Plan: | Nijmegen Kern Lent - Visveld |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP19000-OH01 |
In het Nationale Waterplan (NWP) wordt het Rijksbeleid voor het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar plannen van de provincies en waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:
De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.
Stroomvoerend regime
Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.
Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.
In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:
Bestuursakkoord Waterketen
In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken.
Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.
Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven.
Op 22 september 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Met de Waterwet is tenslotte een vergunning aanvragen gemakkelijker geworden. Er hoeven geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. Eén van die wetten die de Waterwet samenvoegt, is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de 'natte/ water' onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet.
Het provinciale waterplan is opgesteld in 2009. In het plan wordt het rijks- en provinciaal waterbeleid doorvertaald naar een beleidskader voor gemeenten en waterschappen. Het bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor de korte en lange termijn. Met name voor de Ruimte voor de Rivierprojecten, zoals de Dijkteruglegging Veur-Lent, is beleid aangegeven. Ook de uiterwaarden zijn genoemd, maar dit overlapt met het natuurbeleid voor die gebieden. Door functietoekenning worden deze doelstellingen gekoppeld aan het ruimtelijk ordeningsspoor en verkrijgen de aangewezen gebieden bescherming. De beleidslijnen hebben vooral betrekking op het landelijke gebied en spelen weinig op Nijmeegs grondgebied, m.u.v. de maatregelen in het rivierengebied:
Het Waterbeheerplan beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit vanuit KRW. Hiervoor worden watergangen verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd, de hoeveelheid meststoffen verminderd en de rioolwaterzuiveringsinstallaties efficiënter gemaakt. De eerste drie maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers).
Voor de waterketen lopen specifieke optimalisatietrajecten samen met gemeente en Rijkswaterstaat. Ook zal gewerkt worden aan het afsluiten van een afvalwaterakkoord tussen deze partijen. Doel van het waterschap is om schoonregenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering, zoveel mogelijk te weren. Hierdoor wordt overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en het overstorten naar oppervlaktewater voorkomen.
In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons eigen waterplan Nijmegen 2001 (zie hieronder). De belangrijkste beleidswijziging is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.
Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkwaliteitszorg is geen onderwerp van deze regeling, wat betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Waterwet (voorheen de WVO) regelt dit.
Het Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners (gemeente Nijmegen, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat, provincie Gelderland, Vitens) de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een lange termijn visie (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:
Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. De uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 volgt de ondertekening door GEM, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen. Uitgangspunt is dat, door de aanleg van grote waterbergingsgplassen, de Waalsprong haar eigen waterafvoer verzorgd. De plassen bieden in natte perioden ruimte voor opslag van regenwater en verschaffen in droge perioden de mogelijkheid om de watersingels op peil te houden en de doorstroming te bevorderen. Het WIW heeft twee doelen:
Een nevendoel van het WIW is gelegen in het feit dat in het verleden geen watertoetsprocedure is doorlopen bij het opstellen van de diverse plannen en de MER-procedure. Door het opstellen van het WIW, dat als beleids- en inrichtingsplan door gemeente en GEM Waalsprong in samenwerking met het waterschap is opgesteld, wordt dat ontbrekende deel van het toetsingsprocesingehaald. Voor de globale plannen is dat voldoende, voor de detailplannen zal in de waterparagraafsteeds aanvullende informatie moeten worden geleverd.