direct naar inhoud van Artikel 20 Tuin
Plan: Hoevelaken-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0010-0004

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens voor gebouwen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor ondergrondse parkeervoorzieningen;

met daar bijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en  'parkeergarage';
  • b. voor gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', geldt dat:
    • 1. de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk ten hoogste bedraagt:
      • indien het betreft een bijbehorende bouwwerk bij een woonhuis met één bouwlaag: de bouwhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,30 m;
      • indien het betreft een bijbehorende bouwwerk bij een woonhuis met meerdere bouwlagen: de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk ten hoogste bedraagt 5 m.
  • c. de diepte van een ondergronds gebouw mag niet meer bedragen dan 7 m, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

20.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 34.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.1 onder b sub 2 tweede punt ten behoeve van een hoger aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. lid 20.2.1 onder b sub 3 ten behoeve van een hoger vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot ten hoogste 6 m;

mits de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast en de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.