direct naar inhoud van Artikel 10 Horeca
Plan: Alem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1035-OH01

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' is uitsluitend horeca van categorie 1 toegestaan;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 10.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van horeca, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • b. maximaal één woning per bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 10.2.4 onder b.;
  • c. bijgebouwen bij de woning, uitsluitend binnen het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 10.2.4 onder b.;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan in het betreffende bouwvlak is aangegeven;
  • b. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°, met dien verstande dat indien de bestaande dakhelling kleiner is, de bestaande dakhelling is toegestaan.
  • c. het in 10.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden.
10.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan in het betreffende bouwvlak is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan in het betreffende bouwvlak is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. voorzover de bestaande bedrijfsgebouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met c., zijn in afwijking hiervan de bestaande goothoogte, bouwhoogte en bebouwingspercentage van bedrijfsgebouwen toegestaan.
10.2.4 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de woning

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de woning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan, dient minimaal 3 m te bedragen;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder c. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m²;
  • e. het in 10.2.3. onder d. bedoelde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • g. voorzover de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f., zijn in afwijking hiervan de bestaande afstanden, oppervlakten, percentages en hoogten van bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. hoogte  
Overkappingen met een open constructie en pergola's   3 m  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens   1 m  
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   2 m  

De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 10.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

10.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor detailhandel, dienstverlening of maatschappelijk.
  • b. voor permanente bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waar het gebruik voor één bedrijfswoning is toegestaan.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging in de bestemming Detailhandel en/of Dienstverlening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Detailhandel' en/of 'Dienstverlening' teneinde het gebruik voor detailhandel en/of dienstverlening mogelijk te maken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. het niet betreft activiteiten die een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • c. de regels van Artikel 7, respectievelijk Artikel 8 van toepassing worden verklaard.
10.5.2 Wijziging in de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde het gebruik voor bewoning mogelijk te maken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. er sprake is van vrijstaande, halfvrijstaande, of gesloten woningen en de woningen worden gesitueerd, zodanig dat wordt aangesloten op het bestaande stedenbouwkundig patroon;
  • c. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder en hinder van bedrijfsactiviteiten of overig noodzakelijk geachte onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • d. de regels van Artikel 14 van toepassing worden verklaard.