direct naar inhoud van 3.11 Archeologie & Cultuurhistorie
Plan: Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000800-va01

3.11 Archeologie & Cultuurhistorie

Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als: "Sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling" (Nota Belvedère, 1999). Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwkundige monumenten. Deze paragraaf gaat in op de wijze van bescherming van archeologische waarden en bouwkundige monumenten.

3.11.1 Archeologische waarden

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. In de bestemmingsplanregels is conform de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg een regeling voor de omgang met archeologische waarden opgenomen.

In het kader van archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Heerde een archeologische waarden- en verwachtingenkaart ontwikkeld. Hierop worden verschillende archeologische verwachtingszones aangeven, namelijk:

  • hoge archeologische verwachting;
  • hoge archeologische verachting met conserverend dek;
  • middelmatige archeologische verwachting;
  • middelmatige archeologische verachting met conserverend dek;
  • lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000800-va01_0011.jpg"

Figuur - Archeologische monumentenzorg in de gemeente Heerde

In dit bestemmingsplan zijn deze gebieden op de verbeelding aangegeven en kennen ze een beschermingsregime in de regels. Voor de gronden met een hoge verwachting is de dubbelbestemming "Waarde - Hoge archeologische verwachting" opgenomen, voor de gronden met een middelmatige verachting de dubbelbestemming "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting" en voor de gronden met een lage verwachting de dubbelbestemming "Waarde - Lage archeologische verwachting".

In de gemeente zijn naast gebieden met een verwachtingswaarde gebieden aanwezig waarvan de archeologische waarde van vastgesteld is. Deze gebieden worden in dit bestemmingsplan aangeduid met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch monumenten". Het archeologische monument is de Grafheuvel (1) aan de Elburgerweg. Naast de gebieden waarvan op gemeentelijk niveai een archeologische waarde is vastgesteld, heeft ook het rijk gebieden aangewezen met een archeologisch vastgestelde waarde. Deze gebieden worden beschermd via de Monumentenwet. Voor de volledigheid zijn deze gebieden vermeld in de bijlagen van deze bestemmingsplantoelichting.

3.11.2 Cultuurhistorische waarden

Een aantal karakteristieke oude gebouwen en bouwwerken is binnen de gemeente aangewezen als Rijks- of gemeentelijk monument. In de gemeentelijke monumentenverordening zijn regels opgesteld voor het afbreken, verplaatsen, wijzigen, herstellen of gebruik. De bescherming van de gemeentelijke monumenten vindt derhalve dan ook niet (dubbel) plaats in dit bestemmingsplan. De Rijksmonumenten zijn beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988. Voor de volledigheid is in Bijlage 1 een lijst opgenomen van alle gemeentelijke monumenten en in Bijlage 2 een lijst van alle Rijksmonumenten.

Daarnaast zijn binnen de gemeente verschillende markante panden aanwezig. Deze markante panden hebben in voorliggend bestemmingsplan de aanduiding karakteristiek gekregen om de cultuurhistorische waarden ervan te beschermen. Een lijst met alle markante panden in de gemeente is opgenomen in Bijlage 3.

Cultureel erfgoed
Heerde ligt op de Veluwe en aan de IJssel. Deze twee locatiefactoren maken Heerde tot een veelzijdige gemeente met een geheel eigen ontstaansgeschiedenis en landschappelijke ontwikkeling.

In de voorlaatste ijstijd bereikte het landijs vanuit het noorden Nederland. Door de rivierdalen van de Rijn en de Maas die toendertijd nog naar het noorden afwaterden schoof het landijs langzaam maar zeker naar het zuiden. Het pakket landijs had een dikte van meer dan 100 meter en dat bracht met zich mee dat er een enorme druk werd uitgeoefend op de ondergrond. Zodoende begon de bodem op een diepte van circa 100 meter beneden maaiveld te schuiven. Dit was mogelijk omdat daar een dikke kleilaag aanwezig was. Door de continue aanvoer van ijs werden enorme hoeveelheden grond aan de kant geschoven en ontstond een grote berg die later de Veluwe is gaan heten. In eerste instantie was de Veluwe een stuk hoger maar doordat de dooi inzette, vond er veel erosie plaats. En het grote uitgesleten dal van de huidige IJssel vulde zich gestaag. Door het dikke pakket landijs werden Rijn en Maas gedwongen om naar het westen afbuigen. Zowel het smeltwater als de wind kregen vat op de bodem en het zand. In de tijd na de vorming van de stuwwal schommelde de zeespiegel en de stand van het grondwater sterk en zorgde ervoor dat het landschap een wisselend uiterlijk kreeg. Wanneer de zeespiegel steeg, kon het water uit de Veluwe niet meer wegstromen en werd het nat. Tijdens de laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte, was de zeespiegel zo laag dat men naar Engeland kon lopen. In die tijd had de wind vrij spel in de warmere zomers om zand te verstuiven. Dit zand kwam als dekzand in de lagere delen terecht en werden door de wind tot (dekzand)ruggen in het landschap opgestoven. In de laagte naar de IJssel zijn deze ruggen te herkennen.

Door de stuwing van de bodem tot de Veluwe is de bodemopbouw op de Veluwe nergens gelijk. Grote leemlagen liggen schots en scheef in de grond en zorgen voor een afwijkende grondwaterstand. Dat maakte het ook mogelijk om water aan de Veluwe te onttrekken door sprengenkoppen te graven. Op die manier konden waterraderen aangedreven worden en konden papier- olie- en korenmolens functioneren. Naast het leem, zitten er ook veel grindlagen en fijne zandlagen in de bodem. Onder invloed van de ijstijden is de Veluwe verworden tot een rijk wingewest aan delfstoffen.

De IJssel zoals we die nu kennen, is eigenlijk een relatief jonge rivier. Pas in de Romeinse tijd is er een doorbraak gekomen van de Rijn naar het noorden. Daarvoor diende het IJsseldal als afvoer voor het vele grondwater (kwel) dat uit de Veluwe stroomde. Om de toevoer van het grondwater te reguleren, werd de Grift in de middeleeuwen gegraven en de vele weteringen en leigraven. De IJssel was een meanderende rivier die diverse nevengeulen heeft gehad. De oeverwallen die de geulen markeerden, zijn als ruggen in het landschap zichtbaar. Vorchten ligt op een dergelijke oeverwal.

Bewoningsgeschiedenis
De Veluwe wordt vaak als groot natuurgebied gezien, maar het leeuwendeel van de huidige bossen is na 1850 aangeplant. Daarvoor bestond de Veluwe hoofdzakelijk uit heide en stuifzanden. De eerste zichtbare sporen van bewoning of beter gezegd van menselijk handelen, zijn de grafheuvels. De Veluwe is het gebied waar de grootste concentratie grafheuvels van Nederland ligt. Vanaf circa 3000 jaar voor Christus werden deze heuvels opgeworpen door de eerste boeren op de Veluwe. In navolging van de bouw van Hunebedden in Drente is men bij gebrek aan stenen heuvels gaan opwerpen. Tot aan het begin van de jaartelling werden grafheuvels gebruikt in het grafritueel. Vaak liggen er meerdere individuen in een heuvel. In de oudste heuvels werden de overledenen gewoon bijgezet. In de jongere grafheuvels komen we daarentegen allemaal crematiegraven tegen. Op de Koerberg ligt een aantal grafheuvels.

Voordat de eerste landbouwers zich gingen vestigen op een vaste plaats (met boerderij!) liepen er op de Veluwe jagers/verzamelaars rond die leefden van de jacht. Omdat zij rondtrokken, zijn er weinig vondsten bekend. Af en toe sloegen ze een kampement op op een dekzandrug en vinden we bij onderzoek haard- en afvalkuilen en concentraties vuursteen. Vuursteen werd gebruikt om messen en pijlpunten van te maken.

Omdat er in het verleden weinig archeologisch onderzoek is uitgevoerd, zijn er vrij weinig archeologische vindplaatsen bekend. Wel is duidelijk dat bij de oudere, historische kernen (Heerde, Markluiden en Hoorn) oude bewoningsresten verwacht kunnen worden. Niet voor niets zijn op deze gunstige plaatsen in het landschap de dorpen en buurtschappen ontstaan.

In de lagere zones nabij de IJssel zijn de aanwezige vindplaatsen overspoeld door de rivier en afgedekt met een laag klei. Ten noordwesten van Werven zijn bij de verbetering van de IJsselbandijk op een diepte van ruim 1 meter beneden maaiveld diverse sporen aangetroffen van prehistorische bewoning. Ten zuiden van Wolbert zijn nederzettingssporen aangetroffen die dateren uit de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen.

Vanaf de vroege middeleeuwen tot heden zijn meer overblijfselen van menselijke activiteiten in het landschap te vinden. Rond de dorpen Heerde, Wapenveld en Veessen zijn enken ontstaan door de landbouwgronden op te hogen met potstalmest. Door de eeuwenlange ophoging kregen de akkers een bol uiterlijk. Met name onder de enken zijn archeologische waarden te verwachten. Zeker ook omdat de ploeg tijdens het ploegen de archeologische waarden niet meer kan bereiken. De nattere, lagere zones werden later (14e eeuw) ontgonnen door allerlei afwateringssloten (weteringen en leigraven) aan te leggen. Afhankelijk van de periode van ontginning, zijn specifieke verschillen in verkavelingspatronen te herkennen.

De hogere heidegronden werden pas na 1850 ontgonnen en omgezet in bosgebieden. De Heidemij is ook in die periode ontstaan. Maar naast de Heidemij zijn er destijds (met name eind 19e eeuw in verband met de economische crisis) veel particuliere initiatieven ontwikkeld om mensen werk en onderkomen te verschaffen door ze de heide te laten ontginnen.

Na de middeleeuwen worden er diverse landgoederen aangelegd met adelijke huizen. In die periode is er ook een bloei in de papierindustrie en draaien de papiermolens overuren. Eind 19e eeuw verdwenen de meeste papiermolens of veranderden tot wasserijen.

Ruim 60 jaar is er een treinverbinding geweest tussen Apeldoorn en Zwolle. Nadat in 1950 de spoorlijn voor personenvervoer werd gesloten, is het tracé nu als fietspad in gebruik en als zodanig zichtbaar in het landschap.

Bij toekomstige planontwikkelingen waarbij de bodem vergraven wordt, zal archeologisch onderzoek meer licht kunnen werpen op de veelzijdige en vaak verborgen geschiedenis van de gemeente Heerde.

Cultuurhistorische waarden - woongebieden
In de gemeente Heerde is onderscheid te maken in historisch gegroeide gebieden (zoals de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten), planmatig ontworpen woongebieden (onder andere parkachtige woongebieden en woonwijken in traditionele blokverkaveling), bedrijventerreinen, groene gebieden en bijzondere thema's.

De historische dorpsgebieden (organisch gegroeid en ontstaan als agrarische nederzetting) in Heerde, Wapenveld, Hoorn en Vorchten kenmerken zich door een relatief open en kleinschalige bebouwing met daarbinnen een zekere variatie. Naast wonen zijn er functies als detailhandel en ambachten. Deze historische dorpsgebieden vormen waardevolle elementen in het huidige beeld van de gemeente. Ze vormen de historische context van veel objecten van cultuurhistorische waarde, zijn belangrijke schakels binnen het wegennet en ondersteunen de oriëntatie binnen de gemeente. Langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan, aansluitend aan de historische dorpsgebieden. Aan het beeld van deze routes is de ontstaansgeschiedenis van de gemeente binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen. In Hoorn en Veessen vormt de lintbebouwing de belangrijkste bewoningsas.

In en rondom de historische kernen van Heerde en Wapenveld heeft in de loop der tijd een verdichting van de bebouwing plaatsgevonden. Vaak besloeg deze verdichting een langere periode, waardoor uiteenlopende stedenbouwkundige en architectonische principe zijn toegepast. Het resultaat daarvan is een gevarieerd bebouwingsbeeld met een rafelige stedenbouwkundige structuur. Langs doorgaande wegen over de dijken in het rivierengebied ligt de bebouwing van oudsher tegen of onder aan het dijklichaam. De bebouwing tegen het dijklichaam heeft een bijzondere typologie die is afgestemd op de verlopende peilmaat. In de gemeente Heerde komt alleen in Veessen dijkbebouwing voor.

Naast de historische dorpsgebieden kennen wij ook de planmatig ontworpen woongebieden. Ook deze vormen een onderdeel van de cultuurhistorie van Heerde. Zoals de:

  • parkachtige woongebieden; ruim in het groen opgezette woonwijken;
  • woonwijken in traditionele blokverkaveling;uitleggebieden uit de jaren '50, '60 e '70 met een eenvoudige patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel en bomen op de trottoirs. In de gemeente nemen deze woonwijken een opvallende plaats in, met name in Wapenveld.
  • Het nieuwe bouwen; jaren '60 en '70 zijn woonwijken gebouwd die geïnspireerd zijn op de ideeën van het Nieuwe bouwen;
  • Forumbeweging; woonerven jaren '70-'80;
  • Thematische inbreidingen; vanaf jaren '90;
  • Thematische uitbreidingswijken; metaforen '90-'00;
  • Individuele woningbouw; vrije sector vanaf het eind van de 20e eeuw.

Cultuurhistorische waarden - landschapstypen en elementen
Als gevolg van de geologische opbouw kent de gemeente Heerde de volgende landschapstypen:

  • Bos en heide: Het westelijk deel van de gemeente Heerde bestaat uit bos- en natuurgebied dat tot het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) behoord. In dit gebied liggen een aantal landgoederen en aan de randen komt ook bebouwing voor;
  • Dekzandlandschap: Dit landschap strekt zich uit tussen de Veluwe en het IJsseldal. Kenmerkend voor dit gebied is het kleinschalige karakter. De dorpen Heerde en Wapenveld zijn kernmerkend voor dit landschapstype;
  • Weteringengebieden:Dit gebied ligt grofweg ten oosten van het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering en heeft een open en grootschalig karakter. De gronden zijn voornamelijk in gebruik als grasland en kennen een strakke, rechthoekige verkaveling;
  • Oeverwal; In het binnendijkse gebied langs de IJssel liggen de zandige oeverwallen. De oeverwallen zijn gebruik als bouwland, grasland en boomgaarden met verspreide agrarische bebouwing;
  • Uiterwaarden: Dit is het buitendijkse gebied langs de IJssel. Hier bevinden zich een aantal recreatiecomplexen. Een bijzonder element in dit gebied is het Klooster Hulsbergen.

Naast deze gebieden kent de gemeente Heerde ook nog een aantal bijzonder landschapselementen zoals de ontginningsassen, de (sprengen-)beken, de watermolens, de landgoederen, buitenplaatsen en kastelen, de zichtassen, de oude wegen, de oude spoorlijn, het Apeldoorns Kanaal, de weteringen en de IJsseldijk. De verschillende lijnen in het landschap zijn hoofdzakelijk noord-zuid gericht.

Het kenmerkende landschap van de Veluwe tot de IJssel is niet voor niets een nationaal landschap, het is één van de aantrekkelijkste landschappen van Nederland. De gemeente Heerde heeft dan ook met een tweetal andere gemeenten met dezelfde landschapselementen (gemeente Epe en Voorst) een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van Veluwe tot IJssel opgesteld.

Doelstelling van het LOP is:

  • Sturen op behoud en op ontwikkeling van landschappelijke samenhang. Tevens kan hiermee ontstening van het buitengebied gestimuleerd worden en de karakteristieke kenmerken van het landschap ontwikkelen;
  • Landschapsbelang inbrengen in alle ruimtelijke veranderingsprojecten in het gebied. Hiervoor wordt een 'landschapskapstok' geboden die gebruikt kan worden in al de gebiedsprocessen;
  • Het gezamenlijk bepalen van het landschap op regionaal niveau.

Het Landschapsontwikkelingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 11 januari 2010.