direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Nijkerk 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0027-0004

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het grondgebonden agrarische bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. het wonen in één bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. ontsluitingspaden;
  • i. voorzieningen;
  • j. agrarische gronden.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

4.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 4.2.2 onder a mogen tevens buiten het bebouwingsvlak gebouwen - niet zijnde een bedrijfswoning - worden gebouwd tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  • e. de goothoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  • d. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hooiberg, (kunst)mest- en/of voedersilo mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 27.1 vermelde voorbereidingsprocedure.