23.2 Bouwregels
Op de voor '
Wonen
' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
23.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen hoofdgebouwen aaneengebouwd in rijen van drie of meer aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat op het perceel Oosterdorpsstraat 9 (9a, 9b) maximaal drie woningen aaneen mogen worden gebouwd;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen hoofdgebouwen met twee woningen aan elkaar worden gebouwd;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen hoofdgebouwen vrijstaand worden gebouwd;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte, met dien verstande dat buiten beschouwing blijft de goot-/bouwhoogte van dakkapellen, mits de dakkapel in het voordakvlak of in een naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak niet breder is dan 1/3 van het dakvlak tot een breedte van 1,80 m en mits de breedte van een dakkapel op het achterdakvlak niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geldt in afwijking van het bepaalde in
23.2.1 onder e dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de vaststelling van het plan moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
-
g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk
monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -
rijksmonument' mag de bestaande inhoud van gebouwen niet worden vergroot;
-
h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
-
d. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 5 m bedragen.
23.2.3 Atelier- en kantoorruimten
Voor atelier- en kantoorruimten als bedoeld in lid
23.1 onder c geldt dat:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 200 m² bedragen;
-
b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
23.2.4 Opslagbedrijf
Voor een opslagbedrijf als bedoeld in lid
23.1 onder d geldt dat:
-
a. uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen mogen worden gebouwd, en bij een en ander behorende andere bouwwerken;
-
b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
-
c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde erf- of terreinafscheidingen, mag niet meer bedragen dan 4 m, behoudens palen en masten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,6 m bedragen;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a, indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
-
c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.