direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Oostersedijk 9, Hattem
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpOostersedijk9-0004

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, evenwel met uitzondering van pot- en containerteelt alsmede met uitzondering van boom- en sierteelt en snelgroeiend bos;
  • b. de waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het beheersen van water, inclusief de natuurlijke inrichting van de watergangen en oevers;
  • c. wegen en (voet- en fiets)paden, zoals die bestonden op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;

met de daarbijbehorende bebouwing en voorzieningen, waarbij geldt dat voeropslagvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "silo".

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van voeropslagvoorzieningen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 3.1 en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de boom- en sierteelt en snelgroeiend bos.
3.3.2 Afwegingskader

Een in 3.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde.

3.3.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 9.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Aanlegvergunning
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m², met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Boswet is geregeld.
3.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.4.3 Strijd met bestemmingsplan

Uitvoering van de andere-werken is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling en/of landschappelijke inpassing.

3.5.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en de gevolgen voor de landschappelijke en natuurlijke waarden.
3.5.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 9.1 vermelde voorbereidingsprocedure.