13.2.2 Specifieke bouwregels
De in artikel 15.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding bouwvlak;
b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding bouwvlak gelden de volgende regels:
-
1. het bouwperceel binnen het bouwvlak mag tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd;
-
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mogen bedragen dan is aangegeven;
-
c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht; buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
-
1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen met een maximum van 50 m²;
-
2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen;
-
3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen;
-
4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht met dien verstande dat:
-
1. de hoogte van erafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
2. de hoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 10 meter en de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.