direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Hedel, Bedrijventerrein De Kampen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1017-VG01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, ter plaatse van de aanduiding:

'bedrijf tot en met categorie 2': uit de categorieën 1 en 2;

'bedrijf tot en met categorie 2': uit de categorieën 1 en 2;

'bedrijf tot en met categorie 3.1': uit de categorieën 1, 2 en 3.1;

'bedrijf tot en met categorie 3.2': uit de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

'bedrijf tot en met categorie 4.1': uit de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1,

als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen, met uitzondering van:

    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen;
  • b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, mits de bedrijfswoning geen onevenredige beperkingen oplegt aan bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein en bij de bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in de vorm van benzineservicestations;
  • e. webwinkels.
4.1.2 Detailhandel

Detailhandel is daarnaast toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijven, echter uitsluitend in producten die ter plaatse worden vervaardigd, be- of verwerkt.

4.1.3 Beroep of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is mogelijk in en/of bij bedrijfswoningen, mits het betreft activiteiten waarvan de invloed op de omgeving niet groter is dan de invloed van een bedrijf uit categorie 2, zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen.

4.1.4 Kantoren

Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van bestaande locaties met zelfstandige kantoorvestigingen. Kantoren zijn wel toegestaan voor zover deze ten dienste staan van en verbonden zijn aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten.

4.1.5 Dienstverlening

Dienstverlening is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van bestaande locaties waar sprake is van vergunde dienstverlening. Dienstverlening is wel toegestaan voor zover dit ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. bedrijfsgebouwen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel, uitsluitend binnen het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 4.2.4 onder b.;
  • c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning, uitsluitend binnen het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 4.2.4 onder b.;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. overkappingen, uitsluitend binnen het bouwvlak;

het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80%, mits daarbij voldoende ruimte beschikbaar blijft voor parkeren en laden en lossen. Indien voor het betreffende bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een afwijkend bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat bebouwingspercentage als maximum;

  • f. voor zover de bestaande bedrijfsgebouwen niet voldoen aan het bepaalde onder f., is in afwijking hiervan het bestaande bebouwingspercentage van bedrijfsgebouwen toegestaan.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de bouwwijze vrijstaand of geschakeld;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen;
  • c. de breedte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. voor zover de bestaande bedrijfswoningen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f., zijn in afwijking hiervan de bestaande inhoud, breedte, goothoogte en dakhelling van bedrijfswoningen toegestaan.
4.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. voor zover de bestaande bedrijfsgebouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a., is in afwijking hiervan de bestaande bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toegestaan.
4.2.4 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, dient minimaal 3 m te bedragen;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke bedrijfswoning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3,5 m;
  • c. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder c. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m²;
  • e. het in 4.2.1 onder f. bedoelde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • g. voor zover de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f., zijn in afwijking hiervan de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf zijn maximaal drie vlaggenmasten toegestaan, met een maximale hoogte van 15 m;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • d. silo's zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'silo', de hoogte van silo's bedraagt ten hoogste 12 m;
  • e. de hoogte van reclamezuilen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • f. voor zover de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met e, zijn in afwijking hiervan de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
4.2.6 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van overkappingen met een open constructie en pergola's bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 4.2.1 onder f. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
4.3 Nadere eisen:

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan:

  • a. de afstand van de bebouwing tot de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • b. de situering van de voorgevels;
  • c. de afscherming van zij- en/of achterterrein;
  • d. de situering van de perceelsontsluiting, indien zulks noodzakelijk is:
    • 1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en een waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. voor de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder a. teneinde de bouwhoogte te vergroten met maximaal 10 %, mits:

  • a. de ondernemer aan kan tonen dat een grotere bouwhoogte vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
4.4.2 Afwijken ten behoeve van een grotere hoogte van terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde de maximaal toegestane hoogte van terreinafscheidingen te vergroten, waarbij:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 3 meter mag bedragen;
  • c. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet in het geding komt.
4.4.3 Afwijken ten behoeve van een grotere hoogte voor silo's

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van silo's niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'silo', te vergroten, waarbij:

  • a. de hoogte van silo's maximaal 12 meter mag bedragen;
  • b. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • c. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • d. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Het is verboden de binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in de vorm van een benzineservicestation en detailhandel als nevenactiviteit van en gerelateerd aan het bedrijf;
  • b. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • c. lawaaisporten;
  • d. permanente bewoning, uitgezonderd in bedrijfswoningen.
4.5.2 Parkeerterrein

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen uitsluitend gebruikt worden voor het parkeren van personenauto's.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van een hogere categorie van bedrijven

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 onder a. teneinde bedrijven toe te staan uit een hogere categorie ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2' en/of 'bedrijf tot en met categorie 3.1', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de milieubelasting van het betreffende bedrijf op de omgeving is niet groter dan de milieubelasting van een bedrijf dat ter plaatse op basis van deze regels zonder afwijking is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
  • d. bedrijven uit maximaal categorie 3.2, als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen, dan wel daarmee vergelijkbare bedrijven, zijn toegestaan.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 onder a. teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen maar naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van het verbeteren van de ontsluitingsstructuur, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit en luchtkwaliteit blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • c. de regels van 'Artikel 6' van toepassing worden verklaard.