt het Rijksbeleid voor het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar plannen van de provincies en waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:

  • bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt;
  • bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel, 2008)

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:

  • het waterbeleid wordt gebaseerd op de stroomgebiedbenadering;
  • de watertoets als verplicht onderdeel van ruimtelijke ordeningsprocedures en de waterparagraaf is verplicht in ruimtelijke plannen;
  • de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, benedenstroomse gebieden.

Bestuursakkoord Waterketen

In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken.

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.

Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven.

Waterwet

De waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten. De wet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden duidelijk. De waterwet verschaft de wettelijke grondslag voor de zorg van het waterschap voor de veiligheid tegen overstromingen, waterkwantiteit (inclusief grondwater) en waterkwaliteit. Zo verschuiven de operationele taken van het grondwaterbeheer (kleine onttrekkingen) van provincie naar waterschap. De provincie blijft verantwoordelijk voor grote industriële onttrekkingen, drinkwateronttrekkingen en de onttrekkingen van grondwater voor duurzame energie (koude-warmte-opslag). De gemeente heeft een zorgplicht voor grondwateroverlast erbij gekregen naast de twee waterketen zorgplichten voor afvalwater en hemelwater uit de Wet Milieubeheer. De Waterwet regelt ook dat het waterschap verantwoordelijk is voor de verlening van de Watervergunnning, die een flink aantal oude vergunningen integreert.