direct naar inhoud van 6.2 Bodem
Plan: Nijmegen Ooyse Schependom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP18000-VG01

6.2 Bodem

Inleiding

Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingplannen wordt bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het verontreinigd zijn van de bodem is een omstandigheid die invloed kan hebben op de uitvoerbaarheid. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan door middel van een opgesteld saneringsplan. Voor iedere locatie binnen het plangebied waar veranderingen in functie, nevenfunctie of bouw plaats gaan vinden moet nagegaan worden of een bodemonderzoek nodig is of niet. Wanneer er onderzoek nodig is en er is geen recent onderzoek voorhanden, dan moet de initiatiefnemer onderzoek uit laten voeren. Het onderzoek wordt door Bureau Bodem van de gemeente Nijmegen beoordeeld. Uit het bodemonderzoek en de beoordeling blijkt of de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen of dat een bodemsanering nodig is.

Schooltuinen

In het plangebied zijn zogenoemde schooltuinen voorzien naast een gedempt Wiel. Het gedempte Wiel is onlangs geëgaliseerd en er is een schapenwei gerealiseerd. De bodemkwaliteit ter plaatse van de Ooysedijk en de schooltuinen nabij het gedempte Wiel is onderzocht in de volgende rapporten:

  • Verkennend bodemonderzoek t.a.v. milieuaspecten t.b.v. aankoop/verkoop onroerende zaak, Koch bodemtechniek, 19-3-2010, rapportnummer 100277919;
  • Nader bodemonderzoek, perceel Ooijse Banddijk te Nijmegen, Geofox-Lexmond bv, 7 juli 2008, projectnummer 20080354/JGRO;
  • Nader bodemonderzoek NEN 5740 en verkennend asbestonderzoek op basis van NEN 5707, Ooysedijk 7 te Nijmegen, Koch bodemtechniek, rapportnummer 110587302, 10-6-2011.

Uit deze bodemonderzoeken blijkt:  

  • De toplaag is 30 cm dik en bestaat uit zandige klei (dezelfde samenstelling als de grond buiten de schapenweide); de toplaag is ingezaaid; deze grond bevat geen puin;
  • De puinhoudende laag begint ongeveer 30 cm onder het maaiveld blijkt uit het rapport van Geofox; De puinhoudende laag is sterk verontreinigd met lood en PAK;
  • Buiten de geplande schapenweide is geen sprake meer van sterke verontreinigingen; dit is met het laatste aanvullende onderzoek analytisch aangetoond; De grond ter plaatse van de moestuinen is slechts licht verontreinigd met zware metalen en PAK;
  • De verontreinigingen hangen samen met het puin (de laag bestaat voor meer dan 50% uit puin = bodemvreemd materiaal) dit wordt niet als bodem aangemerkt;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met zink en koper;
  • Er is geen asbest waargenomen;

Conclusie:

De bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd, voldoen aan de eisen zoals we die stellen voor een bestemmingsplan en bouwplan. De contour van de sterke verontreiniging is nu ook analytisch aangetoond en bevestigt het feit dat de verontreinigingen samenhangen met het puin. Tevens is er een risicobeoordeling uitgevoerd waaruit blijkt dat het gebruik van de grond voor schooltuinen geen risico's kent; ter plaatse van de schapenwei is ook geen asbest aanwezig.

Buitenschoolse opvang Struin

Met betrekking tot het initiatief van Struin omtrent de buitenschoolse opvang in combinatie met struinnatuur, is de bodemkwaliteit beoordeeld op basis van het volgende rapport:

  • Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen, NIJ.STR.NEN, 11103750, 7 december 2011, Econsultancy

Uit dit bodemonderzoek blijkt:  

  • De grond is licht verontreinigd met nikkel (0,5 –2,0 meter diep);
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium en aromatische koolwaterstoffen;
  • Er is visueel geen asbest aangetoond.

Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als buitenschoolse opvang in combinatie met struinnatuur. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.