Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018, veegplan 1
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0267.BP0167-0001

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018, veegplan 1 van de gemeente Nijkerk;
  
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0167-0001 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
  
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
1.4 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorgevel, van het hoofdgebouw;
  
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  
1.6 bebouwingspercentage
een in de regels dan wel op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
  
1.7 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  
1.8 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
  
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;
  
1.10 beperkt kwetsbare objecten
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.12 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
  
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
  
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
  
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  
1.20 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
  
1.21 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
  
1.22 gebruiksoppervlakte woonfunctie
de oorspronkelijke vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580
met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor
bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld;
 
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.24 geldend planologische regime
het planologisch kader zoals dat van toepassing was voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018, veegplan 1;
  
1.25 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
  
1.26 geluidgevoelige ruimten
ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2 (artikel 1 Wgh);
  
1.27 gestapelde woning
een woning die zich bevindt in een woongebouw dat bestaat uit twee of meer boven -of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen;
  
1.28 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, dat gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  
1.29 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is die duurzaam door onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan een woongemeenschap of huisgezin voeren;
 
1.30 instelling
formeel gestructureerde organisatie met een bepaalde taak;
  
1.31 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden en de verkoop van goederen plaatsvindt via het internet;
  
1.32 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  
1.33 kwetsbaar object
  1. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
1.34 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  
1.35 monument
object dat op grond van de Erfgoedwet, de gemeentelijke erfgoedverordening, het omgevingsplan of een andere rijks, provinciale of gemeentelijke regeling is beschermd vanwege zijn geschiedenis, schoonheid, belang voor de wetenschap of andere cultuurhistorische waarden;
 
1.36 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
  
1.37 niet-woonactiviteiten aan huis
alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van bijlage bij de regels, bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten), dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;
  
1.38 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
  
1.39 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
  
1.40 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;
  
1.41 ondergeschikte horeca
horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;
  
1.42 onzelfstandige woonruimte
een woonruimte met een eigen toegangsdeur voor de eigen woon(slaap)kamer, maar met gedeelde overige voorzieningen, zoals een keuken met aanrecht en/of sanitair;
 
1.43 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.44 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de bijlagen bij de regels bijlage 1 die van deze regels onderdeel uitmaakt;
  
1.46 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  
1.47 splitsing
het splitsen van één woning of woonlaag in meerdere (on)zelfstandige woonruimtes;
 
1.48 verbeelding
de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018, veegplan 1;
  
1.49 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
  
1.50 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel en de naar de weg gekeerde zijgevels van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.51 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
  
1.52 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
  
1.53 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.54 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
  
1.55 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
  
1.56 wonen
huisvesting waarbij de bewoner(s) van een woning gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen;
 
1.57 woning/wooneenheid
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  
1.58 zelfstandige woonruimte
een woonruimte met een eigen toegangsdeur en eigen voorzieningen die niet met een andere woonruimte of met andere woonruimtes gedeeld wordt.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
  1. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  1. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  1. De breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  1. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  1. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  1. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  1. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 2 van bijlagen bij de regels bijlage 1;
  2. wonen, waarbij het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aantal wooneenheden op het moment van tervisielegging van het ontwerp van deze parapluherziening;
met daarbij behorende:
  1. ondergeschikte detailhandel;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  5. tuinen;
  6. erven;
  7. terreinen;
  8. ontsluitingspaden;
  9. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
  1. detailhandel niet is toegestaan;
  2. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2 de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van luifels mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bedrijfsruimten of bijgebouwen;
  2. het (laten) gebruiken van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. kamerverhuur van een (bedrijfs)woning;
  4. buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag in het gebied, gelegen op minimaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een maximale hoogte van 2,5 meter.
3.4.2 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel is toegestaan, onder voorwaarde dat:
  1. maximaal 40% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 50 m² ondergeschikte detailhandel mag worden gebruikt;
  2. het alleen productiegebonden detailhandel betreft;
  3. ondergeschikte detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren en huishoudelijke artikelen niet is toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken t.b.v. milieucategorie
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 of die volgens de bijlagen bij de regels bijlage 1 van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
3.5.2 Afwegingskader
Een in artikel 3 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging bij beëindiging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen bij algehele beëindiging van de activiteiten in 'Wonen' onder voorwaarde dat:
  1. de wijziging stedenbouwkundig inpasbaar is;
  2. voorzien wordt in voldoende voorzieningen voor parkeren;
  3. bij nieuwbouw in volume en schaal aangesloten wordt op de omliggende bebouwing.
3.6.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden die het plan beoogt te beschermen kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn:
  1. detailhandel, niet zijnde een supermarkt of volumineuze detailhandel;
  2. wonen, uitsluitend op de verdieping in het bestaande aantal woningen danwel het op de verbeelding aangeduide aantal;
  3. wonen op de begane grond, waarbij het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aantal wooneenheden op het moment van tervisielegging van het ontwerp van deze parapluherziening;
  4. in afwijking van het bepaalde onder b en c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de begane grond toegestaan' maximaal één zelfstandige woonruimte op de begane grond toegestaan;
  5. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping niet toegestaan' geen zelfstandige woonruimte op de verdieping toegestaan;
  6. dienstverlenende bedrijven in ten hoogste categorie 1 van bijlagen bij de regels bijlage 1;
  7. horeca(bedrijven) in horecacategorie 1 en 2 danwel in een hogere categorie waar aangeduid op de verbeelding en opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 2;
  8. ateliers;
  9. musea;
  10. kantoren met baliefunctie tot een maximum vloeroppervlak van 150 m², dan wel het bestaande vloeroppervlak indien meer;
  11. maatschappelijke voorzieningen;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - sociaal-cultureel centrum' tevens een sociaal-cultureel centrum, inclusief een theater tot een maximale omvang van 300 m².
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing; 
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen;
  5. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen,
  6. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
4.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  5. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b tot en met artikel 4 lid 2.1 sub e dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de vaststelling van het plan moet worden gehandhaafd.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande (bedrijfs-)) woningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer bedragen mag dan daarbij hierna is aangegeven:
 
bouwwerkenmaximale bouwhoogte
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken10 m
luifels boven bevoorrading5 m
overige luifels4 m
erf- en perceelafscheiding2 m
overige andere bouwwerken3 m
 
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub a, met dien verstande dat dit uitsluitend geldt voor bestaande stegen en niet tot gevolg mag hebben, dat deze bestaande stegen smaller worden dan 1 meter tot de achterzijde van de hoofdbebouwing aan weerszijden; voor zover bestaande stegen nog verder doorlopen mogen deze uitsluitend bebouwd worden in 1 laag tot een hoogte van maximaal 4 meter;
 
4.4.2
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub f;
 
4.4.3
Voordat gebruik gemaakt wordt van de afwijkingsmogelijkheden, zoals aangegeven in artikel 4 lid 4.1 en/of artikel 4 lid 4.2  wordt advies gevraagd aan de daartoe aangewezen adviescommissie, welke (mede) toeziet op het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving, daaronder mede begrepen de aanwezige stegen;
 
4.4.4
Burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen, indien zij dit nodig acht voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving, daaronder mede begrepen de aanwezige stegen.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bedrijfsruimten of bijgebouwen;
  2. het (laten) gebruiken van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. kamerverhuur van een (bedrijfs)woning;
  4. het gebruik van de gronden als terras voor horecadoeleinden zonder een hiervoor afgegeven vergunning;
  5. onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.
4.5.2 Parkeernormen
Parkeren ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen gronden en bebouwing dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 of diens opvolger.
 
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Wijziging horecacategorie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub g en toestaan, dat horecabedrijven worden toegelaten in ten hoogste categorie 3, mits dit horecabedrijf goed inpasbaar is in de (directe) omgeving, hiertoe de benodigde onderzoeken zijn overlegd en voorzien is in een kostenverhaalsovereenkomst.
 
4.6.2 Nieuwvestiging van bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 en toestaan, dat nieuwe bedrijvigheid in ten hoogste categorie 1 van de Staat van inrichtingen worden toegestaan met dien verstande dat:
  1. dit uitsluitend is toegestaan ter vervanging van bestaande detailhandelsvestigingen, horecabedrijven of kantoren;
  2. voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein dan wel in het omliggende openbaar gebied;
  3. de bedrijvigheid milieutechnisch inpasbaar is en dit middels onderzoek is aangetoond;
  4. met de gemeente een kostenverhaalsovereenkomst is gesloten.
4.6.3 Nieuwvestiging van horeca
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub g en toestaan, dat nieuwe horecabedrijven worden toegestaan met dien verstande dat:
  1. dit uitsluitend is toegestaan ter vervanging van bestaande detailhandelsvestigingen, bedrijven of kantoren;
  2. horecabedrijven worden toegestaan tot maximaal categorie 3 van bijlagen bij de regels bijlage 2;
  3. voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein dan wel in het omliggende openbaar gebied;
  4. de horecagelegenheid milieutechnisch inpasbaar is en dit middels onderzoek is aangetoond;
  5. met de gemeente een kostenverhaalsovereenkomst is gesloten.
4.6.4 Afwijken t.b.v. milieucategorie voor bedrijven
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub f en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in of die volgens de bijlagen bij de regels bijlage 1 van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, niet zijnde een supermarkt of volumineuze detailhandel;
    alsook ondergeschikte en daarbij behorende:
    1. dienstverlening;
    2. horeca;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
5.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bedrijfsruimten of bijgebouwen;
  2. het (laten) gebruiken van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. kamerverhuur van een (bedrijfs)woning.
5.4.2 Parkeernormen
Parkeren ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen gronden en bebouwing dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 of diens opvolger.
 
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijziging bij beëindiging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen bij algehele beëindiging van de activiteiten in 'Wonen' onder voorwaarde dat:
  1. de wijziging stedenbouwkundig inpasbaar is;
  2. voorzien wordt in voldoende voorzieningen voor parkeren;
  3. bij nieuwbouw in volume en schaal aangesloten wordt op de omliggende bebouwing.
5.5.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden die het plan beoogt te beschermen kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 6 Maatschappelijk
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' ten behoeve van een zorginstelling;
  3. ondergeschikte horeca;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
6.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  5. in afwijking van het bepaalde onder b mag de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  6. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding rijksmonument', geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub b tot en met artikel 6 lid 2.1 sub e dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan moet worden gehandhaafd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan het aangegeven percentage.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid;
6.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub g, met dien verstande dat:
  1. advies wordt gevraagd aan de daartoe aangewezen adviescommissie, welke (mede) toeziet op het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving;
  2. Burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen, indien zij dit nodig acht voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van gebouwen voor maatschappelijke functies of bijgebouwen;
  2. het (laten) gebruiken van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. kamerverhuur van een (bedrijfs)woning.
6.5.2 Parkeernormen
Parkeren ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen gronden en bebouwing dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 of diens opvolger.
 
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
 
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten, pleinen en paden met een verblijfsfunctie;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens voor bijgebouwen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen voor zover het betreft garageboxen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  4. water;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
8.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn bijgebouwen toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,50 m mag bedragen.
 
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als terras voor horecadoeleinden zonder een hiervoor afgegeven vergunning;
  2. Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.
Artikel 9 Wonen
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het bestaande aantal woningen met dien verstande dat waar op de verbeelding ‘maximum aantal wooneenheden’ staat vermeld het maximum aantal wooneenheden is toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  3. de goothoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  4. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c en d mogen de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 sub c tot en met artikel 9 lid 2.1 sub e dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan moet worden gehandhaafd.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de gezamenlijke oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 m bedragen;
  8. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 sub f, met dien verstande dat:
  1. advies wordt gevraagd aan de daartoe aangewezen adviescommissie, welke (mede) toeziet op het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving;
  2. Burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen, indien zij dit nodig acht voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bijgebouwen;
  2. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf;
  3. het (laten) gebruiken van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. kamerverhuur van een woning.
9.5.2 Parkeernormen
Parkeren ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen gronden en bebouwing dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 of diens opvolger.
 
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 ten behoeve van het gebruik voor niet-woonactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
  1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit;
  2. de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden al bij recht toegestaan zijn;
  3. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
  4. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
  5. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
  6. een seksinrichting is niet toegestaan;
  7. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
  8. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  9. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
  10. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
  11. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
  12. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
9.6.2 Afwegingskader
Een in artikel 9 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in de bodem dan wel de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
 
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering en/of;
    2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 2': 250 m² en 0,4 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 5': 1.000 m² en 0,4 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 6': 1.000 m² en 0,3 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 9': 50 m² en 0,5 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 10': 100 m² en 0,3 m;
    3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
  1. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod
Ter plaatse van de in artikel 10 lid 1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische beleidskaart;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 10 lid 4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
10.4.3 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 10 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
    • 'specifieke vorm van waarde - 2': 250 m2 en 0,4 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 5': 1.000 m2 en 0,4 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 6': 1.000 m2 en 0,3 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 9': 50 m2 en 0,5 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 10': 100 m2 en 0,3 m;
  2. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  3. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.4.4 Procedure
Bij een uitwerking van dit plan zijn de procedureregels als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
 
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 10 lid 1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden in het gebied.
 
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de voorgevel dient in de naar de (openbare) weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  2. de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan moet worden gehandhaafd;
  3. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°;
  4. het bepaalde onder a tot en met c is niet van toepassing op hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken met cultuurhistorische waarden gelden de volgende regels:
  1. de hoofdvorm, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan moet worden gehandhaafd;
  2. bij herbouw geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het hoofdgebouw.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11 lid 2, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden. Daartoe kunnen Burgemeester en wethouders nadere eisen stellen, indien zij dit nodig acht voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand en zijn omgeving.
 
11.3.2 Advies
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11 lid 3.1 wordt niet eerder verleend dan nadat het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft gevraagd aan een deskundige commissie op het gebied van cultuurhistorie.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken op de in artikel 11 lid 1 bedoelde gronden te slopen.
 
11.4.2 Toelaatbaarheid
Het slopen waarvoor het verbod, zoals genoemd in artikel 11 lid 1 geldt, is slechts toelaatbaar, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk zal worden gebouwd.
 
11.4.3 Uitzonderlijk verbod
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 4.1 is vereist voor:
  1. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  2. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  3. voor zover sprake is van sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.
11.4.4 Advies
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11 lid 4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft gevraagd aan een deskundige commissie op het gebied van cultuurhistorie.
3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 13 Algemene bouwregels
Afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die zijn toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime, mogen gehandhaafd worden.
 
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
14.1 Bed & Breakfast
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken ten aanzien van het toestaan van bed & breakfast, indien voldaan wordt aan de navolgende eisen:
  1. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
  2. de bed & breakfast voorziening dient in functionele zin een ondergeschikte activiteit te zijn;
  3. de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling, maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  4. bed & breakfast mag aan maximaal 6 personen worden aangeboden;
  5. parkeren door bewoners en gasten vindt uitsluitend plaats op eigen terrein;.
  6. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
14.2 Algemene afwijkingen
14.2.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat deze worden verhoogd met maximaal 1,5 meter;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
    4. mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  8. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  9. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
14.2.2 Afwegingskader
Een in artikel 14 lid 2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
14.3 Splitsen hoofdgebouw
 
14.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestaande aantal woningen/wooneenheden ten behoeve van het splitsen van een hoofdgebouw, mits wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 14 lid 3.2 tot en met artikel 14 lid 3.8 en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -bebouwde grond uitgesloten' de afwijkingsbevoegdheid niet voor de begane grond kan worden toegepast.
 
14.3.2 Spreiding
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 wordt niet verleend indien hierdoor in meer dan 15% van de hoofdgebouwen in één straat sprake is van splitsing van hoofdgebouwen in (on)zelfstandige woonruimten.
 
14.3.3 Parkeernormen
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 kan uitsluitend worden verleend indien parkeerruimte wordt aangebracht zoals bepaald in de Nota Parkeernormen 2014, danwel de op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende opvolger van die Nota.
 
14.3.4 Monumenten
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. de splitsing geen gevolgen heeft voor de cultuurhistorische kwaliteiten van het betreffende pand;
  2. vooraf aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies is gevraagd.
14.3.5 Nabije functies
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 kan uitsluitend worden verleend indien aangetoond is dat niet-woonfuncties in hetzelfde gebouw en in andere gebouwen in de omgeving voor wat betreft de aspecten:
  1. bedrijven en milieuzonering;
  2. geluidhinder van omliggende inrichtingen (functies) en (spoor)wegen;
  3. geurhinder van omliggende functies;
  4. externe veiligheid.
niet door de woningsplitsing worden belemmerd.
 
14.3.6 Entree en bergingen van (on)zelfstandige woonruimte
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 kan uitsluitend worden verleend indien de (on)zelfstandige woonruimte beschikt over:
  1. een eigen, eventueel met andere (on)zelfstandige woonruimte gedeelde, entree, niet zijnde de entree van de winkel, de horecagelegenheid of van een andere niet-woonfunctie in dat gebouw;
  2. een bergruimte van minimaal 5 m², waarin in ieder geval fietsen en kliko's gestald kunnen worden, danwel aangetoond dient te worden dat stalling en berging op een andere wijze voldoende is geborgd.
14.3.7 Specifieke eisen zelfstandige woonruimte
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 voor een zelfstandige woonruimte kan uitsluitend worden verleend indien:
  1. de minimale gebruiksoppervlakte 50 m² per zelfstandige woonruimte bedraagt;
  2. het maximaal aantal woonruimtes bij splitsing per pand nooit meer dan 8 zelfstandige woonruimtes bedraagt.
14.3.8 Specifieke eisen onzelfstandige woonruimte
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 voor een onzelfstandige woonruimte kan uitsluitend worden verleend indien: 
  1. de minimale gebruiksoppervlakte 25 m² per onzelfstandige woonruimte bedraagt, met dien verstande gemeenschappelijke ruimten (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke woonkamer), naar rato mogen worden toegedeeld;
  2. het maximaal aantal woonruimtes bij splitsing per pand nooit meer dan 6 onzelfstandige woonruimtes bedraagt;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b sprake is bij transformatie van een groter pand, een hoger aantal onzelfstandige woonruimtes toelaatbaar indien dit uit het oogpunt van leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit aanvaardbaar is.
14.3.9 Afwijken van voorgaande bepalingen
In afwijking van het bepaalde in artikel 14 lid 3.2, artikel 14 lid 3.7 en artikel 14 lid 3.8 kan het bevoegd gezag indien sprake is van woningsplitsing van een monument, een beeldbepalend pand of indien de bouwkundige constructie van het te splitsen pand dit vereist, afwijken van de bepalingen gesteld ten aanzien van:
  1. de spreidingsnorm, tot ten hoogste 20%;
  2. de minimale gebruiksoppervlaktes van (on)zelfstandige woonruimtes, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven gebruiksoppervlaktes;
  3. het maximum aantal (on)zelfstandige woonruimtes, tot ten hoogste 1 extra (on)zelfstandige woonruimte;
mits aangetoond is dat voldaan wordt aan de bepalingen in lid 3.2.3 tot en met 3.2.6.
 
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
 
15.2 Afwegingskader
15.2.1 Algemene afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 15 lid 1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden die het plan beoogt te beschermen kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
15.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in artikel 15 lid 2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.
 
Artikel 16 Overige regels
16.1 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
16.2 Administratieve bepaling
In aanvullend op het geldende planologische regime gelden voor het gehele plangebied de aanvullende bepaling:
  1. Voor wat betreft bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten van het 'Bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018' wordt verwezen naar de als bijlagen bij de regels bijlage 1 bij het voorliggende bestemmingsplan gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2).
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018, veegplan 1.