direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0013-0003

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven tot en met categorie 2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 30 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;

alsmede:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor ', voor zelfstandige kantoren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne ', voor een brandweerkazerne;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum ', voor kantoren, congres- en dienstencentrum;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek', voor een metaalwarenfabriek;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - frictiematerialen', voor een bedrijf in frictiematerialen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
  • j. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;
  • k. volumineuze detailhandelsbedrijven en detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

met daarbij behorende:

  • l. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  • m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • n. tuinen:
  • o. erven;
  • p. terreinen;
  • q. wegen en paden;
  • r. water;
  • s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. geluidschermen;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. straatmeubilair;
  • w. nutsvoorzieningen;
  • x. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);

met dien verstande dat:

  • y. detailhandel, anders dan bedoeld in 6.1 onder k niet is toegestaan;
  • z. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • aa. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • ab. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd; waarbij geldt dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan voor parkeervoorzieningen;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens en de achterperceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' tot in de zijdelingse perceelsgrens en achterperceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum ' wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende bedrijfsvestiging waar de gebouwen worden gebouwd, op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak als bedoeld in lid 6.1 in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de norm van 1 parkeerplaats per 45 m² brutovloeroppervlakte;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen binnen het bestemmingsvlak bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' geen van de weg zichtbare voorzieningen ten behoeve van parkeren en aan- en afvoer, zoals laadperrons en loods- en garagedeuren mogen worden gebouwd, met uitzondering van in- en uitritten ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen.
  • h. de diepte van een ondergronds gebouw niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • i. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning geldt in aanvulling op het bepaalde in 6.2.1 de volgende regel:

  • a. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • b. indien een bedrijfswoning geen deel uitmaakt van een bedrijfsgebouw, dan mag de goothoogte van die woning niet meer bedragen dan 3,5 m.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor een bijbehorend bouwwerk en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op het bepaalde in 6.2.1 de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van silo's, opslagtanks, schoorstenen en dompeltorens mag niet meer dan 15 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van een reclamezuil mag niet meer dan 1,6 m bedragen, met dien verstande dat per bedrijfsgebouw één reclamezuil mag worden gebouwd tot de bouwhoogte van het bijbehorende bedrijfsgebouw, met een maximum van 4 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
6.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 26.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1 onder a, b en c, ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 6.1 onder a, b respectievelijk c;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.4 onder c ten behoeve van het bouwen van reclameuitingen tot een bouwhoogte van 15 m.

6.4.2 wro-zone - ontheffingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied ', bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 , onder c, ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een bouwhoogte van 12 m, mits:

  • a. de bedrijfsgebouwen van een kap worden voorzien, danwel,
  • b. indien bedrijfsgebouwen niet van een kap worden voorzien, het gebouwde boven de krachtens lid 6.2.1, onder c, toegestane bouwhoogte in oppervlakte niet meer bedraagt dan 2/3 gedeelte van de oppervlakte van de begane grond van het bijbehorend bedrijfsgebouw.

De bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor ten hoogste 25% van de oppervlakte van de bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gebouwen.

6.4.3 Afwegingskader

Een in 6.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone':
    • 1. opslag buiten bouwwerken;
    • 2. het parkeren van vrachtauto's.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder y, ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedingsmiddelen, levensmiddelen, genotmiddelen en huishoudelijke producten, met dien verstande dat:

  • a. voor alle vormen van detailhandel - niet zijnde de in 6.6.1 aanhef uitgezonderde vormen - geldt dat:
    • 1. aangetoond dient te worden dat de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
    • 2. thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden is;
    • 3. geen strijdigheid mag ontstaan met de algemeen geldende milieuregelgeving;
    • 4. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf dan wel in de directe nabijheid van de desbetreffende percelen, waarbij wordt aangesloten bij de normen zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen;
    • 5. bij nieuw- of herbouw een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing dient plaats te vinden;
    • 6. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 7. de belangen van de omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 8. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij groothandel niet is toegestaan;
  • b. voor detailhandel in volumineuze goederen in aanvulling op het bepaalde in 6.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de te verkopen goederen qua aard en omvang niet mogen passen binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
    • 2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
  • c. voor grootschalige detailhandel in aanvulling op het bepaalde in 6.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de bruto vloeroppervlakte niet minder dan 1.500 m² mag bedragen;
    • 2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
  • d. voor internetdetailhandel in aanvulling op het bepaalde in 6.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de levering van goederen uitsluitend mag plaatsvinden via post of koeriersdiensten;
    • 2. bezoek ter plaatse door consumenten is niet toegestaan;
    • 3. het volledige assortiment uitsluitend mag zijn te bezichtige via internet of (post)catalogus;
    • 4. een showroom op het bedrijventerrein niet is toegestaan;
  • e. voor ondergeschikte detailhandel in aanvulling op het bepaalde in 6.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de detailhandel in directe relatie met de bedrijfsvoering dient te staan;
    • 2. maximaal 20% van de totale netto vloeroppervlakte van het bedrijf mag worden aangewend voor ondergeschikte detailhandel, waarbij een oppervlakte van 300 m² niet mag worden overschreden;
    • 3. de detailhandel dient plaats te vinden in een van de rest van het bedrijf afgesloten ruimte.
6.6.2 Binnensport

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van vestiging van binnensportvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van sportvoorziening tot woningen dient ten minste 30 meter te bedragen;
  • b. alleen de gronden die bestemd zijn voor bedrijven in de milieucategorie 1 t/m 3.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor binnensport in aanmerking komen;
  • c. de binnensportvoorzieningen geen beperkingen mogen opleveren voor de bedrijfsvoering van reeds aanwezige bedrijven;
  • d. voldaan dient te worden aan parkeernormen als opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen;
  • e. zelfstandige horeca niet is toegestaan;
  • f. de eisen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen voor de vormgeving van bedrijfsgebouwen onverminderd gelden voor de binnensportvoorzieningen.
6.6.3 Afwegingskader

Een in 6.6.1 en 6.6.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.