direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Heumen 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpBuitengebied09-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt niet is toegestaan op een afstand van minder dan 50 m van burgerwoningen;
    • 2. containerteelt alleen binnen het bouwvlak is toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
    • 3. de agrarische bebouwing slechts in één laag mag worden gebruikt ten behoeve van het houden van dieren;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • c. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten en/of bed & breakfast in bestaande hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
    • 2. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
    • 4. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 6. er geen etalages en vitrines mogen zijn;
    • 7. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
    • 8. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
    • 9. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
  • d. behoud en herstel van landschappelijke beplanting;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. kamperen bij de boer;
  • g. paardenbakken binnen het bouwvlak:
  • h. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen bouwvlak en de bestaande nutsvoorzieningen.

3.1.2

De bestaande agrarische bedrijven mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2, uitbreiden dan wel omschakelen naar een andere tak van agrarische bedrijfsvoering met dien verstande dat:

  • a. de omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, of;
  • b. uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, of;
  • c. uitbreiding van een bestaand niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

er niet toe mag leiden dat de uitbreiding dan wel omschakeling van het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf meer bedraagt dan 500 m2. Een uitzondering geldt voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven in de vorm van varkenshouderijen en vleeskalverenhouderijen. Binnen het bouwvlak gelden voor varkenshouderijen en vleeskalverenhouderijen geen beperkingen wat betreft hun uitbreidingsmogelijkheden.

3.2 bouwregels
3.2.1

Bebouwing is slechts toegestaan indien deze noodzakelijk is voor en ten dienste staat aan een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

3.2.2

Bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. gezamenlijke oppervlakte van kassen maximaal 200 m2;
  • d. goothoogte maximaal 6 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 10 m;
  • f. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 800 m3, dan wel de bestaande grotere inhoudsmaat;
3.2.3

Kelders zijn uitsluitend onder de bedrijfswoning en overige gebouwen toegestaan.

3.2.4

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m2;
  • d. goothoogte maximaal 3 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 5 m.
3.2.5

Ten hoogste één sanitairgebouw is toegestaan ten dienste van kamperen bij de boer mits dit voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m ter plaatse van daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. bouwhoogte maximaal 4 m;
  • d. oppervlakte maximaal 25 m2.
3.2.6

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van silo's binnen het bouwvlak maximaal 10 m;
  • b. bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 m;
  • c. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
  • d. bouwhoogte van mestopslagplaatsen binnen het bouwvlak maximaal 4 m;
  • e. sleufsilo's, mestopslag en bouwwerken ten behoeve van een paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • f. bouwhoogte van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m;
  • g. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
3.3 afwijking van de bouwregels
3.3.1 schuilgelegenheden, melkstallen en veldschuren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het bouwen van schuilgelegenheden, melkstallen en veldschuren buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzakelijkheid voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van schuilgelegenheden, melkstallen en veldschuren buiten het bouwvlak per bedrijf maximaal 30 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.3.2 sleufsilo's

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6 onder e voor het bouwen van sleufsilo's buiten het bouwvlak, mits:

  • a. advies is verkregen van een terzake deskundige omtrent de noodzakelijkheid voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de locatie van de sleufsilo aansluit bij het bouwvlak;
  • c. de afstand tot het meest nabijgelegen bos- of natuurgebied of tot de als zodanig bestemde landschappelijke beplanting minimaal 10 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 750 m2 bedraagt.
3.3.3 paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6e voor het aanleggen van paardenbakken voor hobbymatig gebruik buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de paardenbak aansluit aan het bouwvlak of de bestemming 'Wonen';
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
  • d. voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 m vanaf het maaiveld bedraagt;
  • h. de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
3.3.4 erf- en terreinafscheidingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6 onder f voor het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1.80 m, mits dit uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is.

3.4 afwijking van de gebruiksregels
3.4.1 containervelden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a sub 2 voor het aanleggen van containervelden buiten het bouwvlak, mits:

  • a. advies is verkregen van een terzake deskundige waarmee de noodzakelijkheid voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de locatie van het containerveld aansluit bij het bouwvlak;
  • c. de afstand tot het meest nabijgelegen bos- of natuurgebied of tot de als zodanig bestemde landschappelijke beplanting minimaal 10 m bedraagt;
  • d. de oppervlakte maximaal 750 m2 bedraagt.
3.4.2 verblijfsrecreatie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van verblijfsrecreatie met bijbehorende voorzieningen, mits:

  • a. maximaal 25% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het afwijkingsbesluit bestaande bebouwing tot maximaal 350 m2 hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt, dan wel in de 5 jaar voorafgaand aan het verzoek heeft plaatsgevonden;
  • b. opslag en stalling in verband met de kleinschalige verblijfsrecreatie uitsluitend inpandig plaatsvindt;
  • c. voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.3 nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toelaten van niet-agrarische nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:

  • a. het geen bedrijvigheid betreft dat krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is;
  • b. maximaal 25% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het afwijkingsbesluit bestaande bebouwing tot maximaal 350 m2 hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
  • c. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
  • d. de nevenactiviteiten slechts in één bouwlaag plaatsvinden;
  • e. de nevenactiviteit geen of slechts zeer beperkte verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer heeft;
  • f. de nevenactiviteit geen (detail)handelsactiviteiten betreft anders dan ter plaatse geproduceerde producten;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.4

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a sub 1 voor (glas)tuinbouw op een afstand minder dan 50 m tot burgerwoningen, mits:

  • a. de afstand tot burgerwoningen minimaal 25 m bedraagt;
  • b. uit de milieutoets blijkt dat daartegen geen bezwaar is.
3.4.5

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder c voor het gebruik van een bed & breakfast ten behoeve van overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

3.5 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden met meer dan 1 m vanaf het bestaande peil, tenzij noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • c. de aanleg van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
3.5.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.

3.5.3

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur en landschap.

3.5.4

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 onder c wordt verleend dient tevens te worden aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.5.5

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • d. het periodiek vellen van hakhout.
3.6 wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het opnemen van een nieuw bouwvlak teneinde de vestiging van een agrarisch bedrijf mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft, in welk kader advies wordt gevraagd van een onafhankelijke instantie op het gebied van agrarische bedrijfsvoering;
  • b. vestiging van niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
  • c. de oppervlakte maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • d. de bouwregels van artikel 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • e. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren van omliggende gronden.
3.6.2 verleggen bouwgrenzen bij gelijkblijvend oppervlak van het bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verleggen van bouwgrenzen binnen de begrenzing van onderhavige bestemming met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel neemt niet toe;
  • b. de natuurwaarden van het Vennengebied worden niet aangetast, voor zover de gronden tevens bestemd zijn tot 'Waarde - Actiegebied Vennen';
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
3.6.3 verleggen bouwgrenzen en vergroting oppervlak van het bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verleggen en daarbij vergroten van het bouwperceel binnen de begrenzing van onderhavige bestemming met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. advies is verkregen van een onafhankelijke instantie op het gebied van agrarische bedrijfsvoering inzake de bedrijfseconomische noodzaak;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt na vergroting maximaal 1,5 ha;
  • c. de natuurwaarden van het Vennengebied worden niet aangetast, voor zover de gronden tevens bestemd zijn tot 'Waarde - Actiegebied Vennen';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
3.6.4 omschakeling van een agrarisch bedrijf naar één of meerdere woning(en)

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak, met uitzondering van glastuinbouw, in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in het geval er geen vervangende nieuwbouw plaatsvindt:
    • 1. is een gebruik als woning uitsluitend toegestaan, indien minimaal 50 % en tenminste 750 m2 van de bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. mogen maximaal twee van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande gebouwen gebruikt worden voor wonen (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning);
    • 3. dienen alle overige voormalige bedrijfsgebouwen, alsmede alle aanwezige kassen, te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
    • 4. dient de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 te bedragen;
    • 5. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 per woning;
  • b. onder de voorwaarde dat hergebruik van de bedrijfsgebouwen niet wenselijk is vanwege de slechte beeldkwaliteit van de gebouwen, of fysiek niet mogelijk is vanwege de maatvoering en het materiaalgebruik van de gebouwen, wordt vervangende nieuwbouw voor een woonfunctie toegestaan mits:
    • 1. alle aanwezige bedrijfsgebouwen alsmede alle aanwezige kassen worden gesloopt, met uitzondering van monumentale of karakteristieke bebouwing;
    • 2. de nieuwbouw maximaal twee woongebouwen omvat, met een totale oppervlakte van maximaal 50% van de oorspronkelijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen;
    • 3. de nieuwbouw maximaal één vrijstaande woning omvat, bij een sloop van minimaal 750 m2 bedrijfsbebouwing niet zijnde kassen;
    • 4. de nieuwbouw maximaal twee vrijstaande woningen omvat, bij een sloop van minimaal 1.500 m2 bedrijfsbebouwing niet zijnde kassen;
    • 5. de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 bedraagt en maximaal 800 m3;
    • 6. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 per woning;
  • c. in het wijzigingsplan wordt bepaald dat de oppervlakte van het gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt niet mag worden vergroot ten opzichte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande oppervlakte;
  • d. het perceel landschappelijk wordt ingepast en er verevening plaatsvindt middels de aanleg van landschappelijke beplanting of een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een deel van de EHS;
  • e. nabijgelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.6.5 omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak, met uitzondering van glastuinbouw, zonder de aanduiding glastuinbouw in de bestemming Bedrijf, Maatschappelijk, Recreatie of Recreatie - Verblijf, mits:

  • a. het geen milieuhinderlijke bedrijvigheid betreft;
  • b. de aanwezige woonfunctie behouden blijft;
  • c. de nieuwe functie volledig gelegen is binnen het voormalig bouwvlak;
  • d. geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde producten;
  • e. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 50% van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen betreft met een absoluut maximum van 400 m2 en de nieuwe bedrijfsactiviteit in één bouwlaag plaatsvindt;
  • f. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van functies voor verblijf- of dagrecreatie of maatschappelijke functie maximaal 50% van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen bedraagt met een absoluut maximum van 400 m2 van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen;
  • g. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • h. er een inrichtingsplan wordt opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
    • 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
    • 2. verkleining van het bouwvlak of bestemmingsperceel;
    • 3. een landschappelijke inpassing;
    • 4. een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer;
  • k. parkeren volledig op eigen terrein plaats vindt;
  • l. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • m. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.6.6 omschakeling van glastuinbouw naar woon- of werkfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging van de glastuinbouw omzetten van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van glastuinbouw in de bestemming Wonen en/of Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. sloop van alle glasopstanden met de volgende compensatiemogelijkheden:
    • 1. bij sloop van minimaal 1.000 m2 mag één woongebouw gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 800 m3;
    • 2. bij sloop van minimaal 2.500 m2 mag één woning gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 800 m3 of een woongebouw met een inhoud van ten hoogste 1.200 m3 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 500 m2 voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 250 m2 voor overige functies worden gerealiseerd;
    • 3. bij sloop van minimaal 8.000 m2 mag één woongebouw gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 1.600 m3 of twee vrijstaande woningen met elk een inhoud van ten hoogste 800 m3 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 1.000 m2 voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 500 m2 voor overige functies worden gerealiseerd;
  • b. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing en er verevening plaatsvindt middels de aanleg van landschappelijke beplanting of een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een deel van de EHS, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer;
  • f. parkeren vindt volledig op eigen terrein plaats;
  • g. in de nabijheid gelegen functies en waarden worden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • i. er vindt geen detailhandel plaats anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde producten.