direct naar inhoud van Artikel 8 Natuur
Plan: Bedrijventerrein Wapenveld Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.760BPBWNBDRIJVNTRN-va02

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuurgebied;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden en wegen;
  • d. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  • e. in- en uitritten van bedrijfspercelen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden

en mede bestemd voor:

  • h. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken en voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogtes voor hoogzitten en observatiehutten niet meer dan 5 m mag bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen ten hoogste 6 m mag bedragen.
8.4.2 Afwegingskader

De in lid 8.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, het ingraven of indrijven van voorwerpen dieper dan 3 m;
  • d. diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;  
  • f. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen;
  • g. drainage en onderbemaling.
8.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

De in lid 8.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer, onderhoud en exploitatie;
  • b. waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. als bedoeld in lid 8.5.1 sub b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  • e. als bedoeld in lid 8.5.1 sub c, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
8.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het bos en de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.