direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Hoevelaken-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0010-0004

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 en vastgesteld op 29 juni 2005. Leidend principe in het streekplan is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. Het streekplan geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Deze “ruimtelijke hoofdstructuur” bestaat uit twee raamwerken.

  • het groenblauwe raamwerk: in dit raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen;
  • het rode raamwerk: in dit raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.

Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur. Voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt en voorziet de provincie geen expliciete sturing. Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied. Daarnaast maakt de provincie onderscheid tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Hoevelaken Noord is bestaand bebouwd gebied.

Het hoofddoel van het algemene streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het streekplan voorziet de provincie in generiek beleid voor de verschillende functies en ontwikkelingen binnen de provincie. Daarnaast kent het streekplan ook regiospecifiek beleid. Dit beleid is gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio's en het generieke beleid.

Het generiek beleid van de provincie aangaande het bestaande bebouwd gebied voorziet in vernieuwing en beheer en onderhoud. Daarbij streeft de provincie naar:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied.


Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.

Zowel het generieke als het regiospecifieke beleid van de Provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor Hoevelaken - Noord weinig relevant. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet op enkele kleine ontwikkelingen na in het vastleggen van de huidige juridisch planologische situatie. Bij die kleine ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de bovengenoemde punten.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Gedeputeerde Staten hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.


Omdat dit bestemmingsplan hoofdzakelijk betrekking heeft op een woonwijk is met name het onderwerp betreffende wonen van belang. In dit bestemmingsplan zijn dan ook de relevante zaken uit de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland opgenomen en verwerkt.

3.3.3 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 5. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan

3.3.4 Gelders Milieu Plan-3 (GMP-3)

Het derde Gelders Milieuplan gaat net als de voorgaande plannen in op de milieuproblematiek binnen de provincie. Daarbij wordt in dit plan behoud of herstel van de kwaliteit van de leefomgeving centraal gesteld. Om dit te bereiken kiest de provincie voor "basiskwaliteit", deze basiskwaliteit is in wet- en regelgeving vastgesteld met grenswaarden voor stoffen en effecten.
De maatregelen in dit plan voorzien in het bereiken van deze kwaliteit in 2010. De na te streven basiskwaliteit is afhankelijk van de functie van een gebied. Voor natuurgebieden gelden andere waarden als voor een woonwijk. In de stad betekent dat vooral gezond en veilig wonen. Om basiskwaliteit te bereiken zullen per gebied in samenhang milieuknelpunten met andere problemen, zoals verkeersproblemen, aangepakt moeten worden. Dit beleid dient tevens als kader voor andere provinciale plannen zoals het Verkeers- en vervoersplan en het Waterplan.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende relevante milieu-aspecten van dit plan. Uitgangspunt is dat de voorkomende bedrijfsfuncties in het plangebied geen ernstige negatieve effecten hebben op de woonwijken en in de omgeving liggende natuurgebieden.

3.3.5 Belvoir 2 cultuurhistorisch beleid 2005 - 2008

Deze notitie is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 mei 2005 en voorziet in het beleid ten aanzien van cultuurhistorie in Gelderland. Deze notitie borduurt verder op het beleid zoals eerder vastgesteld in Belvoir "Uitzicht op dynamiek" (vastgesteld 13-12-2000). Voor de uitvoering van het beleid heeft de provincie in Belvoir 1 vijf doelstellingen geformuleerd:

  • maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk;
  • integreer cultuurhistorie volwaardig in de planvorming;
  • versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie;
  • houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand;
  • vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak.

Naast deze vijf hoofddoelstellingen voorziet de provincie met deze nieuwe notitie in een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. Om de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving te kunnen benutten heeft de provincie een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld. Op basis van deze kaart is een beleidskaart ontwikkeld die tien gebieden onderscheid. Elk gebied onderscheidt zich door een eigen identiteit.
De provincie streeft naar het behoud en de ontwikkeling en versterking van deze identiteit van deze tien gebieden. Dit streven is verwoord in een apart beleidsprogramma voor elk gebied.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied Gelderse Vallei. In dit gebied wil de provincie de kenmerkende historische inrichting die samenhangt met vroegere agrarische, militaire en waterstaatkundige activiteiten, behouden en herkenbaar maken.
Bij de ontwikkeling van de wijken en buurten in Hoevelaken - Noord is destijds rekening gehouden het aspect cultuurhistorie. Zo is het "slagenlandschap" van weleer behouden in de stedenbouwkundige opbouw van het gebied.

3.3.6 Woonvisie Gelderland

De 'Woonvisie Gelderland' bestaat uit drie onderdelen:

  • de Algemene Woonvisie,
  • deel a: Woonbeleid met kwaliteit, de Regionale Woonvisie,
  • deel b: Anders wonen in de regio en het provinciaal Kwalitatief Woonprogramma met afspraken met de gemeenten.

Binnen deel b is het 'wonen in de Vallei' opgenomen, dit deel is van toepassing op de woonbehoefte binnen de gemeente Nijkerk.

De woonbeleving in de Vallei is redelijk hoog. Het lijkt erop dat de Vallei de geneugten van de stad en het platteland met elkaar weet te verenigen. In de regio is dan ook een breed scala aan woonmilieus te vinden, van landelijk tot aan centrum-stedelijk. Naast vraag naar centrum-stedelijk wonen is er ook behoefte aan groenstedelijk wonen en centrum-dorpse woonomgevingen. De Vallei-gemeenten vinden het belangrijk dat ze haar eigen bevolking conform de behoefte kan huisvesten. Starters en ouderen, groepen die qua woonwensen een flinke overlap vertonen, worden door de meeste gemeenten prominent genoemd. In plaats van eengezins, groot en duur, zouden er meer kleine en goedkopere eengezinswoningen gebouwd moeten worden.
In de regio Vallei dienen levensloopbestendige woningen of direct voor ouderen geschikte woningen gebouwd te worden (minstens een derde van de totale nieuwbouw). De ambitie-indicatie voor dure woningen betreft maximaal een derde van de totale nieuwbouw. Het aanbod centrum-stedelijk wonen dient vergroot te worden.

Kwalitatief woonprogramma 2010-2019 (2010)
De provincie brengt periodiek de woningbehoefte per regio in kaart en maakt met gemeenten en woningcorporaties afspraken over hoe zij samen in die woningbehoefte gaan voorzien. In deze rapportage wordt gekeken in hoeverre het mogelijk en op basis van de planning aannemelijk is, dat gemeenten er in slagen om de afspraken te realiseren en te voorzien in de regionale woningbehoefte.

Om in te spelen op ontwikkelingen heeft de provincie voor de periode 2010 t/m 2019 het KWP3 opgesteld en in januari 2010 vastgesteld. In het KWP maken provincie en gemeenten afspraken over het ontwikkeltraject en het juist inspelen op de woningbehoefte binnen de regio. De komende jaren is nog steeds uitbreiding van de woningvoorraad nodig. Oorzaken hiervoor zijn de - weliswaar afnemende - bevolkingsgroei, het bestaande tekort aan woningen dat nog moet worden weggewerkt en het kleiner worden van de huishoudens, waardoor hun aantal toeneemt.

De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben de afspraak gemaakt dat in de periode 2010 – 2019 in de regio De Vallei (waar gemeente Nijkerk deel van uitmaakt) 12.000 woningen netto worden toegevoegd. Voor de regio en de gezamenlijke gemeenten ligt hier de taak om deze opgave regionaal af te stemmen en vorm te geven. De woningcorporaties en de provincie werken actief mee aan het tot stand komen van deze verdeling. In 2010 is deze verdeling gereed en wordt deze vastgesteld als aanvullende KWP3-afspraak in het bestuurlijk overleg met de regio, de gemeenten, de woningcorporaties en de provincie in het najaar van 2010. De gemeenten en de regio nemen het initiatief.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Binnen de woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Hierdoor is het bijvoorbeeld makkelijker om een woning levensloopbestendig in te richten. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.