direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Nijkerk 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0027-0004

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • g. tuinen;
  • h. erven;
  • i. terreinen;
  • j. ontsluitingspaden;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • n. detailhandel niet is toegestaan;
  • o. detailhandel anders dan bedoeld in 5.1 onder c niet is toegestaan;
  • p. het afleveren van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG';
  • q. de opslag van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir LPG';
  • r. Bevi-inrichtingen anders dan bedoeld in 5.1 onder c niet zijn toegestaan;
  • s. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • t. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • u. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan het aangegeven percentage;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  • d. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 20 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
5.3.2 Afwegingskader

Een in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
5.4 Nadere eisen
5.4.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
5.4.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 27.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend de bewoning van bedrijfsruimten.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en:

  • a. toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten of die volgens de Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. de uitbreiding van een bestaande Bevi-inrichting toestaan, mits de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting of
    • 2. op gronden met een verkeers-, groen of waterbestemming,

mits een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedgebied van de inrichting.

5.6.2 Afwegingskader

Een in 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.