direct naar inhoud van Artikel 14 Leiding - Gas
Plan: Bedrijventerrein Wapenveld Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.760BPBWNBDRIJVNTRN-va02

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' leidingen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding en de daarbijbehorende veiligheidszone, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding- Gas'.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, het ingraven of indrijven van voorwerpen dieper dan 3 m;  
  • e. diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen;
  • h. drainage en onderbemaling;
  • i. permanente opslag.  
14.5.2 Uitzondering vergunningplicht

De in lid 14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. in het kader van het normale beheer, onderhoud en exploitatie;
  • b. waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. als bedoeld in lid 14.5.1sub b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  • e. als bedoeld in lid 14.5.1 sub d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
14.5.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdgastransportleiding.