direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Hedel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1016-VG01

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 1 of 2 als genoemd in de Staat van Inrichtingen in de Bijlage 1 Staat van inrichtingen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  • b. op het betreffende bouwperceel bestaande bedrijven in categorie 3 en 4 als genoemd in de Staat van Inrichtingen in de Bijlage 1 Staat van inrichtingen, dat wil zeggen welke aanwezig zijn op het moment van het van kracht worden van dit plan, of daarmee vergelijkbaar, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van bedrijf - opslag goederen, timmerwerkplaats en kantoorruimten' uitsluitend de opslag van goederen, een timmerwerkplaats en kantoorruimten zijn toegestaan;
    • 2. 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verwerking van tarragrond' uitsluitend de opslag en verwerking van tarragrond zijn toegestaan;
  • c. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-kinderopvang', een kinderopvang;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats', een laad- en loskade of -wal,

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijven, echter uitsluitend in producten die ter plaatse worden vervaardigd, be- of verwerkt. Tevens is ondersteunende horeca in de vorm van het tegen betaling schenken van alcoholvrije dranken toegestaan als ondersteunende activiteit bij ambachtelijke bedrijven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. bedrijfsgebouwen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • b. maximaal één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', onverminderd het bepaalde in 5.2.4 onder b.;
  • c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning, uitsluitend binnen het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 5.2.4 onder b;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • b. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°, met dien verstande dat indien de bestaande dakhelling kleiner is, de bestaande dakhelling is toegestaan;
  • c. het in 5.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden.
5.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 30%, uitgezonderd ter plaats van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waar het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • c. voor zover de bestaande bedrijfsgebouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. en b., zijn in afwijking hiervan de bestaande goothoogten, bouwhoogten en bebouwingspercentages van bedrijfsgebouwen toegestaan.
5.2.4 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, dient minimaal 3 m te bedragen;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke bedrijfswoning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder c. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m²;
  • e. het in 5.2.3 onder b. bedoelde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden.
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3,5 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 6,5 m;
  • g. voor zover de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f., zijn in afwijking hiervan de bestaande afstanden, oppervlakken, percentages en hoogten van bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. hoogte  
Licht- en andere masten   8 m  
Overkappingen met een open constructie en pergola's   6 m  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens   1 m  
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   2 m  

De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 5.2.3 onder b. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

Voor zover de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet voldoen aan het hiervoor bepaalde, zijn in afwijking hiervan de bestaande hoogten toegestaan.

5.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken ten behoeve van een grotere goothoogte

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3onder a. teneinde een grotere goothoogte toe te staan, mits:

  • a. de ondernemer aan kan tonen dat een grotere goothoogte vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het bedrijfsperceel niet grenst aan een woonperceel;
  • c. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • d. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
5.4.2 Afwijken ten behoeve van een hoger bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in 5.2.3 onder c. teneinde een hoger bebouwingspercentage toe te staan, mits:

  • a. de ondernemer kan aantonen dat een hoger bebouwingspercentage vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. de ondernemer kan aantonen dat er op het bedrijfsperceel voldoende ruimte beschikbaar blijft voor het aan het bedrijf toe re rekenen parkeren en het laden en lossen bij het bedrijf;
  • c. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • d. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
5.4.3 Afwijken ten behoeve van een grotere hoogte

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5teneinde een grotere hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan, mits:

  • a. de ondernemer aan kan tonen dat een grotere hoogte vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel als nevenactiviteit van en gerelateerd aan het bedrijf dan wel detailhandel op locaties waar dat ingevolge de toegekende functie ingevolge de Staat van Inrichtingen is toegestaan;
  • b. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • c. bedrijven, die krachtens artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, alsmede voor risicovolle bedrijven;
  • d. het pasteuriseren en conditioneren van tunnelstof tot een voor enten en doorgroeien geschikt substraat;
  • e. lawaaisporten;
  • f. permanente bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waar het gebruik voor één bedrijfswoning is toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1onder a. teneinde bedrijven toe te staan die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing teneinde een doelmatig hergebruik van de bedrijfsbebouwing na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. uit een uitgevoerde natuurtoets blijkt dat geen onaanvaardbare negatieve effecten in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in de omgeving optreden;
  • c. het niet betreft activiteiten die een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder en hinder van bedrijfsactiviteiten blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • e. de regels van de bestemming 'Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing, zoals opgenomen in de Bijlage 2 Regels bestemming Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing van toepassing worden verklaard.