direct naar inhoud van Regels
Plan: Ammerzoden Noord 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1114-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Ammerzoden Noord 2014' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1114-VG01 van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep

het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;

1.5 aan- of uitbouw

een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;

1.6 achtererf

achterkant van een bij het hoofdgebouw behorend deel van het erf vanaf 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 

1.8 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.9 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.10 bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 bouwwijze

de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd waarbij:

  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen is begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.20 hoekwoning

Een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.

1.21 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.22 maatschappelijk

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondsheidszorg en openbare dienstverlening;

1.23 (openbare) nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één omsloten wand;

1.25 portiek

overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw;

1.26 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.27 veranda

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak steunend op palen en al dan niet bevestigd aan ten hoogste één gesloten wand;

1.28 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;

1.29 woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd;

2.6 de diepte van een gebouw

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het gebouw.

2.7 de inhoud van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 het peil
  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. behoud, herstel en versterking van het kleinschalige landschappelijke karakter en aardkundige waarden;
  • c. behoud en herstel van de waardevolle landschapselementen, zoals bosjes, meidoornhagen, houtwallen en struwelen;
  • d. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. bescherming van archeologische waarden;
  • f. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • g. waterstaatkundige doeleinden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. paden en landwegen;
  • j. bestaande perceelsontsluitingen;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut,

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of:

  • a. als volkstuin;
  • b. voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. voor agrarische doeleinden indien het betreft gronden waarop zich waardevolle landschapselementen bevinden, zoals bosjes, meidoornhagen, houtwallen en struwelen;
  • d. voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve van het produceren van meststoffen;
  • e. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • f. voor paardenbakken;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van boomgaarden, fruitkwekerijen en dergelijke.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uit te voeren werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren en/of uit te laten voeren:

  • a. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
  • b. het graven van sleuven;
  • c. het aanplanten van laagstamfruitbomen, boomgaarden en struikvormers
  • d. het verwijderen van houtopstanden;
  • e. het aanbrengen van verhardingen, waaronder mede begrepen het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden;
  • f. het permanent omzetten van grasland naar bouwland;
  • g. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • h. het wijzigen van de verkaveling;
  • i. het aanleggen van (aarden) wallen met een hoogte van meer dan 1 meter en het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 meter;
  • j. het (ver)graven, verruimen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • k. het aanbrengen van houtopstanden;
  • l. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie,- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • m. het bebossen van gronden;
  • n. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • o. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  • p. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
  • q. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
3.4.2 Criteria omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de volgende criteria:

voor zover het betreft de werken/werkzaamheden genoemd in 3.4.1 onder e. dient te worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de besloten karakteristiek van het landschap;
  • b. de bodemopbouw mag niet worden verstoord;

voor zover het betreft de werken/werkzaamheden genoemd in 3.4.1 onder f. dient te worden voldaan aan het volgende criterium:

  • a. er vindt geen aantasting plaats van de waardevolle landschapselementen.

Voor zover het betreft de werken/werkzaamheden genoemd in 3.4.1 onder g. dient te worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a. de teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan binnen een afstand van 10 meter vanaf een waardevol landschapselement;
  • b. rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden;
  • c. de waterhuishouding mag niet onevenredig worden aangetast;

enkel zijn toegestaan de volgende voorzieningen:

    • 1. teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 meter, uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, in de vorm van insectengaas, afdekfolies, lage tunnels;
    • 2. containervelden via omkeerbare voorzieningen aansluitend aan het bouwblok, tot een maximum van 2 hectare;
    • 3. hagel-/kersennetten;
    • 4. wandelkappen, vanwege vruchtwisselingseis bij teelt in de grond, aansluitend aan het bouwblok tot een maximum van 1 hectare.

Voor zover het betreft de werken/werkzaamheden genoemd in 3.4.1 onder j. dient te worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden plaats;
  • b. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast.

Voor zover het betreft de werken/werkzaamheden genoemd in 3.4.1 onder k. tot en met q. dient te worden voldaan aan het volgende criterium:

  • a. de bodemopbouw mag niet worden verstoord.
3.4.3 Uitsluiting werken of werkzaamheden

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
  • f. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. watergangen, waterretentie, waterzuivering, infiltratie en lamellenafscheiders;
  • i. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1114-VG01_0024.png"

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeren werken of werkzaamheden

Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

  • a. het (ver)graven, verruimen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
4.3.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in maximaal 58 woningen met dien verstande dat:
  • b. de hoofdontsluiting van het woongebied ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', alsmede ter plaatse van de gronden aan weerszijden daarvan tot op een afstand van 5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', ten behoeve van een geluidswerende voorziening;
  • d. voor vrijstaande en twee aan een gebouwde woningen met bijbehorende afwijkende bebouwingsregels ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', 'twee aan een' en 'minimum breedte';
  • e. verblijfsgebied ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied', enkel ten behoeve van:
    • 1. de interne ontsluiting van het plangebied;
    • 2. de openbare ruimte, waaronder begrepen speelvoorzieningen, openbare groen voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • f. parkeervoorzieningen waarbij een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen per woning, te realiseren binnen de bestemming 'Woongebied' Hierbij geldt dat voor aaneen gebouwde woningen tenminste 2, de twee onder een kappers ten minste 0,7 en de vrijstaande woningen 0,3 parkeerplaatsen in openbaar gebied moeten worden aangelegd

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. (ondergeschikte) wegen en paden;
  • i. speel- en (openbare) groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • k. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen;
  • l. watergangen, waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor hemelwaterzuivering en infiltratie.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. uitsluitend de volgende woningtypen:
    • 1. vrijstaande woningen
    • 2. aaneengebouwde woningen
    • 3. twee-aaneen gebouwde woningen
  • b. bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd met de voorgevel naar de meest bepalende weggekeerde zijde;
  • c. de voortuinen hebben een minimale diepte van 4 m, met uitzondering van hoekwoningen en aaneengebouwde woningen;
  • d. de diepte mag niet meer bedragen dan 12 m voor vrijstaande woningen en twee aaneengebouwde en 10 m aaneengebouwde woningen;
  • e. de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal:
    • 1. 3 m bij vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen;
    • 2. 1 m bij aaneengebouwde woningen; ;
  • f. woningen worden met een kap afgedekt;
  • g. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°;
  • h. de maximale nokhoogte bedraagt niet meer dan 10 m en goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand", "twee aan een" en "minimum breedte" zijn de volgende afwijkende bouwregels van toepassing:
In afwijking van   Vrijstaand   Twee aan een   minimum breedte  
artikel 5.2.1 sub a   uitsluitend ten behoeve van vrijstaande woningen   uitsluitend ten behoeve van twee aan een gebouwde woningen.    
artikel 5.2.2       voor de minimale aan te houden perceelsbreedte van de vrijstaande en twee aan een gebouwde woningen geldt de op de verbeelding aangegeven minimum breedte  
artikel 5.2.2 sub h   de goot hoogte bedraagt maximaal 4 m   de goot hoogte bedraagt maximaal 4 m    
5.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen
  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • b. bij vrijstaande, twee aan een en aaneengebouwde woningen mogen ten hoogste één aan-of uitbouw (portiek of erker) aan de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. bij aaneengebouwde woningen grenzend aan het speelveld, mag uitsluitend een veranda aan de voorgevel van het hoofdgebouw in open constructie worden gebouwd. Voor deze veranda geldt een hoogte van maximaal 3 m;
  • d. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd 3 m achter de voorgevel;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • f. op elk achtererf mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de volgende bebouwingspercentages per achtererf niet mogen worden overschreden:
    • 1. 30% voor vrijstaande woningen;
    • 2. 40% voor twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. 50% voor aaneengebouwde woningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" en "twee aan een" zijn de volgende afwijkende bouwregels van toepassing:
    In afwijking van   Vrijstaand   Twee aan een  
    artikel 5.2.3 sub d   vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend minimaal 5 m achter de achtergevel van de woning worden gesitueerd, waarbij deze tot op de zijdelingseperceelsgrens gebouwd mag worden  
  • h. terplaatse van de aanduiding "vrijstaand" en "twee aan een" zijn de volgende aanvullende bouwregels van toepassing:
Vrijstaand   Twee aan een  
de afstand van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt minimaal 3 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen op minimaal 5 m achter de achtergevel van de woning waar tot op de perceelsgrens gebouwd mag worden   de afstand van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt minimaal 2 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen op minimaal 5 m achter de achtergevel van de woning waar tot op de perceelsgrens gebouwd mag worden  
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de hieronder aangegeven hoogte bepalingen:
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. hoogte  
    Overkappingen met een open constructie en pergola's.   3 m  
    Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens   1 m  
    Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten.  
    2 m  
    Voorgaande hoogte bepaling is niet van toepassing voor de te realiseren bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatste van de aanduiding 'verblijfsgebied'  
  • b. De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" en "twee aan een" zijn de volgende aanvullende bouwregels van toepassing:
Vrijstaand   Twee aan een  
er geldt een bebouwingsvrije zone van 3 m gemeten vanaf beide zijden van de zijdelingse perceelsgrens, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde op minimaal 5 m achter de achtergevel van de woning waar tot op de perceelsgrens gebouwd mag worden   er geldt een bebouwingsvrije zone van 2 m gemeten vanaf beide zijden van de zijdelingse perceelsgrens, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde op minimaal 5 m achter de achtergevel van de woning waar tot op de perceelsgrens gebouwd mag worden  
5.2.5 Voorwaardelijke verplichting

De geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding "geluidsscherm" dient gerealiseerd te worden conform de situering en hoogte zoals aangegeven in de afbeelding van het geluidsonderzoek, zoals opgenomen als bijlage 2 van de regels, alvorens mag worden begonnen met de bouw van de woningen. Het scherm dient een absorberend scherm te zijn.

5.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

5.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden de binnen de bestemming 'Woongebied' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  • b. voor bedrijfsactiviteiten.
  • c. voor het gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor een aan huis verbonden bedrijf. Hiervoor kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend.
5.4.2 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.4.1 onder c ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in de Staat van Inrichtingen (bijlage 1), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
5.4.3 Toegestaan gebruik
a aan huis gebonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
b Waterberging

Vanuit de waterhuishoudkundige belangen gelden de volgende regels:

  • binnen de bestemming 'Woongebied' dient voorzien te worden in een afdoende waterhuishouding en voldoende compenserende waterberging;

Artikel 6 Waterstaat - Waterberging

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden, alsmede ter plaatse van de gronden aan weerszijden daarvan tot op een afstand van 5 meter, zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding en de waterberging;
  • b. het openbaar groen, de bermen en beschoeiing;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wadi's, paden, bruggen, duikers e.d.;
  • d. de opvang van minimaal 645 m³ waterberging.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verbod

Het is verboden de in de artikelen van hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

8.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  • d. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  • e. het houden van evenementen;
  • f. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  • g. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
8.3 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in lid 8.2 onder b. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
8.4 Afwijken bed & breakfast

Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in lid 8.2 onder d. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren;
  • b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, op een voldoende groot perceel, waarbij op het perceel voldoende buitenruimte aanwezig blijft;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • e. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast worden gerealiseerd.
8.5 Afwijken kinderdagverblijf

Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in lid 8.2 onder e. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:

  • a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  • c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  • d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • f. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 wetgevingszone afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone- afwijkingsgebied' door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 sub a onder 1 door woningbouw toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • er ter plaatse van wetgevingszone afwijkingsgebied een goed woon en leefklimaat bestaat, waarvoor in ieder geval:
    • 1. er vanuit bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen (meer) bestaan ter plaatse van het glastuinbouwbedrijf aan de Hoge Heiligenweg 32 en 34 te Ammerzoden;
    • 2. voldaan wordt aan de bepalingen uit artikel 5.
9.2 Algemene afwijking tot 10%

Het bevoegd gezag is, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

9.3 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of wegverkeer

Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.

9.4 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Milieuzone - spuitzone uitgesloten
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

aanvullend op het bepaalde in artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf, van het bestemmingsplan Ammerzoden, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitzone uitgesloten' het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan

10.1.2 specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - spuitzone uitgesloten' ingevolge artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:

  • a. het aanleggen en het in exploitatie nemen van nieuwe boomgaarden en boomkwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - spuitzone uitgesloten’;
  • b. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitzone uitgesloten'.
10.1.3 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in lid 10.1.2 onder b. vervatte verbod indien het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aantoonbaar geen gezondheidsrisico’s voor nabijgelegen gevoelige objecten van derden met zich meebrengt.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, overeenkomstig de opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, nemen burgemeester en Wethouders de volgende regels in acht:

  • a. het ontwerp van de nader gestelde eisen ligt gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie terinzage;
  • b. de tervisielegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag of nieuwsbladen;
  • c. belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van tervisielegging zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Ammerzoden Noord 2014.