direct naar inhoud van 5.3 Wateraspecten
Plan: Agrarisch Gebied, 66e herziening (Wolbertsdijk 13 te Wapenveld)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000859-va01

5.3 Wateraspecten

5.3.1 Vigerend beleid
5.3.1.1 Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

5.3.1.2 Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland 2005

In het Streekplan Gelderland 2005 wordt ruim aandacht besteedt aan de wateraspecten. De provincie onderscheidt 3 speerpunten als het gaat om waterbeleid.

Ruimte voor water
De provincie streeft hier bij voorkeur rivierkundige maatregelen na waarin ruimte voor de rivier wordt gekoppeld aan andere ruimtelijke ontwikkelingen. Indien ruimte voor de rivier noodzakelijk is zal binnendijks gebied aan het winterbed worden toegevoegd. Hiervoor zullen planologische reservering worden ingesteld. Het bovenstaande geldt niet voor het plangebied.

Regionale berging
Waterbergingsgebieden zijn een belangrijk onderdeel van het watersysteem. Voornamelijk zijn deze gebieden bedoeld voor het tijdelijk bergen van water uit regionale watersystemen ten tijde van extreme neerslaghoeveelheden. In deze gebieden wordt verstedelijking, de aanleg van bedrijventerreinen etc. uitgesloten.

Gemeenten dienen deze waterbergingsgebieden vast te leggen in hun bestemmingsplannen. Het plangebied valt niet binnen een dergelijk zoekgebied zoals deze staan weergegeven in het Streekplan Gelderland 2005.

Drinkwater
In Gelderland zijn een aantal gebieden aangewezen als grondwaterbeschermingsgebieden. Het doel van deze gebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze, zonder ingrijpende en kostbare zuivering ervan, kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Het plangebied ligt niet nabij of binnen een grondwaterbeschermingsgebied.

5.3.2 Waterparagraaf
5.3.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande subparagrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.3.2.2 Watertoets

Het plangebeid ligt in het buitengebied en is in totaal 6.035 m² groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging, zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.

Grondwater

Het grondwaterpeil ligt tussen 200 tot 300 centimeter NAP. Het maaiveld ligt tussen de 10 en 30 meter NAP. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het plangebied ligt in een grondwaterfluctuatiezone zoals de provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Dit is een zone op de flank van de Veluwe waar stijging van het grondwater in de toekomst is te verwachten. Dit geldt ook voor het plangebied ter plaatse.

De wateratlas van de provincie Gelderland geeft een gemiddeld hoogste grondwaterstand aan van 80 tot 120 cm onder het maaiveld. Als gevolg van de grondwaterfluctuatiezone wordt een stijging verwacht van 0 tot 10 cm. Gezien de huidige GHG en de geringe verwachte grondwaterstijging is geen grondwateroverlast te verwachten.

Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

Door uitvoering van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen zal zeer waarschijnlijk extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Er zal niet worden geloosd op het oppervlaktewater (wel aanwezig in en rondom het plangebied). Onderhavige ruimtelijke ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater in de omgeving.

Natuur

In de directe omgeving van het plangebied zijn wateren met hoge ecologische waarden aanwezig. In een straal van 6 kilometer is waardevolle natte landnatuur aanwezig. In een straal van 5 kilometer is een gebied aanwezig, waar verdroging wordt aangepakt. Het plan kan gevolgen hebben voor de waterafhankelijke natuur omdat er een poel om het terrein wordt aangelegd. Het waterschap heeft aangegeven dat zij door de aanleg van de poel geen negatieve beïnvloeding van de natuurwaarden verwacht in de omgeving van het plangebied.

DWA en RWA

Het hemelwater binnen het plangebeid wordt niet afgevoerd naar de riolering maar wordt geïnfiltreerd in het plangebied. Door het gebruik van niet uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grondwater verontreinigd.

In verband met de ligging van het plangebied en de ontwikkeling van een poel binnen het plangebied is het plan voor advies voorgelegd aan het Waterschap Veluwe. Het Waterschap Veluwe heeft aangegeven dat naar aanleiding van dit plan extra oppervlakte water gecreëerd zal worden in de vorm van een poel. Hiertoe zal een deel van de aanwezige B-watergang worden vergraven. Voor het vergraven van deze watergang zal een watervergunning aangevraagd moeten worden. Verder heeft het Waterschap geen opmerkingen ten aanzien van het plan. Gezien de omvang (m² verharding) beschouwen zij het plan als een “postzegelplan”. Het plan hoeft daarom niet te worden aangeboden aan het Waterschap Veluwe in het kader van het wettelijk vooroverleg.