direct naar inhoud van 2.4 Milieueffectrapportage Ruimte voor de Waal Nijmegen
Plan: Nijmegen Ruimte voor de Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP21000-OH01

2.4 Milieueffectrapportage Ruimte voor de Waal Nijmegen

2.4.1 Aanleiding

Om overstromingen te voorkomen heeft de Waal meer ruimte nodig. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in 2000 in overleg getreden met de Gemeente Nijmegen om een oplossing te vinden voor de flessenhals in de Waal bij Nijmegen.

2.4.2 Procedure

Een m.e.r.-procedure wordt doorlopen bij ingrijpende projecten om de milieueffecten een volwaardige plek te geven in de besluitvorming. In het op de Wet milieubeheer gebaseerde Besluit milieueffectrapportage (1994) is vastgelegd bij welke besluiten en plannen het opstellen van een MER verplicht is. Onderstaand is toegelicht welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn.

M.e.r. voor plannen

Het realiseren van de dijkteruglegging kan positieve en negatieve gevolgen hebben voor het milieu. De geul wordt immers aangelegd in kwetsbaar gebied, het oostelijk deel van het natuurgebied Oosterhoutse Waarden. Het verlagen van de rivierdijk tot drempel leidt mogelijk tot aanpassingen in de Lentse Waard. Dit leidt mogelijk tot negatieve effecten op beschermde habitats en soorten die zijn aangewezen voor de Natura 2000-gebieden "Uiterwaarden Waal" (Vogelrichtlijngebied) en "Gelderse Poort" (Vogel- en habitatrichtlijngebied). De aanleg van de geul kan echter ook gunstig zijn voor habitats en soorten, bijvoorbeeld als doortrekgebied voor de vissen (o.a. rivierprik, elft). Omdat er mogelijk sprake is van een kans op negatieve gevolgen, dient er op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder te noemen: Nb-wet) een passende beoordeling te worden opgesteld. Dit heeft ook tot gevolg dat het voorliggende bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is. Het bestemmingsplan is kaderstellend voor de ontgrondingenvergunning, waardoor dit plan ook om deze reden plan-m.e.r.-plichtig is.

M.e.r. voor besluiten

Het MER ten behoeve van het project dijkteruglegging onderzoekt onder meer de aanleg van een nieuwe primaire waterkering, een recreatiehaven, alsmede de aanleg van recreatieve voorzieningen. Dit zijn activiteiten die conform het Besluit m.e.r. 1994 m.e.r.-plichtig kunnen zijn. De milieueffectrapportage brengt mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu in kaart bij het eerste (ruimtelijke) besluit, in dit geval het bestemmingsplan (gemeente Nijmegen) en het opstellen van de structuurvisie. Het bestemmingsplan maakt een aantal m.e.r.-plichtige activiteiten (Besluit m.e.r. onderdeel C) mogelijk:

  • de aanleg van een primaire waterkering (Besluit m.e.r., onderdeel C, categorie 12.1); de aanleg van de kade en de groene dijk als primaire waterkering is onderdeel van het plan;
  • de winning van oppervlaktedelfstoffen met een winplaats van 100 ha of meer (Besluit m.e.r., onderdeel C, categorie 16.1); De delfstoffen die bij aanleg van de geul vrijkomen, zullen deels in het gebied zelf verwerkt worden en deels elders afgezet worden.


Gecombineerd besluit MER / planMER

Nu zowel een besluit-MER als een plan-MER moeten worden opgesteld hebben de betrokken bevoegde gezagen besloten om één plan/besluit-MER te laten opstellen, en daarvoor een gecombineerde plan/besluit-m.e.r.-procedure te doorlopen. Hierbij wordt de procedure voor de besluit-m.e.r. compleet met startnotitie en inspraak doorlopen.

De gecombineerde procedure moet voldoen aan de eisen van zowel de plan-m.e.r.-procedure als de besluit-m.e.r.-procedure. De besluit-m.e.r.-procedure kent meer stappen en voorschriften dan de plan-m.e.r.-procedure en is daarmee maatgevend. Met het doorlopen van de besluit-m.e.r-procedure wordt op twee punten nog niet voldaan aan de vereisten van de plan-m.e.r.-procedure:

  • Bij de plan-m.e.r.-procedure moeten in het plan-MER de gevolgen voor andere plannen in beeld worden gebracht. Bij de besluit-m.e.r.-procedure zijn dat de gevolgen voor andere besluiten;
  • Bij de plan-m.e.r.-procedure worden bij de te beschouwen gevolgen biodiversiteit en de gezondheid voor de mens expliciet genoemd en bij de besluit-m.e.r.-procedure niet.

Dit gecombineerde MER heeft ook ten grondslag gelegen aan de Structuurvisie 2010, Partiële Herziening Ruimte voor de Waal Nijmegen.

Bij de gecombineerde procedure moet de initiatiefnemer aanvullend op de besluit-m.e.r.-procedure aan deze punten voldoen. De gevolgen voor biodiversiteit worden beschreven bij het thema "natuur". Middels de hinderonderzoeken en de onderzoeken naar veiligheid, bodem- en waterkwaliteit is aandacht besteed aan de gezondheidsaspecten. Wegens het ontbreken van een eenduidige methodiek, zijn deze aspecten niet in een hoofdgroep gezondheid samengenomen.

Het rapport

Het MER geeft inzicht in de te verwachten milieueffecten die kunnen ontstaan bij het project Ruimte voor de Waal - Nijmegen. In onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan op dit MER.

2.4.3 Doelstelling

De twee doelstellingen voor het project Ruimte voor de Waal - Nijmegen zijn:

  • 1. Het realiseren van een duurzame rivierkundige oplossing voor de flessenhals in de Waal bij Nijmegen. Door de nu nog beschikbare ruimte te bestemmen voor de rivier moet worden voorkomen dat de flessenhals onomkeerbaar wordt vastgelegd door stedelijke ontwikkeling. Daarbij wordt getoetst
    • a. of en over welk traject uiterlijk in 2015 minimaal een Rijnafvoer van 16.000 m3/s veilig verwerkt kan worden, zonder overschrijding van de waterstanden waarop de bestaande dijken zijn ontworpen;
    • b. of de oplossing binnen het projectgebied een zo groot mogelijke bijdrage levert aan de beveiliging tegen een in de toekomst verder toenemende Rijnafvoer, mogelijk tot 18.000 m3/s.
  • 2. Het realiseren van een oplossing met een goede ruimtelijke kwaliteit. Daarbij zijn voor de gemeente Nijmegen de uitgangspunten:
    • a. afstemming met projecten in de omgeving;
    • b. behouden en versterken identiteit Lent en Nijmegen;
    • c. zoveel mogelijk behouden van cultuurhistorische en archeologische waarden;
    • d. Waalsprong gericht op de rivier en de stad;
    • e. bereikbaarheid;
    • f. garanties ten aanzien van kwel;
    • g. kwalitatieve openbare ruimte voor alle bewoners van Nijmegen.
2.4.4 Varianten

In de startnotitie m.e.r. (voorjaar 2009) staat in een zogenaamde bouwstenenkaart aangegeven welke elementen uit het Ruimtelijk Plan een vast uitgangspunt zijn en op welke bouwstenen nog kan worden gevarieerd. Voor een negental bouwstenen zijn vervolgens ontwerpvarianten bedacht. Dit waren: de vormgeving van de groene dijk (oostzijde Waalbrug), de kade, de kwelvoorziening in de Oosterhoutsedijk en van de bruggen naar Veur-Lent en Landtong West en voorts de inrichting en het gebruik van de Lentse Waard, het eiland Veur-Lent, de nevengeul en de Landtong-West.

De commissie M.e.r heeft op 8 juli 2009 een richtlijnenadvies opgesteld voor het MER Ruimte voor de Waal Nijmegen. Op 16 september 2009 heeft de raad van Nijmegen de richtlijnen voor het MER vervolgens vastgesteld. Deze vormen het kader voor het opgestelde MER.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP21000-OH01_0009.jpg"
Afbeelding 9: De bouwstenenkaart uit de startnotitie MER (2009)

In twee ontwerprondes en twee werkateliers zijn in het kader van het werk aan dit MER vervolgens ontwerpoplossingen voor de bouwstenen verkend, ontwikkeld, getoetst en verbeterd, inclusief een globale effectbeoordeling. Uiteindelijk heeft dat geleid tot het samenvoegen van de bouwstenen in een drietal varianten met de namen Klassiek, Mozaïek en Dynamiek die hieronder kort worden besproken. Deze varianten voldoen één voor één aan de twee eerder genoemde projectdoelstellingen.

Variant Klassiek

De rivier, het groen en de stad krijgen hun eigen locatie toegewezen in het plangebied. Deze drie opgaven krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen, alle op hun eigen wijze. Bestaande waarden en traditie worden gerespecteerd. In de nieuwe stad wordt voortgebouwd op het Nijmeegse karakter van de stad en wordt gewerkt met beproefde concepten. De nieuwe stad bevat groen in de vorm van plantsoenen en kleine parken. De overgangen met het water en het groene buitengebied zijn duidelijk afgegrensd. Het nieuwe water heeft als primaire functie het afvoeren van hoogwatergolven en wordt voor die functie ingericht. De inrichting van het buitengebied is gericht op het behouden van de bestaande natuurwaarden en het kenmerkende open uiterwaardenlandschap. Voor recreatie op en aan het water en in de natuur worden specifieke locaties ingericht.

Dit is ook de variant waarin een eventuele wedstrijdroeibaan het beste inpasbaar zou zijn. Het beheer van stad, rivier en uiterwaarden is in handen van specialistische organisaties die als doel hebben bestaande waarden in stand te houden.

Variant Mozaïek

Er vindt integratie plaats tussen de drie opgaven. Elke ruimte in het plangebied is multifunctioneel. Het groene buitengebied dringt door tot in de randen van de stad en ook de grenzen tussen het water en de stad zijn diffuser door de ontwikkeling van bijvoorbeeld drijvende waterfronten en een minder scherpe waterlijn, met tal van aanlegmogelijkheden en jachthavenfaciliteiten. Het gebruik van land en water wordt gestimuleerd, wat leidt tot tal van vooral kleinschalige recreatieve ontwikkelingen. De rivierdynamiek en dan met name de peilschommelingen zijn duidelijk beleefbaar in de uiterwaarden, doordat de waterlijn bij iedere waterstand anders is en er dan meer of minder gebied is dat onderloopt. Het gebruik van het buitengebied is gedifferentieerd naar de frequentie van overstromen. Door een goede zonering is er naast de verschillende recreatieve en stedelijke ontwikkelingen (met name in het oosten) nog volop ruimte voor nieuwe natuur (met name in het westen). De natuur is beleefbaar voor het publiek via een uitgebreid netwerk van paden. Het beheer van de verschillende gebieden is in handen van specialistische organisaties die intensief samen werken bij de uitvoering ervan.

Variant Dynamiek

De drie opgaven zijn in principe geïntegreerd en er is ruimte overgelaten voor nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. De grenzen tussen bebouwd en onbebouwd, land en water, hoogwatervrij en overstroomd zijn diffuus en met speciale aandacht voor de dynamiek - in zowel de samenleving, de natuur als de rivier - ingericht. In de bebouwde gebieden is veel ruimte voor de ontwikkeling van tijdelijke functies, die met wisselende frequenties (van seizoenen tot decennia) van plaats en functie kunnen veranderen. Het water krijgt volop de ruimte en een deel van de bebouwde gebieden is ingericht op regelmatige overstromingen. Hoogwater wordt in de nieuwe stad niet ervaren als een last, maar als een met enige regelmaat terugkerend spektakel.

Kades en oevers zijn zo ingericht dat ook de kleinere schommelingen in het waterpeil die van dag tot dag optreden al merkbaar zijn. De patronen in de natuurgebieden liggen niet vast, maar wisselen van jaar tot jaar, afhankelijk van de sedimentatie en erosie die tijdens hoogwater op de oevers van de rivier en de nevengeul heeft plaatsgevonden. De natuur is vrij toegankelijk: men kan te voet of varend het gebied in trekken. Gebiedsbeheerders zijn gericht op een optimale mix van functies en landgebruik in hun werkgebied en zijn in staat op veranderingen in natuur, water en stad in te spelen.

2.4.5 Belangenafweging varianten

De basis van de keuze vloeit voort uit het antwoord op de vraag welke inrichting het beste tegemoet komt aan de optimale balans tussen de doelstellingen. Het antwoord op deze vraag komt voort uit de belangenafweging bestaande uit de uitkomsten van het MER, de gesprekken met betrokken partijen (de consultatie) en de aansluiting bij het ruimtelijk kader.

Toetsing bij belanghebbenden

De varianten Klassiek, Dynamiek en Mozaïek vormden de basis voor gesprekken met een aantal externe partijen en zijn besproken met betrokken organisaties als Rijkswaterstaat, het waterschap Rivierenland, de provincie Gelderland, Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie en de programmadirectie Ruimte voor de Rivier (PDR) alsook met enkele belanghebbenden zoals het Platform Waalsprong en watersportverenigingen, Phocas, natuurverenigingen en de ANWB.

Samenvattend kunnen de volgende conclusies uit de consultatie worden getrokken:

  • Over het algemeen instemmende reacties en sympathie voor het behouden van vrijheid in de toekomst;
  • Instemming met keuze voor een focus op de leidende elementen (casco) geul, kade, bruggen en waterkering;
  • Op het thema natuur, voorkeur voor uitgangspunten van de variant Dynamiek;
  • Er wordt aandacht gevraagd voor een goede onderbouwing van de balans tussen het verlies aan bestaande en de ontwikkeling van nieuwe natuur;
  • Ontwerp van de dijkteruglegging moet worden bezien in samenhang met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Bepaal de gevoeligheid van het plan voor andere ontwikkelingen en zoek overleg en afstemming met de plannen van de GEM;
  • Aandacht voor de scheepvaart (de invloed van de nevengeul op de scheepvaart op de Waal als gevolg van aanzanding);
  • Aandacht voor kwel en bereikbaarheid;
  • Aandacht voor een wedstrijdroeibaan.


Bovenstaande inzichten die tijdens de consultatieronden naar voren kwamen zijn bij het opstellen van de Voorkeursvariant ter harte genomen.

Toetsing aan milieueffecten

In het MER zijn de drie varianten beoordeeld op verschillende milieucriteria. Uit de effectenbeoordeling blijkt dat alle varianten grotendeels gelijk scoren bij bodem en hinder. De variant Klassiek scoort in de beoordeling relatief minder goed dan de varianten Mozaïek en Dynamiek. Dit komt vooral door de lage score voor de effecten op natuur en gebruik en beleving. De scores van de varianten Mozaïek en Dynamiek liggen dichter bij elkaar. Hoewel de variant Mozaïek relatief het minst slecht scoort bij het effect cultuurhistorie, scoort deze variant over het algemeen slechter op de overige effecten dan de variant Dynamiek. Deze variant Dynamiek scoort namelijk relatief het best op de effecten voor natuur, waterbeheer en -kwaliteit (KRW-doelen), landschap en gebruik en beleving. Daarmee behaalt de variant Dynamiek ook de beste score voor de realisatie van een oplossing met een goede ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast voldoet deze variant ruim aan de rivierkundige taakstelling voor de korte termijn en biedt de variant goede kansen om het streefdoel voor de lange termijn te behalen.

De effectenbeoordeling van het MER laat hiermee een voorkeur zien voor de variant Dynamiek als basis voor de Voorkeursvariant. Omdat de variant dynamiek ook minder sterke elementen kent, worden de basisuitgangspunten uit Dynamiek aangevuld met sterke elementen uit de andere varianten om te komen tot de Voorkeursvariant.

Tijdelijke situatie

Voor het project moeten een nieuwe waterkering, drie nieuwe bruggen en een nevengeul gerealiseerd worden. Om ervoor te zorgen dat het achterland beschermd blijft door een waterkering wordt de nieuwe harde kade en dijk aangelegd, voordat de bestaande waterkering wordt verwijderd. Op dit moment zijn ook de Verlengde Waalbrug en brug Veur-Lent gereed om de verkeersverbindingen van respectievelijk Nijmegen/Lent en Lent/eiland Veur-Lent in stand te houden. Na gereedkomen van de voorgaande werkzaamheden wordt gestart met het verwijderen van tijdelijke verkeersvoorzieningen en het graven van de nevengeul hier ter plaatse. Afsluitend wordt het eiland Veur-Lent definitief ingericht.

Om verkeersvrij de Prins Mauritssingel te kunnen verwijderen en de Verlengde Waalbrug te kunnen bouwen, is het noodzakelijk het verkeer om te leiden. Hiervoor wordt (via een aparte procedure) een tijdelijke verkeersdijk parallel aan de toekomstige Verlengde Waalbrug aangelegd. Nadat de Verlengde Waalbrug in gebruik is genomen wordt de tijdelijke verkeersdijk weer verwijderd.

Om overlast voor de omgeving te minimaliseren wordt als uitgangspunt gehanteerd om maximaal gebruik te maken van aan- en afvoer over water en transport per as binnen en buiten werkterrein zoveel mogelijk te beperken.

De grondwatereffecten tijdens uitvoering zijn nihil dankzij de uitvoeringsvolgorde. Oorzaak van de grondwatereffecten is immers de verlegging van de waterkering en de aanleg van de geul; deze effecten worden gemitigeerd door het waterkerend scherm. Op het eiland Veur-Lent zijn geen grondwatereffecten te verwachten; de situatie voor de huidige (buitendijkse) woningen verandert niet.

Beschouwing vanuit de visie op het gebied

De varianten onderscheiden zich door de manier waarop ze de combinatie van de stedelijke, water- en natuuropgave in zich hebben verwerkt. Om tot een variantkeuze te komen, moeten de drie opgaven niet apart bekeken en beoordeeld worden, maar in samenhang, waarbij gestreefd wordt naar een evenwichtige invulling.

Het is zeer wenselijk om geen harde grenzen te creëren tussen stad en rivier (zoals langs de Waalkade min of meer het geval is), maar juist uitnodigende ontmoetingsplekken, waar de rivier daadwerkelijk kan worden beleefd. Voor deze beleving zijn de kenmerken van de geul zelf van bijzonder belang. Bij het streven naar een authentieke beleving van de rivier aan het stadsfront past geen "dode" rivierarm met stilstaand water aan de bovenzijde, maar een geul die aan beide zijden is aangetakt aan de Waal en waarin het water stroomt, zoals in de variant Dynamiek.

Naast de verwevenheid van de stedelijke en wateropgave, geldt hetzelfde voor de natuurlijke opgave aangezien de natuur in het gebied zich op loopafstand bevindt van de huidige en nieuwe bewoners van Lent. Het is de nadrukkelijke wens van de Gemeente Nijmegen om ook de natuuropgave met de andere opgaven met elkaar te verweven, en geen harde scheidingen aan te brengen. Deze verweving van functies is het duidelijkst aanwezig in de variant Dynamiek.

Voorkeursvariant

Het raamwerk van de voorkeursvariant (VKV) bestaat uit de nevengeul, de (nieuwe) waterkering (dijk en kade), de landtong (eiland Veur-Lent en westelijke landtong) en de bruggen. Deze elementen vormen de structurerende elementen van het project. De keuze voor de voorkeursvariant betreft vooral een keuze over de vorm, ligging en functies van deze hoofdelementen. Overige onderwerpen, zoals de uitwerking van de kade, de vormgeving van de bruggen en de ligging van paden en wegen worden bij de uitwerking van deze voorkeursvariant tot inrichtingsplan ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP21000-OH01_0010.jpg"

Afbeelding 10: Overzicht voorkeursvariant

Meest Milieuvriendelijke Variant

De Meest Milieuvriendelijke Variant (MMV) is de variant, waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, deze met gebruikmaking van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu zoveel mogelijk worden beperkt. In de richtlijnen voor het MER (augustus 2009) wordt gevraagd om bij het opstellen van de MMV uit te gaan van een invulling gericht op het ontwikkelen van de potenties van het gebied voor natuur, bijvoorbeeld door ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers en dijken en, mede daardoor, versterking van natuurlijke rivierprocessen. Belangrijk is daarbij ook aandacht voor de mogelijkheden om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te versterken.

Door de keuze voor de variant Dynamiek als basis en de verdere optimalisaties binnen de VKV, is reeds een belangrijke invulling gegeven aan de vereisten voor de MMV. De VKV is gericht op het ontwikkelen van de potenties van het gebied voor natuur door te kiezen voor een dynamisch ontwerp dat optimaal ruimte biedt aan karakteristieke riviernatuur. Effecten op huidige landschappelijke en historische waarden, die onontkoombaar zijn doordat woningen zullen verdwijnen en een geul aangelegd wordt, zijn gemitigeerd binnen de VKV. Daarom kunnen de hoofdlijnen van de VKV gelijk worden gesteld aan de MMV. Op kleinere schaal zijn er echter wel nog optimalisatiemogelijkheden.

Deze onderdelen maken deel uit van de MMV:

  • verplaatsing instroomopening Lentse Waard: De VKV voldoet niet aan de rivierkundige taakstelling voor de lange termijn. Daarom is in de MVV gezocht naar mogelijkheden om meer waterstandsdaling te creëren. Door verplaatsing van de instroomopening naar het noorden en deze meer in richting van stroming van de Waal te plaatsen, is er minder weerstand bij hoogwater en wordt er een groter rivierkundige winst behaald;
  • aangepaste hoogte westelijk eiland: Het westelijke deel van het eiland, het Waalveld genoemd, wordt circa 0,5 m verlaagd tot een hoogte van 11,5 m +NAP (1 m hoger dan in de VKV). De bodem van het terrein bestaat uit bestaande ondergrond ter plaatse, zodat zich er een natuurlijke vegetatie kan ontwikkelen. Het eiland overstroomt eens in de 3 tot 4 jaar en het beheer is hetzelfde als de omliggende uiterwaard. De omstandigheden zijn verbeterd voor de ontwikkeling van stroomdalvegetaties;
  • herstel en inpassing van historische elementen haventje: Op de noordelijke Waaloever wordt de stenen oever in het centrale kribvak verwijderd, zodat zich hier ook een zandstrandje kan ontwikkelen. Hiermee komt ook de weg vrij naar de oude havenkom van het veertje dat hier vroeger heeft gevaren. Deze kom kan uitgegraven worden en weer dienst gaan doen als aanlegplaats voor een nieuwe veerverbinding. Wel zal de haven zodanig moeten worden hersteld dat het groene karakter van de uiterwaard op deze plaats niet teveel wordt onderbroken. Café de Zon, ooit verbonden met de levendigheid rondom de veerstoep, blijft tevens behouden en wordt ingepast in het eiland. Dat geldt ook voor het naastgelegen pand. De ophoging van het eiland wordt zoveel mogelijk beperkt gehouden om de Oosterhoutsedijk duidelijk zichtbaar te houden en bouwvormen die inspelen op de nabijheid van de rivier mogelijk te maken.

Advies commissie m.e.r.

De commissie m.e.r. is gevraagd haar toetsingsadvies uit te brengen over het MER. Dit is geregeld in artikel 7.27 van de Wet milieubeheer. Na tevens kennis te hebben genomen van alle binnengekomen zienswijzen heeft de commissie m.e.r. op 3 november 2011 haar toetsingsadvies uitgebracht. De commissie is van mening dat het MER voldoende informatie bevat om het milieubelang volwaardig te kunnen laten wegen bij de besluitvorming. De commissie m.e.r. stelt “Het MER geeft een goed beeld van de problematiek en te maken keuzes. De keuze om in het MER drie varianten 'Dynamiek', 'Klassiek' en 'Mozaïek' te vergelijken, is duidelijk onderbouwd. Vanuit deze drie scenario's zijn zowel een VKV (voorkeursvariant) als een MMV (meest milieuvriendelijke variant) ontwikkeld. Bij de milieueffecten scoort de variant 'Dynamiek' overall het beste, behalve op het aspect Cultuurhistorie. De variant 'Dynamiek' is als basis voor de VKV genomen. Door de VKV neemt de veiligheid toe. Negatieve effecten zijn te verwachten voor cultuurhistorie (inclusief archeologie) en (kleinschalige) landschapselementen. In de aanlegfase zal er tijdelijk overlast zijn door geluid en trillingen.”

In het toetsingsadvies adviseert de commissie op één technisch aspect van de grondwaterberekeningen een toelichting op de onderzoeksmethodiek aan het besluit toe te voegen. Deze toelichting wordt als oplegnotitie met het bestemmingsplan en het MER ter inzage gelegd.


Conclusie

Op basis van de belangenafweging en de effectenbeoordeling van het MER kan worden geconcludeerd dat de variant Dynamiek op hoofdlijnen de voorkeursvariant is. Dit in de wetenschap dat verzet tegen de natuurlijke systemen afbreuk zal doen aan de bijzondere kwaliteiten en potenties van dit gebied. Dit komt, in tegenstelling tot de andere twee varianten, voornamelijk tot stand door de doorstroming en peilfluctuaties zoveel mogelijk toe te laten in de nevengeul en de ruimte vervolgens zodanig in te richten dat de dynamische kwaliteiten van de Waal en de verweving van de functies volop tot hun recht komen.

De variant Dynamiek leidt ertoe dat de drie opgaven optimaal gebalanceerd worden en integreert in sterke mate de processen die door de natuur op gang gebracht worden dan wel die door mensen op gang gebracht worden. Verder zijn de grenzen tussen bebouwd en onbebouwd, land en water, hoogwatervrij en overstroomd, diffuus en met speciale aandacht voor de dynamiek - in zowel de samenleving, de natuur als de rivier - ingericht. De keuze voor deze variant is ook een keuze in de tijd. De ruimte wordt overleverd aan toekomstige generaties om de betekenis van dit gebied gaandeweg te ontdekken en in te vullen. Onomkeerbare ingrepen worden beperkt. Het ontwerp biedt ruimte aan bijzondere activiteiten en (tijdelijke) evenementen.

Bij de bepaling van de uiteindelijke Voorkeursvariant is een aantal elementen uit de andere varianten toegevoegd om de variant Dynamiek te optimaliseren. In het onderhavige bestemmingsplan wordt de voorkeursvariant formeel mogelijk gemaakt.