Plan: | Nijmegen Kern Lent - Visveld |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP19000-OH01 |
De erkenning van het maatschappelijke belang van het cultuurhistorische erfgoed heeft er in Nijmegen voor gezorgd, dat cultuurhistorie een volwassen discipline is geworden in de ruimtelijke inrichting. De cultuurhistorische component is zelfs een belangrijke onderlegger bij de inrichting van de stad. Die gedachte is bepalend geweest voor de Kadernota Beeldkwaliteit uit 2003. De nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. En door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument “kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'”, zo stelt de Kadernota Beeldkwaliteit.
Ook het nationale Belvedere-beleid kan als belangrijk kader worden gezien als het gaat om ruimtelijke vraagstukken. In de Nota Belvedere wordt aangegeven dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron kan worden gebruikt.
In het geval van de Waalsprong zijn verschillende historische lagen van belang, zoals de laag van de historische wegen- en waterstructuren, van de vestingwerken en die van de historische dorpsstructuren van Lent.
In de loop van de tijd is er al herhaaldelijk cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar Nijmegen noord. De resultaten zijn onder meer neergelegd in het document “Het land over de Waal” van het Gelders genootschap (januari 1995), de MER Waalsprong 2002 en de beschrijving en conceptkaart van de Cultuurhistorische waardenkaart. In het geval van de Waalsprong zijn verschillende historische lagen van belang, zoals de laag van de historische wegen- en waterstructuren, van de vestingwerken en die van de historische dorpsstructuren van Lent. In 2009 is in het kader van het project Ruimte voor de Waal een beschrijving van de historische identiteit van het projectgebied Dijkteruglegging Lent samengesteld, onder de titel “Cultuurhistorie langs de dijk”. Tenslotte is het gemeentelijk en rijksmonumentenbeleid van toepassing op enkele objecten in dit gebied. Er is geen beschermd dorpsgezicht in Lent aanwezig.
Voor het gehele Waalspronggebied heeft een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden plaatsgevonden. Op de inventarisatiekaart zijn lijnvormige elementen als historische wegen, waterlopen en het tracé van de Waaldijk aangegeven. Daarnaast zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde aangeduid, waaronder de dorpskern van Lent, de uiterwaarden van de Waal en het dorp Ressen.
In het bestemmingsplangebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig:
Deze opsomming heeft juridisch gezien geen betekenis en heeft ook geen gevolgen voor de desbetreffende panden. De opsomming is bedoeld om een indruk te geven van cultuurhistorisch gezien waardevolle panden, die echter (nog) niet beschermd zijn. Wellicht dat enkele van genoemde panden in de toekomst wel een wettelijke bescherming krijgen, maar op dit moment is daarvan geen sprake.
Rijksmonumenten (rood) en gemeentelijke monumenten (geel) in de kern van Lent.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met het Verdrag van Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaand aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische gebieden/terreinen en hun waardering zijn aangegeven.
Archeologische beleidskaart
Het zuidelijke deel van het plangebied (Kern Lent ) ligt voor het overgrote deel in een gebied met een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Alleen de westelijke rand van dit zuidelijk deel ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang(waarde 1).
Het noordelijk deel van het plangebied (Visveld) heeft grotendeels waarde 1 gekregen. Slechts een relatief kleine zone langs de Acacialaan is aangeduid met waarde 3.
Op terreinen/gebieden met een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) geldt dat de archeologische waarden in de bodem bewaard moeten blijven. Als dit, na afweging van alle belangen niet mogelijk blijkt, dient er archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1) krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen kunnen via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.
Het gebied van Kern Lent kan beschouwd worden als een conglomeraat van bewoningsplaatsen en vermoede grafvelden uit verschillende perioden. Het grootste deel ervan gaat schuil onder de bestaande bebouwing. De hierna te noemen overblijfselen zijn in meerderheid aan het licht gekomen bij opgravingen en waarnemingen die vanaf 1998 aan de rand van het bebouwde gedeelte van Lent zijn uitgevoerd, na een verkennend onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP. In de jaren '70 waren echter al belangrijke ontdekkingen gedaan bij de aanleg van de Azaleastraat, en een decennium later bij waarnemingen in de oude kern van het dorp.
Het archeologisch belang kan moeilijk overschat worden. Het gebied herbergt een bewoningsgeschiedenis die voor Betuwse begrippen ongewoon langdurig is geweest, mogelijk ononderbroken vanaf ca. 1000 v.Chr. tot heden. Enkele bewoningsfasen verdienen daarbij bijzondere aandacht. Ten eerste de vroege ijzertijd. De voor Nederlandse begrippen ongewone skeletgraven uit die tijd houden de mogelijkheid open dat het hier om immigranten gaat, met name uit het Duitse midden-Rijngebied. De uitvoering van de nog niet ontdekte behuizingen uit die tijd kan voor extra aanwijzingen over de herkomst van deze gemeenschap zorgen.
Een andere periode die extra aandacht verdient is de Romeinse tijd. Met name door het gebouw in de Azaleastraat roept Lent voor die periode het beeld op van een burgerlijke vicus, een nederzettingstype dat gewoonlijk een dorpje met een ambachtelijk karakter, tevens een uitspanning voorstelt. De verkeersgeografische situatie van Lent, nabij de oversteek van de Waal, richting Elst en Meinerswijk (gemeente Arnhem), vormt in ieder geval een gunstige voorwaarde voor het ontstaan van een vicus. Een andere mogelijkheid is dat zich in Lent een agrarisch bedrijf naar Romeins model (villa) bevond. De weinige bekende gebouwen van het type Azaleastraat zijn namelijk verder slechts aanwijsbaar op villaterreinen. Tot nog toe zijn er in de Betuwe, en zeker in de oostelijke helft daarvan, geen vindplaatsen die duidelijk op de aanwezigheid van een villa duiden, een geheel andere situatie dan aan de zuidzijde van de Waal. Nader onderzoek kan op zijn minst het karakter van de nederzetting onthullen. Er is gerede kans dat daarbij ook de te verwachten hoofdweg naar Elst en de Rijn aan het licht komt.
Zowel de aanwezigheid van een vicus als die van een villa zou, samen met de gunstige situering, kunnen verklaren waarom Lent een markante uitzondering vormt op het beeld dat de bewoning in het gebied van de Waalsprong tijdens de 3e eeuw sterk afneemt en tot in de late middeleeuwen op een laag pitje blijft staan. Het moet echter nog bepaald worden of de bewoningscontinuïteit ook geldt voor de fase rond 300 n.Chr., terwijl ook de 5e en de 6e eeuw tot nog toe slechts door beperkte aantallen vondsten vertegenwoordigd zijn. Wel komen er steeds meer aanwijzingen dat de kern van Lent toen niet alleen bewoond was, maar dat zich daar een vroeg-Merovingische elite ophield.
Van de in graven aangetroffen elite uit de laat-Merovingische periode is de woonplaats nog niet bekend, net zo min als de standplaats van de vroegste kerk. Van beide elementen kunnen in het terrein nog resten aanwezig zijn.
Uiteraard omvatten de nog te verwachten bodemsporen tevens de sleutel tot de levenswijze en boven-lokale contacten van de bevolking in de achtereenvolgende bewoningsperioden, net zo goed als bv. de sociale verscheidenheid in de gemeenschap.
De waarde van de zone langs de Acacialaan wordt bepaald door de vondsten die direct ten westen van dit gebied zijn aangetroffen. Daar zijn vanaf 2002 door Bureau Archeologie en Monumenten diverse proefsleuven aangelegd. Vervolgens zijn plaatselijk ook vlakdekkende opgravingen verricht. Daarbij is duidelijk geworden dat her en der bewoningssporen voorkomen die stammen uit de overgangsperiode van bronstijd naar ijzertijd.
De activiteiten speelden zich deels af in de veelal droogstaande bedding van een restgeul die indertijd nog een diepte van ca. 2 m had. Een opmerkelijke vondst in dit verband is een in de restgeulbedding gegraven kuil die een kommetje met oor bevatte. De kuil kan als waterput zijn gebruikt. Zeker uit de vroege ijzertijd dateert een grafveld met een combinatie van skeletgraven en crematiegraven, een combinatie die in Nijmegen-Noord al op verschillende terreinen is vastgesteld, maar op landelijke schaal gezien nog steeds uitzonderlijk mag heten.
Tegen de bestaande kern van Lent aan is een omgracht boerenbedrijf van omstreeks de 11e eeuw na Chr. (late middeleeuwen) onderzocht. Het is de oudste boerenhoeve uit de periode na de Romeinse tijd die uit Lent bekend is.
Een opmerkelijke vondst uit de tussengelegen periode is een met almandijn ingelegd gouden zwaardschedebeslag dat als incidentele vondst uit de periode rond 500 na Chr. dateert (vroege middeleeuwen).
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW dan wel bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.