Plan: | Nijmegen Oost - 1 (Ubbergseveldweg-Kopseweg) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP13001-VG02 |
Al sinds 1970 is de Christelijke basisschool de Klokkenberg gevestigd op de hoek Ubbergseveldweg/ Kopseweg. Het bestaande schoolgebouw voldoet helaas niet meer aan de eisen die tegenwoordig aan een schoolgebouw gesteld worden. Het schoolgebouw is verouderd en niet goed aan te passen aan de moderne eisen. Het schoolbestuur is daarom voornemens een nieuw gebouw te realiseren. Omdat de nieuwbouw niet geheel past binnen het vigerende bestemmingsplan is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Het gebouw van Basisschool de Klokkenberg ligt op de stuwwal in Nijmegen Oost. De Ubbergseveldweg vormt de grens tussen de licht glooiende wijk Nijmegen Oost en de steile stuwwal. Onderaan de stuwwal ligt de vlakke Ooypolder, een belangrijk uitloopgebied voor Oost. Op de steile stuwwal is de aanwezige bebouwing gevarieerd, zowel qua uitstraling als qua functie. Naast riante vrijstaande woningen en appartementencomplexen komen hier een hotel, kantoren, scholen en voormalige kloosters voor. Verder naar het oosten toe ligt het Kops Plateau, een archeologisch waardevol gebied dat tevens tot de Ecologische Hoofdstructuur behoort. Direct grensend aan dit Kops Plateau ligt basisschool de Klokkenberg.
Het schoolgebouw beslaat een groot deel van het terrein en is vrijwel volledig in één bouwlaag gerealiseerd. Het gebouw staat "achter", aan de noordzijde op het terrein. De entree is geörienteerd aan de Kopseweg. Een ruime maat aan de Ubbergseveldweg is onbebouwd en heeft een groen karakter. Het parkeren en halen en brengen van de school vindt nu plaats op de Kopseweg.
Figuur 1. Plangebied met daarin het huidige schoolgebouw.
In stadsdeel Nijmegen Oost zijn zeven basisscholen. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat op dit moment op diverse plekken een overcapaciteit is, maar dat ook voor de langere termijn voldoende pontentieel is voor de 7 basisscholen in het gebied.
Schoolbesturen houden er bij hun toekomstplannen rekening mee en gaan overcapaciteit terugdringen of verhuren aan kinderopvangaanbieders. Basisschool de Klokkenberg bouwt een stuk minder lokalen dan ze nu hebben en anticipeert hiermee op de krimp van het leerlingenaantal. Van de huidige 15 lokalen gaan ze terug naar 9 lokalen. Daarvan zijn er 8 bestemd voor het onderwijs en 1 voor voor-en naschoolse opvang.
De gemeente stimuleert de combinatie van onderwijs en kinderopvang. In Nijmegen is het streven om samen met schoolbesturen op termijn van alle scholen zogenaamde Brede scholen te maken met een dagarrangement van 0 tot 12 jaar. In het huidige gebouw van de Klokkenberg is sprake van een dergelijke combinatie van onderwijs en kinderopvang. In de nieuwe situatie zal deze combinatie voortgezet worden in het nieuwe schoolgebouw.
Het nieuwe schoolgebouw krijgt 9 lokalen en anticipeert hiermee op de krimp van het leerlingen aantal. Het bouwplan bestaat uit een gebouw van twee lagen en heeft min of meer twee vleugels die een verwelkomend gebaar naar de Kopseweg maken. Hier is de entree van het gebouw gesitueerd. Omdat het gebouw kleiner is en in twee lagen wordt uitgevoerd is een kleiner bebouwd oppervlakte nodig. Door het gebouw meer aan de Ubbergseveldweg te projecteren. Is het nieuwe school gebouw zichtbaar vanaf de Ubbergseveldweg. Een ander voordeel is dat het huidige gebouw voor een groot deel in stand en in gebruik kan blijven tijdens de bouw van de nieuwe school. Na oplevering van het nieuwe gebouw zal de oude school worden afgebroken.
De waardevolle groenstructuur en belangrijke bomen van de strook aan de Ubbergseveldweg wordt in standgehouden door een bebouwingsvrijzone van 10 meter en groenzone van 5 meter aan te houden. Aan de noordoostzijde van het kavel wordt het parkeren ten behoeve van medewerkers van de bredeschool gegrealiseerd op eigen terrein. Hier is ook de fietsenstalling voorzien. Het halen en brengen blijft zoals in de bestaande situatie in openbaar gebied.
Na sloop van het oude schoolgebouw resteert een fors kavel dat niet langer ten behoeve van de school in gebruik hoeft te blijven. Deze locatie is interessant om uit te geven als bouwkavels voor vrijstaande woningen.
In deze buurt is een kavel voor een vrijstaande woning geliefd en niet makkelijk beschikbaar. De bouw van vrijstaande woningen sluit aan bij de bebeouwing in de omgeving. Gedacht wordt aan een insteek vanaf de Kopseweg met maximaal 5 woningen. Om het aanzien groen te laten zijn worden aan de oost- en noordrand Bos en Tuinbestemmingen opgenomen.
Nijmegen heeft de "Woonvisie Nijmegen 2009-2020" opgesteld. Hierin zijn een aantal opgaven voor het wonen in Nijmegen geformuleerd en worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:
Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.
Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij we ook als kwaliteitsimpuls de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.
De locatie aan de Klokkenberg ligt in Nijmegen Oost in de wijk Hunnerberg. Nijmegen Oost is een geliefd stadsdeel met een aantrekkelijke en gewaardeerde mix aan woonmilieus met redelijk veel functiemenging en is visueel aantrekkelijk. Het ligt gunstig tussen het stadscentrum en de groene oostrand van de stad. In Nijmegen Oost is de sociaal-economische situatie gunstig en er staan veel woningen met een hoge waarde. Er wonen relatief weinig allochtonen.Nijmegen Oost is het stadsdeel met het grootste percentage hoge inkomens. Er is sprake van een groot percentage koopwoningen. De scores in de Stads- en Wijkmonitor zijn voor Nijmegen Oost op vrijwel alle punten gunstig. Het stadsdeel kent amper problemen. Wel is overlast van parkeren en de verkeersdrukte een punt dat vaak wordt genoemd. Vooral de delen van de wijk net buiten het vergunningsysteem ervaren parkeeroverlast. Ook de gunstige sociale economische positie van veel bewoners leidt ook tot een hoger autobezit in combinatie met de vaak smalle wegprofielen.
Op basis van de Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020 zou een toevoeging van enkele vrijstaande woningen/villa's passen. Deze unieke en bijzondere locatie aan het Kops Plateau verdient een zorgvuldige en duurzame inpassing. Een invulling met toevoeging van enkele bijzondere en passende vrijstaande woningen zou passen conform het woonbeleid. De woningen zouden moeten aansluiten en passen bij het bijzondere en unieke karakter van de omgeving.
Gemotoriseerd verkeer
Ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer vindt plaats via de Kopseweg. Binnen het plangebied wordt een deel verkeersbestemming om de parkeerplaatsen en woningen te kunnen ontsluiten.
Langzaam verkeer
Het plangebied kan via het deel met de verkeersbestemming het plan gebied ontsluiten richting de Kopseweg.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Berg en Dalseweg.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Schil/Overloopgebied".
Het aandeel vaste parkeerplaatsen van zowel de school als de woningen wordt op eigen terrein opgelost. Voor de school worden bestemmingsplantechnisch een deel bestemd voor parkeren. Voor de woningen geldt dat via een inrit het terrein toegankelijk gemaakt kan worden om te parkeren op eigen terrein.
Voor het halen en brengen van de kinderen wordt gebruik gemaakt van de rondgang van de Kopseweg. Dit wordt in de huidige situatie ook gebruikt voor het halen en brengen van kinderen.
Het aandeel bezoekers parkeren moet openbaar toegankelijk zijn.
Aangezien de school kleinschaliger wordt dan het huidige gebouw zal er een afname zijn van het aantal benodigde parkeerplaatsen.
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Kopseweg en Ubbergseveldweg vallen beide onder de aangestelde 30 km/h zone.
Deze ruimtelijke onderbouwing betreft een wijziging van het gebruik van bijzondere doeleinden, waaronder begrepen educatieve doeleinden naar voornamelijk maatschappelijke doeleinden en woongebied.
Met betrekking tot de nieuwe bestemmingen kan opgemerkt worden dat deze gezien de ruimtelijke invulling in de naaste omgeving met wonen en opleidingsinstituten als passend kan worden aangemerkt.
Een school/opleidingsinstituut voldoet aan de criteria voor functiemenging. Zij wordt in de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging van de uitgave bedrijven en milieuzonering editie 2009 aangeduid als inrichtingen categorie B, "Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden". Hieraan voldoet de ruimtelijke invulling van het onderhavige plan.
Opgemerkt dient hierover echter nog wel te worden dat de nadere invulling van maatschappelijk gedeelte van het bestemmingsplan zodanig moet zijn vormgegeven dat een eventueel te realiseren schoolplein niet als binnenterrein dient te worden uitgevoerd, maar ten minste aan één zijde dient te grenzen aan de openbare weg.
Deze ruimtelijke onderbouwing betreft een wijziging van het gebruik van bijzondere doeleinden, waaronder begrepen educatieve doeleinden naar voornamelijk maatschappelijke doeleinden en woongebied.
Met betrekking tot de nieuwe bestemmingen kan opgemerkt worden dat deze gezien de ruimtelijke invulling in de naaste omgeving met wonen en opleidingsinstituten als passend kan worden aangemerkt.
Een school/opleidingsinstituut voldoet aan de criteria voor functiemenging. Zij wordt in de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging van de uitgave bedrijven en milieuzonering editie 2009 aangeduid als inrichtingen categorie B, "Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden". Hieraan voldoet de ruimtelijke invulling van het onderhavige plan.
Opgemerkt dient hierover echter nog wel te worden dat de nadere invulling van maatschappelijk gedeelte van het bestemmingsplan zodanig moet zijn vormgegeven dat een eventueel te realiseren schoolplein niet als binnenterrein dient te worden uitgevoerd, maar ten minste aan één zijde dient te grenzen aan de openbare weg.
Conclusie
Het plan kan vanuit een algemeen milieuperspectief als acceptabel worden aangemerkt.
Bedrijvigheid
Bedrijvigheid, in de zin van de Wet milieubeheer, is die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht en als zodanig als inrichting aangemerkt kan worden.
De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten wordt beoordeeld aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen wordt gebruikt voor de milieuzonering in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang.
Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de categorieën SBI 1 en 2, passend is binnen woongebieden. Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toe- gestaan. Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is.
In de naaste omgeving van bestemmingsplanlocatie worden geen activiteiten ontplooid die planinvulling zou kunnen beïnvloeden.
Bodemkwaliteit
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het rapport "Verkennend bodemonderzoek locatie Kopseweg 7, 08-12 1998, adviesbureau CSO, kenmerk 98.AO91".
Uit het bodemonderzoek blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt vooralsnog geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Conclusie
Omdat het rapport ouder is dan 5 jaar zal er ten tijde van het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bouw, een recent bodemonderzoek conform de NEN 5740 plaats moeten vinden. Tevens moet dan geboord worden ter plaatse va het huidige gebouw omdat hieronder nooit grondboringen en analyses hebben plaatsgevonden.
Grondwater/Infiltratie hemelwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Toch is het wenselijk om regenwater zoveel mogelijk in het gebied te laten door het schone regenwater in de bodem te laten infiltreren.
- Waar mogelijk dient conform het convenant Duurzaam bouwen Gelderland '99 gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Dit betreffen bouwmaterialen die geen verspreiding van zware metalen en of organische microverontreinigingen veroorzaken en hierdoor geen nadelige invloed hebben op de bodem en het grondwater. Dat betekent dat er in principe geen koper, brons en zink kan worden toegepast als dakbedekking. Lood moet worden geseald om run-off te voorkomen.
- Er mag geen locale verslechtering optreden van de bodemkwaliteit door infiltratie. De bodemkwaliteit is aan de Achtergrondwaarden die voor dit gebied zijn vastgesteld in Nota Bodembeheer Nijmegen van 2012;
- Voor regenwater van daken geldt dat gebruik gemaakt kan worden van groene wanden/daken voor filtering/berging van regenwater en/of bodempassage;
Conclusie
Indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan in het plan is het zowel ondergronds als bovengronds toegestaan water te infiltreren.
Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder
In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn de geluidsgevoelige functies omschreven. Het bestemmingsplan maakt, binnen de bestemmingen maatschappelijk en woongebied, nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk.
In artikel 74 van de Wet geluidhinder staat hoe groot de zones voor wegverkeer zijn. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De Ubbergseveldweg en Kopseweg, wegen in de nabijheid van de ontwikkeling, zijn wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur.
De nieuwe geluidsgevoelige functies liggen niet binnen de zones voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder. Verder rijdt er op de Ubbergseveldweg en Kopseweg dusdanig weinig verkeer dat deze wegen geen relevante geluidsbelasting op de geluidsgevoelige functies veroorzaken. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening
De uitspraak van de Raad van State gaf aan dat in het bestemmingsplan onvoldoende gemotiveerd was dat de geluidsbelasting in de nieuwe situatie aanvaardbaar zal zijn. In de onderhavige gewijzigde versie van dit bestemmingsplan wordt deze motivering alsnog geleverd.
Ten tijde van de beroepszaken voor het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door adviesbureau LBP. In dit onderzoek wordt de volgende samenvatting gegeven:
De geluidsituatie is onderzocht ten gevolge van de toekomstige school De Klokkenberg met buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf. De beoordelingssystematiek is gehanteerd volgens de zogeheten milieukwaliteitsmaat (methode Miedema). Voor de woning direct naast de school leidt dit tot de beoordeling “tamelijk slecht” en voor een aantal woningen ten zuiden van de Ubbergseveldweg tot de beoordeling “matig”.
Dit kan verbeterd worden naar de beoordeling “redelijk” door toepassing van schermen. Daarmee is de school vanwege geluid inpasbaar in de omgeving vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Opgemerkt wordt dat de school ook zonder de afschermende maatregelen voldoet aan de geluideisen volgens het Activiteitenbesluit Milieubeheer, omdat daarbij het stemgeluid vanaf de inrichting niet wordt meegenomen.
Om een voldoende gemotiveerd besluit te kunnen nemen ten aanzien van de geluidsbelasting (en daarmee ook te voldoen aan de uitspraak van de Raad van State) zijn de volgende wijzigingen opgenomen in dit gewijzigde bestemmingsplan:
Door deze maatregelen krijgt de situatie naar de woningen ten zuiden van de Ubbergeseveldweg de beoordeling “matig”. De situatie voor de woning aan de Ubbergseveldweg 129 krijgt de beoordeling “redelijk”.
Het betreft hier een locatie waar al sinds de jaren '70 een schoolgebouw heeft gefunctioneerd zonder uitzonderlijke overlast. Ook planologisch gezien waren er altijd mogelijkheden om speelvoorzieningen tot op de grenzen van het perceel te realiseren. Gezien deze historische achtergrond en het feit dat we hier te maken hebben met een stedelijke omgeving moeten de beoordelingen van “matig” en “redelijk” als acceptabel aangemerkt worden.
Om deze waarden te behalen zal een geluidsscherm gerealiseerd moeten worden in de groenstrook ten westen van het schoolgebouw. Het scherm zal een afmeting van circa 2 meter hebben. Een scherm van een dergelijke hoogte en met de positionering zoals aangegeven in het akoestisch onderzoek is naar aard en omvang vergelijkbaar met een erfafscheiding. Het scherm is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
De geplande nieuwbouw betreft geen aangewezen gevoelige bestemming en voldoet daarmee ook aan dit aspect.
Algemeen
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's: Bovendien dient, indien daar aanleiding toe bestaat, aandacht te worden besteed aan cumulatie van de groepsrisico's.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven;
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000
dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het
groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden.
Cumulatie
Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's indien binnen het plangebied sprake is van overlapping van risicocontouren.
Ad a)
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een Bevi/BRZO inrichting.
Ad b)
Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) een indicatie met betrekking tot de veiligheidsrisico's.
Voor vervoer over het spoor wordt hiervoor echter uitgegaan van het rapport Externe veiligheid spooromgeving Nijmegen en Wijchen (3 april 2009).
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het "Besluit transport externe veiligheid" zal naar verwachting eind 2013 van kracht worden.
In de nabijheid van het plangebied is één transportas voor vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig, de Nieuwe Ubbergseweg.
Er zijn geen hogedrukaardgastransportleidingen in en in de naaste omgeving van het plangebied aanwezig.
Verantwoording Plaatsgebonden Risico (PR)
In de omgeving van het plangebied ligt op een afstand van 320 meter de Nieuwe Ubbergseweg, De Nieuwe Ubbergseweg is een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen. Tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor Nieuwe Ubbergseweg geen 10-6 plaatsgebonden risico te berekenen.
Het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op dit plaatsgebonden risico van de nieuwe Ubbergseweg wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan.
Verantwoording Groepsrisico (GR)
Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR)
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor de Bevi/BRZO inrichtingen, de spoorlijn, de gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen en het Maas-Waalkanaal verantwoord. Voor de risicobronnen zijn in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012, drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone-indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:
Verantwoording groepsrisico Nieuwe Ubbergseweg
Algemeen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (1500 meter) van een gemeentelijke vervoersas gevaarlijke stoffen, de Nieuwe Ubbergseweg.
Het bestemmingsplan veroorzaakt mogelijk een verhoging van de binnen het invloedsgebied van deze vervoersas aantallen aanwezigen/verblijvenden. Gezien de afstand van 325 meter tot deze vervoersas gevaarlijke stoffen bevindt het plangebied zich buiten de aandachtsgebieden voor een blève en daarmee in zone 3 volgens het bovenstaande overzicht. De invloed zal slechts van zeer beperkte aard zijn.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van een gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). De weg wordt voornamelijk gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter.
Groepsrisico
Het groepsrisico van de vervoersas ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen).
Omdat de ontwikkeling op meer dan 30 meter van de onderscheiden vervoersassen ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand (het maatgevende scenario voor een gemeentelijke vervoersas gevaarlijke stoffen) niet tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal dus nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft).
Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
Conclusie groepsrisico Nieuwe Ubbergseweg
Het groepsrisico met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is rekening houdend met het bovenstaande, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Verantwoording cumulatie groepsrisico's
Het plangebied Nijmegen Oost -1 ligt binnen het invloedsgebieden van slechts één risicobron. Daarom is er met betrekking tot het plangebied geen sprake van cumulatie.
Algehele conclusie Externe Veiligheid
In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten voor de aanwezige risicobron opgevoerd met betrekking tot het plangebied Nijmegen Oost - 1. Uit de afweging blijkt dat het thans ter plaatse aanwezige groepsrisico, nagenoeg nihil is. Dat blijft in de toekomstige situatie ook het geval.
Verantwoording
De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zijn er op voorhand geen bijzondere beperkingen te constateren. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit pand minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen.
Op basis van het huidige plan zijn er op voorhand geen bijzondere beperkingen te constateren.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen; bij verdere uitwerking dient met de bereikbaarheid rekening gehouden te worden.
Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de Nijmeegse Bouwverordening (met van kracht worden van het Bouwbesluit 2012 wordt e.e.a. in het Bouwbesluit geborgd) en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in de ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop vastgelegd in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidagenda 2011-2015. Kernbegrippen hierbij zijn compensatie en adaptatie:
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen de bebouwde en groene structuren. Een goede inpassing van groen bij de terug te bouwen woningen helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Infiltratie van schoon regenwater kan dus het best via bodempassage (afvoer naar aanwezig groen).Ook kunnen verantwoord materiaalgebruik, beperking van de energievraag en een verstandige positionering van functies bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Voor de utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij het terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.
1. De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
2. Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hunnerberg. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
3. Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
4. Grondwater
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
- een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.
Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
5. Riolering/ hemelwater
Riolering
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Kopseweg. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit geldt de eis dat schoon hemelwater niet op het gemend stelsel mag worden aangesloten. Ook in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met hemelwater geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.
Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend bij de omgevingsaanvraag.
Hemelwater
De bestaande situatie omvat ca 2800 m2 aan bebouwd oppervlak . De toekomstige situatie bestaat uit ca 2000 m2 aan mogelijk bouwoppervlak. Er is dus een reductie van 800 m2 verhard oppervlak. De bestemming wordt deels wijzigd in wonen waardoor het aandeel verharding ook verder zal afnemen.
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie
Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
"Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
"Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan bevat geen gebieden en heeft geen externe werking op de gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden.
Conclusie
Het plangebied is gelegen naast de Ecologische Hoofdstructuur. Uit de quickscan blijkt dat het karakter van het plangebied en de aard van de ingreep maken dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Op basis van de quickscan is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingreep in het plangebied gevolgen zijn wat betreft de Flora- en faunawet.
Vogels De groenstructuren (kunnen) worden gebruikt door diverse algemeen voorkomende
soorten (geen jaarrond beschermd nest) als broedlocatie.
- De rooiwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden.
- Indien het niet mogelijk is om voor of na het broedseizoen verstorende
werkzaamheden uit te voeren, dient voorkomen te worden dat er exemplaren
gaan broeden binnen de verstoringscontour van de werkzaamheden of dient
voorafgaande aan deze werkzaamheden gecontroleerd te worden op
broedgevallen. Indien broedgevallen aanwezig zijn binnen de verstoringscontour,
dient gewacht te worden met de werkzaamheden totdat de jonge vogels uitgevlogen zijn.
Zoogdieren De ruimtes achter de boeiplaten kunnen in potentie dienen als vaste verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen.
- Er dient er een nader onderzoek naar vleermuizen plaats te vinden om vast te stellen of vleermuizen gebruik maken van het schoolgebouw (soort en functie).
Flora- en faunawet overig
Binnen het plangebied kunnen diverse Tabel 1 soorten voorkomen.
- Voor Tabel 1 soorten geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen
betreft.
- Ten aanzien van de ingrepen dient (voor alle soorten) de zorgplicht in acht te
worden genomen.
Aanbevelingen en mitigerende maatregelen uit de quick-scan en het vleermuizenonderzoek
moeten worden nageleefd waardoor overtreding van de Flora- en fauna wet wordt voorkomen.
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Conclusie
Het plangebied omvat geen hoofdgroenstructuur. Wel wordt het plangebied omringd door vlakken uit de groenstructuur. Tegenover het plangebied aan de Kopseweg ligt een groenvlak op stedelijk niveau. Aan de zijde de Beekmansdalseweg grenst het plangebied aan het vlakgroen bos. In het plangebied worden de bestemmingen bos en groen toegevoegd. Daarmee is er voldoende rekening gehouden met de groenstructuur.
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
o Optimale inzet van middelen.
o Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
o Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
o Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan gaat het om de Secundaire hoofdbomenstructuur van aan de Ubbergseveldweg.. Het is een bestaande bomenstructuur. Behoud van de structuur wordt doormiddel van het toevoegen van de bestemming groen bestemmingsplantechnisch voldoende geregeld.
Rijksbeleid
Erfgoed speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht naast archeologie ook cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen erfgoed te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen. Bij archeologische rijksmonumenten is de vergunningverlening een bevoegdheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Gemeentelijk beleid
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg, het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Nieuw Beleid Archeologie en de (concept) Nota Cultureel Erfgoed, die in december 2012 voor inspraak door het college is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart en de archeologische beleidskaart zijn de basis voor de inbreng van erfgoed bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het betreffende terrein van basisschool de Klokkenberg aan de Kopseweg 7 valt op de cultuurhistorische beleidskaart onder gebiedstype 3. Dit houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorie een zwaarwegende factor zal zijn. Cultuurhistorische waarden zijn een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van het gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken.
Voor gemeentelijke monumenten in het gebied is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.
Cultuurhistorie terrein Kopseweg 7
Het terrein van Kopseweg 7 is gelegen op de stuwwal. De Romeinen kozen dit hooggelegen gebied al uit als plek voor hun legerplaatsen. Het Kops Plateau, waarop basisschool de Klokkenberg is gelegen, is een bijzondere plek in Romeins Nijmegen. Hier verrees in 12 voor Christus een klein legerkamp. Binnen de gracht stond een commandantswoning van ruim 30 bij 60 meter. Omdat dat uitzonderlijk groot is voor zo'n kleine versterking, denken archeologen dat Nero Claudius Drusus, de toenmalige opperbevelhebber, hier een hoofdkwartier had. Drusus was niet zomaar iemand, hij was de (geadopteerde) zoon van keizer Augustus. Hij werd benoemd tot legercommandant en behaalde al op jonge leeftijd grote successen. In 12 voor Christus voerde hij het bevel over het leger dat tegen de Germanen moest optrekken. Drie jaar later viel hij van zijn paard, brak zijn been en stierf aan de gevolgen. Na zijn dood in 9 voor Christus bleef het fort in gebruik. Tussen 40 en 70 na Christus was er waarschijnlijk een eenheid Bataafse ruiters gelegerd. Er zijn meerdere ruiterhelmen opgegraven die aan die soldaten hebben toebehoord.
Romeins verleden
Aan de overzijde van de locatie Klokkenbergweg lag in Romeinse tijd een enorm gebouw met een open binnenplaats. Het gebouw was ongeveer 170 bij 130 m groot en deed dienst als markthal. Eigenlijk is het een groot plein omgeven door een zuilengang met daarachter rijen winkeltjes. In de winkeltjes en op het plein werd van alles aangeboden: groente, vlees, vis, graan, brood, gebak, kaas, eieren, bier, wijn, aardewerk, schoenen, kleding, stof, houten kommen, lepels, sieraden, manden. De handel stond onder toezicht van de soldaten, ze controleerden de gewichten van de handelaars en patrouilleerden om de orde te handhaven.
Het marktgebouw was het grootste gebouw dat ooit in Romeins Nederland heeft gestaan. Soldaten van het Tiende Legioen bouwden het rond het jaar 100.
Contouren marktgebouw
De Ubbergseveldweg is, de naam zegt het al, lange tijd een veldweg geweest, die liep van Nijmegen naar Ubbergen. Pas toen dit gedeelte van Nijmegen-Oost in de jaren '20 en '30 van de twintigste eeuw als woonwijk bebouwd raakte, wijzigde het gebruik van de weg. Ook werd in dezelfde periode de eerste basisschool de Klokkenberg aan de Ubbergseveldweg gebouwd (1926-1927). In 1970 verhuisde de basisschool naar het huidige gebouw aan de Kopseweg 7. Het voormalige school aan de Ubbergseveldweg is thans gemeentelijk monument.
Conclusie
De cultuurhistorische waarden van het terrein betreft de ligging op de stuwwal en het romeinse verleden van het gebied. De voorgestelde bestemmingsplanwijziging heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarden van het gebied. Wel wordt aanbevolen de romeinse geschiedenis in de nieuwe ontwikkeling zichtbaar te maken.
8.1 Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
8.2 Plangebied
Het plangebied is gelegen op een bijzondere plek. De Romeinen kozen dit hooggelegen gebied al uit voor de aanleg van een legerplaats. Het plangebied ligt in een zone van zeer hoge archeologische waarde, waarde 3 op de archeologische beleidskaart. Op het terrein is in 1970 de reeds gegraven bouwput geinspecteerd. Toen is geconstateerd dat diepere archeologische sporen nog aanwezig waren.
Omdat bij de bouw van de school de Klokkenberg in 1970 er tot een diepte van 1.70m - maaiveld een bouwput is uitgegraven, volstaat bij de bouw van de nieuwe school een archeologische begeleiding (AB onder protocol opgraven) van de graafwerkzaamheden voor de nieuwbouw. Hiervoor dient vantevoren een PvE te worden opgesteld dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Daarnaast dient de sloop van het oude gebouw archeologie-vriendelijk te gebeuren. De aannemer dient vantevoren contact op te nemen met de gemeente Nijmegen om hierover afspraken te maken. De sloop onder maaiveld dient tevens onder archeologische begeleiding plaats te vinden.
8.3 Voorwaarden
Het terrein krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 3 met bijbehorende bestemmingsregels. Doel van deze maatregel is om de archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen aanvragen van een omgevingsvergunning voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op de gevolgen voor het bodemarchief. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
8.4 Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt deel uit van de grondexploitatie "Onderwijshuisvesting, deelplan Kopseweg 7", welke op 24 februari 2010 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.
De grondexploitatie bevat de aankoop en verkoop van grond en gebouwen, sloop- en grondwerk, de inrichting van de nieuwe openbare ruimte en de gemeentelijke plankosten. De ontwikkeling en realisatie van de nieuwbouw van De Klokkenberg vindt voor eigen rekening en risico van het schoolbestuur van De Klokkenberg plaats. Dekking vindt plaats door verkoop van grond voor grondgebonden woningen.
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden. Eventueel te honoreren planschadeclaims komen ten laste van de hierboven genoemde planexploitatie: "Onderwijshuisvesting VGP 1-1-2013 (deelplan Kopseweg 7)".
Voor dit bestemmingsplan is op 24 april 2013 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd in het weekblad "De Brug" en in de "Staatscourant".
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daarbij vooroverleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Het waterschap Rivierenland heeft in haar schriftelijke reactie in het kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg aangegeven akkoord te zijn met het plan.
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
Het onderhavige plan is van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de mede-overheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM-inspectie niet noodzakelijk.