4.4 Ecologie
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Ten behoeve van het voorgenomen plan is door bureau Ecogroen Advies in mei 2011 een natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 9). In deze natuurtoets is ingegaan op de gebieds- en soortenbescherming.
4.4.1 Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een gebied (Beschemd natuurmonument, EHS of Natura2000-gebied) dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied ligt op een afstand van circa 3 kilometer. Het betreft hier het Natura 2000-gebied "Arkemheen". De externe werking van het voorgenomen plan is gering en zal niet van invloed zijn op het Natura 2000-gebied "Arkemheen". Daarnaast grenst de locatie aan de zogeheten Groene Buffer. Hoewel deze Groene Buffer geen aparte juridische bescherming heeft vraagt dat mogelijk wel om afstemming in het ontwerp.
4.4.2 Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er een omgevingsvergunning is verleend.
In het kader van de voorgenomen aanleg van het bedrijventerrein De Flier is bij de natuurtoets (zie) nadrukkelijk stilgestaan bij mogelijk aanwezige beschermde soorten in het plangebied. Op basis van de natuurtoets kan het volgende worden geconcludeerd:
- in het onderzoeksgebied zijn geen beschermde of bedreigde plantensoorten aangetroffen of te verwachten;
- het onderzoeksgebied fungeert vermoedelijk als foerageergebied voor enkele vleermuissoorten. Verwacht wordt dat deze functie intact zal blijven. Schade op vaste verblijfplaatsen, vlieg- en/of jachtroutes van vleermuizen wordt niet verwacht;
- verspreid in het onderzoeksgebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht in het plangebied;
- een volledige broedvogelinventarisatie is niet uitgevoerd, maar er is wel een goede indruk verkregen van de (potentiële) waarde van het gebied voor vogels. De aanwezige boerderij vormt een belangrijke broedplaats voor Huismus, een soort waarvan de nestplaats en de bijbehorende functionele leefomgeving jaarrond beschermd is. Nestplaatsen van andere soorten waarvoor dit geldt zijn niet aangetoond;
- mogelijk vindt binnen het plangebied voortplanting en overwintering plaats van enkele licht beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Zwaarder beschermde amfibieën zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht;;
- er zijn geen reptielen of beschermde vissen en ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten.
Advies en mitigerende maatregelen
Op basis van het uitgevoerde onderzoek heeft Ecogroen advies enkele aandachtspunten puntsgewijs beschreven.
- In verband met de aanwezigheid van enkele nesten van de Huismus dient hier extra aandacht aan besteed te worden. Op het aanwezige boerenerf zijn in totaal 15 tot 20 paartjes Huismus aanwezig, een soort waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Met de sloop van de aanwezige bebouwing zullen deze nesten verdwijnen en zal ook schuil- en foerageergebied verdwijnen. Om de functionaliteit van het leefgebied van Huismus te garanderen zullen maatregelen genomen moeten worden om in de nieuwe situatie ook voor Huismus voldoende leefgebied aan te bieden. Hier kan voor worden gezorgd door ruim voldoende nestgelegenheid (voor minimaal 20 paartjes) aan te bieden in combinatie met voldoende schuil- en foerageergebied. De maatregelen voor Huismus dienen te worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol;
- Voor alle vogels geldt dat werkzaamheden die in gebruik zijnde broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen altijd voorkomen dienen te worden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Het ontzien van broedvogels is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Echter bepaalde soorten, zoals Houtduif en Turkse tortel, kunnen broeden tot in december;
- Van de overige soortgroepen kan met voldoende zekerheid worden geconcludeerd dat er bij de beoogde realisatie van een bedrijventerrein geen schade op zal treden aan strikt beschermde exemplaren van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Dit betekent hier ook automatisch dat er voor deze overige soortgroepen ook geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd . Bij de beoogde plannen gaan mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.
Met inachtneming van de bovenstaande adviezen en te nemen maatregelen vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein De Flier.