direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Spaanse Leger
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0062-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft het gebied Het Spaanse Leger, gelegen aan de zuidoostzijde van de kern Nijkerk (aangegeven met een vlak in onderstaande afbeelding en bijgevoegd als Bijlage 1). Het gebied ligt ingeklemd tussen de Barneveldseweg, de Amersfoortseweg en het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0001.jpg"

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Het Spaanse Leger" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0267.BP0062-0002);
  • planregels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Planologisch-juridische regeling

1.3.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied 1975, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 augustus 1975, gedeeltelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1983.

Het gebied heeft overwegend een agrarische bestemming. Een aantal bedrijfsfuncties zijn middels herziening van het bestemmingsplan toegestaan. Voor het tuincentrum aan Het Spaanse Leger 1 is een apart bestemmingsplan opgesteld (Partiële herziening Tuincentrum Het Spaanse Leger).

Deze bestemmingsplannen komen door het voorliggende bestemmingsplan te vervallen. Het bestemmingsplan Buitengebied 1975 is in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog andere aanvullende juridische regelingen kunnen gelden, die in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.

1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op het actualiseren van de bestaande situatie, rekening houdende met de kenmerken van het gebied. Het gebied heeft zich ontwikkelt van een agrarisch gebied naar een overgangsgebied tussen de kern en het landschap, waar alleen de agrarische activiteiten naar de achtergrond zijn verdwenen en nog slechts hobbymatig dieren worden gehouden. Formeel behoort het gebied tot de bebouwde kom van Nijkerk. Kenmerkend voor het gebied is nu het open landschap in combinatie met wonen, enkele bedrijven en een tuincentrum veelal gerelateerd aan landbouw/ tuinderij. De kracht van dit gebied is gelegen in deze combinatie. Dit uitgangspunt vormt de basis voor het voorliggende bestemmingsplan hetgeen verder is beschreven in paragraaf 3.4.

Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.4 Opbouw toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een korte beschrijving gegeven van het ontstaan en de huidige opbouw van Nijkerk. Een beschrijving van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen staat beschreven in hoofdstuk 4. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid neergelegd in hoofdstuk 6, sluit deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In deze structuurvisie zijn alleen uitspraken opgenomen die een specifiek nationaal ruimtelijk belang dienen of die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. Het Rijk is vooral verantwoordelijk voor ruimtelijke functies waarmee de concurrentiepositie van Nederland wordt versterkt, voor de bescherming van het land tegen het water en voor de belangrijkste elementen van de infrastructuur (verkeer en energievoorziening). Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ruimtelijke beleid met betrekking tot wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, het groen, het water en de recreatie. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het Rijk.

Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét Rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van het Waterschap Vallei en Veluwe in de waterparagraaf meegenomen.

2.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie (Streekplan Gelderland, 2005)

De Provincie Gelderland heeft haar ruimtelijke beleid vastgelegd in de provinciale structuurvisie, voorheen Streekplan Gelderland 2005. Deze structuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het Gelderse ruimtelijk beleid en is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0002.png"

Weergave van het plangebied

Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het stedelijk gebied van de gemeente Nijkerk een regionaal centrum. Een deel van het plangebied valt in het bebouwd gebied, het grootste deel valt er buiten.

Daarnaast valt de kern Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen. Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Eén van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra. Voor de kern Nijkerk ziet de provincie nadrukkelijk een ruimtelijke relatie met Amersfoort. Verdere ondersteuning en intensivering van die relatie is wenselijk voor wat betreft het openbaar vervoer, de onderlinge afstemming van de verstedelijkingsopgave en de open groene ruimte tussen Nijkerk en Amersfoort. Tegen deze achtergrond acht de provincie voor Nijkerk een regionale functie voor wonen en werken op zijn plaats.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend plan is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan Het Spaanse Leger doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.

Ruimtelijke verordening Gelderland

Op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Op Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening. Op 19 december 2012 volgde een tweede herziening. Deze herzieningen zijn verwerkt in de huidige ‘geconsolideerde versie’; dit is de oorspronkelijke RVG met de goedgekeurde wijzigingen uit de eerste herziening daarin opgenomen.

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. 

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

De ruimtelijke verordening Gelderland is van toepassing op de volgende onderwerpen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/-parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

Het plangebied is aangemerkt als gebied waar 'nieuwe bebouwing buitengebied'.

Nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken kan onder voorwaarden worden toegestaan (art. 2.3).

Ten aanzien van detailhandel wordt het volgende in de Verordening aangegeven:

  • In een bestemmingsplan gaan nieuwe locaties voor detailhandel niet ten kosten van de bestaande detailhandelsstructuur (art. 23.1).
  • In een bestemmingsplan wordt vestiging van grootschalige detailhandelvoorzieningen
    alleen binnenstedelijk of perifeer, buiten bestaande dan wel bestemde winkelgebieden, toegestaan (art. 24.1). In aanvulling op het bepaalde in 24.1 kunnen grootschalige detailhandelsvoorzieningen slechts op perifere locaties worden toegestaan, indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen - volumineuze goederen - en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn.

Het plangebied is niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen. Het plangebied is niet gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen gebieden die door de provincie zijn aangeduid als zijnde waardevol landschap. Overige onderwerpen zijn niet aan de orde binnen het plangebied.

Omgevingsvisie Gelderland (Ontwerp)

De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De provincie heeft twee doelen gedefinieerd voor een toekomstbestendig Gelderland. Doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

1. een duurzame economische structuurversterking,

2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Nijkerk in de Regio Food Valley

Nijkerk valt in de Regio Food Valley. Food Valley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Karakteristiek voor Food Valley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving.

Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030

De Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de binnenstad is een aparte visie gemaakt. In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente. Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. 

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0003.png"

Het plangebied is een overgangsgebied tussen de kern en het landschap en wordt in de structuurvisie aangemerkt als beleefbaar open landschap veenontginningen gecombineerd met stedelijke functies. Het gebied betreft een aandachtsgebied waarbij landschappelijke versterking (bij nieuwe ontwikkelingen) de ambitie is.

Aandachtsgebieden zijn gebieden waar binnen het kader van de structuurvisie geen grote plannen of ingrepen voorgesteld worden. Voor een aandachtsgebied geldt onder andere dat verdere verrommeling van het gebied ongewenst is en dat als eis voor particuliere ontwikkelingen wordt gesteld dat het landschap wordt versterkt en verrommeling wordt tegengegaan. Uitplaatsing van bedrijven en bedrijfsbeëindiging behoort tot de mogelijkheden, maar ook aanplant van landschappelijke elementen kan wenselijk zijn.

Welstandsnota (2012)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze welstandsnota bestaat uit een ruimtelijke atlas en een welstandskaart. De atlas fungeert als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijke toetsinstrument.

Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.

Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar bestaand beleid.

Op de welstandskaart is te zien dat Het Spaanse Leger valt onder een beperkt welstandsregime. Dit houdt in dat het gebouw of object alleen in relatie tot de omgeving getoetst wordt, de stedenbouwkundige benadering. Voor dit welstandregime doet het bestemmingsplan in de regel uitspraken over oppervlakte en hoogte van de bebouwing, zonder in te gaan op de ruimtelijke vormgeving. Een beperkt welstandsregime beperkt zich tot de volgende aspecten:

  • het aansluiten bij de ruimtelijke structuur van de omgeving: open, half open of gesloten verkaveling;
  • het reageren op de bebouwing aan laan, straat of plein of in bouwblok: vrijstaand, twee aaneen gebouwd, in rijen, grondgebonden of gestapeld;
  • het handhaven of versterken van de specifieke kenmerken van het gebied: stedelijk, suburbaan, dorpsachtig of landelijk;
  • de vormgeving van de overgang tussen openbaar en privé gebied: haag, hek of muur.

Bij eventueel grote(re) projecten is hier juist een sterkere regie gewenst door middel van bijvoorbeeld beeldkwaliteitplannen en supervisie.

Beleidsnota cultuurhistorie

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.

Beleidsvisie externe veiligheid

Samen met de andere Gelderse gemeenten is naar aanleiding van het aangescherpte Rijksbeleid een Programma Uitvoering Externe Veiligheid opgesteld waarin is afgesproken dat elke gemeente eind 2010 uitvoering kan geven aan haar wettelijke taak. De beleidsvisie externe veiligheid voorziet hierin.

De beleidsvisie heeft als doel het in evenwicht brengen van het spanningsveld tussen de aanwezigheid van risicobronnen enerzijds, en de wens tot ruimtelijke ontwikkeling/intensivering anderzijds. De gemeentelijke inzet is gericht op het bieden van een veilige leefomgeving aan haar inwoners. De beleidsvisie is een aanzet om tot een uitvoeringspraktijk te komen waarin externe veiligheid die plaats krijgt die het verdient. De beleidsvisie dient als leidraad bij het maken van ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. Uit een risico inventarisatie die voor deze beleidsvisie is uitgevoerd blijkt dat zich in en nabij het plangebied gasleidingen bevinden. Ook vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over zowel de weg als het spoor. Deze bronnen veroorzaken geen belemmeringen voor het plangebied. In paragraaf 4.11. wordt dit nader toegelicht.

Notitie niet woonactiviteiten aan huis

Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

Detailhandelsbeleid 2013+

Het detailhandelsbeleid zoals opgenomen in deze nota vormt een uitwerking van de ontwikkelingsrichting voor detailhandel, zoals verwoord in de Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelakken 2030 en de Binnenstadsvisie Nijkerk. De gemeente zet in op verscherping van bestaand beleid. Het antwoord op de verwachte overbodigheid van winkeloppervlak bestaat uit het terugdringen en concentreren van verspreide bewinkeling, versterking van de kernwinkelgebieden en clustering van GDV/ PDV op bedrijventerreinen. Nijkerk kiest voor een defensief kaderstellende rol voor wat betreft verspreide bewinkeling buiten de concentratiegebieden. Dit betekent dus consolideren en afbouwen. Uitbreiding en vestiging van nieuwe detailhandel is hier niet toegestaan.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten.

Over het plangebied wordt niet iets specifieks vermeld. Het plangebied is een overgangsgebied tussen stad en buitengebied, van bebouwd naar onbebouwd gebied. Overgangsgebieden bepalen in grote mate de beleving van het landelijk gebied in de stadsrand en de toegankelijkheid van de stad naar het buitengebied. Deze overgangen zijn waardevol en het is gewenst deze overgangen te verbeteren om zo het landelijk gebied beter beleefbaar te maken. Bij uitbreidingen, aanpassingen of vernieuwingen in de stadsrand wordt aanbevolen om openheid te behouden, rekening te houden met het landschap en gebruik te maken van gebiedseigen en landschappelijke beplantingen.

Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (2011)

Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.

De ambitie van de gemeente luidt als volgt: "Nijkerk heeft de ambitie om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving, waarbij de drie kernen ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven". Het voorliggende bestemmingsplan is een vertaling van de actuele situatie en doet geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.

Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

Waterplan (2006)

Het waterplan Nijkerk is gezamenlijk opgesteld door de gemeente Nijkerk, het Waterschap Vallei & Eem en het Waterschap Veluwe (nu gefuseerd tot waterschap Vallei en Veluwe). In het waterplan geven de gemeente en de waterschappen hun gezamenlijke visie op de toekomst van het water in Nijkerk. Deze visie is uitgewerkt tot een uitvoeringsprogramma met maatregelen voor de periode 2007- 2011. De visie geeft aan de hand van een zestal thema's aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn:

  • samenwerken aan water en ruimte

De samenwerking tussen gemeente en waterschap zal op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen worden verbeterd. Zo zal er genoeg ruimte voor water gerealiseerd moeten worden in de uitbreidingsgebieden en worden er afspraken gemaakt over de uitvoering van de watertoets;

  • voort met afkoppelen

Afkoppelen van hemelwater geldt voor gebouwen en verhard oppervlak, waardoor het riool niet onnodig wordt belast met regenwater. Nijkerk heeft al vrij veel ervaring met afkoppelen in bestaand stedelijk gebied. De gemeente en waterschap gaan aangeven wanneer en onder welke randvoorwaarden er dient te worden afgekoppeld. Ook worden particulieren en bedrijven beter betrokken bij afkoppelen;

  • aanpak grondwaterproblematiek

De gemeente zal de komende jaren onder andere een actievere rol gaan spelen bij het oplossen van grondwateroverlast in stedelijk gebied;

  • verbeteren waterkwaliteit en ecologie

De gemeente en de waterbeheerders willen extra aandacht besteden aan het verbeteren van de lokale waterkwaliteit. Het streven is bijvoorbeeld om ca. 50% van de oevers van een nieuwbouwwijk natuurvriendelijk in te richten;

  • bevorderen gebruik en beleving van water

Water dat goed wordt ingericht, is aantrekkelijk om naar te kijken, langs te wandelen en te fietsen, of in te spelen. Het kan een kwaliteit toevoegen aan de woon- of werkomgeving. Het beheer en onderhoud van watergangen wordt geïntensiveerd, daarbij is de intentie om daar waar mogelijk samen te werken met scholen. De mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie op en langs het water (zoals kanoën, wandelen, fietsen) worden, waar mogelijk, uitgebreid;

  • water en vuur

De brandweer heeft actief meegewerkt aan het waterplan Nijkerk zodat het water ook als bluswatervoorziening gebruikt kan worden.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt omgegaan in het plan.

Nota bodembeheer regio De Vallei (2012)

Met de gemeenten in de regio De Vallei (Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen) is nieuwe bodembeleid opgesteld in de vorm van Nota Bodembeheer regio De Vallei. Doelstelling van deze nota is Duurzaam bodembeleid, waarbij grondverzet op een milieuhygiënisch verantwoorde en kostenefficiënte wijze mogelijk is. Hierbij geldt als nevendoel dat vrijkomende grond zoveel als mogelijk hergebruikt wordt. De nota geeft voorts specifiek aan op welke wijze invulling wordt gegeven aan de kaders/regels vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Door die invulling wordt de gegeven ruimte benut voor praktische toepassing zoals vrijstelling bodemonderzoek en nuttig hergebruik (licht-)verontreinigde grond.

Bodemkwaliteitskaart regio De Vallei (2011)

Doel van de bodemkwaliteitskaart is het vaststellen van de algehele bodemkwaliteit van het Beheersgebied (de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen), zodat op basis van de bodemkwaliteitskaart het grondverzet plaats kan vinden binnen de regels en richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit. Er is een ontgravingskaart en een toepassingenkaart. De ontgravingskaart geeft de bodemkwaliteit in klassen weer op het moment dat de grond ontgraven wordt. De toepassingenkaart, samengesteld uit de bodemfunctie en de ontvangende bodemkwaliteit, geeft de toepassingseis weer bij het toepassen van grond of bagger. Voor de bovengrond geldt een dubbele toetsing waarbij de strengste eis van de bodemfunctiekaart en de ontvangende bodemkwaliteit de toepassingseis in de toepassingenkaart bepaalt. Onderstaand een deel van de toepassingenkaart. De kaart voor de ondergrond en de bovengrond vertonen geen verschillen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0005.png"

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Plangebied en omgeving

Het gebied kenmerkt zich als een stadsrandgebied. Het gebied is ingesloten door infrastructuur en daardoor relatief geïsoleerd van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0006.png"

Het noordelijke deel van het gebied is relatief dicht bebouwd, met in het centrum daarvan een open gebied. Hier is een mix van wonen en werken aanwezig. Het zuidelijk deel heeft een meer agrarisch karakter. De woningen zijn merendeels burgerwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0008.jpg"

Doordat het gebied zo ingesloten ligt tussen spoor en wegen heeft het een eigen dynamiek gekregen. Het van oorsprong agrarische gebied neemt een bijzondere positie in binnen het stedelijke gebied van Nijkerk. Deze positie is grotendeels bepaald door het moment waarop de spoorlijn een fysieke barrière werd. Latere aanpassingen aan omliggende wegen hebben dit effect versterkt. Zo is er een intern gericht gebied ontstaan, waarin de gebruikers op een eigen wijze met de tijd zijn meegegaan. Ondanks het feit dat het terrein in het noorden en westen steeds meer door woonwijken is omsloten, is er nauwelijks een verbinding met deze gebieden ontstaan. Zo is langzamerhand het agrarisch gebied ingehaald door de stad en omgevormd tot een randstedelijke zone. De functies in het gebied hebben een bijbehorende uitstraling. De belangrijkste uitzonderingen hierop zijn het tuincentrum (Het Spaanse Leger 1) en de groothandel in ruitersportartikelen, trailers, aanhangers en tuinmachines (Jan Plassensteeg 18/18a/18b). Deze functies zijn grootschalig opgezet in vergelijking met de rest van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0009.jpg"

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan het stedelijk gebied van Nijkerk. Aan de overzijde van de spoorlijn begint het buitengebied rondom Nijkerk.

3.2 Huidige gebruik

Het gebruik van Het Spaanse Leger is gedeeltelijk intensief en vrij divers. Hoewel het gebied overwegend een agrarische bestemming heeft, is dit gebruik niet of nauwelijks aanwezig. Het terrein is onder te verdelen in twee delen.

Het noordelijke deel van het terrein kent een relatief onsamenhangende concentratie van verschillende soorten bebouwing en functies rond de Jan Plassensteeg. Dit heeft meerdere redenen. Rond 1850 is de spoorlijn tussen Amersfoort en Nijkerk aangelegd. De oorspronkelijke verkaveling die parallel aan de Amersfoortseweg liep, is hiermee doorsneden. De Jan Plassensteeg kreeg als gevolg hiervan een bocht van 90 graden en komt nu loodrecht op de Jan Tijmensteeg uit. Hierdoor is de bebouwing langs de Jan Plassensteeg veel dichter op elkaar komen te liggen dan in de oorspronkelijke strokenverkaveling het geval is. Daarnaast zijn er als gevolg van de spoorlijn ook diverse restkavels ontstaan die niet meer agrarisch gebruikt konden worden. Deze gebieden hebben zich in de loop der tijd meer en meer gevuld met (woon)bebouwing en (ander) restgebruik. Tot slot is in de agrarische sector meer en meer sprake van een schaalvergroting. Het gebrek aan een groot aaneengesloten stuk grond heeft het toekomstperspectief van agrarische bedrijven ook belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0010.jpg"

Het zuidelijk deel van het terrein heeft een veel lagere bebouwingsdichtheid. De oorspronkelijke verkavelingsstructuur is hier intact gebleven. Aan de Jan Tijmensteeg zijn aan weerszijden diverse (voormalige) agrarische bedrijven gevestigd. Eén bedrijf heeft ook een ontsluiting aan de Amersfoortseweg. In de meest zuidelijke punt is nog een aantal woningen gelegen die via een ventweg ontsloten worden op de Amersfoortseweg. Ook in dit gedeelte is de agrarische functie echter grotendeels verdwenen.

Het gevolg van de hiervoor beschreven ontwikkelingen is dat er in Het Spaanse Leger een divers gebruik is ontstaan. Naast het wonen kent het terrein onder andere een tuincentrum, handel in ruitersportartikelen, verkoop van aanhangwagens , paardentrailers, tuinmachines en auto´s en hoveniersbedrijven en diverse kleinschalige ´bedrijven/kantoren aan huis´. Niet alle aanwezige bedrijvigheid is in overeenstemming met het huidige bestemmingsplan.

3.3 Wegenstructuur

Voor Het Spaanse Leger leidt het bestaande gebruik tot enkele problemen. Doordat het terrein geen onderdeel is van de hoofdstructuur van de stad, is de ontsluiting problematisch (geworden). Dit betreft zowel de bereikbaarheid van het gebied als de interne ontsluiting en geldt voornamelijk voor het noordelijke deel. Het vele verkeer van en naar het tuincentrum levert soms een onveilige situatie op. De ontsluiting van bedrijven en woningen aan de Jan Plassensteeg is te smal en onvoldoende om het verkeer op een goede en veilige wijze af te wikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0011.jpg"

Maar ook aan de zuidzijde zijn er problemen. De bebouwing langs de Amersfoortseweg heeft door het schaalverschil een onduidelijke aansluiting op deze weg. Het achterliggende terrein dat via de Jan Tijmensteeg wordt ontsloten kent tenslotte ook beperkingen, aangezien deze smalle ´steeg´ alleen toegestaan is voor doorgaand fietsverkeer, wat zich op de weg mengt met het bestemmingsverkeer voor de woningen in dit gebied.

De spoorwegovergang in de Amersfoortseweg ter hoogte van het plangebied wordt in de toekomst ondertunneld. Hiervoor wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

3.4 Planbeschrijving

Het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan is de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan verwerkt voor zover het bestaand beleid betreft. Daarnaast wordt het beleid dat in de afgelopen periode is ontwikkeld opgenomen. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande toestand op het moment van de eerste tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de bestaande functies zoveel mogelijk worden gerespecteerd in passende bestemmingen. Vanuit de vigerende bestemmingen (agrarisch) wordt hierbij uitgegaan van land- en tuinbouw gerelateerde bedrijvigheid. De bestaande hoofdvormen en plaatsing van hoofdgebouwen zijn zoveel mogelijk vastgelegd in bouwvlakken. Dit leidt tot een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan. Er worden fysiek geen nieuwe bedrijven aan het gebied toegevoegd of nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Agrarisch

De binnen het plangebied aanwezige agrarische gronden zijn als zodanig bestemd.

Bedrijf

De twee binnen het plangebied gelegen hoveniersbedrijven zijn vanuit hun relatie met land- en tuinbouw positief bestemd. Het garagebedrijf is als zodanig bestemd aangezien deze vergund is. De groothandel in ruitersportartikelen, trailers, aanhangers en tuinmachines (Jan Plassensteeg 18/18a/18b) heeft eveneens een bedrijfsbestemming gekregen overeenkomstig de vigerende bestemming.

Detailhandel

Binnen het plangebied is één grootschalige detailhandelsvestiging (tuincentrum) positief bestemd, conform vigerend BestemmingsplanBuitengebied, Partiële herziening 'Tuincentrum Het Spaanse Leger'. Deze vestiging betreft grootschalige detailhandel die vanwege specifieke ruimtelijke eisen (oppervlakte bebouwing en buitenruimte) moeilijk inpasbaar is in het bestaand winkelcentrumgebied. Het karakter van de handelswaren sluit aan bij de landelijke uitstraling van dit 'overgangsgebied' van de kern Nijkerk naar het buitengebied. Met de ligging aan de zuidrand van de kern is deze vestiging ook goed bereikbaar vanuit de zuidelijk gelegen dorpen.

Wonen

Bestaande woningen zijn gedetailleerd bestemd. Het combineren van wonen en werken door een gedeelte van de woning als werkruimte te gebruiken is mogelijk en komt (in het kader het beleid van 'niet-woonactiviteiten aan huis') in het gebied op meerdere adressen voor. Het uitgangspunt daarbij is wel dat wonen de hoofdfunctie blijft.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksobject wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastend functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastend activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

4.1 200 meter

4.2 300 meter

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het Spaanse Leger kan, gezien de menging van functies, worden gezien als een gemengd gebied.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Bestaande functies in het plangebied

Naast het wonen kent het terrein onder andere een tuincentrum, een groothandel in ruitersportartikelen, verkoop van aanhangwagens, paardentrailers, tuinmachines, auto´s, hoveniersbedrijven en diverse kleinschalige ´bedrijven/kantoren aan huis´.

Binnen de algemene regeling van dit plan worden in het plangebied alleen hoveniersbedrijven en plantsoendiensten toegestaan. Daarnaast is de ter plaatse aanwezige grootschalige detailhandel specifiek bestemd. Het aanwezige garagebedrijf en de groothandel zijn specifiek aangeduid. De afstandeisen volgens de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" voor deze bedrijven zijn (richtafstanden):

  • Plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven (Jan Plassensteeg 16 en Jan Tijmensteeg 20):
    • 1. b.o. = < 500 m2: de grootst mogelijke afstand bedraagt 30 meter (geur en geluid) (SBI-1993 014 SBI-2008 016); de afstand in meters: Geur 30, Stof 10, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2;
    • 2. b.o. > 500 m2: de grootst mogelijke afstand bedraagt 50 meter (geluid) (SBI-1993 014 SBI-2008 016); de afstand in meters: Geur 30, Stof 10, Geluid 50, Gevaar 10, bedrijfscategorie 3.1;
  • Herstelinrichting voor motorvoertuigen op de Jan Plassensteeg 26; de grootst mogelijke afstand voor een herstel inrichting voor motorvoertuigen bedraagt 30 meter (geluid) (SBI-1993 501,502 SBI-2008 451, 452, 454); de afstand in meters: Geur 10, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2;
  • Tuincentrum aan Het Spaanse Leger 1; de grootst mogelijke afstand voor een Tuincentrum bedraagt 30 meter (geluid) (SBI-1993 5246/9 SBI-2008 4752); de afstand in meters: Geur 0, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2;
  • Groothandel (Jan Plassensteeg 18/18a/18b - handel in ruitersportartikelen); de grootst mogelijke afstand bedraagt 10 meter (geluid) (SBI-1993 52 SBI-2008 47); de afstand in meters: Geur 0, Stof 0, Geluid 10, Gevaar 0, bedrijfscategorie 1;

Hierbij kunnen de richtafstanden 1 stap worden verlaagd gezien de reeds aanwezige menging van functies in het plangebied (gemengd gebied).

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie, rekening houdende met aanwezige woningen. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht. Het voorliggende plan is op het vlak van milieuzonering uitvoerbaar.

Niet woon-activiteiten aan huis

Voor niet woonactiviteiten aan huis heeft de gemeente Nijkerk de Notitie niet woonactiviteiten aan huis opgesteld (zie paragraaf 2.4).

Bedrijven rondom het plangebied

In de directe omgeving zijn een garagebedrijf (Van Middachtenstraat 2) en een supermarkt (Frieswijkstraat 72 ) gelegen. De afstandeisen volgens de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" voor deze bedrijven zijn (richtafstanden):

  • Herstelinrichting voor motorvoertuigen en een benzineservicestation met LPG <1000 m3/ jr (Van Middachtenstraat 2). De grootst mogelijke afstand voor een benzineservicestation met LPG <1000 m3/ jr bedraagt 50 meter (gevaar).(SBI-1993 505 SBI-2008 473/30 Afstand in meters,Geur 30, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 50, bedrijfscategorie 3.1 Opmerking: de doorzet van LPG is vergunning- bestemmingsplantechnisch in 2011 teruggebracht naar <500 m3 LPG per jaar. Dit is een aanzienlijk verbetering betreffende de externe veiligheid (gevaar), verder uitgewerkt in paragraaf 4.11.
  • Supermarkt (Frieswijkstraat 72). De grootst mogelijke afstand voor een supermarkt bedraagt 10 meter (geluid/gevaar).(SBI-1993 5211/2 SBI-2008 471) Afstand in meters, Geur 0, Stof 0, Geluid 10, Gevaar 10, bedrijfscategorie 1.

Deze bedrijven vormen op dit moment geen belemmering voor het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zal rekening moeten worden gehouden met genoemde bedrijven.

Daarnaast zit bovendien aan de Slichtenhorsterweg 27 een intensieve veehouderij. Voor een intensieve veehouderij geldt een afstand voor geur van 200 meter (Wet geurhinder en veehouderij). Echter de gemeente kan hiervan afwijken middels een geurverordening. De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is verder uitgewerkt in paragraaf 4.2.1.

4.2.1 Geurhinder

Bedrijven moeten zich aan geurnormen houden. Voor industriële bedrijven gelden andere normen dan voor agrarische bedrijven.

Industriële geur

Industriële bedrijven moeten in ieder geval voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Nijkerk heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Nijkerk vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner of het Activiteitenbesluit.

Verder heeft de Provincie Gelderland specifiek voor de plaatsing van industriële bedrijven binnen de ruimtelijke ordening een interne werkwijze opgesteld "Industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland - interne werkwijze", 13 september 2007. Dit interne beleidsstuk is gemaakt om toekomstige knelpunten op geurgebied te voorkomen. Onderhavig plan betreft echter met name een actualisatie van een bestaand plan voor Het Spaanse leger en hier is niet de provincie maar de gemeente het bevoegd gezag. Er is echter bij het opstellen van dit plan wel degelijk goed rekening gehouden met geur afkomstig van industriële bedrijven. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

Agrarische geur

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan is gebleken dat voor het plangebied een aangepaste norm en afstanden nodig zijn in verband met de ligging van enkele agrarische bedrijven direct rondom het plangebied. De geurcontouren van omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan het plangebied vormen hierdoor geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet. Voor het gehele plangebied geldt een aangepaste geurnorm van 6,5 OU/m³. Verder geldt hier een aangepaste afstandsnorm van 50 meter tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten in dit plangebied. Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied is in de Verordening als "goed" getypeerd.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

4.3.2 Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder

Industrielawaai

Rondom het plangebied ligt geen industrie.

Verkeerslawaai en railverkeerslawaai

Er zijn verschillende wegen (Barneveldseweg, Amersfoortseweg, A28) binnen en nabij het plangebied die het akoestisch leefklimaat beïnvloeden. Daarnaast doorsnijdt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle het plan. De (spoor)wegen binnen het plangebied zijn al bestaand.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe mogelijkheden om binnen de zone langs deze (spoor)wegen (300 meter aan weerszijden conform de Wet geluidhinder) geluidgevoelige functies te realiseren. Er is daarom geen nader akoestisch onderzoek nodig. Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".

Het plangebied bevindt zich op circa 3 km van een Natura 2000-gebied. Dit gebied heeft de naam “Arkemheen” en ligt ten noorden van de kern Nijkerk. Het gebied is ruim 1.400 hectare groot en bestaat uit twee laaggelegen, lege, open polders langs de Randmeren. Dit zijn de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. De polders bestaan tegenwoordig uit, deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes.

Gezien de relatief grote afstand van het plangebied tot het Natura 2000 gebied en het feit dat het hier om een actualisatie van een bestemmingsplan gaat, kan worden gesteld dat er geen effecten op kwalificerende soorten, habitats en (niet-) broedvogels zullen zijn. Van mogelijk latere ontwikkelingen die gaan plaatsvinden moet uiteraard wel de eventuele invloed op het Natura 2000 gebied worden getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0012.png"

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Ten noordoosten van het plangebied zijn 2 EHS gebieden gelegen. Het gebied ten noorden van het plangebied (globaal gelegen tussen de Putterstraatweg, Nijkerkerstraat, Meskampersteeg en de spoorlijn Nijkerk-Putten) bestaat voornamelijk uit bossen. Het gebied ten oosten van het plangebied (globaal gelegen tussen de Beulekampersteeg en het Kokkeveld, met doorkruisend de Bloemendaalseweg) bestaat uit landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer. Beide gebieden zijn dus onderdeel van het netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0013.png"

Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0014.png"

Aangezien het hier actualiserend plan betreft, is er geen sprake van (ruimtelijke) ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan op dit moment bij gelijkblijvende omstandigheden geen nader onderzoek plaats te vinden.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

4.5 Nationaal landschap Arkemheen-Eemland

Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het Rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.

De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is nog nooit een ruilverkaveling uitgevoerd, waardoor de oorspronkelijke verkavelingsstructuur helemaal intact is gebleven, wat erg bijzonder genoemd kan worden.

 

In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.

Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Nog steeds zijn de Eemvallei en de polder Arkemheen bijzonder, want er komen speciale plantensoorten voor en het is ook een uitzonderlijk weidevogelgebied.

Een groot deel van de gronden in het nationale landschap bestaat uit productieweiland. Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld Zwanebloem, Valeriaan, Kattestaart, Hemelsleutel en Pijlkruid. Ook de plantensoort Zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als Melkkruid, Aardbeiklaver en Zilte rus.

Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het Nationale Landschap worden waargenomen zijn Tureluur, Grutto, Zomertaling, Veldleeuwerik, Gele kwikstaart, Kievit Kwartel. Hermelijn, Wezel en Haas behoren tot de vaste gasten in het gebied. Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.6 Archeologie en monumenten

In 2006 is de Monumentenwet (1988) gewijzigd en in 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

In het kader van dit bestemmingsplan vinden geen activiteiten plaats waardoor de vermoede archeologische en cultuurhistorische waarden verstoord zouden kunnen worden. Indien er in de toekomst binnen het plangebied bouwplannen zijn, dient bij het opstellen van die plannen rekening te worden gehouden met de archeologische verwachtingswaarde van het beoogde projectgebied.

Gemeentelijke archeologische beleidskaart

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd (14 februari 2011 door de raad vastgesteld ). De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0062-0002_0016.png"

afbeelding - uitsnede Archeologische Beleidskaart Nijkerk

Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart liggen binnen het plangebied vier verschillende verwachtingswaarden. Op de verbeelding zijn de voorkomende verwachtingswaarden weergegeven. In deze gebieden kunnen archeologische sporen worden verwacht, maar deze zijn tot nu toe nog niet aangetoond. Bij bodemingrepen in dit gebied dient vooraf vastgesteld te worden of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn. In geval van de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze door planaanpassing in de bodem behouden te worden of door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd.

De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.

Doorwerking in bestemmingsplan

Op basis hiervan worden vier verwachtingswaarden in dit bestemmingsplan geregeld, namelijk:

  • hoog (afgedekt) - specifieke vorm van waarde - 2;
  • hoog - specifieke vorm van waarde - 4;
  • middelmatig (afgedekt) - specifieke vorm van waarde - 5;
  • laag - specifieke vorm van waarde - 8;

De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee die in de legenda van de archeologische beleidskaart staan beschreven.

Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.

Monumenten

In het plangebied liggen geen monumenten.

4.7 Cultuurhistorie

In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Binnen de gemeente Nijkerk is een grote variatie aan landschapstypen aanwezig die uiting geven aan de samenkomst van verschillende landschappelijke ondergronden binnen de gemeente. Een groot deel van het landschap binnen de gemeente is aangeduid als waardevol landschap op nationaal en provinciaal niveau. Belangrijk is verder dat er een aantal unieke objecten en structuren aanwezig zijn, zoals de restanten van het Kanaal van hertog Karel van Gelre (de “Oude Rijn”), de verkaveling van de polder Arkemheen en de ontginning en bebouwing in het Nijkerkerveen.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een gemengd gebied in Nijkerk met een van oorsprong agrarisch karakter. Het is ontstaan op een hoger gelegen dekzandrug die al vroeg geschikt was voor bewoning. Door verschillende ontwikkelingen is de omgeving in de afgelopen eeuw behoorlijk verstoord. Infrastructuur in de vorm van doorgaande wegen en spoorlijnen, in combinatie met bedrijfsmatige activiteiten zijn er de oorzaak van dat het oorspronkelijke karakter grotendeels is verloren. Middels onderhavig bestemmingsplan zijn geen grote ontwikkelingen voorzien die de cultuurhistorie van een gebied verder aantasten.

4.8 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet  

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Watertoets  

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

Bij alle nieuwe ontwikkelingen binnen Nijkerk speelt waterberging een nadrukkelijke rol. Omdat het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan er in het kader van dit bestemmingsplan geen extra waterberging worden gerealiseerd. Hiervoor dient in het kader van een nieuwe ontwikkeling een apart bestemmingsplan te worden vervaardigd.

De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei en Veluwe ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:

  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbijbehorende drainagevoorzieningen.

4.9 Bodem

Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten gemeenten zorgdragen voor een goede ruimtelijke ordening. Bij bestemmingswijzigingen moet in de toelichting van het bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan worden vermeld. Voor deze beoordeling is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de kosten die een eventueel gemaakt moeten worden om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Deze beoordeling is alleen noodzakelijk als het toekomstig gebruik op een locatie wijzigt en geldt dus niet bij plannen met een conserverend karakter. Voorliggend bestemmingsplan betreft een plan waarin het jarenlange gebruik van de gronden is vastgelegd: het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan. Volgens het overzicht ernstige bodemverontreiniging van de provincie Gelderland komen er in het plangebied geen ernstige gevallen van bodemverontreiniging voor.

Volgens de provinciale kaart is in het gebied er een kleine kans op het aantreffen van asbest (2-10 %), met uitzondering van enkele locaties langs de Jan Plassensteeg waar een grote kans is (> 20 %).

Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning aan de orde komen. De bodemkwaliteitskaart (zie paragraaf 2.4) geeft inzicht in de te verwachten bodemkwaliteit op een locatie die niet verdacht is van bodemverontreiniging. Als uit een historisch onderzoek (NEN 5725) blijkt dat er geen aanleiding is om bodemverontreiniging te verwachten op de locatie, dan kan de bodemkwaliteitskaart fungeren als bewijsmiddel.

4.10 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: :

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, wordt nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.

4.11 Externe veiligheid

4.11.1 Algemeen

Door de gemeente Nijkerk is in november 2010 de Nota externe veiligheid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.

Risico's

Het plangebied Spaanse Leger kent de volgende risicobronnen in het kader van Externe Veiligheid:

  • de spoorlijn Zwolle-Amersfoort
  • twee aardgastransportleidingen. Het leidingtracé van leiding A-570-20 loopt parallel aan de genoemde spoorlijn. Leiding A-570-42 sluit in het westelijk deel van het plangebied aan op leiding A-570-20.
  • verder ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation aan de Van Middachtenstraat (Schueler).

Beoordeeld is of er wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden PR 10-6 (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico (GR) ten opzichte van de oriënterende waarde.

Wetgeving

Het besluit "Externe Veiligheid inrichtingen" (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) en het Besluit transport externe veiligheid (Btev).Voor het beoordelen van de risico's van gasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.

Concreet houdt dit in dat in dit plangebied specifieke locaties zijn aangewezen waar risicobedrijven zich mogen vestigen en dat de hierbij behorende risicocontouren in dit plan zijn vastgelegd. Het streven is om de risicocontouren op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren; dat is ook vastgelegd in de nota Externe Veiligheid van de gemeente Nijkerk. Dit om beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen.

4.11.2 Risico's in het plangebied

Inrichtingen

In het plangebied zelf komen geen bedrijven voor welke conform het Bevi zijn te beschouwen als een risicobedrijf.

Wegverkeer

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is binnen de gemeentelijke grenzen van Nijkerk geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld.

Railverkeer

Het plangebied wordt doorkruist door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. De meest actuele prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied gaat voor gevaarlijke stoffen uit van een reductie van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn. (bron: Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor, ProRail, 2007).

Waarschijnlijk zal vanaf 2015 per spoor mogelijk geen gevaarlijke goederen door het plangebied worden vervoerd maar vanaf dan over de nieuwe Hanzelijn worden vervoerd, die via Lelystad, Dronten en Kampen naar Zwolle loopt. Momenteel is er wel wat onzekerheid over de uitvoering van deze afspraak en wordt er een lobby gevoerd door enkele gemeenten op de Veluwe, waaronder Nijkerk, Harderwijk, Ermelo, Putten, Heerde en Hattem.

Waterwegen

In het plangebied is geen vaarweg gelegen.

Hogedrukgastransportleiding

In het kader van de actualisatie van dit bestemmingsplan Spaanse Leger is een kwantitatieve risicoanalyses (QRA) uitgevoerd voor de aanwezige gasleiding. Dit onderzoek is vermeld in bijlage 2.

In het kader van het nieuwe Besluit externe veiligheid Buisleidingen, dat per 1 januari 2011 is ingevoerd, is het namelijk verplicht om de leidingen met gevaarlijke stoffen, waaronder gasleidingen, te beschouwen als Bevi-inrichtingen en hier ook te onderzoeken of er sprake is van een plaatsgebonden (PR 10-6) en groepsrisico.

De gasleidingen rond en in het plangebied Spaanse Leger hebben geen PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico levert dus geen knelpunten op voor het plangebied. Het groepsrisico van alle leidingen ligt onder de oriëntatiewaarde en neemt niet toe omdat er in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen.

De bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van de leiding geeft daarmee voldoende preventie. Derhalve is de gemeente van mening, dat gezien het conservatieve karakter van dit bestemmingsplan dit een verantwoord risico is.

4.11.3 Risico's in de omgeving van het plangebied

Autobedrijf Schueler

In de directe omgeving van het plangebied is één risicobedrijf aanwezig dat met de effectafstanden tot in het plangebied reikt. Het betreft Autobedrijf Schueler, van Middachtenstraat 2, met een reservoir en met de aflevering van LPG. Schueler is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer. Het tankstation levert ook LPG. De jaardoorzet van LPG is in de milieuvergunning gemaximaliseerd tot 500 m3 LPG. Bepalende risico onderdelen bij een LPG-installatie zijn het LPG-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de LPG-installatie en het vulpunt dan wel opstelplaats van de afleverende LPG-vrachtauto.

Wegverkeer

Rijkswegen en provinciale wegen zijn aangewezen voor de transport van gevaarlijke stoffen. Zo ook de A28, de N301 en de N798. Alleen de N301 ligt direct grenzend aan het plangebied (Noordzijde: Barneveldseweg).

Uit het ontwerp Basisnet Weg blijkt dat de A28, de N301 en de N798 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6)heeft en deze ook niet is te verwacht op basis van de geprognosticeerde toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het optredende groepsrisico (GR) voor de huidige en geprognosticeerde situatie blijft ruimschoots onder de oriënterende waarde. Nadere aandacht voor de risico's van wegverkeer is dan ook niet noodzakelijk.

Railverkeer

De zuidzijde van het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, welke nader omschreven is in paragraaf 4.11.2.

Waterwegen

In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes over het water gelegen waarover significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Hogedrukgastransportleiding

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gastransportleidingen gelegen anders dan de hogedrukaardgastransportleidingen die door en parallel aan het plangebied lopen. De QRA van de gasleidingen is opgenomen als bijlage 2.

4.11.4 Verantwoording groepsrisico

Algemeen

Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft.

De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden en deze worden hieronder toegelicht en beoordeeld.

Bereikbaarheid plangebied

Het plangebied is bereikbaar via de Barneveldseweg en kent in principe één toegangsweg. Er is echter ook toegang mogelijk via de Amersfoortseweg, deze is afgesloten middels een verwijderbaar paaltje. In noodsituaties kan hierdoor op eenvoudige wijze een vlucht cq. toegangsweg gecreëerd worden. Vluchten vanaf de bron (spoor, gasleiding en lpg tankstation) is hier hierdoor ten allen tijde mogelijk.

Om de spoorzone en ook het leidingtrace te bereiken moet een weiland overgestoken worden (een afstand van 90 - 150 m) afhankelijk van de tijd van het jaar en de weersomstandigheden heeft dit natuurlijk zijn beperkingen. Nu zal dit bij een fakkelbrand niet direct aan de orde zijn, omdat deze vanwege de hittestraling niet van dichtbij te benaderen is. Maar bij een spoorwegincident kan dit wel voorkomen. Denk aan het opstellen van bijvoorbeeld waterkanonnen. Op dit punt is de bereikbaarheid hooguit redelijk te noemen want er bevinden zich namelijk geen sloten of andere obstakels in het weiland. De bereikbaarheid van het plangebied is goed: het plangebied is binnen 8 minuten na melding aan te rijden.

Bluswatervoorziening

In het gebied liggen vier ondergrondse brandkranen. Drie stuks zijn aangesloten op een leiding diameter van Ø 100 mm. Dit betreft een eindleiding waardoor de opbrengst bij gelijktijdig gebruik minimaal zal zijn. Feitelijk kan er maar van een kraan effectief gebruik worden gemaakt. Verder is er nog een kraan aangesloten op een leiding Ø 250 mm. Gelijktijdig gebruik met een van de eerder genoemde brandkranen levert hierbij geen probleem op.

Langs de Amersfoortseweg is er een mogelijkheid af te leggen vanaf open water. Brandweer Nijkerk beschikt over een eigen voorziening om bluswater over een grotere afstand te transporteren. Over een afstand van 1000 m is dan nog steeds sprake van een opbrengst van 2000 l/min (= 120m3/uur). Deze hoeveelheid water kan hiermee op bijna elk punt binnen het plangebied gebracht worden. Hierbij geldt: hoe kleiner de afstand hoe hoger de opbrengst (tot bijv. 3000 l/min op 500 m (= 180m3/uur) vanaf de waterwinplaats.

Ten aanzien van de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen is beschikbare bluswatercapaciteit voldoende voor dit gebied. Na een uur is aanvoer van meer bluswater zelfs mogelijk. Volgende de regionale uitgangspunten is voor het optimaal koelen van een aangestraalde tankwagon 360m3/uur aan bluswater nodig. Met dat in het achterhoofd is de aanvoer van extra water noodzakelijk. Dit kan pas op z'n vroegst een uur na melding gerealiseerd zijn. Op dat moment is er uiteraard al wel inzet gepleegd met de in het plangebied aanwezige bluswatervoorziening.

Zelfredzaamheid

In het plangebied bevinden zich geen kwetsbare objecten met niet-zelfredzame personen, behalve enkele mogelijk individuele bewoners. Om die reden is er sprake van normale zelfredzaamheid, waarvoor geen extra voorzieningen nodig zijn.

Aandacht voor risicocommunicatie is nadrukkelijk gewenst om bewoners en werknemers te informeren over de risico's en wat te doen bij een incident met gevaarlijke stoffen om zo de zelfredzaamheid te verhogen.

Aandachtspunt

Het binnen het plangebied gesitueerde tuincentrum heeft een vergunning voor de opslag van 10.000 kg vuurwerk. Dit ligt aan het eind van het jaar opgeslagen in een daartoe geschikt opslag voorzien van een automatische sprinklerinstallatie.

Mogelijkheden rampenbestrijding

In het gebied is een Waarschuwings- en Alarmeringsysteem dat (theoretisch gezien) niet het gehele plangebied dekt. Een onderzoek naar het werkelijke bereik is gewenst om te bepalen of, en waar, er sirenes bijgeplaatst kunnen worden.

Conclusie

Bereikbaarheid is redelijk tot goed te noemen. Het plangebied Spaanse Leger is vanaf twee zijden bereikbaar. Daarbij de kleine beperking van de wegneembare paal in acht nemend. Ontvluchten vanaf de bron is mogelijk. Ruim binnen een half uur kan er minimaal 240m3 bluswater per uur beschikbaar zijn. Aanvoer van meer bluswater is mogelijk na een uur (m.n. groot watertransport).

Verantwoording groepsrisico Schueler (naast het plangebied in BP Nijkerk 1)

Aangezien LPG tankstation Schueler in het plangebied van BP Nijkerk 1 ligt, is in dit kader al een qra uitgevoerd om het groepsrisico te berekenen. Omdat een LPG station als categoriale inrichting ingevolge het Bevi wordt gezien, bestaan hiervoor vaste afstanden ten aanzien van het plaatsgebonden risico (PR 10-6). Deze zijn beiden beoordeeld en verantwoord in BP Nijkerk 1 en leiden beiden niet tot belemmeringen. Bij eventuele concrete bouwvoornemens in het plangebied Spaanse Leger, zal een afzonderlijk onderzoek (qra) moeten aantonen dat dit qua externe veiligheidseisen mogelijk is.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Plangebied Het Spaanse Leger

De mogelijk mer-plichtige activiteiten in dit bestemmingsplan betreft de functie woningen. Woningen vallen onder de beschrijving “D 11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” uit bijlage D van het Besluit MER. Echter vanwege het feit dat dit bestemmingsplan het feitelijk jarenlange gebruik van het plangebied vastlegd, is er geen sprake van aanleg, wijziging of uitbreiding.

Ook in de Provinciale Milieuverordening staan geen activiteiten waarvoor een (plan- of project-) MER of m.e.r.-beoordeling moeten worden opgesteld.

Ecologie

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen reservaatgebieden of speciale beschermingszones, zoals Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden liggen op een dusdanige afstand, dat de mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan geen nadelige invloed of in ieder geval geen significante nadelige invloed op de instandhoudingsdoelen van deze Natura 2000-gebieden heeft. Er hoeft dan ook geen Passende beoordeling in het kader van de Europese Habitatrichtlijn te worden opgesteld.

Conclusie

Op basis van bovenstaande is dit bestemmingsplan niet MER-plichtig.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

De goothoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak minus de overstekende delen van het dak. De betreffende gevelbreedte van het gebouw is dus maatgevend.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  • d. gebruiksregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Ad d. Gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 2.1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het betreft gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregels zijn aanvullend op de bestemmingsomschrijving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht is conform artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel geeft, conform de SVBP, de naam van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch betreft verspreid liggende percelen. Deze omschrijving maakt naast gebruik door agrarische bedrijven ook agrarisch gebruik door particulieren mogelijk. Het plaatsen van schuilstallen is onder voorwaarden alleen toegestaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Paarden van particulieren moeten worden ondergebracht binnen een bestemming die bebouwing ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toelaat.

Bedrijf

De gewenste bedrijvigheid in het gebied zijn gerelateerd aan land- en tuinbouw. Daarom zijn op alle bestemmingsvlakken met de bestemming Bedrijf hoveniersbedrijven en plantsoenendiensten toegestaan. De hoveniersbedrijven gevestigd aan de Jan Plassensteeg 16 en aan de Jan Tijmensteeg 20 zijn daarmee in dit bestemmingsplan positief bestemd. De garage aan de Jan Plassensteeg 26 en de groothandelsactiviteiten aan Jan Plassensteeg 18/18a/18b zijn specifiek bestemd. Het aantal vierkante meters aan bedrijfsbebouwing per bedrijf is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. In de regels is ook de situatie verwerkt die geldt na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid.

Detailhandel

Het tuincentrum is positief bestemd als detailhandel.

Tuin

De bij een woning gelegen gronden die vrij dienen te blijven van bebouwing (behalve lage erfafscheidingen) hebben een bestemming Tuin gekregen.

Wonen

Voor de woningen in dit bestemmingsplan is ten aanzien van de goot- en bouwhoogte één lijn getrokken met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. Woningen mogen in dit plan een goothoogte hebben van 3,5 meter en een nokhoogte van 8 meter. Een aantal woningen heeft een groter bouwvlak gekregen waardoor mogelijk in de toekomst een grotere woning gebouwd kan worden. Het combineren van wonen en werken wordt mogelijk gemaakt door het integreren van de beleidsregel 'niet woonactiviteiten aan huis' in de regels van dit bestemmingsplan.

Leiding - gas

Deze bestemming is een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven van kracht, maar worden wel ingeperkt door deze bovengeschikte dubbelbestemming. Als aan de regels van de dubbelbestemming wordt voldaan, kan gewoon worden gebouwd en gebruikt conform de onderliggende bestemming.

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat het verboden is grond te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan (art. 2.1 lid 1 onder c). In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend voor het toegestane gebruik.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.

Met het opnemen in het bestemmingsplan van de eis van voldoende parkeergelegenheid wordt aangesloten bij de landelijke trend.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Door de eigenaar van de woning aan de Jan Plassensteeg 18 is een verzoek ingediend om zijn woning te mogen verplaatsen naar het tegenovergelegen perceel. Middels een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden kan hier invulling aan worden gegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Het Spaanse Leger heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht 25 april 2013 tot en met 6 juni 2013 voor iedereen ter visie gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van het ter visie leggen is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', de 'Staatscourant', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu. Eerder al is iedereen in het gebied (twee maal) schriftelijk geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan voor Het Spaanse Leger.

Tijdens het ter visie liggen zijn in totaal 6 zienswijzen ontvangen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend. Alle zienswijzen zijn in een Nota Zienswijzen behandeld. Deze nota is als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt opnieuw ter visie gelegd.

oktober 2013.